Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal)
CiteertitelBesluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2021nieuwe regeling

25-05-2021

gmb-2021-167566

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal houdende regels omtrent de maatschappelijke ondersteuning (Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

 

Overwegende dat

  • in de Integrale verordening sociaal domein gemeente Veenendaal in hoofdstuk 2 is opgenomen dat het college bij nadere regeling regels kan stellen over onder meer maatwerkvoorzieningen, voorwaarden die worden verbonden aan het pgb en de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente;

  • het wenselijk is voor de uitvoering van een aantal taken met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning, de wettelijke regels en de verordening nader in te vullen en vorm te geven;

Gelet op

hoofdstuk 2 van de Integrale verordening sociaal domein gemeente Veenendaal;

 

Besluit

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Veenendaal (Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal)

 

Inleiding

 

Vanaf 2015 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingrijpend veranderd. De Wmo 2015 gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van mensen om hun vragen en beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid thuis en maatschappelijke participatie op te lossen en verantwoordelijkheid van gemeenten om aanvullende ondersteuning te bieden waar nodig.

 

In onderhavig Besluit maatschappelijke ondersteuning zijn de rechten en plichten van de gemeente, de inwoners en andere betrokkenen bij de uitvoering van de de Wmo omschreven. Onderdelen van de Wet die in de verordening afdoende zijn beschreven komen niet terug in de regels.

 

In dit document worden de nadere regels en beleidsregels maatschappelijke ondersteuning beschreven.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1- Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    accommodatie voor beschermd wonen: een door de instelling bestemde ruimte voor het bieden van de noodzakelijke ondersteuning en bijbehorend toezicht, waaronder de ruimte die is bedoeld voor wonen. Onder noodzakelijk verblijf wordt de beschermende woonomgeving verstaan met (in overwegende mate) 24-uurs toezicht en beschikbaarheid van ondersteuning/begeleiding en zonodig hotelmatige diensten die door de instelling in de accommodatie wordt geboden.

  • b.

    budgetplan: een overzicht van de door de cliënt voorgenomen besteding van het te verlenen persoonsgebonden budget waaruit blijkt dat de ondersteuning veilig, cliëntgericht en doeltreffend is.

  • c.

    budgetperiode: betalingsperiode van het persoonsgebonden budget (is gelijk aan de periode die het CAK hanteert voor inning van eigen bijdragen).

  • d.

    Gemeenschappelijke ruimten: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de cliënt of waar deze zijn hoofdverblijf heeft vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken. Dat eventueel dient voor een gemeenschappelijk gebruik. Hieronder begrepen ruimten voor gemeenschappelijk gebruik zoals een keuken of recreatieruimte;

  • e.

    HHM-normenkader: tijdsnormering voor schoonmaakondersteuning, die ontwikkeld is door bureau HHM (2019) en is gebaseerd op onafhankelijk en objectief onderzoek.

  • f.

    individuele begeleiding: maatwerkvoorziening die activiteiten omvat voor en met cliënten met beperkingen ten gevolge van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of een verstandelijke of lichamelijke beperking en is gericht op het bevorderen, het behoud of het compenseren van zelfredzaamheid van de cliënt.

  • g.

    logeerhuis: een plek waar mensen met psychische, psychiatrische of fysieke problemen, een verstandelijke handicap of dementieklachten voor een korte periode, kunnen worden opgevangen.

  • h.

    niet-professionele ondersteuner/ niet-professional: een niet-professionele ondersteuner is iemand die:

    • -

      aan een ouder of familielid zorg levert, ook als diegene hiervoor gediplomeerd, BIG-geregistreerd is, of ingeschreven is bij de Kamer van Koophandel, of;

    • -

      niet beschikt over een zogenaamde BIG-registratie, of over een inschrijving bij de Kamer van Koophandel.

  • i.

    ondersteuningsplan: een door de aanbieder van individuele- en groepsondersteuning, in overleg met de cliënt, opgesteld document waarin is aangegeven welke activiteiten worden uitgevoerd en welke doelen worden beoogd.

  • j.

    persoonsgegevens, verwerking van persoonsgegevens, bestand, verantwoordelijke en bewerker: in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) staat vermeld wat hieronder wordt verstaan.

  • k.

    Respijtzorg – vervangende mantelzorg: de mogelijkheid voor mantelzorgers om hun zorgtaken tijdelijk aan een ander over te dragen om overbelasting te voorkomen of te verminderen en hij of zij even tijd voor zichzelf heeft. Daardoor kunnen de mantelzorgers de zorg beter volhouden.

  • l.

    verordening: Integrale Verordening Sociaal Domein Veenendaal

  • m.

    Wet: Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015.

  • n.

    Wlz: Wet langdurige zorg, deze wet vervangt per 2015 de Algemene Wet Bijzondere ziektekosten (AWBZ).

  • o.

    Zvw: Zorgverzekeringswet.

Artikel 2 Aanvraagformulier

Een cliënt dat een voorziening wil aanvragen maakt gebruik van het aanvraagformulier dat het college vaststelt.

Hoofdstuk 2. Algemeen gebruikelijke voorziening

Artikel 3 Algemeen gebruikelijke voorziening

Een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat uit zaken, diensten die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn, niet speciaal voor mensen met een beperking zijn ontworpen en niet aanzienlijk duurder zijn dan een product met hetzelfde doel (passend in een normaal aanschaffingspatroon bij een gelijke financiële positie).

Artikel 4- Een dienst, hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatregel als algemeen gebruikelijk

Na een melding beoordeelt het college tijdens een onderzoek of een voorziening (zaken en diensten) als algemeen gebruikelijk kan worden aangemerkt. Dit doet het college aan de hand van de hieronder genoemde vier punten:

  • a.

    niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

  • b.

    daadwerkelijk beschikbaar is;

  • c.

    een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is; en

  • d.

    financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau.

Hoofdstuk 3. Schoonmaakondersteuning

Artikel 5- Schoonmaakondersteuning als maatwerkvoorziening

  • 1.

    Voor eenvoudige ondersteuning op huishoudelijk gebied kan een maatwerkvoorziening schoonmaakondersteuning worden toegekend.

  • 2.

    Het resultaat van de maatwerkvoorziening schoonmaakondersteuning is in de basis een schoon en leefbaar huis. Wanneer het, als gevolg van de (medische) beperkingen van de cliënt, noodzakelijk is worden bovenop de basisondersteuning meer schoonmaakminuten ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om het realiseren van een hoger niveau van hygiëne of - schoonhouden en het beschikken over schone kleding.

  • 3.

    Een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen.

    Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen.

    Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

    Een schoon en leefbaar huis betekent dat er gebruik gemaakt moet kunnen worden van een schone woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, sanitaire ruimte(s) en gang/trap.

    Het schoonmaken van de buitenruimte bij het huis (ramen, tuin, balkon, etc.) maakt geen onderdeel uit van de maatwerkvoorziening schoonmaakondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt de indicatie vast op basis van het HHM-normenkader.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen

Artikel 6- Woonvoorziening als maatwerkvoorziening

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    Wanneer verhuizing naar een andere woning een duurzame en goedkoopst passende voorziening is voor de toegankelijkheid en doorgankelijkheid van de woning wordt de primaat van verhuizen toegepast bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening.

  • 3.

    Lid 2 is van toepassing vooropgesteld dat er binnen een medisch aanvaardbare termijn een geschikte woning beschikbaar is.

Artikel 7 Specifieke criteria woonvoorzieningen

  • 1.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een woonvoorziening worden verleend aangaande de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 2.

    De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op:

    • a.

      het treffen van woonvoorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

    • b.

      het treffen van woonvoorzieningen in specifiek op mensen met beperkingen gerichte woongebouwen wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel woonvoorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen.

  • 3.

    Een woningaanpassing wordt slechts verleend indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in de woning waaraan de woningaanpassing wordt getroffen.

  • 4.

    De aanvraag kan in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woningaanpassing het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen in het normale gebruik van de woning ten gevolge van beperkingen geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de cliënt, die een woningaanpassing aanvraagt, niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze door de eigenaar van de woning, zijnde de verhuurder, de VVE dan wel de bewoner zelf diende aangebracht te worden, zoals voorzieningen in de gemeenschappelijke ruimten waaronder automatische deuropeners, hellingbanen, extra trapleuningen, et cetera;

    • d.

      de cliënt, die een woningaanpassing aanvraagt, verhuisd is naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • e.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • f.

      de noodzaak tot het treffen van een woningaanpassing het gevolg is van achterstallig onderhoud dan wel slechts strekt ter renovatie van de woning of deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld.

  • 5.

    Het college hanteert de afschrijftermijnen (als bedoeld in het vorige lid onderdeel f) van Generali die bij de bepaling van de dagwaarde bij een inboedelverzekering wordt gebruikt.

Artikel 8- Vormen van een woonvoorziening

De volgende woonvoorzieningen zijn mogelijk:

  • 1.

    Niet-bouwkundige woonvoorzieningen, zoals douchehulpmiddelen en tilliften.

  • 2.

    Bouwkundige woningaanpassingen, zoals een verbouwing of aanbouw. Bij verbouwing of aanbouw gelden de volgende elementen:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening. Indien de voorziening door de bewoner(s) zelf wordt getroffen dan vervalt de post loonkosten en komen alleen de materiaalkosten voor vergoeding in aanmerking;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw (RWU 1991);

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10 procent van de aanneemsom (inclusief BTW) voor zover het college het inschakelen van een architect noodzakelijk acht voor de woningaanpassing;

    • d.

      de leges voor de bouwvergunning, voor zover de bouwvergunning betrekking heeft op het treffen van de voorziening;

    • e.

      de verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • f.

      de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • g.

      de kosten in verband met noodzakelijk en technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • h.

      de kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • i.

      het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de plaats waar toegang is tot de aangebrachte voorziening;

    • j.

      dit alles is op basis van individueel maatwerk, uitgaande van de individuele situatie.

  • 3.

    Bezoekbaar / logeerbaar maken van een woning. Een woonvoorziening kan getroffen worden voor de meerkosten van het bezoekbaar/logeerbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een Wlz-instelling:

    • a.

      het bedrag dat verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd betreft maximaal € 2.900,-;

    • b.

      het bedrag dat verstrekt wordt bij het logeerbaar maken van een woning voor een cliënt die in een instelling verblijft en die de indicatie voor langdurig verblijf heeft verzilverd betreft maximaal € 5.676,85.

  • 4.

    Verhuizen. Indien het college vaststelt dat een cliënt in verband met zijn beperkingen het beste kan verhuizen naar een geschikte woning, omdat de bestaande woning niet of moeilijk aangepast kan worden of de kosten hiervoor te hoog zijn, kan een verhuisvergoeding van maximaal € 2.850,- verstrekt worden.

Artikel 9- Terugbetaling bouwkundige woningaanpassing bij verkoop

  • 1.

    Wanneer een woning binnen 10 jaar na gereedmelding van de woningaanpassing wordt verkocht, wordt de meerwaarde van de woning als gevolg van de aangebrachte woonvoorziening terugbetaald volgens onderstaand afschrijvingsschema:

    • a.

      Jaar 1 en 2: 100% van de meerwaarde;

    • b.

      Jaar 3 en 4: 80% van de meerwaarde;

    • c.

      Jaar 5 en 6: 60% van de meerwaarde;

    • d.

      Jaar 7 en 8: 40% van de meerwaarde;

    • e.

      Jaar 9 en 10: 20% van de meerwaarde.

  • 2.

    De meerwaarde wordt bepaald op grond van een taxatie door een onafhankelijke taxateur. De taxatiekosten worden vergoed in het kader van de Wet.

Hoofdstuk 5. Vervoer

Artikel 10- Vervoersvoorziening als maatwerkvoorziening

De volgende vervoersvoorzieningen kunnen worden verstrekt als maatwerkvoorziening:

  • 1.

    Kortingspas voor het Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV):

    • a.

      standaard worden 2.500 kilometers per jaar toegekend;

    • b.

      op basis van het onderzoek kan binnen de voorziening CVV meer maatwerk geboden worden, mits de geldende contracten met de aanbieder van CVV hiervoor ruimte bieden.

  • 2.

    Indien uit onderzoek blijkt dat een persoon ondersteuning nodig heeft voor lokaal vervoer in het kader van zelfredzaamheid en participatie, dan kan een voorziening worden toegekend zoals een scootmobiel, een aangepaste fiets of een handbike.

  • 3.

    Vervoer naar en van een groepsgerichte ondersteuning wordt, indien nodig, geregeld door de gecontracteerde aanbieder van groepsgerichte ondersteuning, zoals omschreven in artikel 18 van dit Besluit.

Artikel 11- Criteria Collectief vraagafhankelijk vervoer

  • 1.

    Het gebruik van het Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV) is voorliggend aan de andere individuele vervoersvoorzieningen, als het CVV de cliënt naar het oordeel van het college in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

  • 2.

    De medische begeleider, waar de cliënt naar het oordeel van het college bij het vervoer op is aangewezen, kan gratis mee reizen.

  • 3.

    De bestemmingsbegeleider, waar de cliënt naar het oordeel van het college bij het vervoer op is aangewezen, reist mee op de kortingspas CVV van cliënt.

Hoofdstuk 6. Rolstoelvoorzieningen

Artikel 12- Rolstoelvoorziening als maatwerkvoorziening

Een persoon met een beperking kan voor een rolstoel in aanmerking komen wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken;

  • b.

    hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de zorgverzekeringswet of andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden;

  • c.

    indien een algemene voorziening niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 13- Sportvoorzieningen

Indien uit onderzoek blijkt dat een persoon ondersteuning nodig heeft voor sporten in het kader van zelfredzaamheid en participatie kan een sportvoorziening worden toegekend.

Artikel 14 In Bruikleen verstrekte maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Indien het college een voorziening in bruikleen verstrekt, dient de cliënt met de gemeente een bruikleenovereenkomst te sluiten en zich te houden aan het bepaalde in die overeenkomst.

  • 2.

    Het besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening kan worden ingetrokken, indien de bruikleenovereenkomst door toedoen van de cliënt niet tot stand komt.

  • 3.

    Indien de cliënt verwijtbaar de verplichtingen uit de bruikleenovereenkomst niet nakomt en de bruikleenovereenkomst als gevolg daarvan eindigt, kan het besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening worden herzien of ingetrokken of beëindigd.

Hoofdstuk 7. Begeleiding

Artikel 15- Vormen van begeleiding

Een voorziening voor begeleiding kan verstrekt worden in de vorm van:

  • 1.

    individuele begeleiding (categorieën licht, midden en zwaar), of;

  • 2.

    groepsgerichte begeleiding (vormen dagbesteding en dagopvang, beiden in categorieën licht, midden en zwaar).

Artikel 16- Individuele begeleiding

  • 1.

    De inzet van individuele begeleiding leidt tot één of meer resultaten op de volgende ondersteuningsgebieden:

    • a.

      huishouden;

    • b.

      zelfzorg;

    • c.

      relatiemanagement;

    • d.

      post/administratie/financiën; of

    • e.

      uitgebreide ondersteuningsvraaganalyse.

  • 2.

    Individuele begeleiding, categorie licht:

    • a.

      het college stelt de indicatie vast op basis van het HHM-Normenkader.

    • b.

      lichte begeleiding betreft het begeleiden bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie of het begeleiden bij praktische vaardigheden en handelingen. Er worden taken overgenomen die de cliënt zelf niet meer kan verrichten en die ook niet (meer) kunnen worden aangeleerd. Er is geen intensief toezicht nodig op het functioneren van de cliënt, bijvoorbeeld om het gedrag te kunnen bijsturen of complicaties bij een ziekte te voorkomen. Het ziektebeeld van de cliënt is ook niet dermate complex dat een hoge graad van deskundigheid nodig is voor de omgang met de cliënt.

    • c.

      eenvoudige huishoudelijke taken worden overgenomen en de regie van het huishouden wordt geheel of gedeeltelijk overgenomen.

  • 3.

    Individuele begeleiding, categorie midden:

    • a.

      bij begeleiding in de categorie ‘midden’ gaat het om meer complexe ziektebeelden (er zijn zodanige stoornissen en beperkingen dat kennis van het ziektebeeld en deskundigheid in de omgang hiermee noodzakelijk is) of meer complexe activiteiten (er is bijvoorbeeld toezicht en sturing nodig op het psychisch of lichamelijk functioneren van de cliënt of de cliënt is leerbaar en er kan geoefend worden met het aanbrengen van structuur of uitvoeren van handelingen/vaardigheden);

    • b.

      van de begeleider wordt methodisch handelen verwacht. Hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform het ondersteuningsplan. Het te behalen doel kan zijn: (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.

  • 4.

    Individuele begeleiding, categorie zwaar:

    • a.

      zware begeleiding wordt ingezet in de meest complexe situaties. Te denken valt hierbij aan de aanwezigheid van ernstige gedragsstoornissen, risicovolle instabiele ziektebeelden, multiprobleemsituaties;

    • b.

      van de begeleider wordt methodisch handelen verwacht, aangepast aan de complexiteit van de ondersteuningsvraag. Hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform het ondersteuningsplan. Het te behalen doel kan zijn: (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.

Artikel 17- Groepsgerichte Begeleiding

  • 1.

    Groepsgerichte begeleiding kent twee vormen, dagbesteding en dagopvang:

    • a.

      dagbesteding is een vorm van groepsgerichte ondersteuning gericht op het structureren van de dag, op praktische begeleiding en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen. De dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel en methodische aanpak, waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem/haar zingeving verleent. Waar het gaat om dagbesteding als(toewerken naar) een passende vorm van maatschappelijke participatie, waar mogelijk naar (betaalde) arbeid of een re-integratietraject, is deze ondersteuning vooral bedoeld voor jongeren vanaf 18 jaar en volwassenen tot 67 jaar, waarbij sprake is van een (definitieve) arbeidsbeperking;

    • b.

      dagopvang is een vorm van groepsgerichte begeleiding gericht op contacten en een betekenisvolle invulling van de dag, waar maatschappelijke participatie buiten de dagopvang niet mogelijk of gewenst is. En het bieden van activiteiten met als doel het aanbrengen van structuur, sociale participatie, zoveel mogelijk handhaven van de zelfredzaamheid en cognitieve capaciteiten en vaardigheden, het voorkomen van sociaal isolement en het ontlasten van mantelzorgers.

  • 2.

    Groepsgerichte begeleiding, categorie licht:

    • a.

      lichte groepsgerichte begeleiding betreft het begeleiden bij het aanbrengen van structuur, c.q. het uitvoeren van regie of het begeleiden bij praktische vaardigheden/handelingen;

    • b.

      er worden taken overgenomen die de cliënt zelf niet meer kan en die ook niet (meer) kunnen worden aangeleerd;

    • c.

      er is geen intensief toezicht nodig op het functioneren van de cliënt, bijvoorbeeld om gedrag te kunnen bijsturen of bijvoorbeeld complicaties bij een ziekte te voorkomen;

    • d.

      het ziektebeeld van de cliënt is ook niet dermate complex dat een hoge graad van deskundigheid nodig is voor de omgang met de cliënt.

  • 3.

    Groepsgerichte begeleiding, categorie midden:

    • a.

      bij groepsgerichte begeleiding in de categorie ‘midden’ gaat het om meer complexe ziektebeelden (er zijn zodanige stoornissen en beperkingen dat kennis van het ziektebeeld en deskundigheid in de omgang hiermee noodzakelijk is) of meer complexe activiteiten (er is bijvoorbeeld toezicht en sturing nodig op het psychisch of lichamelijk functioneren van de cliënt of de cliënt is leerbaar en er kan geoefend worden met het aanbrengen van structuur of uitvoeren van handelingen/vaardigheden);

    • b.

      van de begeleider wordt methodisch handelen verwacht. Hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform het ondersteuningsplan. Het te behalen resultaat kan zijn (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.

  • 4.

    Groepsgerichte begeleiding, categorie zwaar:

    • a.

      zware groepsgerichte begeleiding wordt ingezet in de meest complexe situaties. Te denken valt hierbij aan de aanwezigheid van ernstige gedragsstoornissen, risicovolle instabiele ziektebeelden, multiprobleemsituaties;

    • b.

      van de begeleider wordt methodisch handelen verwacht, aangepast aan de complexiteit van de ondersteuningsvraag. Hij/zij kan doelgericht werken aan het behalen van een resultaat conform het ondersteuningsplan. Het te behalen doel kan zijn: (gedeeltelijk) herstel, behoud of vertraging in mogelijke achteruitgang van de zelfredzaamheid.

Artikel 18- Vervoer naar en van groepsgerichte begeleiding

  • 1.

    Indien een cliënt die gebruik maakt van groepsgerichte begeleiding niet in staat is zichzelf te vervoeren kan een voorziening vervoer naar en van groepsgerichte begeleiding worden toegekend.

  • 2.

    Zorgaanbieders die gecontracteerd zijn voor groepsgerichte begeleiding dragen zorg voor het vervoer naar en van de groepsgerichte begeleiding. De randvoorwaarden hiervoor zijn geregeld in de contracten met de zorgaanbieders van groepsgerichte ondersteuning.

Hoofdstuk 8. Respijtzorg - vervangende mantelzorg

Artikel 19- Respijtzorg – Kortdurend Verblijf

  • 1.

    Respijtzorg-vervangende mantelzorg kan als een tijdelijke ondersteuning van de mantelzorger of van de cliënt worden toegekend.

  • 2.

    Respijtzorg-vervangende mantelzorg is vooral preventief bedoeld ter ontlasting of ter voorkoming van overbelasting van de mantelzorger.

  • 3.

    Respijtzorg-vervangende mantelzorg:

    • a.

      is gericht op de mantelzorger van cliënt;

    • b.

      kan thuis of buitenshuis plaatsvinden;

    • c.

      kan verleend worden door professionals of door vrijwilligers.

Artikel 20- Logeerhuis

Indien het in de persoonlijke situatie noodzakelijk is dat de cliënt tijdelijk buiten zijn woon- en leefomgeving moet verblijven (time out) kan het gebruik maken van een logeerhuis worden toegekend.

Hoofdstuk 9. Persoonsgebonden budget

Artikel 21- Algemene verplichtingen persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van het geïndiceerde hulpmiddel, de geïndiceerde aanpassing van een hulpmiddel, de geïndiceerde woningaanpassing dan wel de geïndiceerde dienst en de daarmee samenhangende kosten.

  • 2.

    Het hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel, dan wel woningaanpassing, of de dienst die de cliënt inkoopt met het persoonsgebonden budget is adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord.

  • 3.

    De cliënt levert vóór verstrekking van het persoonsgebonden budget, maar na bepaling van de noodzaak voor een hulpmiddel, dan wel een (woning)aanpassing, dan wel een dienst, een budgetplan aan waarin omschreven staat:

    • a.

      de reden waarom een hulpmiddel, (woning)aanpassing of dienst in natura niet geschikt geacht wordt;

    • b.

      het soort hulpmiddel, de (woning)aanpassing of dienst die ingekocht gaat worden;

    • c.

      wie de ondersteuning gaat uitvoeren of waar het hulpmiddel dan wel aanpassing gekocht wordt;

    • d.

      welk resultaat met het hulpmiddel, de (woning)aanpassing of de dienst moet worden behaald en op welke wijze;

    • e.

      hoe de veiligheid, cliëntgerichtheid en doeltreffendheid van het hulpmiddel, de (woning)aanpassing of de dienst is gewaarborgd;

    • f.

      het tarief dat betaald moet worden aan de leverancier.

  • 4.

    Een persoonsgebonden budget wordt door de cliënt binnen zes maanden na toekenning aangewend ten behoeve van het resultaat waarvoor het is verstrekt.

  • 5.

    De budgethouder die begeleiding aanvraagt maakt gebruik van de op zijn situatie van toepassing zijnde model Zorgovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB):

    • a.

      de Zorgovereenkomst SVB wordt aan de gemeente aangeboden om deze zorginhoudelijk te laten toetsen;

    • b.

      cliënt informeert het college over de gewijzigde omstandigheden die aanleiding zijn voor een wijzigingsverzoek van de Zorgovereenkomst aan de SVB, zodat dit getoetst kan worden;

    • c.

      het college toetst of het toegestaan kan worden dat de vertegenwoordiger van de budgethouder dezelfde (rechts)persoon mag zijn als de pgb -zorgverlener;

    • d.

      het college toetst of de pgb-aanvrager bekwaam is om op eigen kracht dan wel met hulp van diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze als budgethouder op te treden en de eigen belangen jegens de aanbieder van zorg te kunnen behartigen;

    • e.

      in de Zorgovereenkomst SVB mag bij ”vergoeding” niet gekozen worden voor een vast maandbedrag;

    • f.

      de pgb -houder is gehouden de documenten aan te leveren die de gemeente in staat stelt om te beoordelen of de pgb-dienstverlener voldoet aan de (kwaliteits)criteria van de gemeente om aan de hand hiervan het pgb-tarief te kunnen vaststellen.

  • 6.

    Ondersteuningsplan pgb bij aanvraag begeleiding:

    • a.

      aan de pgb -houder/ pgb -vertegenwoordiger wordt bij de toekenning van de voorziening met pgb -bekostigingsvorm de verplichting opgelegd om binnnen zes weken na datum beschikking aan het college een door de zorgverlener ondertekend ondersteuningsplan te overleggen;

    • b.

      het ondersteuningsplan sluit aan op de indicatie afgegeven door het college en het budgetplan pgb;

    • c.

      het ondersteuningsplan geeft inzicht in de wijze waarop er gewerkt wordt aan de gestelde doelen uit de afgegeven indicatie door het college en hoe wordt voldaan aan de daarbij noodzakelijke kwaliteitscriteria;

    • d.

      voldoet de pgb -houder/ pgb -vertegenwoordiger niet aan de in lid 6 onder a genoemde voorwaarde binnen de gestelde termijn dan trekt het college het besluit voor de indicatie met pgb -bekostigingsvorm in en biedt de cliënt de noodzakelijk geachte ondersteuning alsnog in de vorm van zorg in natura.

Artikel 22- Verantwoording persoonsgebonden budget

  • 1.

    De budgethouder levert een Zorgovereenkomst aan voor elke gewenste inhuur van een dienst bij begeleiding, danwel een bewijsstuk en kwaliteitsbewijs voor de aanschaf van een hulpmiddel of woningaanpassing. Het college toetst deze stukken op inhoud.

  • 2.

    De SVB toetst in het kader van het wettelijk verplichte trekkingsrecht de door de budgethouder ingediende stukken voor begeleiding op wettelijke en arbeidsrechtelijke aspecten en draagt zorg voor betaling van declaraties indien deze voldoen aan de genoemde toetsen.

Artikel 23- Periode persoonsgebonden budget hulpmiddel, aanpassing van een hulpmiddel dan wel woningaanpassing

  • 1.

    De budgetperiode van het pgb voor een hulpmiddel, een aanpassing, van een hulpmiddel, exclusief de instandhoudingskosten als onderhoud en verzekeringen, dan wel woningaanpassing komt overeen met de economische afschrijvingstermijn voor dit hulpmiddel/deze woningaanpassing.

  • 2.

    Na afloop van de budgetperiode beoordeelt het college of het hulpmiddel dan wel de aanpassing vervangen dan wel opgeknapt wordt afhankelijk van de technische staat.

Artikel 24- Zorgarrangementen – Beschermd Wonen

Om zo goed mogelijk maatwerk te kunnen bieden wordt de indicatie voor beschermd wonen gesteld in de vorm van een zorgarrangement. Voor pgb geldt een ruimere bandbreedte van uren per zorgarrangement. Indien noodzakelijk kan gemotiveerd worden afgeweken van de bandbreedte per arrangement, indien dit noodzakelijk is voor de ondersteuningsbehoefte. Er zijn drie zorg-arrangementen:

 

  • A.

    Arrangement 1:

  • Voorheen bekend onder benaming ZZP 1, 2 en 3: 6 tot 11 uur en 20% MBO en 80% HBO inzet.

  • Dit arrangement is gericht op het bevorderen van de zelfredzaamheid of participatie en heeft als doel om te bereiken dat de cliënt (weer) zelf de regie kan nemen over zijn eigen leven en zich weer kan handhaven in de samenleving.

  • Er is sprake van begeleiding op verschillende levensgebieden. Dit arrangement is passend voor de cliënt die niet is aangewezen op permanent toezicht. Een ondersteuningsvraag kan enige tijd worden uitgesteld.

  • B.

    Arrangement 2:

  • Voorheen bekend onder benaming ZZP 4 en 5: 12 tot 17 uur en 50% MBO en 50% HBO inzet

  • Dit arrangement is gericht op het behoud en waar mogelijk het bevorderen van in de zelfredzaamheid of participatie van de cliënt. Er is sprake van intensieve begeleiding op verschillende leefgebieden. Dit arrangement is passend voor de cliënt die is aangewezen op permanent toezicht. Een ondersteuningsvraag kan niet worden uitgesteld. Begeleiding vindt plaats op planbare en on-planbare tijden.

  • C.

    Arrangement 3:

  • Voorheen bekend onder benaming ZZP 6: 18 tot 21 uur en 80% MBO en 20% HBO inzet

  • Dit arrangement is gericht op het voorkomen van achteruitgang of het ondersteunen van de cliënt bij niet vermijdbare achteruitgang in de zelfredzaamheid of participatie in de vorm van dagelijkse begeleiding. Er is sprake van zeer intensieve begeleiding. Medische ondersteuning kan aanvullend ingezet worden.

  • Het toezicht bestaat uit 24 uurs permanent toezicht. Dat wil zeggen in de accommodatie aanwezig én inzetbaar. De inzetbaarheid (planbaar en on-planbaar) is zowel overdag als ’s nachts noodzakelijk.

Artikel 25- Pgb beschermd wonen

  • 1.

    De leveringsvorm pgb voor beschermd wonen is in beginsel alleen mogelijk indien sprake is van een kleinschalige woonvorm (de accommodatie) die bestaat uit minimaal 3 en maximaal 26 bewoners en waarbij aan de volgende cumulatieve eisen wordt voldaan:

    • a.

      de bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres, op aaneengesloten adressen of adressen die dichtbij elkaar liggen (binnen een straal van 100 meter) waar het beschermd wonen wordt geboden; en

    • b.

      de bewoners hebben in de accommodatie een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten.

  • 2.

    Verblijf bij ouders of wettelijke vertegenwoordigers valt niet onder een kleinschalige woonvorm.

Hoofdstuk 10. Mantelzorgwaardering

Artikel 26- Mantelzorgwaardering

  • 1.

    Het college belegt de ondersteuning van mantelzorgers en de daarmee samenhangende waardering integraal bij een aanbieder als algemene voorziening.

  • 2.

    De jaarlijkse waardering van mantelzorgers krijgt invulling conform de wettelijke vereisten.

  • 3.

    Met de aanbieder wordt afgestemd hoe de waardering wordt vormgegeven. Deze afspraken worden vervat in jaarlijkse prestatieafspraken. De criteria waaronder een mantelzorger in aanmerking komt voor de waardering wordt in die jaarafspraken beschreven.

Hoofdstuk 11. Intrekking beschikking en terugvordering

Artikel 27- Terugvordering van de geldwaarde op de aanbieder

Het college maakt gebruik van de in de Zorgovereenkomst SVB opgenomen derdenbeding, wanneer sprake is van toerekenbaar tekortschieten van de pgb -zorgaanbieder, ook als de budgethouder niets te verwijten valt.

Artikel 28- Schenking, vergoeding en verrekening bij niet gebruik van een voorziening door cliënt

  • 1.

    Indien een cliënt met een pgb een voorziening in eigendom heeft, en hij de voorziening niet meer gebruikt, treedt het college in overleg over de verrekening van de restwaarde.

  • 2.

    Het college kan een terug te vorderen bedrag verrekenen met betalingen op grond van de Wet, die nog uitgekeerd moeten worden.

Artikel 29- Terugvordering persoonsgebonden budget bij tweedehands voorziening

  • 1.

    Indien een cliënt een pgb ontvangt en met de middelen uit dit budget een tweedehands voorziening wil aanschaffen, maakt hij dit bij zijn aanvraag kenbaar.

  • 2.

    Indien de cliënt een pgb ontvangt voor een nieuwe voorziening en met de middelen uit dit budget een tweedehands voorziening heeft aangeschaft zonder dit aan de gemeente kenbaar te hebben gemaakt, vordert de gemeente het verschil terug tussen het ontvangen pgb en de feitelijke kosten van de tweedehands voorziening.

Hoofdstuk 12. Bestrijding Misbruik of oneigenlijk gebruik

Artikel 30- Periodiek onderzoek

Het college doet periodiek onderzoek naar:

  • a.

    het rechtmatig besteden van geld en het rechtmatig gebruik van voorzieningen;

  • b.

    de doelmatigheid van de verstrekte voorzieningen.

Hoofdstuk 13. Overige bepalingen

Artikel 31- Afbakening met de Wet Langdurige Zorg

Indien een cliënt recht heeft op een voorziening vanuit de Wlz kunnen, indien nodig, aanvullende ondersteuningsvormen vanuit de Wmo worden geboden.

Artikel 32- Afbakening met de zorgverzekeringswet

Indien een cliënt recht heeft op een voorziening vanuit de Zvw, wordt dat gezien als voorliggend op de Wmo. Indien nodig kunnen aanvullende, andere, ondersteuningsvormen vanuit de Wmo worden geboden.

Artikel 33- Intrekking

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal vastgesteld door het college op 1 september 2020, wordt ingetrokken.

Artikel 34- Overgangsrecht

Indien een cliënt op het moment van inwerkingtreding van dit nieuwe Besluit een pgb beschikking heeft die al in werking is getreden, dan gelden de nieuwe regels op het moment dat er sprake is van een herindicatie.

Artikel 35- Inwerkingtreding

Dit Besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 36- Citeertitel

Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Veenendaal.

Vastgesteld in de vergadering van 25 mei 2021

de heer drs. P. van der Veer

wnd. secretaris

de heer K.J.G. Kats

burgemeester