Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de probleemanalyse en prioriteiten voor het milieutoezicht |
Citeertitel | Probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht 2021-2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 7.2 van het Besluit omgevingsrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-05-2021 | nieuwe regeling | 11-05-2021 |
Conform het Besluit omgevingsrecht (art. 7.2) dient een uitvoeringsorganisatie als de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH) te handelen op grond van een analyse van de problemen in de fysieke leefomgeving, de effecten van niet-naleving en de kansen op niet-naleving, teneinde sturing te kunnen geven aan haar handhavingsinspanningen. Deze probleemanalyse is gebaseerd op een daarvoor geschikte methode die inzicht geeft in het naleefgedrag, de risico's en het bestuurlijke gewicht daarvan.
De analyse heeft betrekking op:
In onderliggend stuk is voor het vakgebied milieu de probleemanalyse en prioriteitenstelling weergegeven. Omdat de taken in de gehele regio worden uitgevoerd door de ODH is gekozen voor een regionale probleemanalyse en prioriteitenstelling. Zo kunnen zoveel mogelijk zaken regionaal hetzelfde (geharmoniseerd) aangepakt worden, hetgeen een level playing field ten goede komt. De probleemanalyse en prioriteitenstelling heeft tot doel een regionaal uitvoeringsniveau vast te leggen waarbij daarnaast ruimte is voor lokale en landelijke prioriteiten.
Het uitvoeren van een probleemanalyse is een cyclisch proces waarbij eens in de vier jaar een analyse dient plaats te vinden. Het Algemeen Bestuur (AB) van de ODH heeft op 1 juli 2015 ingestemd met de nota waarin een regionaal uitvoeringskader voor milieutoezicht wordt beschreven. In de maanden hierna hebben acht colleges van B&W het uitvoeringskader vastgesteld. Deze methodiek is in de periode 2016-2020 van kracht geweest voor de ODH. Voor de periode vanaf 2021 dient, gezien het cyclische proces, een nieuwe probleemanalyse te worden vastgesteld. In principe wordt daarbij wederom een werkingsduur van vier jaren voorgesteld, waarbij deze na afstemming met opdrachtgevers verlengd zou kunnen worden.
Na het inleidende hoofdstuk 1 worden in hoofdstuk 2 de belangrijkste uitkomsten van de evaluatie van de ‘probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht 2016-2020’ geschetst. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een korte gebiedsomschrijving gegeven van Haaglanden alsook de afzonderlijke gemeenten. Hoofdstuk 4 legt zeer globaal uit hoe de toezichtcapaciteit naar aanleiding van de risicomethodiek toebedeling zich verhoudt met de inzet van toezicht producten in het totale werkplan van gemeenten. In hoofdstuk 5 wordt toegelicht hoe de verschillende soorten activiteiten wel/niet geprioriteerd worden in een werkplan, met of zonder hulp van de risicomethodiek. Hoofdstuk 6 beschrijft de overgang van de branche-systematiek naar de activiteitgroep-systematiek. In hoofdstuk 7 wordt het voorstel gedaan voor de risicomethodiek 2021-2024, waarin de methodiek per stap wordt toegelicht en in hoofdstuk 8 wordt toegelicht hoe duurzaamheid ingebed is in deze nieuwe methodiek.
2 Evaluatie probleemanalyse en prioriteiten 2016-2020
Voordat begonnen is met het opstellen van de probleemanalyse en prioriteiten 2021-2024 is eerst de in de afgelopen jaren gehanteerde ‘probleemanalyse en prioriteiten milieutoezicht 2016-2020’ geëvalueerd. De evaluatiebevindingen zijn gehaald uit kwalitatieve analyses, een enquête en gesprekken met toezichthouders, gesprekken met de gemeentelijke accounthouders en andere betrokkenen en kwantitatieve analyses van de relevante beschikbare data uit het zaaksysteem.
Alle bevindingen kunnen worden gevonden in het evaluatierapport (zie bijlage). Hieronder worden de conclusies en aanbevelingen op hoofdlijnen weergegeven.
Over het algemeen kan geconcludeerd worden dat er in de afgelopen 4 jaar conform de systematiek is gewerkt. Het type controles wat in een branche toegekend werd door de methodiek is gevolgd. De ODH volgt de landelijke handhavingsstrategie in haar werkproces waarmee wordt geborgd dat bedrijven binnen maar ook tussen de gemeenten gelijk worden behandeld.
Inzet project- en themaontroles
Projectcontroles waar alle bedrijven binnen een bepaalde branche worden bezocht hebben nauwelijks plaatsgevonden. Er is met name gekozen voor themacontroles, waarbij ingezet is op de controle van bepaalde aspecten. Deze themacontroles zorgen te beperkt voor efficiënt en doelmatig toezicht, een van de oorzaken daarvan is dat een grondige data-analyse voorafgaand aan het invullen van dit toezicht ontbreekt. Het naleefgedrag van branches die dit type toezicht ontvangen zou niet op dezelfde manier mee moeten wegen als het naleefgedrag bij reguliere controles. Er kunnen namelijk maar bij een beperkt aantal aspecten van de bedrijfsvoering overtredingen worden geconstateerd. Meestal geldt dat een branche die thematisch wordt gecontroleerd vaker positief naleefgedrag laat zien en daardoor in een lagere toezichtprioriteit terecht komt.
Activiteiten beschreven in de risicomethodiek (bijv. puin breken) veranderen nauwelijks van type toezicht doordat het naleefgedrag niet ingrijpend veranderd. Hierdoor hebben de afgelopen jaren maar twee activiteiten een andere manier van toezicht gekregen, beide naar toezicht met een minder hoge prioriteit. Het toezicht met een lagere prioriteit bij activiteiten betekent thema- of projectcontroles. Maar het controleren van activiteiten middels thema- of projectcontroles is niet een logische toezichtmethode, aangezien activiteiten eigenlijk al een thema zijn.
Bijstelling op grond van het naleefgedrag
De jaarlijkse bijstelling o.b.v. het naleefgedrag vindt plaats in oktober en niet in december. Hierdoor wordt een flink aantal controles niet meegenomen bij de ophaal van het naleefgedrag van een branche. Het kan, bijvoorbeeld, voorkomen dat een bepaalde themacontrole in een branche pas aan het eind van het jaar wordt uitgevoerd. De resultaten hiervan worden dan dus niet meegenomen.
Om toch een representatief naleefgedrag te kunnen bepalen worden soms de controle-uitkomsten van eerdere jaren meegenomen.
Er zit een aantal haken en ogen aan de systematiek die de uitvoering ervan verhinderen. Branches kunnen maar in een beperkt aantal prioriteiten vallen als gevolg van de initiële risicoscore die ze zijn toebedeeld. Sommige branches kunnen hierdoor nooit regulier toezicht, behalve als ze door goed naleefgedrag in de laagste prioriteit komen en steekproefsgewijs een representatieve selectie van de branche wordt gecontroleerd om het naleefgedrag te bepalen. Ook is het niet mogelijk om veel branches 100% te controleren aangezien deze branches te groot zijn en de toezichtcapaciteit beperkt.
Niet branche gerelateerde milieurelevante activiteiten
Als laatste betekent de branchegerichte aanpak dat niet automatisch onderwerpen als Zeer Zorgwekkende Stoffen en Externe Veiligheid naar boven komen als prioriteit.
3 Gebiedsomschrijving Haaglanden
De regio Haaglanden bestaat uit negen gemeenten: Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer. In de regio zijn ongeveer 115.000 vestigingen van bedrijven en instellingen, waarvan circa 32.000 inrichtingen. Opvallende branches binnen de regio zijn glastuinbouw, kantoren, detailhandel en horeca. Van ‘zware industrie’ is in de regio nauwelijks sprake. De regio heeft een hoog innovatief karakter, wat blijkt uit diverse onderzoeksinstellingen, laboratoria, de TU in Delft, fieldlabs en diverse hbo en mbo campussen.
Cijfers (Bron: Bedrijvenbestand ODH en CBS; beschikbaar op 02-09-2020)
Met de komst van de omgevingswet en kunnen gemeenten kiezen voor een gebiedsgerichte benadering in de omgevingsplannen. Het grondgebied van de gemeente wordt ingedeeld in gebieden met elk hun eigen kenmerken, waarden en doelstellingen. Er wordt uitgegaan van het gebied; wat kan een gebied aan en wat heeft een gebied nodig? Per gebied kunnen dus verschillende normen gaan gelden. Hieronder worden voorbeelden van gebiedstypen omschreven waar aan gedacht kan worden bij het opstellen van een omgevingsplan.
Het hoogstedelijk gebied kenmerkt zich door intensief en meervoudig ruimtegebruik in de nabijheid van treinstations. In het gebied komt veel hoogbouw voor en zijn diverse functies aanwezig zoals wonen, werken, winkelen, uitgaan / bezoeken (horeca, bioscoop, theater e.d.) , vervoeren van personen en goederen.
Het stedelijk gebied is een intensief gebruikt gebied met wonen, werken, horeca en winkels en goed openbaar vervoer. Het gebied grenst vaak aan hoogstedelijk gebied. Stedelijke gebieden omvatten historische stadscentra, winkelcentra, sporthallen en -velden.
Karakteristiek voor bedrijventerreinen zijn productie, grootschalige detailhandel, op- en overslagbedrijven en transport- en distributiebedrijven. Op bedrijventerreinen zijn veel bedrijfsverzamelgebouwen te vinden en er komt incidenteel bewoning voor (bedrijfswoningen). Ook kunnen binnenhavens voorkomen.
Glastuinbouwgebieden kenmerken zich door veel activiteiten. Naast kassen bevinden zich er ook andere (glastuinbouw gerelateerde) bedrijven. Haaglanden kent twee grote tuinbouwclusters van enkele duizenden hectares, namelijk de Greenport Oostland en Westland.
Suburbane woongebieden kennen vooral een woonfunctie, vaak woningen met tuinen. Het gebied is redelijk ontsloten door openbaar vervoer. Binnen het gebied zijn voorzieningen aanwezig (winkels, scholen, sociaal culturele voorzieningen en sport- en recreatieterreinen). Naast de woonfunctie komen in een suburbaan gebied ook kleinschalige kantoren en 'schone bedrijvigheid' voor. Werken van uit woningen neemt toe.
Villagebieden zijn ruim opgezet, er wordt voornamelijk gewoond, maar werken aan huis komt ook. Openbaar vervoer is een zeldzaamheid.
Stedelijk groen betreft natuur met een parkachtig karakter in de stad of nabijheid daarvan dat zich kenmerkt door gevarieerde beplanting met wandelpaden, waterpartijen en grasvelden. Ook speeltuinen en kinderboerderijen komen in stedelijk groen voor. Verder kunnen er evenementen worden georganiseerd, voorbeelden zijn het Malieveld en het Zuiderpark.
Natuurgebieden bestaan in Haaglanden uit stranden en duinen, (landgoed)bossen en natuurkernen in het openweideveld. Natuur is de hoofdfunctie, daarnaast is er recreatief gebruik en komen er enkele woningen voor. In Haaglanden liggen drie natura 2000 gebieden: Westduinpark & Wapendal (Den Haag), Solleveld & Kapittelduinen (tussen Den Haag en ter Heijde) en Meijendel & Berkheide (Den Haag, Wassenaar en Katwijk). Het doel van Natura 2000 is het keren van de achteruitgang van de biodiversiteit. Midden-Delfland is het eerste Bijzonder Provinciaal Landschap van Nederland. Deze status geeft het belang aan van het open en groen houden van het waardevolle agrarisch veenweidelandschap in de sterk verstedelijkte metropoolregio Rotterdam Den Haag. Ook zijn er in de regio Haaglanden enkele gebieden aangewezen als milieubeschermingsgebied.
Openweidegebieden worden gebruikt voor landbouw, recreatie, natuur en waterberging. Water, groen en stilte zijn belangrijke aspecten. Net als natuurgebieden bestaat het open veenweide gebied voor een groot deel uit stiltegebieden die door de provincie zijn aangewezen. Het in stand houden van het open agrarisch cultuur landschap met kenmerkende eigenschappen op het gebied van natuur/biodiversiteit, cultuurhistorie en water zijn belangrijke waarden.
In de regio Haaglanden komen zand-, veen- en kleigronden voor. De ondergrond bestaat voornamelijk uit kustafzettingen die ontstaan zijn door geologische processen. Door (vroegere) invloeden van de zee en de bemaling van de polders is een groot deel van het grondwater binnen de provincie brak of zout. Onder de duinen, het strandwallengebied, komen zoetwatervoorraden voor.
Binnen Haaglanden zijn momenteel nog 50 spoedlocaties bodemsanering. Dat wil zeggen locaties waar de verontreiniging een risico vormt voor mens, plant of dier. Ook zijn er in Haaglanden 429 nazorglocaties; locaties waar nazorg nodig is na bodemsanering om het bereikte saneringsresultaat in stand te houden. Ook komen er per jaar honderden meldingen grondverzet binnen. De toe te passen grond of baggerspecie moet voldoen aan de eisen die gelden op de locatie van toepassing. De bodemkwaliteitskaart vormt de basis voor het vastleggen van de eisen die gelden op de locatie van toepassing. Binnen Haaglanden beschikken bijna alle gemeenten over een bodemkwaliteitskaart en bodembeheernota. De gemeente Midden-Delfland heeft niet voor de gemeente bodemkwaliteitskaarten maar beschikt wel over een bodemfunctiekaart.
Externe Veiligheid wordt gedefinieerd als het beheersen van risico’s voor de omgeving die ontstaan door het gebruik, opslag en transport over de weg, water en spoor en door buisleidingen van gevaarlijke stoffen zoals LPG, ammoniak, vuurwerk en munitie. In de regio vinden op een relatief klein oppervlak veel activiteiten plaats. Verschillende transporten verplaatsen zich gelijktijdig over dezelfde weg. Er zijn relatief veel buisleidingen (o.a. aardgas) en de opslag van gevaarlijke stoffen gebeurt vaak in de buurt van plaatsen waar mensen wonen en/of werken.
In de regio Haaglanden is één bedrijf dat onder de werkingssfeer van het Besluit risico's zware ongevallen valt (DSM-Delft). Daarnaast zijn er ongeveer 200 bedrijven/installaties waar externe veiligheid een rol speelt en daarom vermeld staan op de risicokaart. Het vermelden op de risicokaart is enerzijds geregeld in het BEVI en anderzijds in de Leidraad Risico Inventarisatie - deel Gevaarlijke Stoffen. Bij de bedrijven/installaties vinden jaarlijks controles plaats.
Externe veiligheid is ook van belang bij diverse duurzame ontwikkelingen, bijvoorbeeld als het gaat om waterstoftankstations, opslag van energie in batterijen en PV-panelen op parkeerterreinen. Deze kunnen een risico vormen als niet de juiste voorzorgsmaatregelen zijn genomen. Ook voor het plaatsen van windturbines gelden wettelijke veiligheidszones.
De provincie en alle gemeenten binnen de regio Haaglanden willen uiterlijk in 2050 CO2-neutraal zijn. Verder wordt in Zuid-Holland ingezet op een circulaire economie. Het gaat dan onder andere over verduurzaming van bedrijventerreinen, circulaire economie in vergunningen, circulariteit in de bouw en de toepassing van biomassa. Het zuinig gebruik van energie en grondstoffen wordt steeds belangrijker. Een van de technieken die hierbij gaat helpen is bodemenergie. Maar met een toename van systemen in de bodem neemt de druk in de ondergrond toe en raakt het “vol”. Het is dus belangrijk om de ruimte in de bodem zo doelmatig mogelijk in te zetten.
Ook geldt voor alle bedrijven binnen Nederland die meer dan 50.000 kWh aan elektra en/of meer dan 25.000 m3 gas verbruiken sinds 1 juli 2019 een vierjaarlijkse informatieplicht. Zij zijn verplicht om periodiek aan te geven welke energiebesparingsmaatregelen zij hebben uitgevoerd.
Vestigingen van bedrijven in Haaglanden, totaal 115.180 (bron: CBS).
Onder deze 115.180 bedrijfsvestigingen zijn er 32.0411 inrichtingen. Veel kleine winkels en eenmanszaken in de dienstverlening zijn geen inrichting in het kader van de Wet milieubeheer.
De meest voorkomende bedrijfsbranches binnen de inrichtingen in Haaglanden zijn weergegeven in onderstaande figuur.
3.4 Bedrijvigheid per gemeente
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Voor een overzicht en omschrijving van de Delftse werklocaties zie https://www.delft.nl/ondernemen/bedrijf-starten/bedrijfsterreinen
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
De Delftse economie wordt gekenmerkt door het relatief grote aantal bedrijven, kennisinstellingen en onderzoeksinstituten dat zich direct/indirect bezighoudt met technologie & innovatie. Zakelijke dienstverlening, onderwijs, zorg en (detail)handel vormen de grootste sectoren binnen de Delftse economie.
Circa 40% van de Delftse economie bestaat uit kennisbanen en de beroepsbevolking is hoogopgeleid. De concentratie aan kennisinstellingen is de dichtste van heel Nederland en de aanwezige kennisbedrijven zitten bijna zonder uitzondering aan de top in hun sector.
Delft telt ruim 25.000 studenten (kwart van totale aantal inwoners) die aan de TU Delft, de Haagse Hogeschool, Inholland of ROC Mondriaan studeren. Techniek is het DNA in de hele onderwijskolom in Delft, van primair onderwijs tot TU Delft, de grootste Technische Universiteit van het land. Door dit specifieke vestigingsklimaat en de aanwezigheid van deze complete technische onderwijskolom (enige in de randstad) is er sprake van een constante nieuw aanwas aan jonge startende innovatieve bedrijven.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
In het Bestuursprogramma 2018-2022 heeft het college van Delft vijf opgaven opgenomen:
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Binnen de gemeente Den Haag kunnen een negental bedrijventerreinen worden onderscheiden.
ZKD ligt in het zuidwesten van Den Haag en bestaat uit de bedrijventerreinen Kerketuinen, Zichtenburg en Dekkershoek. De belangrijkste sectoren zijn de industrie en de logistiek. Zichtenburg is een binnenstedelijk bedrijventerrein met vooral grootschalige bedrijven. Kerketuinen bestaat vooral uit industrie. Bij Dekkershoek bestaat de werkgelegenheid vooral uit de logistiek.
Scheveningen-Haven dateert uit het begin van de vorige eeuw. Het is een uniek bedrijventerrein door de aanwezigheid van een zeehaven, bestaande uit drie aparte havens die in open verbinding staan met de zee. Het havengebied is gelegen tussen woongebieden en de zee en bevindt zich op enige afstand van snelwegen. Het bedrijventerrein is gericht op het cluster vis. Vooral de logistiek en visserij zijn goed vertegenwoordigd. Ook de horeca en detailhandel hebben een sterke positie.
De Binckhorst ligt vlakbij het centrum van Den Haag en dicht bij het Rijkswegennet. Het is het grootste bedrijventerrein binnen de bebouwde kom van Den Haag. Het terrein is gemengd van opzet en is volop in (her)ontwikkeling. In de bedrijventerreinen gerelateerde sectoren zijn vooral de logistiek en de bouw goed vertegenwoordigd. Daarnaast is er ook veel kantoorhoudende werkgelegenheid.
Forepark en Middenweg. Forepark is een modern bedrijventerrein dat direct is gelegen aan de A4 en de A12 in de oksel van het Prins Clausplein. Het terrein wordt doorsneden door een spoorlijn. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein was het creëren van een relatief modern hoogwaardig gemengd bedrijventerrein met een regionale functie. Ook ligt hier het stadion van ADO Den Haag. De logistiek is goed vertegenwoordigd, maar ook het aandeel werkgelegenheid in kantoorhoudende sectoren is relatief groot. Ook op de Middenweg is vooral de logistiek sterk vertegenwoordigd, maar kantoorhoudende sectoren zijn hier nauwelijks aanwezig. Het terrein bestaat voor het grootste deel uit bedrijfsruimten.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
De sector ‘Overheid en belangenorganisaties’ is de grootste sector in Den Haag. Daarna komen de sectoren ‘Detailhandel en horeca’ en ‘Zorg’. De sectoren ‘Bouw’ en ‘ICT en creatief’ zijn sterk gegroeid.
Visueel kan dit als volgt worden weergegeven.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
Den Haag groeit. De gemeente werkt aan een gezonde, leefbare en duurzame stad. Ze doet dat samen met inwoners en bedrijven. De komende jaren komen er duizenden woningen bij. Ook de openbare ruimte wordt verbeterd. Lees meer over de bouwprojecten in de stad https://www.denhaag.nl/nl/in-de-stad/wonen-en-bouwen/bouwprojecten.htm
In het coalitieakkoord 2019-2022 zijn de volgende speerpunten genoemd.
Binnen het taakveld milieu zijn de handhaving- en toezichttaken van de gemeente gemandateerd aan de Omgevingsdienst Haaglanden. Voor de activiteiten die onder de milieuregelgeving vallen wordt de prioritering bepaald op basis van de risico’s van de activiteit voor de omgeving. Jaarlijks worden speerpunten op het gebied van milieu verder uitgewerkt in een jaarwerkplan waaraan deze prioritering wordt gekoppeld.
3.4.3Gemeente Leidschendam-Voorburg
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Voor een overzicht en beschrijvingen zie https://www.lv.nl/bedrijventerreinen
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
De gemeente Leidschendam-Voorburg kenmerkt zich economisch gezien door het verhoudingsgewijs grote aantal zzp’ers (22,7% van totaal aantal banen vs 11,4 % landelijk). Zakelijke dienstverlening, zorg en detailhandel zijn de sterkst vertegenwoordigde sectoren. Leidschendam-Voorburg heeft oa twee ziekenhuizen en het grootste moderne overdekte winkelcentrum van Nederland in aanbouw (The Mall of the Netherlands). Het landelijke gebied aan de rand de gemeente (Stompwijk) wordt gekenmerkt door agrarische bedrijven. In samenwerking met betrokken ondernemers, gebiedsgebruikers en de provincie Zuid-Holland wordt een verkenning opgesteld naar nieuwe mogelijkheden voor het vitaal houden van het landelijke gebied aangezien een deel van de huidige agrarische bedrijven onder druk staat door marktwerking en verstedelijking. Er zijn geen plannen om nieuwe bedrijventerreinen te ontwikkelen in Leidschendam-Voorburg. De focus ligt op het verduurzamen van bestaande terreinen.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
Op verschillende locaties in de gemeente vindt verdichting, verduurzaming en vernieuwing plaats. Grootschalige voormalige kantorenlocaties worden herontwikkeld naar woningbouw en gemengd stedelijke gebieden. Voorbeelden hiervan zijn Overgoo (kantorenlocatie aan de A4 / Vlietzone), de voormalige CBS-locatie (voormalig hoofdkantoor CBS), Klein Plaspoelpolder (voormalige kantorenlocatie / betoncentrale / milieustraat) en Appelgaarde (kantoren en bedrijvenlocatie nabij station Mariahoeve). Qua detailhandel zijn er vier kerngebieden aangewezen waar gemeentelijk beleid en investeringen op gericht zijn, zie afbeelding hiernaast.
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
In Midden-Delfland liggen in totaal 5 bedrijventerreinen.
In Den Hoorn ligt langs de A4 het grootste bedrijventerrein van Midden-Delfland in de Harnaschpolder. Het bedrijventerrein is voor een deel al ingevuld met bedrijven. Een breed spectrum aan bedrijven kan zich hier vestigen. De Afvalwaterzuivering Harnaschpolder ligt in het noordelijke gedeelte van het terrein. De afvalwaterzuivering heeft een zuiveringscapaciteit van 1,3 miljoen vervuilingseenheden. De zuivering is daarmee de grootste van Nederland en een van de grootste in Europa.
In Schipluiden en Maasland zijn enkele kleine bedrijventerreinen aanwezig. Daar bevinden zich vooral lokale midden- en klein bedrijven. De gemeente kent relatief veel loon- en aannemingsbedrijven.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
In Midden-Delfland bevinden zich in het buitengebied melkveehouderijen. Naast de normale werkzaamheden zetten zij zich ook in voor natuurbehoud. Bij enkele agrarische bedrijven is sprake van nevenactiviteiten als (kleinschalige) horeca, verkoop van streekproducten en / of een bed-and-breakfast.
Daarnaast is in Midden-Delfland een sterke glastuinbouwsector aanwezig.
Op het bedrijventerrein Harnaschpolder kunnen verschillende soorten bedrijven zich plaatsen. Verschillende bedrijven uit de transportsector zijn hier gevestigd. Verder zijn in Midden-Delfland veel midden- en kleinbedrijven aanwezig.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
In Midden-Delfland worden geen grootschalige woningbouwprojecten meer gerealiseerd. Toekomstige woningbouw wordt voornamelijk gezocht door bestaande locaties te verdichten of te herontwikkelen. Ook worden er geen nieuwe bedrijventerreinen ontwikkeld.
In Midden-Delfland worden nevenfuncties bij melkrundveehouderijen gefaciliteerd om het overleven van deze bedrijven te vergroten. Dat zorgt voor een gezonde agrarische sector die een bijdrage levert aan de mondiale klimaatdoelstellingen.
Daarnaast zal de energietransitie een belangrijke factor binnen Midden-Delfland zijn. Vooral de transportleiding “Leiding door het Midden” dat restwarmte van de Rotterdamse industrie transporteert naar de regio Haaglanden zal de komende periode belangrijke gebiedsontwikkeling zijn.
Ook worden diverse geothermieprojecten op en onder het grondgebied van Midden-Delfland ontwikkeld.
De gemeente Midden-Delfland neemt deel aan het wereldwijde CItta Slow netwerk. Citta Slow is het internationale keurmerk voor gemeenten die op het gebied van leefomgeving, landschap, streekproducten, gastvrijheid, milieu, infrastructuur, cultuurhistorie, en behoud van identiteit tot de top behoren.
De gemeente Midden-Delfland zet in op het behoud, ontwikkeling van het open veenweidelandschap met de melkveehouderij als pijler waarbij de waarden van dat landschap, natuur, water, cultuurhistorie en stilte behouden blijft en zonodig versterkt.
Het gebied Midden-Delfland is op basis van de Wet natuurbescherming aangewezen als eerste Bijzonder Provinciaal Landschap (BPL) van Nederland. De gemeente ligt in het hart van dat gebeid dat, samen met het buitengebied van andere gemeenten het BPL vormt.
De gemeente pleegt hier veel inzet voor, samen met de andere betrokken partijen (gemeenten, hoogheemraadschap, natuurterrein beherende organisaties, de Midden-Delflandvereniging en LTO Noord Delflands Groen. In de Gebiedstafel voor het BPPL wordt gewerkt aan opgaven zoals Duurzame Landbouw, biodiversiteit, klimaat & water, energie, groen, recreatie en gebiedsmarketing.
Het gaat de gemeente niet alleen om een landschap met kwaliteit maar het moet ook beleefbaar zijn en bereikbaar, zonder dat dit ten koste gaat van het landschap. De versterking van de relatie tussen stad en land gebeurt niet alleen door recreatie maar ook door de marketing van duurzaam geteelde producten (PUUUR) in omliggend stedelijk gebied.
Vanuit de filosofie van Cittaslow en de regionaal vastgestelde Roadmap Next Economy stimuleert de gemeente duurzaamheid in de zin van de Brundtland-definitie (een optimaal evenwicht tussen sociale aspecten, economie en ecologie). De gemeente onderschrijft dan ook de internationale doelstelling van de Verenigde Naties, vastgelegd in de global goals (sustainable development goals)De energiebehoefte van inwoners en bedrijven wordt zoveel mogelijk verminderd en duurzaam opgewekt.
3.4.5Gemeente Pijnacker-Nootdorp
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
In de gemeente Pijnacker-Nootdorp bevinden zich 4 bedrijventerreinen. De terreinen Heron en Ruyven, die zijn gelegen langs resp. de A12 en A13 richten zich op grotere bedrijven met een regionale of nationale uitstraling. Op de twee andere terreinen, de Boezem (in Pijnacker) en Oostambacht (in Nootdorp) zijn vooral lokale bedrijven in het MKB te vinden.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
De meest opvallende en ook al van oudsher aanwezige branche is de tuinbouwsector. In deze branche zijn ook een aantal bedrijven die voorop lopen op het gebied van duurzaamheid (vooral qua energievoorziening).
Voor het overige is er een gevarieerd aanbod qua branches, waarbij er geen branche is die er qua omvang (of aard) uit springt.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
Bij bedrijventerrein de Boezem wordt komende jaren Boezem-Oost ontwikkeld, een uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein met 22 ha. Ook bedrijventerrein Heron is nog niet uitontwikkeld. Hier zullen de komende jaren ook nog een aantal nieuwe bedrijven gaan vestigen.
Ten aanzien van woningbouw zullen de woningbouwlocaties Pijnacker-zuid en Ackerhof verder afgebouwd worden. Daarnaast zullen twee nieuwe locaties (Tuindershof en de Scheg) in ontwikkeling worden genomen en zijn er nog enkele locaties waar in toekomst woningbouw mogelijk zal worden. Naar verwachting zal het aantal inwoners daarmee tot 65.000 stijgen.
Voor de raadsperiode 2018-2020 hebben de raadsfractie een Hoofdlijnenakkoord afgesproken. Het akkoord heeft als titel ‘Verder in verbinding’ en als thema ‘Iedereen doet mee en woont prettig in een duurzaam en veilig Pijnacker-Nootdorp’
Het akkoord telt drie inhoudelijke hoofdambities en twee randvoorwaarden.
Een van de randvoorwaarden is dat de raadsleden echt volksvertegenwoordigers zijn en ruimte scheppen voor lokaal-democratische vernieuwing. De tweede randvoorwaarde is een financieel gezond beleid, waarbij de ambitie is om de lokale lasten te verlagen.
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Rijswijk beschikt over verschillende bedrijventerreinen, hiervan is de Plaspoelpolder (een werklocatie waar ook kantoren gevestigd zijn) de grootste. Daarnaast beschikt Rijswijk nog over enkele kleinere terreinen. Hieronder een overzicht van de bedrijventerreinen en een omschrijving van de bedrijfsactiviteiten.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
In heel Rijswijk is zakelijke of collectieve dienstverlening de grootste branche. Daarnaast zijn er vijf buurtwinkelcentra en het winkelcentrum In de Bogaard. Het winkelcentrum Oud Rijswijk combineert de rustieke en ongedwongen sfeer van vroeger met de praktische eisen van nu. Rond de Oude Kerk in de Herenstraat zijn en ongeveer 120 winkels en horecazaken gevestigd. Vaak zijn het familiebedrijven, die hun intrek hebben genomen in monumentale panden.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
De gemeente Rijswijk heeft met het Rijk en andere overheden een Verstedelijkingsakkoord gesloten. De kernthema’s van het verstedelijkingsakkoord zijn verstedelijking (=wonen en werk en voorzieningen) en mobiliteit. In de Stadsvisie Rijswijk 2030 is afgesproken voldoende woningen te bouwen om de Rijswijkse bevolkingsgroei op te kunnen vangen met behoud van parken en de groene identiteit van Rijswijk. Woningbouw vindt daarom plaats in gebieden die al bebouwd of in ontwikkeling zijn. De Stadsas (In de Bogaard, Stationsgebied en de Plaspoelpolder) wordt herontwikkeld tot modern stedelijk gebied. In RijswijkBuiten is vanaf 2013 gestart met woningbouw. De wijk is inmiddels uitgegroeid tot één van de meest duurzame wijken van Nederland. Naast woningbouw is in RijswijkBuiten ook ruimte voorzien voor voorzieningen en een bedrijventerrein.
In het coalitieakkoord 2019-2022 zijn de volgende speerpunten genoemd:
Deze speerpunten worden jaarlijks uitgewerkt in de uitvoeringsprogramma’s waaraan de prioritering wordt gekoppeld. Binnen het taakveld milieu zijn de handhaving en toezichttaken van de gemeente gemandateerd aan de Omgevingsdienst Haaglanden. Voor de activiteiten die onder de milieuregelgeving vallen wordt de prioritering bepaald op basis van de risico’s van de activiteit voor de omgeving. Het gaat hier vooral over de risico’s voor de (externe)veiligheid, luchtverontreiniging, bodem- en grondwaterverontreiniging.
Daarnaast zijn ook de asbesttaken van de gemeente gemandateerd aan de Omgevingsdienst Haaglanen. Door de toenemende vraag naar transformatie van oude kantoorgebouwen naar woningen zal er in de komende jaren een toename zijn van asbestsaneringen.
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Er zijn 2 bedrijfsterreinen, een klein bedrijfsterrein gelegen rond de van Hallstraat en een grootschaliger bedrijfsterrein op Maaldrift.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
Het landgoed Duinrell is in gebruik als attractiepark. Ook renbaan Duindigt, de enige overgebleven gras-renbaan in Nederland, ligt in Wassenaar. Er zijn 3 inrichtingen op defensiegebied namelijk de Kmar-kazerne (Maaldrift), De Kom (Rijksdorp) en Beatrixkazerne die binnen Wassenaars grondgebied zijn gelegen. In het buitengebied vindt voornamelijk agrarische bedrijfsvoering bestaande uit tuinbouw, vee- en bollenteelt plaats. Ten slotte is de waterwinning in het duingebied (Dunea) een Wassenaarse aangelegenheid.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
Het centrum en winkelgebied Stadhoudersplein moeten aantrekkelijk blijven. Er komt een plan om de winkelhaak van Wassenaar en het Stadhoudersplein te verbeteren. Hierbij werken wij nauw samen met de winkeliers. Bovendien komt er een openbaar toilet, een Free-Wifispot en worden de stallingsmogelijkheden voor de fiets uitgebreid.
De ontwikkeling van het Havengebied vindt in samenspraak met de eigenaren en bewoners plaats, een plek waar de combinatie van economische activiteiten met wonen prima past.
Het strand wordt samen met de ondernemers aangepakt en verbeterd. Het betreft een uitbreiding van de fietsenstalling, een mogelijke busverbinding en een verbetering van de uitstraling van het toegangsgebied.
Verduurzaming, energiebesparing en het behoud van groen
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Groen zijn glastuinbouw- of glastuinbouw gerelateerde bedrijventerreinen.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
De meest opvallende branche in Westland is de glastuinbouw en daaraan gerelateerde bedrijven. Agrologistiek cluster: groente, fruit, snijbloemen, potplanten.
Daarnaast zijn de bouwsector en de metaal cluster goed vertegenwoordigd.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
Circa 30 hectare grotendeels ten behoeve van logistiek.
Volgens het huidige Westlands Akkoord krijgen de volgende opgaven prioriteit:
Basisgegevens CBS (beschikbaar op 02-09-2020)
Aantal inrichtingen in bedrijvenbestand ODH (02-09-2020)
Aantal en omschrijving bedrijventerreinen
Om in de regio Den Haag aan de grote woonbehoefte te kunnen voldoen, is in 1962 besloten om het dorp Zoetermeer te laten groeien als regionale groeikern. Op basis van het Structuurplan Zoetermeer 1968 is de gemeente ontworpen en doorgegroeid naar een stad. Een stad dat zich momenteel kenmerkt door een sterke mate van functiescheiding van wonen, werken en recreatie, verbonden met een ruim netwerk van infrastructuur. Elke wijk heeft eigen voorzieningen.
Zoetermeer biedt, met een achttal, een gevarieerd aanbod aan bedrijventerreinen. De Noordelijke bedrijventerreinen: Rokkehage (1965, incl. bestaande Nutriciaterrein), Hoornerhage (1967) en Zoeterhage (1976) waren voorzien in het structuurplan en zijn gesitueerd aan de rand van de stad langs de oostelijke ontsluitingswegen ten noorden van de A12 en nabij de afslag Zoetermeer. De drie bedrijventerreinen lijken qua functionaliteit sterk op elkaar. Alle drie kunnen ze getypeerd worden als gemengde bedrijventerreinen (= een mix van bedrijfssectoren in verschillende milieucategorieën). Van oorsprong zijn de bedrijventerreinen hoofdzakelijk ontwikkeld voor de sectoren industrie, bouwnijverheid en handel. Dit type bedrijvigheid is ook nu nog het meest aanwezig. Op het bedrijventerrein Zoeterhage, en in mindere mate Hoornerhage, heeft zich in de loop der jaren ook een aantal niet-traditionele bedrijfsmatige gebruikers gevestigd (zoals een kerkgenootschap, een kartbaan, perifere detailhandelsvestigingen).
In de periode tussen 1985 en 2000 zijn de bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage (Dutch Innovation Park) en Dwarstocht gepland en voor een groot deel gerealiseerd. Deze terreinen liggen aan de oostzijde van Zoetermeer, ten zuiden van de Bleiswijkseweg. Ze kenmerken zich door een duidelijk functionele opbouw. De terreinen zijn vrijwel volledig benut door een scala aan bedrijvigheid (zowel vrijstaande gebouwen als bedrijfsverzamelgebouwen). De braakliggende kavels op Dwarstocht en Nutrihage komen in aanmerking voor een transformatie naar woningbouw.
De terreinen BusinessPark Oosterheem (2004) en Oosterhage (2009) zijn als laatste toegevoegd. BP Oosterheem (ook wel aangeduid met ‘T-strook’) was voorzien in de Vinexwijk Oosterheem. De ontwikkeling van de bedrijfsfunctie was gericht op kleinschalige kantoren en bedrijven, maar is grotendeels uitgebleven. Gronden langs de Hugo de Grootlaan en de Aletta Jacobslaan worden daarom getransformeerd naar hoofdzakelijk woningbouw. Bedrijventerrein Oosterhage aan de zuidoostzijde van Oosterheem vormt de oostelijke entree van Zoetermeer en een buffer tussen de woonwijk en de Australieweg. Hier zijn nog enkele kavels beschikbaar.
Het (regionale) kantorenbeleid stuurt op het kwalitatief versterken van bestaande voorraad en het onttrekken van incourant aanbod en plancapaciteit. De locaties Afrikaweg-Boerhaavelaan en Rokkeveen Campus zijn per auto en openbaar vervoer goed bereikbaar, door ligging nabij station Zoetermeer en snelweg A-12. De Afrikaweg-Boerhaavelaan is een gebied in transitie, dat al langer tijd te kampen had met een hoog leegstandspercentage. Rokkeveen Campus is een hoogwaardige kantorenlocatie met een mix van grootschalige maar ook wat kleinere kantoorgebouwen. Hier zal de komende jaren moeten worden ingezet op het versterken van de kwaliteit van het gebied. De komende jaren (tot aan 2028) komt een aantal bestaande kantoorlocaties (met name in en rondom het centrum van Zoetermeer) in aanmerking voor transformatie naar een andere functie (woonfunctie). Het centrale kantorenaanbod ligt langs de A12 corridor (Lus, Sawa en Campus) waar ingezet wordt op een kwaliteitsverbetering. Verder bevinden zich nog kleine concentratie van kantoren aan randen van bedrijventerreinen zoals bijvoorbeeld Rokkeveen-Oost.
Opvallende branches en bedrijfsmatige activiteiten
Zoetermeer heeft tot aan de uitbraak van COVID-19 een gezonde economie met veel IT- georiënteerde en startende bedrijvigheid. Als gevolg van de corona-crisis zijn er sectoren die juist nu gaan uitbreiden, terwijl andere sectoren moeten overleven. Hoe groot en welke economische effecten er voor de middellange en lange termijn daadwerkelijk gaan spelen, zijn ten tijde van het opstellen van dit memo nog niet te overzien.
De stad kent vier sterke sectoren met ontwikkelmogelijkheden op het gebied van werkgelegenheid en onderwijs op alle niveaus: Toegepaste IT & Diensten, Logistiek & Handel, Health en Bouw & Installatie. De verzorgende economie (detailhandel, vrije tijd etc.) vertegenwoordigt ook een groot aandeel van de economie en vormt een belangrijke vestigingsconditie voor Zoetermeer. De gemeente wil de vier sterke sectoren benutten en versterken door partners en bedrijven te verbinden en crossovers te initiëren vanuit de toegepaste innovatie tussen deze en andere sectoren. Ook is het beleid van de gemeente erop gericht ICT en andere hoogwaardige kennisgerelateerde werkgelegenheid aan te trekken. Zoetermeer heeft een goede technische infrastructuur en was een van de eerste steden in Nederland met een glasvezelnetwerk. Sinds een aantal jaar is hier de Haagse Hogeschool (HHS) - Faculteit voor IT & Design gehuisvest.
Omschrijving nieuwe (gebieds)ontwikkelingen
De gemeente heeft een groeiambitie (schaalsprong). Naast de woningbouwopgave van 10.000 met een zoekopgave tot 16.000 woningen vraagt dat ook om het op peil houden en verbeteren van het voorzieningenniveau, de bestaande woon-en werklocaties en de leefbaarheid en aantrekkelijkheid van de stad. Er is in Zoetermeer beperkt ruimte beschikbaar voor de afzonderlijke uitbreiding van functies (=meervoudige ruimteclaim). De woningbouwopgave wordt daarom binnenstedelijk gerealiseerd onder meer door inbreiding, herontwikkeling en transformatie van braakliggende en verouderde werklocaties. Een van de grootschaliger gebiedsontwikkelingen zal plaatsvinden in het gebied Boerhaavelaan-Bredewater.
Economische groei, innovaties en verstedelijking vragen om een duidelijke aanpak voor het behoud van werkgelegenheid, stimuleren van economische ontwikkeling en daarmee mede behoud van de leefbaarheid in de wijken van de stad. Dat betekent ruimte bieden voor werkgelegenheid op de bestaande werklocaties (door intensivering, beter benutten) en waar mogelijk ook daarbuiten (woonwijken) en in combinatie met andere functies (menggebieden). De gemeente werkt aan een strategie werklocaties voor een duidelijke aanpak en strategie voor het behoud van werkgelegenheid en economische ontwikkeling van de stad.
De gemeente werkt aan de Visie Zoetermeer 2040 (= gemeentelijke omgevingsvisie). Deze wordt gebaseerd op een nog op te stellen toekomstperspectief voor de stad, gericht op sociale, economische en ruimtelijke (door)ontwikkeling. Vanwege het proces van downgrading op delen van de Noordelijke bedrijventerreinen en de meervoudige ruimteclaim als gevolg van de groei ambitie voor de stad wordt gedacht aan transformatie van delen van Zoeterhage.
Het risicogestuurde toezicht conform de Risicomethodiek maakt slechts een deel uit van de jaarlijkse werkplanuitvoering van T&H. De verdeling hiervan verschilt per werkplan, dus per jaar. Een indicatie van de verdeling tussen het toezicht dat binnen de risicomethodiek valt en wat niet, is in onderstaande grafiek weergegeven. Hier moet bij worden vermeld dat dit een indicatie is en dat dit per gemeente kan verschillen aangezien het bedrijvenbestand en de beschikbare middelen tussen gemeenten onderling kunnen verschillen.
In 2020 werd een aanzienlijk deel van het werkplan, namelijk circa 16%, als incidenteel toezicht ingedeeld. Dit percentage van 16% is exclusief de uit de eerste controle eventueel voortvloeiende hercontroles, sanctiecontroles en handhavingszaken. Incidenteel toezicht bestaat voornamelijk uit controles die gedurende het jaar worden gepland naar aanleiding van signalen van accounthouders en handhavingspartners over individuele locaties, handhavingsdagen of projecten etc. Het aantal ‘signalen uit het veld’ bleek beperkter dan de beschikbare werkplancapaciteit. De afgelopen jaren is geconcludeerd dat het gewenst is om een deel van deze toezichtcapaciteit in te zetten om het bedrijvenbestand up-to-date te houden. Zonder een gerichte aanpak hiervan raakt een inrichtingenbestand zeer snel gedateerd. Met de beschikbare ruimte zorgde de ODH voor een adequate invulling van de geprognotiseerde controle-aantallen. Gezien deze ervaring wordt geadviseerd om een deel van de capaciteit voor incidenteel toezicht, mede op verzoek van accounthouders, in te zetten voor de controles/toezichtmiddelen die worden ingevuld naar aanleiding van de nieuwe risicomethodiek, zoals beschreven in hoofdstuk 8. Daarmee wordt getracht om het deel van de capaciteit voor incidenteel toezicht te reduceren tot circa 10%, wat naar verwachting nog voldoende capaciteit zal overlaten om te acteren op signalen etc.
5 Toezicht binnen de risicomethodiek met eigen prioriteringswijze
In de afgelopen jaren en met het opstellen van de methodiek 2016-2020 en 2021-2024 is duidelijk geworden dat sommige activiteiten zich niet lenen voor de reguliere wijze van toezichtplanning voorafgaand aan ieder werkplanjaar. Dit zijn dan veelal activiteiten/situaties die ad hoc voorkomen en onmiddellijke actie vereisen.
In dit hoofdstuk benoemen we deze activiteiten en beschrijven we op welke wijze de toezichtcapaciteit de komende jaren zal worden ingezet. In de tabel hieronder is per activiteit een risicoscore toebedeeld. De scores zijn reeds in 2014 toebedeeld en hebben naar aanleiding van brainstormsessies met accounthouders en toezichthouders enige aanpassing gehad. De betekenis van deze risicoscore en de bijbehorende prioriteit wordt verder toegelicht per activiteit in de subhoofdstukken hieronder. In de bijlage is toegelicht hoe deze scores zijn bepaald.
Met de inzet op deze activiteiten wordt ook invulling gegeven aan de landelijke prioriteiten die voor de gemeenten als bevoegd gezag van belang zijn, nl.:
Voor de het uitvoeren van de VTH-taken met betrekking tot asbest is een apart gemeentelijk uitvoeringsbeleid vastgesteld waarin het basis uitvoeringsniveau is vastgelegd.
De landelijke prioriteiten worden afgestemd in de strategische Milieukamer. Bij deze afstemming gaat het om de voor het straf- en bestuursrecht gemeenschappelijke prioriteiten. In de Strategische Milieukamer hebben zitting: het OM (Functioneel parket), de Inspecteurs-generaal van de ILT, NVWA en de Inspectie SZW, de Nationale Politie en een vertegenwoordiging van de OD’s. Naast bodem en asbest zijn er nog een aantal landelijke prioriteiten, maar daar is de gemeente niet het bevoegd gezag, bijv. BRZO-bedrijven, het opsporen verboden consumentenvuurwerk en het handelen of houden van beschermde dieren en planten.
Natte koeltorens vormen een risico voor de leefomgeving en de volksgezondheid. In de Wet milieubeheer, het Activiteitenbesluit milieubeheer en de daarbij behorende Regeling staan daarom specifieke voorschriften voor het goed beheer van natte koeltorens. Met goed beheer wordt voorkomen dat legionellabacteriën zich in de koeltoren kunnen vermeerderen en naar de omgeving kunnen verspreiden en daar mensen kunnen besmetten. Degene die de inrichting drijft waar de koeltoren deel van uitmaakt, moet aan specifieke voorschriften voldoen. Vaak staan natte koeltorens bij inrichtingen die niet standaard jaarlijks worden gecontroleerd, bijv. kantoren. De frequente aanwezigheid van de koeltorens op woon- en verblijfsgebouwen (bijvoorbeeld zorginstellingen) vergroot de risico’s.
Daarom vinden jaarlijks controles plaats m.b.t. dit onderwerp. Iedere koeltorenlocatie wordt gecontroleerd. Deze controle focust vooral op het hebben van een up-to-date beheersplan (risicoanalyse), de correcte uitvoer daarvan, de bemonstering van de koeltoren en een correcte registratie in het logboek. Gezien de omvangrijke risico’s geldt een hoge prioritering voor dit type toezicht en blijven jaarlijkse controles van kracht.
5.3 Behandelen klachten/overlastmeldingen
Ten aanzien van overlastmeldingen van burgers of andere belanghebbenden geldt de insteek dat iedere overlastmelding, waarbij de ODH het bevoegd gezag vertegenwoordigt, in behandeling wordt genomen.. Een overlastsituatie leent zich niet voor het toepassen van een risicobeoordeling voordat een overlastmelding wordt beoordeeld. Indien eerst een prioritering van toezichtinzet zou plaatsvinden, waardoor een deel van de overlastsituaties in een later stadium of geheel niet wordt ‘opgepakt’, is de overlastsituatie wellicht al achterhaald terwijl toezicht en eventueel handhaven op zijn plaats was geweest. Daarom is ervoor gekozen om iedere overlastsituatie direct in behandeling te nemen. Dit betekent dat iedere overlastmelding wordt opgevolgd door een contactmoment met de overlastmelder waarbij onder meer de frequentie, de ernst, het moment en de duur van de overlast wordt geïnventariseerd en waarbij stappen worden afgesproken voor het verdere onderzoek van de situatie door de toezichthouder. Dit betekent niet dat in alle gevallen toezicht plaatsvindt. Deze insteek sluit aan bij de risicoanalyse van 2015 waarbij de maximaal geloofwaardige calamiteiten zijn beoordeeld en de activiteit ‘Behandelen klachten/meldingen’ een risicoscore van 16,4 heeft toebedeeld gekregen. Van alle branches en activiteiten was dit de hoogste score die werd gegeven, met name vanwege de hoge risicoscore ten aanzien van het bestuurlijke imago en de daadwerkelijke kans dat zich een calamiteit voordoet.
5.4 Afval- en grondtransport (i.c.m. ketentoezicht)
Traditioneel richt de aandacht van een overheid zich op de haar bekende activiteiten. Illegale activiteiten blijven vaak nog uit het zicht, zij komen slechts ad-hoc aan het licht en vragen op dat moment onmiddellijke aandacht. Vaak is het financieel gewin dat te behalen valt met het niet naleven van de regels erg groot. Voorbeelden zijn het toepassen van grond zonder dat dit is getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit of het opmengen, omkatten en verkeerde afvoer van gevaarlijke stoffen. Behalve ondermijning is er o.a. risico op bodemverontreiniging en effecten op de volksgezondheid.
De ODH voert ketenprojecten uit om meer zicht te krijgen op deze illegaliteit. De afgelopen jaren zijn daarin de eerste stappen gezet. Zo is er samen met de Omgevingsdiensten West- en Midden-Holland een project grondstromen en een project garagebedrijven uitgevoerd. Maar ook de komende jaren zijn nog de nodige inspanningen vereist om de doeltreffendheid van de regionale aanpak van de ketenproblematiek verder te verbeteren. Met name door in te zetten op diepgaand administratief toezicht, vrije-veld toezicht, digitaal rechercheren en het inzetten van transportcontroles. Ook worden de binnengekomen meldingen van grondtransport beoordeeld en afgehandeld.
5.5 Bodemsanering (herstelplicht Wm en Wbb) en grondverzet Bbk
Sinds 2019 wordt gewerkt met het ‘Toezichtplan bodem 2019-2022’. Het toezichtplan betreft een nadere uitwerking van de prioritering zoals aangegeven in de “Probleemanalyse en prioritering Milieutoezicht 2016-2020” en de nota VTH 2018-2022 van de provincie Zuid-Holland. Het toezichtplan richt zich op de bodemtaken waarvoor de gemeenten en de provincie Zuid-Holland binnen de regio Haaglanden bevoegd gezag zijn. In het plan wordt de werkwijze weergegeven voor toezicht in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, de Wet bodembescherming en de Wet milieubeheer, voor zover het inrichtingen betreft voor de opslag van grond en/of bagger. Er worden gerichte keuzes gemaakt ten aanzien van de in te zetten capaciteit en de inzet van toezicht is vrijwel altijd risicogestuurd.
Gesloten bodemenergiesystemen zijn systemen die onder meer gebouwen, woningen en kleine bedrijven op een duurzame manier verwarmen en/of koelen. Door gesloten leidingen (bodemlussen) wordt (met behulp van een warmtepomp) vloeistof door de bodem geleid om aan de bodem warmte of koude te onttrekken. Hierbij wordt echter geen grondwater verpompt zoals bij een open bodemenergiesysteem, ook de vloeistof in de lussen komt niet in contact met het grondwater.
In een persbericht van de Inspectie Leefomgeving en Transport (IL&T) medio 2018 werd geconcludeerd dat bij 11 van de 13 gecontroleerde bedrijven in den lande flinke gebreken zijn geconstateerd bij de afdichting van de scheidende watervoerende pakketten, hetgeen kan leiden tot verminderde kwaliteit van het grondwater, verstoring van grondwater stroming met als mogelijk gevolg verzoeting dan wel verzilting in verschillende grondlagen en bodemverontreiniging door lekkage van bodemvreemde stoffen. Het IL&T concludeerde dat het toezicht anders en krachtiger moet. Ook moet worden voorkomen dat de systemen negatieve interferenties hebben op elkaar met verminderd rendement als gevolg.
Tot en met 2020 zijn er steekproefsgewijze controles uitgevoerd op basis van de lokale kennis vanuit toezicht (uitvoerder, systeemkennis etc.). Het spontane naleefgedrag blijkt beperkt. Aangezien er steeds meer WKO’s worden geplaatst (met bovenvermelde risico’s) en de geldende regels niet spontaan worden nageleefd, is een verhoging van de risicoscore aan de orde. De boorfase is het meest risicovol, hier wordt bij het toezicht dan ook de meeste aandacht aan besteed. Wanneer onvolledige meldingen of onvolledige aanvragen voor een beperkte omgevingsvergunning (de zogenaamde OBM) worden ontvangen, wordt toezicht gehouden op de eventuele illegale plaatsing. Verder is wettelijk vastgesteld dat grotere systemen (>70 kWh) jaarlijks een monitoringsrapportage moeten indienen. Het streven is om altijd aanwezig te zijn bij de boringen.
Puinbrekers worden ingezet om de steenachtige fractie van bouw- en sloopafval te breken tot puingranulaat. Het puingranulaat kan worden toegepast als bouwstof in beton of in de wegenbouw. Het puin op de slooplocatie wordt met een mobiele installatie gebroken. Het grootste risico bij puinbreken is dat met gevaarlijke stoffen vervuild puin wordt gebroken en het stof in de lucht en de bodem wordt verspreid. Ook kan er stof en geluid overlast ontstaan.
In principe heeft de ODH de afgelopen jaren iedere puinbreker, waarvan de start van de werkzaamheden werd gemeld, gecontroleerd. Naar aanleiding van het toezicht van de afgelopen jaren kan geconstateerd worden dat het naleefgedrag goed is. De laatste jaren zijn er nauwelijks overtredingen vastgesteld. Op basis van de meest recente risicokwalificering kan volstaan worden met steekproefsgewijze controles. Daarbij zal o.b.v. een risico-inschatting van de binnenkomende meldingen (en startmeldingen) beoordeeld worden of een controle ter plaatse opportuun is. Op deze manier zal worden bekeken of het spontane naleefgedrag op pijl blijft.
6 Van branches naar activiteitgroepen
Mede om voor te sorteren op de Omgevingswet is ervoor gekozen om te kijken naar de activiteiten opgenomen in het Besluit Activiteiten Leefomgeving (Bal). Het Bal bevat, algemene regels waaraan burgers, bedrijven en overheden zich moeten houden als ze bepaalde activiteiten uitvoeren in de fysieke leefomgeving. De genoemde activiteiten uit het Bal zijn gegroepeerd in activiteitgroepen. De nieuwe risicomethodiek zal 14 activiteitgroepen hanteren, die zijn opgebouwd uit de activiteiten waarvan de Omgevingswet uitgaat aangevuld met activiteiten uit de bruidsschat2 . In de oude methodiek werden 47 branches gehanteerd. Het hanteren van grotere groepen heeft meer voordelen, zo bleek uit de evaluatie. De toebedeling van controles kan vaker worden gepland bij bedrijven die lang niet gecontroleerd zijn. Ook wordt bij de overgang naar activiteitgroepen voldaan aan het advies uit het evaluatierapport om te zorgen dat branches genoeg bedrijven bevatten om een inschatting van het naleefgedrag te kunnen maken zonder dat (bijna) de gehele branche wordt gecontroleerd.
In onderstaande tabel zijn alle activiteiten van het BAL gerangschikt per geselecteerde activiteitgroep. Bij sommige activiteitgroepen zijn ook activiteiten uit de bruidsschat genoemd (zoals geluid en geur maar ook recreatieve visvijvers en opslaan van vaste mest). Ook activiteiten die (mogelijk) niet in ons beheersgebied voorkomen zijn genoemd, als deze zich wel vestigen in onze regio kunnen ze gemakkelijk mee worden genomen in de methodiek.
De bovenstaande tabel is een opsomming van de activiteiten uit het BAL, deze kan indien nodig, bijvoorbeeld door veranderingen in het BAL, zonder het opnieuw vaststellen van de risicomethodiek gewijzigd worden.
Om tot een goede verdeling van het risicogestuurd toezicht te komen behelst de nieuwe methodiek een vijftal stappen. In de hoofdstukken 8.1 t/m 8.5 wordt deze trapsgewijze inzet toegelicht. De verdeling van de stappen m.b.t. het toezicht wat in deze stap verdeeld kan worden, is te zien in het rechterdeel van de grafiek hieronder.
In de activiteiten van het BAL is ook de groep ‘complexe bedrijven’ benoemd. Deze bedrijven zijn vergelijkbaar met de categorie 4 bedrijven die in de jaren 2016 t/m 2020 (bijna) elk jaar zijn bezocht.
In Haaglanden is een groep bedrijven die bijzondere aandacht verdient, soms ongeacht het type activiteit die wordt uitgevoerd. Het meenemen van deze bedrijven in de algehele methodiek wat betreft risicoscore, naleefgedrag, typering overtrederschap en keuze in toezicht instrument voor de gehele groep kan ertoe leiden dat deze individuele complexe bedrijven te weinig frequent of te weinig intensief toezicht krijgen. Om deze reden is ervoor gekozen om een lijst met complexe bedrijven op te stellen, die elk jaar kan worden aangepast door bedrijven toe te voegen of te verwijderen. Het gaat om een lijst van circa 200 bedrijven3. Bij het opstellen van de lijst is zowel interne als gemeentelijke inbreng gewenst.
Wanneer Complex? De kwalificatie als complex bedrijf kan meerdere redenen hebben:
Bij de planning van toezicht in het betreffende jaar zullen bedrijven die als complex bedrijf worden aangemerkt sowieso integraal toezicht toegewezen krijgen. In het laatste kwartaal van het kalenderjaar zal een aanbeveling aan de gemeentelijke opdrachtgevers worden gedaan voor de lijst voor het volgende jaar, mede gebaseerd op de toezichtbevindingen van het huidige jaar. Om de complexe bedrijvenlijst werkbaar te houden is het belangrijk om de groep op de lijst beperkt te houden om de maatwerk-aanpak te blijven garanderen. Hiervoor moet dus ook aandacht zijn.
Indien wordt geconstateerd dat een bedrijf op de lijst (meerjaarlijks) goed naleefgedrag vertoont, kan dit reden zijn om het betreffende bedrijf (ook categorie 4) van de lijst te verwijderen.
7.2 Basisniveau integraal toezicht
Om per activiteitgroep na te kunnen gaan wat het spontane naleefgedrag is , is het nodig dat in elke activiteitgroep een basaal aantal controles worden uitgevoerd. Zo wordt ook voorkomen dat sommige activiteitgroepen gedurende een aantal jaren disproportioneel veel en andere disproportioneel weinig worden gecontroleerd. Hiermee wordt een level playing field gecreëerd en voorkomen we dat een bepaalde activiteitgroep verslapt qua spontaan naleefgedrag omdat er geen prikkel komt vanuit toezicht.
25% van de beschikbare capaciteit (zie figuur 4) wordt gelijkelijk ingezet over de activiteitgroepen op deze wijze. Dit zorgt voor een vaste, altijd beschikbare bron van data die jaarlijks kan worden gebruikt ten behoeve van het meten van naleefgedrag, de typering van het gedrag van de overtreders in een groep en het type overtredingen die worden aangetroffen.
Uitgangspunten van deze controles zijn:
7.3 Integraal toezicht door prioritering
Het bepalen van een risicoscore heeft meerdere componenten. In dit hoofdstuk worden de verschillende onderdelen uiteengezet die leiden tot de toebedeling van een risicoscore per activiteitgroep.
In 2014 is met de opdrachtgevers een scoretabel opgesteld waarin voor elke branche een risicoscore is bepaald op basis van een worst case benadering. Deze tabel is van brancheaanpak omgezet naar de voorgesteld activiteitgroep-aanpak. Vervolgens hebben opdrachtgevers (op enkele hoofdlijnen) en toezichthouders deze bijgesteld naar de huidige bevindingen. De manier van scoren is daarbij hetzelfde gebleven, zie bijlage.
De voorheen gehanteerde 47 branches zijn omgezet naar 14 activiteitgroepen. Om de worst case indeling van 2014 recht te doen hebben we per activiteitgroep 3 potentiële calamiteiten gedefinieerd en deze scores gemiddeld naar 1 groepsrisico.
Deze risicoscore wordt vervolgens bijgesteld met de naleving (hoofdstuk 8.3.2).
7.3.2Via het naleefgedrag van de afgelopen jaren
Het naleefgedrag van een activiteitgroep heeft dezelfde effecten op de risicoscore als in de vorige methodiek:
Voorafgaand aan de planning van 2021 is gekeken naar het naleefgedrag dat werd opgehaald bij de integrale controles in 2016 t/m 2019 (periodiek wm-regulier, periodiek gestapeld en incidenteel inventariserend toezicht). Deze analyse bepaalde de startstand van het naleefgedrag per activiteitgroep. In onderstaande tabel staat de bijstelling die in de jaren 2021 en 2022 per activiteitgroep zal gelden.
Voor de jaren 2023 en 2024 zal het naleefgedrag opnieuw worden opgehaald en geanalyseerd. Hiervoor zullen de uitkomsten van de integrale controles, in 2021 en 2022 worden gebruikt.
7.3.3Bepaling toezicht per activiteitgroep n.a.v. uiteindelijke risicoscore
Na elke twee jaar wordt de risicobepaling per activiteitgroep (zie tabel in hoofdstuk 8.3.1) aangevuld met de scores van het naleefgedrag. Hoe hoger een risicoscore hoe meer kans op een groter aantal reguliere controles bovenop degene die worden uitgevoerd t.b.v. de steekproef. In onderstaande tabel staat aangegeven bij welke risicoscore er welke prioriteit aan een activiteitgroep wordt gegeven. In de figuur daaronder wordt de betekenis van de prioriteit in de verdeling van capaciteit weergegeven.
Voor de jaren 2021 en 2022 wordt uitgekomen op de volgende prioriteit per activiteitgroep:
7.3.4Prioriteitstelling risicoscore
Er kunnen zich redenen voordoen om de risicoscore bijstelling n.a.v. het naleefgedrag anders in te zetten.
Als een activiteitgroep n.a.v. de bijstelling van het naleefgedrag veranderd van prioriteit maar de achterliggende redenen hiervoor reden geven kan de capaciteit anders worden ingezet. Voorbeelden hiervan zijn:
Als er slecht naleefgedrag wordt geconstateerd bij een activiteitgroep maar er bij veel (dezelfde) overtredingen goedwillend of proactief gedrag wordt waargenomen, zou het echter disproportioneel en niet doeltreffend zijn om een groot deel van de groep integraal te controleren. Dit kan een reden zijn om een preventie project op te starten zoals ook in hoofdstuk 8.4 wordt beschreven. Als de activiteitgroep door dit slechte naleefgedrag in een hogere prioriteit komt kan dat reden zijn om de extra capaciteit in te zetten voor het project i.p.v. integraal toezicht door de prioritering.
Op deze wijze wordt gehoor gegeven aan de wens van de gemeenten om het gedrag van de overtreders mee te nemen bij de bepaling van de risicoscore en daarmee de prioriteitstelling. De veranderingen m.b.t. de inzet in het werkplan door zulke constateringen zullen worden voorgelegd aan de gemeenten.
7.4 Thematisch en projectgericht toezicht o.b.v. data-analyse
Circa 25% van de capaciteit (zie figuur 4) wordt benut om slim in te kunnen spelen op opvallende toezichtresultaten, waaronder het gedrag van overtreders in een activiteitgroep. De ODH maakt ieder jaar een voorstel over waar het volgende jaar op grond van de data-analyse inzet wordt gepleegd. Deze inzet wordt aan de opdrachtgevers voorgelegd voorafgaand aan ieder werkplanjaar.
Waarom is voor deze aanpak gekozen? Tijdens de evaluatie van de vorige methodiek werd geconcludeerd dat het noodzaak was om beter te analyseren en te plannen welke thema’s bij welke branches zouden worden toegepast. Daarnaast zou voortaan moeten worden bekeken of het doelmatig is om bij veel branches thematisch of projectmatig toezicht uit te voeren. Verder gaven de stakeholders aan dat het belangrijk is om meer te kijken naar de volgende onderwerpen:
Door de resultaten en behoeften expliciet op te halen en te analyseren, is de verwachting dat er effectiever toezicht wordt uitgevoerd dat beter aansluit op de maatschappelijke omgeving waarin we ons bevinden. De analyse zal allereerst moeten uitwijzen waar de capaciteit het beste kan worden ingezet. Dit kan nadrukkelijk ook bij categorie 1 bedrijven plaatsvinden aangezien deze bijvoorbeeld op vlakken zoals duurzaamheid ook een grote rol spelen. Vervolgens moet bepaald worden op welke wijze deze inzet zal plaatsvinden. Op deze manier wordt het ook mogelijk om middelen in te zetten die gehoor geven aan de preventiestrategie, zoals opgenomen in de bestuurlijk afgestemde gemeentelijke VTH-nota.
Aan het einde van ieder toezicht jaar wordt data m.b.t. gedrag en type overtredingen en kenmerken opnieuw opgehaald en geanalyseerd. Ook wordt er gekeken naar (de impact van) veranderde regelgeving en eventuele aanbevelingen van toezichthouders. Hierbij worden in ieder geval de volgende vragen behandeld:
Vraagstelling 1: Zijn er opvallende tendensen waar te nemen t.a.v. het gedrag van overtreders in een groep?
Bij elke toezichtzaak waarin een overtreding wordt geconstateerd vult de toezichthouder de zogenaamde sanctiematrix in. Dit is een uitgangspunt van de Landelijke Handhavingsstrategie en de Wabo sanctiestrategie.
De toezichthouder kiest uit 4 typeringen:
Veruit de meeste overtreders worden als ‘onverschillig/reactief’ aangeduid. De eerste vraag uit de data-analyse haalt op of er in bepaalde activiteitgroepen een groter deel van de overtreders als goedwillend, proactief of juist opportunistisch/calculerend of bewust en structureel is aangemerkt. Vervolgens kan ook worden bekeken of dat gedrag bij een specifieke overtreding of deel van de activiteitgroep plaatsvindt. Vervolgacties zouden dan themacontroles of een informatiebijeenkomst kunnen zijn.
Vraagstelling 2: Zijn er opvallende tendensen waar te nemen t.a.v. het type overtredingen?
Als er in de afgeronde controles van het huidige jaar veel dezelfde overtredingen worden geconstateerd kan dat reden zijn om in het daaropvolgende jaar een project op te starten. Dit kan zijn bij een specifieke activiteitgroep, bij een specifieke activiteit of kenmerk (zoals een propaantank) of bij een algemeen voorschrift in de gehele regio. Het type projecten (met toezichtsmiddel) dat hiervoor kan worden ingezet is afhankelijk van de constatering. Voorbeelden zijn themacontroles op specifieke bedrijven met een bepaald kenmerk/onderwerp binnen een activiteitgroep, het versturen van brieven met meer informatie over wettelijke plichten of een informatiebijeenkomst voor een specifieke branche.
Vraagstelling 3: Zijn er opvallende tendensen waar te nemen t.a.v. de delen van activiteitgroepen waar veel overtredingen geconstateerd worden?
Als het naleefgedrag van een deel van een activiteitgroep erg slecht is (en dit niet per definitie ligt aan een type overtreding) kan ervoor worden gekozen om het aantal integrale controles vanuit de prioritering (zie hoofdstuk 8.3) voornamelijk in dat deel in te zetten.
Vraagstelling 4: Zijn er verhoogde risico’s aan te wijzen op basis van de kenmerkenregistratie van bedrijven in de activiteitgroepen?
Als er in een activiteitgroep veel bedrijven voorkomen met een of meerdere risicovolle kenmerken (bijv. EV en ZZS) kan ervoor worden gekozen om daar aandacht aan te besteden via themacontroles of preventie instrumenten zoals informatieverstrekking over de opslag van gevaarlijke stoffen.
Vraagstelling 5: Wordt er een nieuwe wettelijke eis geïmplementeerd waar via preventief toezicht extra aandacht aan moet worden besteed?
Door in te spelen op veranderende wetgeving kunnen overtredingen en mogelijk milieu calamiteiten worden voorkomen. Er kunnen verschillende acties in gang worden gezet afhankelijk van of de regelgeving van toepassing is op een specifieke groep, binnen een activiteitgroep of branche of juist activiteitgroep overstijgend is. Er kan gedacht worden aan het sturen van informerende brieven of het houden van informatiebijeenkomsten.
Vraagstelling 6: Worden er tendensen gesignaleerd door toezichthouders in het veld waarop moet worden ingespeeld?
Als toezichthouders opvallende trends of ontwikkelingen waarnemen in het veld, wordt daar gepast op gereageerd. Dit gaat niet over enkele bedrijven waar tijdens signalering misstanden worden ontdekt, hiervoor worden inventarisatie controles ingezet.
7.5 Bestuurlijke en maatschappelijke prioriteiten
Als laatste wordt er capaciteit vrijgehouden voor (thema) projecten die expliciet inspelen op politieke speerpunten van de opdrachtgever of bepaalde gebiedsveranderingen die hebben plaatsgevonden in een gemeente. Zo’n onderwerp kan relevant zijn in een bepaald jaar, maar kan zich ook (meer)jaarlijks voordoen. Enkele voorbeelden daarvan zijn de realisatie van een nieuw bedrijventerrein waar voorlichting en controles moeten plaatsvinden of de vaststelling van een collegeprogramma waarin een hoog ambitieniveau van ondermijning of duurzaamheid is geformuleerd.
Aan het einde van het kalenderjaar zullen deze wensen geïnventariseerd worden voor het komende toezichtjaar en zal de ODH een voorstel doen voor de inzet, zowel qua type als verdeling van de inzet.
Voor de (bestuurlijke en maatschappelijke) behoeften gedurende het werkplanjaar bestaat het incidentele toezicht; dat voldoende ruimte biedt om signalen van accounthouders en handhavingspartners over individuele locaties, handhavingsdagen of projecten etc. op te pakken. Met deze capaciteitsvraag hoeft dus geen rekening te worden gehouden in deze risicomethodiek.
Bij duurzame ontwikkeling is sprake van een ideaal evenwicht tussen ecologische, economische en sociale belangen. Centraal staat het bevorderen van economische vooruitgang met behoud van kwaliteit van leven en ecologische draagkracht, hier en nu, elders en later. De ambities in de regio Haaglanden op het gebied van duurzaamheid zijn hoog. Iedere gemeente in Haaglanden streeft ernaar uiterlijk in 2050 CO2 neutraal te zijn, Den Haag zelfs al in 2030.
Gemeenten richten zich daarbij voornamelijk op besparing en de overgang naar schone energie, een aantrekkelijke leefomgeving, schone mobiliteit en het hergebruik van grondstoffen. Er wordt door verschillende gemeenten verschillende inzet gepleegd, o.a. op:
Het thema duurzaamheid laat zich niet vangen in een risicomodel waar uitgegaan wordt van potentiële calamiteiten die veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. De risicoscore wordt op grond van duurzaamheidaspecten daarom niet verhoogd of verlaagd.
Duurzaamheid wordt op de volgende manieren meegenomen in de nieuwe methodiek:
Dit betekent onder andere dat de informatie- en energiebesparingsplicht (artikel 2.15 van het Activiteitenbesluit) altijd wordt meegenomen bij controles van complexe bedrijven en bij basisniveau integraal toezicht en integraal toezicht door prioritering vanuit de probleemanalyse en prioriteiten (tenzij de bedrijven hiervoor uitgesloten zijn, bijv. Type C bedrijven). Omdat het aantal bedrijven wat hieraan moet voldoen erg groot is, is in 2020 een risicogestuurd toezichtplan ontwikkeld.
Daarnaast is binnen deze risicomethodiek ook ruimte voor thematisch en projectgericht toezicht middels data-analyse. Aanleiding voor het opstarten van projecten is het gemelde en geregistreerde gedrag van overtreders of type overtredingen in bepaalde activiteitgroepen of branches, veel voorkomende kenmerken met verhoogd risico, het inspelen op veranderde wetgeving en wensen vanuit de opdrachtgevers. Door data-analyse krijgt de ODH beter inzicht in welke (type) inrichtingen achter lopen bij het treffen van (bepaal)de vastgestelde energiebesparingsmaatregelen.
Als laatste is binnen de probleemanalyse ook ruimte voor bestuurlijke en maatschappelijke prioriteiten. Daar kunnen (thema) projecten worden uitgevoerd die expliciet inspelen op politieke speerpunten van de
opdrachtgever of bepaalde gebiedsveranderingen die hebben plaatsgevonden in een gemeente. Een
voorbeeld hiervan zou de vaststelling van een collegeprogramma met een hoog ambitieniveau omtrent
duurzaamheid kunnen zijn. Er zijn veel verschillende onderdelen van duurzaamheid waar actie op vereist is. Vaak wordt in het kader van de uitvoering van de VTH taken alleen gedacht aan energiebesparing maar ook het inzichtelijk maken van grondstoffen- en afvalstromen en goed vervoersmanagement bij bedrijven draagt bij aan de realisatie van de duurzaamheidsdoelen. Namelijk minder kilometers en minder afval. In het Duurzaamheidsprogramma van de Omgevingsdienst Haaglanden4 zijn projecten opgenomen die aan deze en andere duurzaamheidsambities van de gemeenten kunnen bijdragen.
Per activiteitgroep zijn 3 calamiteiten benoemd die op kunnen treden bij het niet naleven van de milieuregels (zie pag.36). Per thema (veiligheid, leefbaarheid, natuur- en milieuwaarden, fínancieel/economische schade en bestuurlíjk imago) is een inschatting gemaakt van de ernst.
Per thema worden de scores van 1 t/m 5 gegeven als indicatie van het effect als het maximaal geloofwaardige calamiteit voorkomt bij het niet naleven van de milieuregels. De betekenis hiervan staat in onderstaande tabellen:
De thema’s veiligheid (x3,7), leefbaarheid (x2,7) en natuur- en milieuwaarden (x2) wegen vervolgens zwaarder bij het berekenen van de gemiddelde risicoscore. Ook de kans dat een maximaal geloofwaardige calamiteit gebeurt wordt meegenomen:
De gemiddelde score van de 5 thema’s van een maximaal geloofwaardig waarde wordt vermenigvuldigd met de waarde die aan de kans is toegekend.
Voor de activiteitgroepen geldt verder dat er drie maximaal geloofwaardige calamiteiten zijn geselecteerd en deze gemiddeld worden om de uiteindelijke risicoscore te bepalen.