Organisatie | Westerveld |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent krediethypotheken en pandrecht (Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht Westerveld) |
Citeertitel | Beleidsregels krediethypotheek en pandrecht Westerveld |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2021 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 10-12-2019 |
Het college is bevoegd aan geldleningen de voorwaarde te verbinden dat belanghebbende daarvoor een zekerheidsrecht vestigt ten behoeve van het college (artikel 48 lid 3 Participatiewet). De beleidsregels vullen deze bevoegdheid nader in voor die situaties waarin sprake is van algemene bijstand in de vorm van een geldlening op grond van artikel 50 lid 2 Participatiewet.
De bevoegdheid tot vaststelling van deze beleidsregels ontleent het college aan artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Artikel 2 Reikwijdte beleidsregels
De beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing, als het college verplicht is de algemene bijstand in de vorm van een geldlening te verlenen op grond van artikel 50, tweede lid, Participatiewet.
De algemene bijstand verleend in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek is ten hoogste de waarde van de woning in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en het ingevolge artikel 34 lid 2 onderdeel d Participatiewet vrij te laten vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf als bedoeld in artikel 50 lid 1 Participatiewet.
De algemene bijstand verleend in de vorm van een geldlening onder verband van pand is ten hoogste de waarde van de woonwagen of het woonschip in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de daarop drukkende schulden en het ingevolge artikel 34 lid 2 onderdeel d Participatiewet vrij te laten vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf als bedoeld in artikel 50 lid 1 Participatiewet.
Artikel 7 Rentevoorwaarden hypotheek en pand
Indien belanghebbenden naar het oordeel van het college de rente geheel of gedeeltelijk kunnen betalen, doch niet kunnen aflossen, wordt een betaling eerst tot ten hoogste het bedrag van de verschuldigde maandrente aangemerkt als aflossing en wordt de rente die daardoor niet wordt betaald bijgeschreven bij het nog niet afgeloste deel van de geldlening.
Artikel 8 Aflossing geldlening bij vererving en verkoop woning, woonwagen of woonschip
Bij verkoop of bij vererving van de woning, woonwagen of het woonschip, en indien het een echtpaar betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende echtgenoot, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond artikel 7, derde en vierde lid, bijgeschreven rente, terstond opeisbaar.
Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van de belanghebbende, dan wel wegens werkaanvaarding elders door de belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van hypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder de voorwaarde dat de belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders
op 10 december 2019.
secretaris, burgemeester,
N.L.J.J. Dusink, H. Jager
Het eerste lid spreekt voor zich.
Ten aanzien van het zekerheidsrecht pand zijn drie vormen mogelijk: vuistpand (artikel 3:236 BW), bezitloos pandrecht (artikel 3:237 BW) en stil pandrecht (artikel 3:239 BW).
Bij vuistpand beschikt de pandnemer over de roerende zaak en kan de pandgever (de klant) daar niet over beschikken. Bij bezitloos pandrecht blijft de pandgever (klant) over de roerende zaak (woonwagen of woonschip) beschikken. Reden waarom in de beleidsregels voor bezitloos pandrecht is gekozen.
Artikel 2 Reikwijdte beleidsregels
Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat de beleidsregels worden toegepast op eigen woningen, woonwagens en woonschepen die niet door de eigenaar zelf worden bewoond.
Dit kan het beste aan de hand van een voorbeeld worden toegelicht.
Belanghebbende is eigenaar van een door hemzelf bewoonde woning.
Belanghebbende kan de woning niet te gelde maken of bezwaren. Op de woning rusten geen schulden. De waarde van de woning is € 100.000 (gebaseerd op een recente WOZ-beschikking).
Gelet op artikel 34 lid 2 onderdeel d Participatiewet is de vermogensvrijstelling € 49.700,--.
De hypotheek kan dan maximaal € 50.300,00 bedragen. Het college verleent dan bij ongewijzigde omstandigheden net zolang algemene bijstand in de vorm van een geldlening tot het bedrag van € 50.300,00 is bereikt. Daarna verstrekt het college de algemene bijstand om niet.
Om de regeling zo eenvoudig mogelijk in de uitvoering te maken, wordt er gekozen voor het vestigen van een hypotheek als de hypotheek minimaal € 5.000,00 bedraagt. Is de te vestigen hypotheek lager dan dit bedrag dan wordt er afgezien van het vestigen van een hypotheek.
De bijstand wordt dan verstrekt in de vorm van een geldlening met inachtneming van artikel 50, tweede lid Participatiewet zonder zekerheidsrecht.
Zie de toelichting op artikel 3. Voor woonwagens en woonschepen is van belang om te bepalen of het een registergoed of onroerende zaak is. Is dat het geval dan is artikel 3 van toepassing.
Artikel 5 Voorwaarden krediethypotheek en pand
De eerste twee leden komen overeen met artikel 3 van het Besluit krediethypotheek bijstand, zoals dat op 31 december 2003 luidde. Het derde lid is vergelijkbaar met het tweede lid maar toegespitst op het pandrecht.
Artikel 6 Aflossingsvoorwaarden krediethypotheek en pand
Dit artikel komt overeen met artikel 4 van het Besluit krediethypotheek bijstand, zoals dat op 31 december 2003 gold.
Artikel 7 Rentevoorwaarden hypotheek en pand
Dit artikel komt overeen met artikel 5 van het Besluit krediethypotheek bijstand, zoals dat op 31 december 2003 gold. Uitgezonderd het tweede lid. In artikel 5 tweede lid stond dat de rente gelijk is aan de wettelijke rente minus 3%. Dit zou betekenen dat over een krediethypotheek op dit moment geen rente verschuldigd is om dat de wettelijke rente gelijk is aan 3%.
Artikel 8 Aflossing geldlening bij vererving en verkoop woning, woonwagen of woonschip
De eerste drie leden van dit artikel komen overeen met artikel 6 lid 1, 2 en 4 van het Besluit krediethypotheek bijstand, zoals dat op 31 december 2003 gold. Het vierde lid van artikel 8 komt overeen met artikel 8 van het Besluit krediethypotheek bijstand, zoals dat op 31 december 2003 gold.
Artikel 9 Hernieuwde bijstandsverlening binnen twee jaar
Het eerste lid komt overeen met artikel 7 van het Besluit krediethypotheek bijstand, zoals dat op 31 december 2003 gold. In het tweede lid is een soortgelijke bepaling opgenomen voor pandrecht.
Bij een niet al te lange onderbreking van de bijstandsverlening moet ervan worden uitgegaan dat de nieuwe bijstandsbehoeftigheid niet los kan worden gezien van die daarvoor.
Daarom is geregeld dat in gevallen waarin geen sprake is van een duurzame onderbreking, de laatste berekening van het bedrag van de maximale geldlening wordt gehanteerd.
Voor zover het maximale bedrag van de geldlening nog niet is aangesproken, hetzij door een voortijdige beëindiging van de bijstand, hetzij door inmiddels verrichte aflossingen, wordt de te verlenen bijstand ten laste daarvan geboekt. Is het maximale bedrag wel volledig aangesproken dan wordt de bijstand verder om niet verleend.
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen toelichting