Organisatie | Westerveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent de terugvordering, verhaal en invordering van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2021 | nieuwe regeling | 10-12-2019 |
Burgemeester en wethouders van Westerveld,
Gelet op paragraaf 6.4 en 6.5 van Participatiewet, paragraaf 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, paragraaf 5 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en de Algemene wet bestuursrecht:
vast te stellen de volgende Beleidsregels terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, IOAW, IOAZ en BBZ 2020.
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Voor zover niet anders bepaald worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de Participatiewet.
Artikel 2. Intrekking en herziening van de uitkering
Het college herziet dan wel trekt het recht op uitkering in, als de uitkering tot een te hoog bedrag dan wel ten onrechte is verleend;
Artikel 3. Herziening of intrekking bij beleidswijziging college
Als er sprak is van een herzieningsbesluit ten nadele van belanghebbende past het college een afbouwregeling toe. De afbouwregeling duurt een jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het herzieningsbesluit is afgegeven.
De afbouwregeling ziet er als volgt uit:
1e tot en met 3e maand oud bedrag minus nieuw bedrag x 100%
4e tot en met 6e maandoud bedrag minus nieuw bedrag x 75%
7e tot en met 9e maand oud bedrag minus nieuw bedrag x 50%
10e tot met 12e maand oud bedrag minus nieuw bedrag x 25%
Daarbij worden de bedragen naar boven afgerond op hele euro’s.
Van bruto terugvordering als bedoeld in het eerste lid wordt afgezien als sprake is van een vordering die is ontstaan buiten toedoen van belanghebbende en belanghebbende niet kan worden verweten dat de betaling van de schuld niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop de vordering betrekking heeft.
Artikel 6. Verrekening en beslagvrije voet
Bij verrekening houdt het college er rekening mee dat de belanghebbend over een besteedbaar inkomen moet beschikken van 95 procent van de toepasselijke uitkeringsnorm. Het college neemt daarbij de beslagvrije voet in acht.
Artikel 7. Dwangbevel en beslagvrije voet
De bescherming van de beslagvrije voet vervalt als belanghebbende zijn inlichtingenplicht in het kader van de invordering niet nakomt.
Artikel 9. Uitstel bij bezwaar en beroep
Als de belanghebbende een bezwaarschrift tegen een vordering of een beroepschrift indient, merkt het college het bezwaar- of beroepschrift niet aan als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet belanghebbende dus een uitdrukkelijk verzoek om uitstel van betaling indienen.
Artikel 10. Invordering en kwijtschelding:
Het college ziet van gehele of gedeeltelijke (verdere) invordering af, als de belanghebbende:
een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen heeft getroffen, dan wel een (voorlopige) schuldsaneringsregeling door de rechtbank van toepassing is verklaard zoals bedoeld in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Bij deze minnelijke regeling wordt een fraudevordering op de belanghebbende niet meegenomen;
Artikel 11. aflossing van bijstand in de vorm van een geldlening
Het college gaat als volgt om met aflossing van bijstand in de vorm van een geldlening:
Belanghebbende heeft een inkomen hoger dan de voor hem geldende bijstandsnorm ingevolge de Participatiewet. Voor dat deel van het inkomen dat hoger is dan de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm ingevolge de Participatiewet is het uitgangspunt dat belanghebbende vijftig procent van dit inkomen dient aan te wenden ter aflossing van de geldlening. Ook bij geldleningen die zijn ontstaan als gevolg van verwijtbare gedragingen.
In afwijking van het eerste lid, ziet het college af van verhaal als de verhaalde een minnelijke regeling in het kader van, of analoog aan, de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen heeft getroffen, dan wel een (voorlopige) schuldsaneringsregeling door de rechtbank van toepassing is verklaard zoals bedoeld in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
op 10 december 2019.
secretaris, burgemeester,
N.L.J.J. Dusink, H. Jager
Gekozen is voor beperkte beleidsregels, waarin alle noodzakelijke bepalingen zijn opgenomen.
Naast deze beleidsregels wordt een handreiking debiteuren opgesteld en wordt gebruik gemaakt van de kennisbank van Schulinck, waarmee een effectieve en efficiënte uitvoering van debiteurenbeheer wordt beoogd.
Binnen de, in deze handreiking, aangegeven kaders is het mogelijk met de debiteur vrij eenvoudig een betalingsregeling te treffen en als noodzakelijk voor een korte periode uitstel van betaling te verlenen.
De gedachte is dat met deze werkwijze de betalingsbereidheid van de debiteur wordt verhoogd, wat naar verwachting een betere incasso en daarmee logischerwijs een verhoging van de inkomsten van uit terugvorderingen tot gevolg heeft.
Om het aantal vorderingen die naar alle waarschijnlijkheid nimmer worden voldaan te verminderen, wordt met deze beleidsregels gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in de wet is aangegeven om vorderingen te kunnen afboeken.
Ten aanzien van vorderingen waarbij er sprake is van schending inlichtingenplicht zijn er wat aanvullende voorwaarden opgenomen in de beleidsregels, voordat er kan worden overgegaan tot kwijtschelding van de vordering. Vanaf 2020 is de gemeente op grond van de Participatiewet paragraaf 6.4 bevoegd Bbz-uitkeringen terug te vorderen.
Artikel 2 – Intrekking en herziening van de uitkering
Met de invoering van de “Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” is de discretionaire bevoegdheid tot herziening van het recht op uitkering, wanneer er sprake is van het niet ,of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting komen te vervallen.
Omdat de verplichting tot herziening en intrekking van het recht op uitkering, wanneer er sprake is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting in de wet is opgenomen, is het niet nodig dit in het gemeentelijk beleid op te nemen.
Wel blijft in de beleidsregels opgenomen dat gebruik zal worden gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om te herzien dan wel in te trekken, wanneer er geen sprake is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting.
Artikel 3 Herziening of intrekking bij beleidswijziging college
Als er sprak is van een herzieningsbesluit ten nadele van belanghebbende past het college een afbouwregeling toe. Op deze manier krijgt de belanghebbende tijd om rekening te houden met de gewijzigde situatie
Terugvordering is een bevoegdheid van het college, wanneer de teveel verstrekte uitkering niet het gevolg is van het niet, of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting door belanghebbende. In het eerste lid van dit artikel wordt het uitgangspunt gehanteerd dat het college de teveel verstrekte uitkering van belanghebbende terugvordert.
Het uitgangspunt dat de terugvordering ook bruto plaatsvindt, als niet langer in hetzelfde kalenderjaar(als ontstaan van de terugvordering) verrekend kan worden met de belastingdienst, is in het tweede lid opgenomen.
In het derde lid wordt de uitzondering op het uitgangspunt dat bruto wordt teruggevorderd aangegeven. Dit is bijvoorbeeld aan de orde, wanneer het college nalatig is geweest om de belanghebbende tijdig te informeren over de terugbetaling.
Van bruto terugvordering wordt dan afgezien als het niet een fraudevordering betreft en de belanghebbende niet verweten kan worden tijdig te betalen.
Met het vierde lid wordt het college in staat gesteld om maatwerk te leveren en in geval van dringende redenen van terugvordering af te zien.
Artikel 5- afzien van terugvordering
Uitgangspunt is dat het college alle te veel of ten onrechte verleende bijstand of uitkeringen terug vordert. Alleen als invordering niet mogelijk is of met hoge kosten gepaard gaat, kan er van terugvordering worden afgezien. In de laatste situatie dient er een kosten-batenanalyse te worden gemaakt en wordt er van terugvordering afgezien indien het terug te vorderen bedrag lager is dan € 250,00 en de kosten de baten overstijgen. Deze afweging is vanaf 1 januari 2013 echter niet toegestaan, indien het gaat om fraude. Gaat het om besluiten tot terugvordering genomen voor 1 januari 2013 dan mag deze afweging wel gemaakt worden.
Artikel 6- Verrekening en beslagvrije voet
Om te voorkomen dat belanghebbenden over te weinig besteedbaar inkomen beschikken houdt het college rekening met 95 procent van de uitkeringsnorm die van toepassing is. Bij een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm wordt maximaal vijf procent van de toepasselijke uitkeringsnorm ter aflossing benut.
Artikel 7- Dwangbevel en beslagvrije voet
Voldoet belanghebbende niet aan zijn betalingsverplichting(en) en vordert het college de uitkering bij dwangbevel in, dan houdt het college uitsluitend rekening met de beslagvrije voet. De bescherming van de beslagvrije voet vervalt als belanghebbende zijn inlichtingenplicht in het kader van de invordering niet nakomt.
Artikel 8- wettelijke rente en invorderingskosten:
Artikel 9- Uitstel bij bezwaar en beroep;
Artikel 10- Invordering en kwijtschelding:
Wanneer terugvordering een bevoegdheid van het college is, staat het college ook vrij om te besluiten niet langer in te vorderen. Met dit artikel geeft het college aan onder welke voorwaarden hiertoe besloten wordt. Uitgangspunt blijft dat het college zoveel mogelijk van teveel verstrekte bijstand of op derden verhaalde bijstand incasseert.
Door de bepaling van het tweede lid onder a wordt voor belanghebbende de mogelijkheid vergroot om in te stromen in de regeling van schuldsanering. Verder zijn in het tweede lid voorwaarden opgenomen, aan de hand waarvan het college kan besluiten van verdere invordering af te zien. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer belanghebbende gedurende een bepaalde periode aan de vastgestelde betalingsverplichtingen heeft voldaan, of wanneer er een voorstel tot afkoop van de restschuld wordt gedaan. Tevens zijn de voorwaarden voor kwijtschelding niet van toepassing op een lopende periodieke onderhoudsverplichting.
Verder is in het zesde lid verduidelijkt dat van verdere kwijtschelding geen sprake kan zijn, wanneer invordering via vereenvoudigd derdenbeslag loopt, of via dwangmaatregelen (beslag of overdracht aan deurwaarder) verloopt, of wanneer de vordering wordt gedekt door pand of (krediet)hypotheek.
Artikel 11- aflossing van bijstand in de vorm van een geldlening
Ook verhaal van de kosten van bijstand is een bevoegdheid van het college, wanneer een ander onderhoudsplichtig is voor diegene ten aanzien van wie er bijstand wordt verstrekt. In het eerste lid wordt beschreven dat het college in beginsel altijd tot verhaal overgaat, volgens de bepalingen die de wet aangeeft. Met de bepaling in het tweede lid wordt een grens gegeven, waaronder geen verhaal zal plaatsvinden. Met het derde lid wordt het college in staat gesteld om maatwerk te leveren en in geval van dringende redenen van verhaal af te zien.