Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal)
CiteertitelBeleidsregels jeugdhulp Veenendaal
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2021nieuwe regeling

25-05-2021

gmb-2021-167578

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent jeugdhulp (Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

 

Overwegende dat

  • het wenselijk is regels te formuleren voor de afweging of jeugdhulp moet worden verstrekt;

Gelet op

artikel 2.1.9, 2.1.11 en 2.1.12 van de Integrale verordening sociaal domein gemeente Veenendaal;

 

Besluit

vast te stellen de Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Verordening: Integrale verordening sociaal domein;

  • b.

    CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeente Veenendaal.

Artikel 2 Gesprek en onderzoek

  • 1.

    Het doel van één of meerdere gesprekken (verder het gesprek) zoals bedoeld in artikel 3.1.6 van de Verordening is om te bepalen wat er in de specifieke situatie van de jeugdige nodig is. Het gesprek wordt zo spoedig mogelijk na de melding ingepland. Tijdens het gesprek komt in ieder geval aan bod:

    • a.

      wat de aard en de ernst van het probleem is;

    • b.

      de gezinssituatie;

    • c.

      de situatie van de jeugdige;

    • d.

      het gewenste resultaat en of daartoe jeugdhulp is benodigd;

    • e.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om op eigen kracht of met behulp van personen uit het sociale netwerk, een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • f.

      de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door de inzet van een andere voorziening, waaronder de Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke voorziening, Onderwijswetten etc.;

    • g.

      de mogelijkheid om de hulpvraag te beantwoorden door inzet van een algemene voorziening waaronder jeugdgezondheidszorg door de GGD, begeleiding door het CJG zelf, schoolmaatschappelijk werk, etc.;

    • h.

      de mogelijkheid en noodzaak om de hulpvraag te beantwoorden middels individuele voorziening;

    • i.

      als een individuele voorziening aan de orde is, of de ouders zorg in natura (verder ‘zin’) willen of een pgb;

    • j.

      als een pgb aan de orde is, of de jeugdige of zijn ouders:

      • kunnen motiveren dat de door het college gecontracteerde individuele voorzieningen niet passend zijn;

      • een budgetplan voor de pgb hebben opgesteld; en,

      • bereid zijn de kosten die uitstijgen boven de kostprijs van de naar het oordeel van het college adequate individuele voorziening in natura zelf te bekostigen;

    • k.

      de manier waarop de individuele jeugdhulp wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen.

  • 2.

    Tijdens het gesprek kan de jeugdige of zijn ouders zich door iemand laten bijstaan. Dit mag een persoon uit het (directe) netwerk zijn, maar ook een kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuner.

  • 3.

    Het onderzoek wordt zo spoedig mogelijk na het gesprek, en uiterlijk 10 werkdagen na afronding van het gesprek, door het college samen met de jeugdige of zijn ouders uitgewerkt tot een gespreksverslag of een ondersteuningsplan. De termijn van 10 werkdagen kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders worden verlengd.

  • 4.

    Het gespreksverslag of het ondersteuningsplan vermeldt de in te zetten zorg en ondersteuning met gebruikmaking van het in bijlage 1 opgenomen Afwegingskader. In het gespreksverslag of ondersteuningsplan zal ook beschreven zijn wat de jeugdige of zijn ouders op eigen kracht ondersteunen, van welke vormen van algemeen toegankelijke voorziening of andere voorziening de jeugdige of de ouders gebruik gaan maken of voor welke individuele voorziening de jeugdige of de ouders een aanvraag kan indienen bij het college.

  • 5.

    In het geval een individuele voorziening zal worden aangevraagd, bevat het ondersteuningsplan ten minste:

    • BSN jeugdige;

    • Woonplaats jeugdige;

    • Verblijfadres jeugdige en contactgegevens ouders, inclusief BSN nummer van de ouders;

    • Wettelijk vertegenwoordigers van de jeugdige;

    • Veiligheidsanalyse;

    • Hulpvraag systeem; ouder(s), jeugdigen;

    • Analyse van de problemen/stoornissen en welke hulp daarvoor noodzakelijk is naar aard en omvang;

    • Afspraken over het resultaat van de hulpinzet, concreet en meetbaar beschreven;

    • Analyse van de risico’s indien deze hulp niet (tijdig) wordt ingezet;

    • Wat kunnen ouders en jeugdigen op eigen kracht;

    • In welke mate de gebruikelijke hulp kan worden ingezet;

    • Wat kan het netwerk/omgeving systeem betekenen (scholen, verenigingen, kerken etc.);

    • Wat is er nodig aan andere voorzieningen;

    • Wat is er nodig aan algemeen toegankelijke voorzieningen;

    • Wat is er nodig aan individuele voorzieningen;

    • Zin of pgb;

    • Contactpersoon CJG;

    • Evaluatie of nazorgmoment.

  • 6.

    De jeugdige of zijn ouders tekenen het ondersteuningsplan voor gezien of akkoord en zorgen ervoor dat als ze het ondersteuningsplan willen laten aanmerken als een aanvraag voor een individuele voorziening, een getekend exemplaar wordt gezonden aan het college.

  • 7.

    Als de jeugdige of zijn ouders tekenen voor gezien kan worden aangegeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is met het ondersteuningsplan. In het geval dat de jeugdige of zijn ouders het niet eens zijn met de inhoud van het ondersteuningsplan kan altijd alsnog een aanvraag worden ingediend voor een individuele voorziening.

Artikel 3 Afwegingsfactoren

  • 1.

    Het college neemt het ondersteuningsplan, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag van een individuele voorziening.

  • 2.

    Een jeugdige of zijn ouders komen in aanmerking voor een individuele voorziening als wordt vastgesteld dat er jeugdhulp moet worden geboden en geen oplossing kan worden gevonden in de hulp of zorg genoemd in artikel 2.1.9, lid 2, van de Verordening.

  • 3.

    In de Nadere regels toegang en toeleiding jeugdhulp Veenendaal zijn de individuele voorzieningen ingedeeld in vier interventieniveaus. Elk interventieniveau kent diverse soorten hulp of zorg. Drie interventieniveaus zijn gericht op behandeling en herstel, één op langdurige ondersteuning. De te bereiken resultaten zijn leidend voor de toekenning van de hulp of zorg, niet de stoornis of beperking.

Artikel 4 Toewijzing van een pgb

  • 1.

    Wanneer sprake is van boven gebruikelijke hulp, waarbij de hulpvraag groter is dan de gebruikelijke hulp, kan individuele ondersteuning worden toegekend als de benodigde hulp de eigen kracht overstijgt en er geen mogelijkheden zijn in het sociale netwerk, andere- of algemene voorzieningen.

  • 2.

    Wanneer de hulp als opgenomen in lid 1 korter bedraagt dan 3 maanden dan wordt deze geduid als gebruikelijke hulp en wordt deze geduid als gebruikelijke hulp en wordt geen individuele ondersteuning toegekend.

  • 3.

    Indien bij het leveren van (boven)gebruikelijke hulp aan de jeugdige bij de ouders sprake is van (dreigende) overbelasting, blijkend onder meer uit:

    • a.

      Angst of gespannenheid;

    • b.

      Depressie;

    • c.

      Gedragsproblemen;

    • d.

      Lichamelijke klachten, verminderde prestaties of concentratieproblemen; dan kan het college tijdelijk een individuele voorziening toekennen totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven.

  • 4.

    Bij het onderzoek naar de eigen kracht kan ook financiële situatie van de jeugdige of zijn ouders worden betrokken waarbij aansluiting wordt gezocht bij de normen vanuit NIBUD.

  • 5.

    In artikel 2.1.12 van de Verordening zijn de voorwaarden voor het pgb neergelegd. Het college moet zich er bij het toekennen van een pgb van overtuigen dat wordt voldaan aan de voorwaarden. Desgevraagd verschaft de jeugdige of zijn ouders de daarvoor noodzakelijke inlichtingen of gegevens en verleent zijn medewerking aan het onderzoek.

  • 6.

    Bij de beoordeling als bedoeld in lid 1 wordt het in bijlage 1 opgenomen Afwegingskader gehanteerd als richtlijn.

  • 7.

    Het college verstrekt een pgb aan een jeugdige of zijn ouders indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      het pgb wordt alleen verstrekt op verzoek van de jeugdige of zijn ouders. De jeugdige of de ouders hebben een budgetplan opgesteld. In het budgetplan staat:

      • hoe het pgb besteed gaat worden;

      • welke resultaten worden behaald met het pgb; en,

      • hoe wordt voldaan aan de hierna gestelde voorwaarden onder sub b. t/m e.;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders kunnen motiveren dat de door het college gecontracteerde individuele voorzieningen niet passend zijn in zijn specifieke situatie. Belangrijke motieven om te kiezen voor een pgb in plaats van zin zijn onder meer:

      • hulp is vooraf niet goed in te plannen;

      • hulp is op ongebruikelijke tijden nodig;

      • er is op veel korte momenten per dag hulp nodig;

      • er is op verschillende locaties hulp nodig;

      • hulp dient 24 uur per dag op afroep beschikbaar te zijn;

      • er is één vaste, vertrouwde hulpverlener noodzakelijk;

      • er is aantoonbaar vernieuwde hulpverlening nodig.

    • c.

      de jeugdige of zijn ouders worden door het college voldoende in staat geacht om - al dan niet met ondersteuning van het sociale netwerk, een curator, bewindsvoerder, mentor of gemachtigde – het pgb te beheren en alle taken die hieraan verbonden zijn, uit te voeren.

    • d.

      de jeugdhulp, die met het pgb wordt ingekocht, is volgens het college van voldoende kwaliteit. De jeugdhulp is veilig, doeltreffend en cliëntgericht. Professionele jeugdhulpaanbieders die uit een pgb worden betaald, moeten voldoen aan de eisen die bij Jeugdwet aan de aanbieders van jeugdhulp in natura worden gesteld. Ook wanneer het pgb wordt aangewend om hulp uit het sociale netwerk te betalen is er een aantal voorwaarden. Deze zijn opgenomen in bijlage 1 Afwegingskader.

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders zijn bereid de kosten die uitstijgen boven de kostprijs van de naar het oordeel van het college adequate individuele voorziening in natura zelf te bekostigen.

  • 8.

    Indien de jeugdige of zijn ouders een pgb wenst, controleert het college of een eerder besluit waarmee een pgb is toegekend, is ingetrokken onder toepassing van artikel 8.1.4 van de wet. Het college kan in voorkomende gevallen het pgb weigeren. Bij toepassing van deze weigeringsgrond hanteert het college een termijn van in ieder geval drie jaar gelegen voor het verzoek om een pgb.

Artikel 5 Intrekking oude regeling

De Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal vastgesteld door het college op 28 januari 2020, worden ingetrokken.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels jeugdhulp Veenendaal

Vastgesteld in de vergadering van 25 mei 2021

de heer drs. P. van der Veer

wnd. secretaris

de heer K.J.G. Kats

burgemeester

BIJLAGE 1 AFWEGINGSKADER

 

  • 1.

    Is er sprake van (boven)gebruikelijke hulp? 1

Bij het toekennen van jeugdhulp wordt uitgegaan van de mogelijkheden en de behoeften van de jeugdigen of zijn ouders en dat jeugdhulp en ondersteuning aanvullend is aan wat ouders en jeugdigen zelf kunnen2 . In het gesprek/onderzoek (Artikel 2) wordt dit onderzocht.

Voor het inschatten van (boven) gebruikelijke hulp worden de richtlijnen gebruikelijke zorg van ouders voor jeugdigen met een normale ontwikkeling per leeftijd (bron CIZ) (A) in samenhang met onderstaande afwegingen (B) beoordeeld.

A Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor jeugdigen met een normaal ontwikkelingsprofiel in (dus de zorg die elke ouder doet bij een bepaalde leeftijd)

Verschillende levensfasen van de jeugdige in relatie tot zorg

Jeugdigen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en ‘s nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

B Afweging

Voorbeeld

1. Leeftijd

Jonge jeugdigen hebben meer gebruikelijke zorg nodig van hun ouders. Sommige handelingen zijn dus op jonge leeftijd nog gebruikelijke zorg, maar worden op latere leeftijd als bovengebruikelijke zorg gezien.

 

Onder de 3 jaar is er geen sprake van (boven)gebruikelijke zorg.

Veel jeugdigen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een jeugdige van deze leeftijd hier stimulans, toezicht of hulp bij nodig heeft. Dat is gebruikelijke zorg.

2. Aard van de zorghandeling

Gebruikelijke zorg bij jeugdigen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle jeugdigen voorkomen.

 

Zelfzorg, zorghandelingen die een jeugdige zelf kan uitvoeren is geen bovengebruikelijke zorg.

Het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen hoort dus bij gebruikelijke zorg bij ADL.

Bij een jeugdige met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van het oefenen met topografie is gebruikelijke zorg omdat het gaat over begeleiding en stimulans bij ontplooiing en ontwikkeling.

Bijvoorbeeld een jeugdige van 14 met diabetes dat zelf zijn bloedsuiker kan prikken en insuline kan spuiten.

3. Frequentie

Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse zorg voor een jeugdige worden als gebruikelijke zorg aangemerkt.

Een jeugdige dat bij ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in het normale patroon van dagelijkse zorg en is gebruikelijke zorg.

Zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon, zoals het meerdere malen per nacht bieden van zorg aan een oudere jeugdige is geen gebruikelijke zorg.

4. Tijd dat iemand met een zorghandeling bezig is

Alle jeugdigen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer (substantieel) tijd kosten vanwege de problematiek van de jeugdige bijvoorbeeld spasticiteit (of psychiatrische problematiek), wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke zorg gezien.

Samenhangende beoordeling

Bovenstaande vier afwegingen worden in samenhang beoordeeld en er wordt gelet op de omstandigheden van een jeugdige.

Het geven van medicatie bij een jeugdige van 9 jaar is gebruikelijke zorg. Als de medicatie elke nacht meerdere malen moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon. Dan moet beoordeeld worden of ouders substantieel belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke zorg te zien.

Bijvoorbeeld een jeugdige van 5 jaar met autisme kan niet zonder toezicht in de nabijheid, ook niet korte tijd op gehoorafstand. Dan moet beoordeeld worden of ouders substantieel belast worden en dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke zorg te zien.

Is er sprake van boven gebruikelijke hulp vanwege de problematiek van de jeugdige of is opvoedingsondersteuning nodig voor ouders om goede persoonlijke verzorging en begeleiding te bieden?

  • Het kan natuurlijk goed dat ouders meer zorg bieden dan gebruikelijk is, maar dat dit niet is vanwege de problematiek of beperkingen van de jeugdige. Dit kan wijzen op ontoereikende pedagogische vaardigheden van ouders die passend zijn bij de jeugdige en zijn of haar problematiek of persoonlijke voorkeuren van ouders. Advies kan dan zijn voor begeleiding, coaching of behandeling thuis (van een jeugd- en gezinscoach) om de opvoedvaardigheden te versterken.

Uitzondering bij overbelasting

De inzet van passende hulp en het inzetten van hulp voor bovengebruikelijke zorg is meestal voldoende om overbelasting te voorkomen. Eventueel kan respijtzorg worden ingezet.

Als dat niet voldoende is als er sprake is van overbelasting kan er op maat voor gekozen worden om voor gebruikelijke hulp jeugdhulp toe te kennen (dan is het logisch dat de overbelaste ouder niet deze hulp uitvoert, maar juist ontlast wordt). De met overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden.

Boven gebruikelijke hulp gaat over persoonlijke verzorging en begeleiding :

Persoonlijke verzorging betreft activiteiten op het gebied van verzorging bij jeugdigen gericht op het opheffen van zelfredzaamheid bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Een jeugdige die als gevolg van een beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan doen, zal hulp nodig hebben. Het gaat bijvoorbeeld om hulp (overname en toezicht/aansturing) bij het zich wassen, aankleden, het zich verplaatsen in zit- of lighouding, eten en drinken en het toedienen van orale medicatie. Het kan gaan om het overnemen van deze activiteiten en om het ondersteunen daarvan. Begeleiding is gericht op het zelfstandig functioneren van jeugdigen. Begeleiding is toezicht, aandacht, stimuleren ontwikkeling en ontspanningsactiviteiten. Het kan hierbij gaan om begeleiding bij opvoed- en opgroeiproblematiek, woonbegeleiding, hulp bij gedragsproblemen, hulp bij communiceren met anderen etc.

  • 2.

    Is de jeugdige/ouder(s) in staat om op verantwoorde wijze de taken verbonden aan een PBG uit te voeren?

Laat de jeugdige/ouder(s) zien dat hij/zij bekwaam is om de taken verbonden aan een PGB op verantwoorde wijze uit te voeren?

A: Indien de aanvraag niet compleet is (budgetplan met begroting, hulpverleners en handtekening, eventueel weekschema) kan deze niet worden voorgelegd aan het CJG.

B: Indien de jeugdige/ouder(s) een volledige aanvraag invult?

  • Komt de vraag in het aanvraagformulier, budgetplan, de begroting en eventueel het weekschema overeen?

  • Is de begroting ingevuld en reëel?

Wat kan de Jeugd- en gezinswerker van het CJG (verder Jeugd- en gezinswerker) doen om de pgb vaardigheden te checken? En wat kan een Jeugd- en gezinswerker doen als het budgetplan niet goed is ingevuld?

  • Doorloop met de vertegenwoordiger het 10-punten kader van het pgb (zie onderstaande afbeelding)

  • Adviseer de vertegenwoordiger om de pgb test te doenà http://www.pgb-test.nl/

  • Geef het budgetplan terug met feedback en tips aan de jeugdige/ouder(s)

  • Vraag de jeugdige/ouder(s) of iemand uit het netwerk kan ondersteunen bij het beheren van het budget en het invullen van het budgetplan. Het gaat erom dat de jeugdige/ouder(s) bij het verder beheren van het budget ook geholpen wordt met het in de toekomst beheren van de PGB. Ook als er een begeleider van een zorginstelling heeft meegeholpen aan het invullen van het budgetplan, bespreek of de begeleider mee blijft helpen bij het beheren van het budget. N.B. de gezaghebbende blijft altijd eindverantwoordelijk voor het beheer van het budget.

  • Adviseer de jeugdige/ouder(s) om gebruik te maken van passende zorg in natura

 

 

  • 3.

    Is de beoogde hulp die de jeugdige/ouder(s) wil inkopen met het PGB van goede kwaliteit? Is dit voldoende onderbouwd in het plan?

Het CJG moet zich minimaal verzekeren van een verantwoorde werktoedeling van de hulp die ingezet wordt, dat betekent dat de hulp die wordt ingezet, wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional met passende expertise. De vertegenwoordiger licht in het budgetplan toe op welke wijze de kwaliteit van de beoogde hulp geborgd is en levert informatie aan over de beroepsregistratie en opleiding van de hulpverleners in het budgetplan. Het CJG maakt daarbij de volgende afwegingen:

De vertegenwoordiger heeft onderzocht en aangegeven dat de beoogde formele hulpverlener aan de volgende criteria voor kwaliteit voldoet:

Criteria zelfstandige:

  • De beoogde hulpverlener heeft een relevante opleiding

  • De hulpverlener is geregistreerd in het BIG-register of bij SKJ (of voert de hulp uit onder verantwoordelijkheid van een geregistreerde professional of er is beargumenteerd waarom registratie de kwaliteit van hulp niet negatief beïnvloedt)

  • De beoogde hulpverlener werkt met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

  • De beoogde hulpverlener werkt met een hulpverleningsplan

  • De beoogde hulpverlener is geen familie in de eerste of tweede graad

Criteria organisatie (niet ingekocht):

  • Beoogde hulpverlener(s) hebben een relevante opleiding

  • De organisatie heeft een KvK nummer

  • De organisatie werkt met systematische kwaliteitsbewaking (bijvoorbeeld een certificaat)

  • De organisatie werkt met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

  • De organisatie werkt met de meldcode voor calamiteiten en geweld

  • Er wordt gewerkt met een hulpverleningsplan

Criteria overig (niet gecontracteerd):

  • De beoogde hulpverlener heeft een relevante opleiding

  • De beoogde hulpverlener beschikt (nog niet) over alle benodigde certificaten

  • De beoogde hulpverlener werkt met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

  • De Jeugd- en gezinswerker is van mening dat de beoogde hulpverlener wel de passende hulp kan bieden.

Wat kan de Jeugd- en gezinswerker doen bij twijfels over de kwaliteit van de hulp?

Bij twijfels over de kwaliteit van hulp is het van belang om te de kwaliteit van de beoogde hulp verder te onderzoeken. Dat kan op de volgende wijze:

  • Controleer of de jeugdhulpaanbieder bekend is bij het inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd: http://inspectieloketsociaaldomein.nl/nieuwe-jeugdhulpaanbieders/zoek-bekende-jeugdhulpaanbieders. Je kunt ook inspectierapporten van de aanbieders opvragen bij de aanbieder.

  • Neem contact op met de beoogde hulpverlener, om het hulpverleningsplan en aanpak te bespreken.

  • Maak afspraken over een evaluatie tussentijds, bij een herbeoordeling of bij afsluiting van de hulp met het gezin en de betrokken hulpverlener. Zo kun je de kwaliteit van de zorg monitoren over een langere periode.

  • 4.

    Wanneer is hulp uit het sociale netwerk geëigend?

Indien de jeugdige/ouder(s) r aannemelijk kan maken dat de zorg aan de jeugdige van het PGB niet leidt tot overbelasting bij hulp uit het sociale netwerk

De jeugdige/ouder(s) kan aannemelijk maken dat de zorg aan de jeugdige van het PGB niet leidt tot overbelasting bij de beoogde informele hulpverlener (hulp uit het sociale netwerk). Indien de zorg door een informele hulpverlener van het PGB leidt tot overbelasting komt immers de continuïteit van de hulp voor de jeugdige in het gedrang.

 

Afwegingen:

  • Geven beoogde hulpverleners signalen van overbelasting? Soms kan het helpen om hierover contact op te nemen met bijvoorbeeld de huisarts om de hulpverlener te helpen om hier een oordeel over te vormen, uiteraard met toestemming van de beoogde hulpverleners. Dreigende overbelasting kan gesignaleerd worden door te letten op de volgende signalen en klachten:

    • Lichamelijk: hoofd- en buikpijn, verhoogde bloeddruk, hyperventilatie, pijn in nek, schouders of rug, duizeligheid, toenemende vermoeidheid, afnemende eetlust of vraatzucht.

    • Psychisch: schaamte- en schuldgevoelens, concentratieproblemen, vergeetachtigheid, lusteloosheid, slaapproblemen, snel geëmotioneerd, piekeren.

    • Gedragsmatig: rusteloosheid, chaotisch, onverdraagzaam, agressief, verwaarloosd uiterlijk, meer drinken en roken, gebruik van kalmerende of stimulerende middelen.

    • Weten beoogde hulpverleners hulpbronnen aan te boren, bijvoorbeeld uit hun netwerk?

Eventuele acties van de Jeugd- en gezinswerker:

  • Kan de Jeugd- en gezinswerker beoogde hulpverleners ondersteunen in het aanboren van hun netwerk ter ontlasting?

  • Is formele zorg, ZIN of respijtzorg passend? Stemmen de jeugdige/ouders(s) daarmee in?

Indien het PGB wordt besteed aan de zorg waarvoor het bedoeld is (er is geen risico op fraude)

Een PGB wordt niet verstrekt aan een jeugdige die hier onder druk van personen in zijn omgeving om heeft gevraagd of bij wie de hulpvraag ondergeschikt is aan financieel gewin. De situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet wordt besteed aan het daarvoor bestemde doel zijn:

  • er is sprake van verslavingsproblematiek;

  • er is sprake van schuldenproblematiek (en is daarbij risico op fraude);

  • er is eerder (bewezen) misbruik gemaakt van het PGB;

  • er is eerder sprake geweest van fraude

 

  


1

Gebaseerd op de factsheet: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (2016).) Factsheet zorg voor kinderen met een intensieve zorgvraag: gebruikelijke zorg.

2

Ministerie van VWS en ministerie van V en J (2013). Jeugdwet memorie van toelichting. Den Haag, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en ministerie van Veiligheid en Justitie.