Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westerveld

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent de inlichtingenplicht en de verwijtbaarheid (Beleidsregels inlichtingenplicht en verwijtbaarheid Westerveld 2020)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWesterveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent de inlichtingenplicht en de verwijtbaarheid (Beleidsregels inlichtingenplicht en verwijtbaarheid Westerveld 2020)
CiteertitelBeleidsregels inlichtingenplicht en verwijtbaarheid Westerveld 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-05-2021nieuwe regeling

10-12-2019

gmb-2021-166471

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld houdende regels omtrent de inlichtingenplicht en de verwijtbaarheid (Beleidsregels inlichtingenplicht en verwijtbaarheid Westerveld 2020)

Algemeen

 

Gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de indringender toets aan het evenredigheidsbeginsel bij bestuurlijke boetes (CRvB 24-11-2014, nrs. 14/1949 WW e.a.),

de verzamelbrief van de staatssecretaris van het ministerie van SZW van 22 december 2014, de brief van de minister van SZW over de Fraudewet van 16 december 2014 gericht aan de Tweede Kamer en artikel 2a Boetebesluit sociale zekerheidswetten, heeft het college de volgende beleidsregels opgesteld. De bevoegdheid tot vaststelling van deze beleidsregels ontleent het Dagelijks Bestuur aan artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, het Boetebesluit socialezekerheidswetten en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      College: College van Burgermeester en Westhouders van de gemeente Westerveld;

    • b.

      Onverwijld: Onder het begrip onverwijld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet, artikel 13, eerste lid, van de IOAW en artikel 13, eerste lid, van de IOAZ wordt verstaan, uiterlijk binnen 30 dagen, gerekend vanaf het moment waarop het te melden feit of de omstandigheid zich heeft voorgedaan, dan wel kenbaar werd voor belanghebbende;

    • c.

      Voertuig: de voertuigen omschreven in de Beschrijving dataset Voertuigen van het Inlichtingenbureau;

    • d.

      Voertuig signaal: het signaal dat het Inlichtingenbureau aan het college geeft wanneer een uitkeringsgerechtigde een kenteken op zijn naam krijgt.

Artikel 2. Schriftelijke waarschuwing

  • 1.

    Het college geeft in beginsel altijd een schriftelijke waarschuwing in situaties en bij overtredingen als omschreven in artikel 2aa van het Boetebesluit socialezekerheidswetten in samenhang met artikel 18a, vierde lid, Participatiewet, artikel 20a, vierde lid, IOAW en artikel 20a, vierde lid, IOAZ.

  • 2.

    De ernst van de overtreding en de mate waarin de overtreding belanghebbende kan worden verweten, kunnen er toe leiden dat het college in een individueel geval wel een boete oplegt.

Artikel 3. Ontbreken verwijtbaarheid

Het college acht in het geheel geen verwijtbaarheid aanwezig als:

 

  • a.

    het niet nakomen van een verplichting niet aan de belanghebbende kan worden verweten omdat hij op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die het de belanghebbende feitelijk onmogelijk maakten om aan zijn verplichtingen te voldoen;

  • b.

    de belanghebbende binnen 30 dagen nadat zich een omstandigheid heeft voorgedaan die hij had moeten melden aan het college, bericht van het college ontvangt waaruit hij kan afleiden dat het college al van de wijziging op de hoogte is.

Artikel 4. Inlichtingenplicht en voertuig signalen Inlichtingenbureau

Een belanghebbende die het kentekenbewijs van een voertuig op zijn naam krijgt, is niet verplicht dit onverwijld aan het college door te geven, wanneer het advies van het Inlichtingenbureau aan het college luidt om dit voertuig signaal administratief af te handelen.

Artikel 5. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels inlichtingenplicht en verwijtbaarheid Westerveld 2020.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden na de publicatie met ingang van 1 januari 2020 inwerking.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders

op 10 december 2019.

secretaris, burgemeester,

N.L.J.J. Dusink, H. Jager

Toelichting beleidsregels over inlichtingenplicht, schriftelijke waarschuwing en ontbreken verwijtbaarheid

Inleiding

De beleidsregels zijn aangepast naar aanleiding van de Wet tot wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boete die de Fraudewet wijzigt en het gewijzigde Boetebesluit socialezekerheidswetten. De wetswijzigingen treden naar verwachting op 1 januari 2017 in werking.

De wetswijzigingen vonden plaats naar aanleiding van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in het kader van de Fraudewet (CRvB, 24-11-2014, nrs. 14/1949 WW e.a.) en het rapport van de Nationale Ombudsman van 4 december 2014 (geen fraudeur, toch boete) over de Fraudewet.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begrippen

Het eerste lid

Het eerste lid behoeft geen nadere toelichting

Het tweede lid

Onderdeel a College behoeft geen nadere toelichting

Onderdeel b Onverwijld

De artikelen 17 lid 1 Participatiewet, 13 lid 1 IOAW en 13 lid 1 IOAZ omschrijven de inlichtingenplicht. Daarin staat het begrip onverwijld. In dit onderdeel omschrijft het College wat daar onder verstaan moet worden.

Alle feiten en omstandigheden waarvan belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand moet hij via een door het college beschikbaar gesteld mutatieformulier binnen 30 dagen doorgeven.

Onderdelen c en d behoeven geen toelichting

 

Artikel 2 Schriftelijke waarschuwing

Eerste en tweede lid

Over het algemeen zal het college altijd gebruik maken van de bevoegdheid neergelegd in het Boetebesluit socialezekerheidswetten om een schriftelijke waarschuwing op te leggen.

Er kunnen zich echter situaties voordoen, waarin een schriftelijke waarschuwing niet volstaat zoals bij opzet of grove schuld.

 

Artikel 3 Ontbreken verwijtbaarheid

sub a

Te denken valt aan een plotselinge ziekenhuisopname van de belanghebbende.

sub b

Belanghebbende kan er dan in redelijkheid van uitgaan dat het niet meer nodig is het college op de hoogte te stellen.

 

Artikel 4 Inlichtingenplicht en voertuig signalen Inlichtingenbureau

Het college ontvangt via het Inlichtingenbureau signalen van kentekens die op naam van uitkeringsgerechtigden worden gezet. Afhankelijk van het soort signaal adviseert het Inlichtingenbureau het college om een inkomens- of vermogenscontrole uit te voeren dan wel het signaal administratief af te handelen. In het laatste geval beïnvloedt het voertuig niet het recht op uitkering. Reden waarom voertuigen die daaronder vallen niet aan het college hoeven te worden opgegeven.

 

Artikel 5 Citeertitel en Artikel 6 Inwerkingtreding

Artikelen spreken voor zich