Organisatie | Westerveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent de kostendelersnorm en de verlaging van de uitkering vanwege de woonsituatie (Beleidsregels over kostendelersnorm en verlaging van uitkering vanwege woonsituatie Westerveld 2020) |
Citeertitel | Beleidsregels over kostendelersnorm en verlaging van uitkering vanwege woonsituatie Westerveld 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 27 van de Participatiewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2021 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 10-12-2019 |
Met ingang van 1 januari 2015 treedt de kostendelersnorm in de Participatiewet in werking.
De kostendelersnorm in de IOAW en IOAZ wordt vanaf 1 juli 2015 tot en met 31 december 2018 geleidelijk ingevoerd.
De kostendelersnorm kent een aantal uitzonderingen dat voor zowel de Participatiewet als de IOAW en IOAZ geldt. Een van deze uitzonderingen heeft betrekking op het betalen of ontvangen van een commerciële prijs als (onder)huurder, kostganger, (onder)verhuurder of kostgever.
Deze beleidsregels vullen het begrip commerciële prijs in.
Verder heeft de Participatiewet tot gevolg dat de Toeslagenverordening komt te vervallen. Op grond van artikel 27 van de Participatiewet is het college bevoegd om de bijstandsuitkering te verlagen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. De beleidsregels vullen ook deze bevoegdheid nader in.
Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
Artikel 2 Hoogte commerciële prijs.
Bij belanghebbenden die een lager bedrag betalen als bedoeld in het eerste lid kan toch sprake zijn van een commerciële prijs, indien belanghebbende kan aantonen dat de prijs die hij betaalt commercieel is voor de woning die hij huurt. Belanghebbende dient hiervoor de huurprijscheck en puntentelling te gebruiken die via www.huurcommissie.nl beschikbaar is gesteld.
Een persoon bij wie sprake is van commerciële verhuur wordt gezien als een zelfstandige als bedoeld in artikel 78f van de Participatiewet en het daaruit voortvloeiende Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
Artikel 4 Inkomsten uit (onder)verhuur of uit het hebben van kostgangers
Met inkomsten uit (onder)verhuur of uit het hebben van kostgangers houdt het college rekening op een wijze zoals in de voor belanghebbende van toepassing zijnde wet is voorgeschreven.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
op 10 december 2019.
secretaris, burgemeester,
N.L.J.J. Dusink, H. Jager
TOELICHTING BELEIDSREGELS OVER KOSTENDELERSNORM EN VERLAGING VAN UITKERING VANWEGE WOONSITUATIE
De wijze waarop gemeenten de kostendelersnorm moeten toepassen is wettelijk voorgeschreven. De wetgever vult echter niet in wat onder een commerciële prijs moet worden verstaan. Om te kunnen bepalen of een persoon is uitgezonderd van de kostendelersnorm is het noodzakelijk om in beleidsregels vast te leggen wat onder een commerciële prijs wordt verstaan.
Met de invoering van de kostendelersnorm komt de Toeslagenverordening te vervallen. De mogelijkheden om de bijstandsnorm te verlagen vanwege de woonsituatie of bij belanghebbenden die hun opleiding hebben beëindigd (schoolverlaters) blijven bestaan. Tot 1 januari 2015 diende de gemeente deze regels bij verordening in te vullen. Vanaf 2015 kunnen deze bevoegdheden door het college middels beleidsregels nader ingevuld worden. Beide gemeenten maakten in de Toeslagenverordening geen gebruik van de mogelijkheid om de norm bij schoolverlaters te verlagen. Reden waarom deze bevoegdheid ook niet is opgenomen in deze beleidsregels. Wel geven de beleidsregels nader invulling aan de bevoegdheid de bijstandsuitkering te verlagen vanwege de woonsituatie (artikel 27 Participatiewet).
Het eerste lid spreekt voor zich.
In het tweede lid wordt een aantal begrippen nader gedefinieerd.
Artikel 2. Hoogte commerciële prijs.
De hoogte van de commerciële prijs voor onder(ver)huur is gebaseerd op het Nibud.
Blijkens het Nibud is voor een kamer al gauw een huur tussen de twee- en vierhonderd euro verschuldigd. Reden waarom in dit artikel is uitgegaan van driehonderd euro inclusief de kosten voor gas, water en elektriciteit. Voor kostgangers geldt dat zij naast de huur ook voor de kost (voeding) moeten betalen. Blijkens de prijzengids van het Nibud 2015-2016 zijn de voedingskosten per persoon (op basis van tweepersoonshuishoudens)
(365 dagen x kosten per dag en dan delen door 12 maanden)
De weergegeven voedingskosten geven de kostprijs weer en niet de commerciële prijs.
Wil bij een kostganger sprake zijn van een commerciële prijs dan dient het kostgeld minimaal € 500,00 per maand te bedragen. Dit is voor de huur inclusief gas, water en elektriciteit (€ 300,00) en de voeding (€ 200,00).
De commerciële huur inclusief gas water en elektriciteit is als volgt opgebouwd:
Het verbruik van gas, water en elektriciteit is afhankelijk van type woning en het aantal personen (Zie hiervoor de Nibud-prijzengids). Voor het bepalen van de hoogte van de commerciële huurprijs is uitgegaan van gemiddeld € 50,00 per persoon voor het verbruik van gas, water en elektriciteit.
Is de kale huur lager dan € 250,00 per maand maar tezamen met hetgeen voor gas, water en elektriciteit betaald moet worden € 300,00 per maand, dan is ook sprake van een commerciële huurprijs. Het omgekeerde kan zich ook voordoen. Zolang de te betalen prijs € 300,00 per maand bedraagt, is sprake van een commerciële prijs.
Via de website van de huurcommissie is te berekenen wat een redelijke prijs is voor een woning. Indien een belanghebbende vindt dat de prijs die hij moet betalen commercieel is, kan hij dit met behulp van het puntensysteem op deze website aantonen.
Indien een persoon een deel van zijn woning (onder)verhuurt voor een commerciële prijs dan is de kostendelersnorm niet van toepassing. Indien echter aan meer dan twee personen woonruimte wordt (onder)verhuurd dan, zal de onderverhuurder geen recht meer hebben op bijstand op grond van de Participatiewet omdat hij als zelfstandige wordt aangemerkt.
Artikel 4 Inkomsten uit (onder)verhuur of uit het hebben van kostgangers
Is sprake van een uitkering op grond van de IOAW en IOAZ dan tellen inkomsten uit onderhuur of het houden van kostgangers (in tegenstelling tot de Participatiewet) niet mee (zie Grip op WWB van Kluwer Schulinck). Dit op basis van de in 2014 geldende wet- en regelgeving.
De inkomsten uit verhuur of het ontvangen kostgeld dienen in het kader van de Participatiewet volledig als inkomen in aanmerking te worden genomen. De Participatiewet staat niet toe dat alvorens de inkomsten in aanmerking te nemen deze eerste worden verlaagd met eventueel gemaakte kosten.
Uit de Memorie van toelichting bij artikel 22a lid 5 blijkt als volgt: (zie TK 2013-2014, 33 801, nr. 3 p. 59) "In de eerste plaats wordt de (onder)verhuurder, (onder)huurder, kostgever of kostganger die met belanghebbende de woning deelt, niet meegerekend (onderdeel a). In dat geval is sprake van een zogenoemde zakelijke relatie. Hoewel een geringe mate van kostendelen niet uit te sluiten valt, zou het niet redelijk zijn er van uit te gaan dat zij kosten delen in dezelfde mate als woningdelers die niet een dergelijke onderlinge zakelijke relatie met elkaar hebben. Als deze uitzondering van toepassing is, geldt ten aanzien van de inkomsten uit verhuur, onderverhuur of kostgeverschap het bepaalde in artikel 33, vierde lid."
artikel 33 lid 4 Participatiewet:
"Indien de belanghebbende de woning bewoont met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, worden de daaruit voortvloeiende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan als inkomen in aanmerking genomen indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a, eerste tot en met derde lid."
Artikel 32 lid 1 Participatiewet
“De middelen ontvangen vanwege huur, onderhuur of het hebben van kostgangers gelden op grond van artikel 32 lid 1 WWB als inkomen.”
Artikel 5 Verlaging woonsituatie
Van lagere bestaanskosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers. Hiervan is echter ook sprake ingeval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonkosten betaalt van de woning. Er wordt dan een woning bewoond waaraan voor de bijstandsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan algemene bijstand. Doorslaggevend voor de toepassing van dit artikel is, dat bewoner(s) niet jegens een derde woonkosten verschuldigd zijn.
Dak- en thuislozen vallen ook onder deze regeling. In de regel hebben zij geen kosten voor het aanhouden van woonruimte.
Het artikel weergegeven in de beleidsregels komt overeen met de Toeslagenverordening zoals deze onder de WWB gold.
Indien het eerste lid ook wordt toegepast bij personen die in aanmerking komen voor de kostendelersnorm, dan worden deze personen onevenredig hard getroffen in hun financiële situatie.
Ter verduidelijking staan hieronder twee voorbeelden:
Indien op twee volwassenen de kostendelersnorm van toepassing is, ontvangen zij 50% van de gehuwdennorm. Indien vervolgens een verlaging plaats vindt van 10% van de gehuwdennorm vanwege het bewonen van een woning waaraan geen woonkosten zijn verbonden, dan ontvangen zij beiden 50 minus 10 is 40% van de gehuwdennorm.
Gaat het om vier volwassenen op wie de kostendelersnorm van toepassing is dan is de kostendelersnorm gelijk aan 40% van de gehuwdennorm. Vindt vervolgens een verlaging van 10% van de gehuwdennorm plaats dan is de hoogte van de norm 40 -10 is 30% van de gehuwdennorm.
In plaats van in totaal 160% (4 x 40) van de gehuwdennorm, ontvangen zij dan in totaal 120% (4 x 30) van de gehuwdennorm.
De landelijke basisnorm voor 18- tot 21-jarigen is afgeleid van de kinderbijslagbedragen die voor deze leeftijdscategorie gold. Gelet op de hoogte van deze normen vindt geen verlaging van de normen plaats.