Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Beleidsregels van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, houdende regels over het verlenen van garanties en het verstrekken van leningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, houdende regels over het verlenen van garanties en het verstrekken van leningen
Citeertitel
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-05-2021nieuwe regeling

16-12-2019

gmb-2021-164810

RB19.0125

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, houdende regels over het verlenen van garanties en het verstrekken van leningen

De raad van de gemeente Den Helder;

 

gelezen het raadsvoorstel nummer RV019.0123 van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 7 november 2019;

 

kennis genomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Bestuur en Middelen op 2 december 2019;

 

besluit:

 

1. de beleidsnota 'Gemeentelijke garanties en geldleningen' uit 2014 in te trekken en

2. het beleidskader 'Gemeentelijke garanties en geldleningen 2019' vast te stellen.

 

 

 

 

 

 

Beleidskader

Verlenen van garanties en hetverstrekken van leningen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    Inhoud

  • 1.

    Inleiding……………………………………………………………………………………………… 2

    • 1.1.

      Aanleiding……………………………………………………………………………………2

    • 1.2.

      Definities en typologieën……………………………………………………… 3

    • 1.3.

      Leeswijzer………………………………………………………………………………… 4

  • 2.

    Het wettelijk kader……………………………………………………………………………… 5

    • 2.1.

      Europees kader…………………………………………………………………………….5

    • 2.2.

      Nederlandse kader……………………………………………………………………… 6

      • 2.2.1

        Wet financiering decentrale overheden……………………………… 6

      • 2.2.2

        Regeling Uitzettingen en derivaten decentrale overheden 6

      • 2.2.2

        Gemeentewet………………………………………………..……………………… 6

    • 2.3.

      Helders kader……………………………………………………………………………… 7

      • 2.3.1

        Financiële verordening………………………………………………………… 7

      • 2.3.2

        Algemene subsidieverordening Den Helder……………………… 7

      • 2.3.3

        Treasurystatuut……………………………………………………………………8

    • 2.4.

      Verbonden partijen………………………………………………………………………8

  • 3.

    Het werkproces……………………………………………………………………………………9

    • 3.1.

      Individuele garanties en leningen………………………………………………9

      • 3.1.1

        Aanvragen…………………………………………………………………………… 9

      • 3.1.2

        Beoordelen…………………………………………………………………………… 9

      • 3.2.2

        Verstrekken…………………………………………………………………………10

      • 3.1.4

        Beheren………………………………………………………………………………12

    • 3.2.

      Achtervang voor waarborgfondsen…………………………………………12

    • 3.3.

      Revolverende fondsen…………………………………………………………13

      • Bijlage 1. Stappenplan als toetsingskader……………………………15

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 1.

    Inleiding

 

  • 1.1.

    Aanleiding

De wereld om ons heen is de afgelopen jaren veranderd. De rol van de overheid in de samenleving is steeds meer een regisserende in plaats van een uitvoerende geworden. Diensten worden meer en meer uitgevoerd door marktpartijen in plaats van door de overheid. Ook semi-marktpartijen als stichtingen en overheidsbedrijven hebben taken overgenomen. De decentralisaties van het Rijk met de daarbij bezuinigingen dwingen tot een herbezinning op taken en investeringen die de gemeente wel en niet (meer) kan en wil uitvoeren. Een andere ontwikkeling is de invloed van de kredietcrisis.

Banken behoren hogere buffers aan te houden afhankelijk van de risico’s die aan leningen kleven en zijn daarom zeer terughoudend bij het verstrekken van kredieten aan instellingen met een lage solvabiliteit.

 

De gemeente geeft als gevolg hiervan steeds meer in samenwerking met andere maatschappelijke partners uitvoering aan de gemeentelijke doelstellingen uit de programmabegroting. Deze maatschappelijke partners zijn bijvoorbeeld maatschappelijke instellingen, verbonden partijen (zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke), woningbouwcorporaties, publiek private samenwerkingsvormen en andere derden. Bij deze organisaties gaat het maatschappelijke doel boven het behalen van winst. Als gevolg daarvan beschikken zij vaak over een beperkt eigen vermogen en daarmee over een relatief geringe solvabiliteit. Daardoor kan het voorkomen dat zij, om de continuïteit te waarborgen of een gewenste investering te kunnen doen, soms financiële steun behoeven.

Sommige privaatrechtelijke partijen (bijvoorbeeld BV’s) hebben ook naast maatschappelijke doelen ook een winststreven. Maar ook bij hen kan het voorkomen dat de omvang van de maatschappelijke opgave waar zij voor staan niet volledig op eigen kracht gefinancierd kan worden of alleen tegen een hoge kredietvergoeding.

 

Maatschappelijke instellingen kunnen voor bepaalde activiteiten subsidie aanvragen bij de gemeente op basis van de subsidieverordening. Financiële steun vanuit de gemeente kan ook in de vorm van een garantstelling voor een door derden te verstrekken lening of het, vanuit de gemeente, rechtstreeks verstrekken van een lening. Kredietverstrekkers zijn geneigd om risico’s te mijden of af te schuiven. Het vereisen van een gemeentegarantie verstrekt hun immers meer zekerheid. Bijkomend voordeel van een gemeentegarantie is dat de kredietverstrekkers meestal bereid zijn om goedkoper een lening te verstrekken als de gemeente hiervoor garant staat. Deze effecten leiden bij gemeenten tot meer aanvragen en bij toekenning tot een financieel risico.

 

Het beleidsmatige aspect heeft de gemeente, naast het wettelijke kader genoemd in het Burgerlijk Wetboek, de Algemene Wet Bestuursrecht, de Gemeentewet en de Wet Financiering Decentrale overheden, vastgelegd in haar financiële verordening (ex art. 212 Gemeentewet) en het beleidskader dat op basis daarvoor wordt samengesteld. Het beleidskader borduurt voort op de Nota gemeentelijke garanties en geldleningen van 2015 en het onderzoek dat is uitgevoerd in de opdracht van de Rekenkamercommissie door het COELO in 20151 en de reactie daarop van het college.

 

De gemeente streeft naar het zo beperkt mogelijk houden van het verstrekken van garanties en leningen. Het belangrijkste uitgangspunt op dit gebied is dat er door gemeente geen garanties en leningen meer worden verstrekt maar in de praktijk blijken er toch altijd weer uitzonderingen nodig. Overigens geldt er al een belangrijke beperking bij het verstrekken van garanties en leningen, namelijk dat deze het publieke belang moeten dienen. De gemeente moet voorzichtig en weloverwogen met de risico’s om gaan en waar nodig maatregelen treffen om deze te beheersen. Risico’s van het verstrekken van een lening of garantie zijn na toekenning nauwelijks meer beïnvloedbaar, immers ingrijpen bij een financieel slecht draaiende instelling is nagenoeg onmogelijk. Dit pleit voor een grondige en nauwkeurige toetsing van de instelling op het moment van de aanvraag, i.c. de procedurele en financiële toets. Met daarbij de vraag of en hoe snel een lening of garantie kan worden afgebouwd. Dit betekent ook dat het effect op het weerstandsvermogen van de gemeente moet worden meegewogen. Wanneer de financiële risico’s toenemen, dan zal als gevolg hiervan dan de weerstandscapaciteit moeten worden verhoogd.

 

Concluderend kan worden gesteld dat vanuit maatschappelijk oogpunt het verlenen van financiële steun aan instellingen zeer gewenst kan zijn, maar hier tegenover financiële risico’s staan die met het verstrekken van de geldleningen en garanties zijn gemoeid. Van geval tot geval zal bepaald moeten worden of de verstrekking in verhouding staat tot de te lopen risico’s en het publieke/maatschappelijke belang dat wordt gediend. De verstrekking van leningen en garanties behoort niet tot de kerntaak van de gemeente. Dit pleit ervoor om te kiezen voor het beleidsuitgangspunt: nee, tenzij

 

Voor die situaties van nee, tenzij … biedt dit beleidskader inzicht in de mogelijkheden tot het verstrekken van garanties en leningen. Ook geeft dit beleidskader invulling aan de procedurele en financiële toets (stappenplan).

 

  • 1.2.

    Definities en typologieën

Garanties:

Door het afgeven van een garantie staat de gemeente borg. Uitdrukkelijk wordt met de garantstelling geen hoofdelijke aansprakelijkheid beoogd maar borgtocht.

 

 

Door het verstrekken van een garantie neemt de gemeente het risico voor haar rekening dat de geldnemer in gebreke blijft bij het betalen van rente en aflossing van de lening. Als die situatie zich zou voordoen, doet de geldverstrekker een beroep op de gemeente als (achter)borgsteller om de betalingen van rente en aflossing over te nemen. In dat geval verandert een niet uit de balans blijkende verplichting veelal in een balansverplichting.

 

Er kan zijn van directe dan wel indirecte borgstelling: direct betreft door de gemeente rechtstreeks aan degene die een lening afsluit; indirect (achterborgstelling) wanneer er sprake is van directe borgstelling door een waarborgfonds (bijvoorbeeld bij de woningbouw of de zorg) en deze van gemeenten een achtervang vraagt.

 

Er worden tot op heden borgstellingen (direct en indirect) verleend voor:

  • individuele leningen waar de gemeente voor 100% aansprakelijk kan worden gesteld;

  • leningen waar de gemeente samen met een andere gemeente en een waarborgfonds garant staat (Stichting waarborgfonds voor de Zorgsector) en

  • leningen waarvoor de gemeente als achtervang voor een waarborgfonds fungeert. Pas als het waarborgfonds niet meer aan haar verplichtingen kan voldoen worden Rijk en gemeenten als borg aangesproken (Waarborgfonds Sociale Woningbouw).

 

Leningen:

Ook al heeft de gemeente het voornemen garant te staan, het kan voorkomen dat een bank niet bereid is een lening te verstrekken of alleen tegen hoge kosten. Vanuit het belang van de publieke taak kunnen er zwaarwegende argumenten zijn om dan, als gemeente, rechtstreeks een lening te verstrekken.

 

Naast het verstrekken van individuele leningen neemt de gemeente, via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn), deel in zogeheten revolverende fondsen voor het verstrekken van startersleningen en duurzaamheidsleningen op de woningmarkt. Door aflossing (en eventueel rentebetaling) komt het uitgeleende geld weer terug in het gemeentelijke fonds en is dan opnieuw beschikbaar voor het verstrekken van nieuwe leningen.

 

Bij de beslissing om een organisatie financiële steun te bieden moet de gemeente de afweging maken tussen de financiële risico’s en het belang van de publieke taak. De financiële risico’s worden zo goed mogelijk ingeschat aan de hand van de ‘business case’ waarvoor financiële steun nodig is, de kredietwaardigheid van de stadspartner en de te stellen zekerheden in de nakoming van de verplichtingen. Het publiek belang wordt zo goed mogelijk omschreven; aansluiting moet gevonden worden bij de definitie opgenomen onder ….. en er wordt verankering gevonden in de programmabegroting. Bij een verantwoorde afweging zijn de financiële risico’s kleiner dan het publiek belang. Dit is niet altijd makkelijk te bepalen: financiële risico’s laten zich niet altijd goed kwantificeren en het begrip publiek belang is niet altijd makkelijk te definiëren.

 

  • 1.3.

    Leeswijzer

Het wettelijk kader voor het verstrekken van garanties en leningen wordt in hoofdstuk 2 uiteengezet op achtereenvolgens Europees, Nederlands en Helders niveau.

De werkprocessen worden per soort: individuele garanties en leningen, de achtervang voor de waarborgfondsen en tot slot de revolverende fondsen in hoofdstuk 3 beschreven. In de bijlage wordt het stappenplan als toetsingskader bij het beoordelen en toekennen van een garantie of lening weergegeven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 2.

    Het wettelijk kader

Het wettelijk kader is uit te splitsen naar een extern kader: op Europees en Nederlands niveau en een intern kader: de invulling door onze gemeente. Deze verschillende kaders worden in dit hoofdstuk geschetst. De bijzondere positie van publiekrechtelijke verbonden partijen wordt ook toegelicht.

 

  • 2.1.

    Europees kader

Bij het uitzetten of verstrekken van gelden (garanties en leningen) moet een gemeente rekening houden met de staatsteunregels uit het EU-Verdrag betreffende de Werking van de

Europese Unie (VWEU). Het staatsteunverbod is weer te geven met de volgende termen:

  • 1.

    Staatsmiddelen: het bekostigen van de steunmaatregel met publieke middelen;

  • 2.

    Voordeel: er moet sprake zijn van een voordeel voor een onderneming die dat voordeel onder normale marktomstandigheden niet zou krijgen en

  • 3.

    Concurrentievervalsing: de steunmaatregel moet het handelsverkeer tussen EU-lidstaten potentieel ongunstig beïnvloeden en de mededinging op de interne markt (dreigen te) verstoren.

Het is aan de gemeente om te bepalen of er bij het uitzetten of verstrekken van middelen sprake is van staatssteun en/of die staatssteun meldingsplichtig is. Er is geen sprake van staatssteun als:

  • de uitzetting of verstrekking marktconform plaatsvindt;

  • de steun wordt verstrekt voor de uitvoering van een wettelijke taak;

  • de steun niet hoger is dan € 200.000 per onderneming per drie belastingjaren of de garantie niet groter is € 1,5 miljoen (de-minimissteun). Hierbij moet wel gelet worden op mogelijke cumulatie met andere steun aan dezelfde onderneming;

  • bij deelnemingen de inbreng van nieuw kapitaal marktconform plaatsvindt.

 

Een bijzondere situatie doet zich voor bij een zogeheten dienst van algemeen economisch belang (DAEB). Dit zijn marktdiensten die een publiek belang dienen en als zodanig zijn aangewezen. Steun aan dit soort ondernemingen worden niet geacht aan artikel 107 van het verdrag te voldoen als de dienstverleningswaarde niet hoger is dan € 500.000 over een periode van drie belastingjaren. Dit is geregeld in de DAEB de-minimisverordening die los staat van de reguliere de-minimisverordening. De beide vrijstellingsbedragen mogen, met inachtneming van het aantal boekjaren, dan ook worden opgeteld.

 

Nota bene: op niet economische diensten van algemeen belang (NEDAB) zijn de mededingingsregels niet van toepassing. Voorbeelden hiervan zijn dijkbewaking, politie, publiek bekostigd onderwijs, watervoorziening, maatschappelijke organisaties en wetenschappelijke verenigingen.

 

Er is sprake van staatssteun met een mogelijke vrijstelling van goedkeuring bij uitzettingen en verstrekkingen aan specifiek het Midden- en kleinbedrijf (MKB). Toepassing van die vrijstelling vereist wel een kennisgeving aan de Europese commissie en een jaarlijkse rapportage. Alle overige vormen van staatssteun moeten, via het coördinatiepunt staatssteun decentrale overheden, aan de Europese commissie worden voorgelegd. Beoordeling duurt ten minste een half jaar.

 

Een garantie is, als zij niet marktconform is, in beginsel meldingsplichtig. Het voordeel ontstaat omdat een onderneming met een overheidsgarantie meestal onder gunstiger voorwaarden een lening kan krijgen dan zonder garantie. De omvang van de steun wordt gekwantificeerd door het verschil tussen de twee rentestanden. Uiteraard is het ook zo dat een onderneming een lening vaak alleen kan krijgen met een garantie. Zonder die garantie zou de onderneming niet in aanmerking komen voor de lening. Een belangrijke voorwaarde voor een “geen staatssteun oordeel” is dat de garantie niet meer dan 80% van de uitstaande lening mag betreffen van de geborgde partij.

 

Als een lening wordt verstrekt die niet marktconform is (een renteloze lening, een lening tegen een lagere rente of een langere looptijd) kan er sprake zijn van staatssteun. Het staatssteunbedrag is gelijk aan het verschil tussen het bedrag dat de onderneming zou betalen voor een marktconforme rente en het bedrag dat de gemeente in rekening brengt minus het de-minimisbedrag.

 

  • 2.2.

    Nederlandse kader

Het Nederlandse kader bevat de wet Financiering decentrale overheden (Fido) en de regeling Uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). Ook de Gemeentewet geeft enige richting.

 

  • 2.2.1.

    Wet financiering decentrale overheden

De wet Financiering decentrale overheden bevat enerzijds kwalitatieve randvoorwaarden aan het treasurybeleid en anderzijds richtlijnen voor het beheersen van renterisico’s. De wet dateert van 2000 maar is op 30 oktober 2008 gewijzigd met als doel de financieringsfunctie van decentrale overheden te verbeteren.

 

 

Een belangrijk uitgangspunt van de wet is dat men bedachtzaam (‘prudent’) om moet gaan met publieke middelen. Risicobeheersing is dus van groot belang.

 

Het doel waarvoor de garantie of lening wordt verstrekt past binnen de publieke taak als het terug te vinden is in de gemeentelijke doelstellingen zoals die in de programmabegroting zijn weergegeven. Vanuit die doelstelling volgt de vraag wat het belang is voor de eigen inwoners van de gemeente. Een prudent karakter bij uitzettingen heeft betrekking op zowel de kredietwaardigheid van de tegenpartij als op een beperkt marktrisico van de uitzetting.

 

Bij de wijziging van de wet Fido in 2008 is expliciet een verbod opgenomen om hypothecaire leningen te verstrekken aan personeel en politieke ambtsdragers. Dit geldt ook voor het geven van garanties op de verstrekking van hypotheken door andere organisaties.

 

  • 2.2.2

    Regeling Uitzettingen en derivaten decentrale overheden

De regeling Uitzettingen en derivaten decentrale overheden geeft uitwerking van het begrip prudent karakter uit artikel 2, tweede lid van de wet Fido. Tijdens de kredietcrisis bleek dat sommige van de financiële ondernemingen waarbij decentrale overheden gelden hadden uitgezet, zodanig in financiële problemen verkeerden dat er niet meer aan de verplichtingen kon worden voldaan. Op 3 april 2009 is de regeling dan ook aangepast. De wijzigingen zijn bedoeld om risico’s die decentrale overheden lopen bij uitzettingen en derivaten nog verder te beperken. Beleggingsrisico’s zijn overigens nooit geheel uit te sluiten.

 

 

Het bewust aantrekken van geld om dit vervolgens uit te lenen is verboden. Ook is een uitgangspunt dat niet eerder wordt geleend dan het moment dat de gelden daadwerkelijk nodig zijn. Tijdelijk overtollige geleende gelden voor bijvoorbeeld projectfinanciering moeten dan ook worden uitgezet bij dezelfde organisatie waar de lening is aangegaan.

 

Den Helder hanteert geen projectfinanciering maar totaalfinanciering. Als de aangetrokken gelden niet direct nodig zijn vragen wij een lening aan met (een) uitgestelde stortingsdatum/-data.

 

  • 2.2.3

    Gemeentewet

Privaatrechtelijke rechtshandelingen worden op grond van artikel 160 Gemeentewet lid 1, sub e verricht door het college. Dit geldt ook voor de verstrekking van een gemeentegarantie of -geldlening. Op grond van artikel 169 lid 4 GW kan de raad verzoeken om vooraf, wanneer de rechtshandeling van het college voor de gemeente ingrijpende gevolgen kan hebben, zijn wensen en bedenkingen ter kennisname van het college te brengen.

 

  • 2.3.

    Helders kader

Naast het uitgebreide Europese en Nederlandse wettelijk kader hanteert onze gemeente haar eigen kaders uit de financiële verordening.

 

  • 2.3.1

    Financiële verordening

Volgens artikel 212 van de Gemeentewet stelt de raad bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

 

Artikel 7 Informatieplicht geeft het volgende aan:

Het college besluit niet over:

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties overeenkomstig de door de raad vastgestelde Nota garanties en leningen, en

  • c.

    het aangaan van meerjarige financiële verplichtingen groter dan € 50.000 per jaar voordat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis aan het college te brengen.

 

Artikel 13 Prijzen economische activiteiten bepaalt:

Het college biedt de raad eens in de vier jaar, voor het eerst in 2014, de Nota garanties en geldleningen aan. De raad stelt de nota vast. De nota behandelt:

 

  • a.

    de wettelijke en gemeentelijke beleidskaders voor het verlenen van garanties en verstrekken van geldleningen;

  • b.

    het in rekening brengen van de kosten voor de aanvraag van het verlenen van garanties en verstrekken van geldleningen;

  • c.

    de procedurele toets van een aanvraag van een geldlening of garantstelling;

  • d.

    de financiële toets voor het verstrekken van een geldlening of garantstelling;

  • e.

    financiële banden met verbonden partijen;

  • f.

    het gemeentelijke beheers kader.

 

Artikel 15 Financieringsfunctie gaat over zaken die in het Treasurystatuut moeten worden opgenomen. Deze hebben (ook) invloed op het kunnen verstrekken van garanties en leningen:

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

  • b.

    het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

  • c.

    het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen;

  • 3.

    Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

  • 4.

    Het college biedt de raad regels aan ter uitvoering van het gestelde onder het eerste tot en met het derde lid en legt deze regels alsmede de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening vast in een Treasurystatuut. De raad stelt het Treasurystatuut vast.

 

  • 2.3.2

    Algemene subsidieverordening Den Helder.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) eist dat gemeenten beschikken over een algemene subsidieverordening. Deze verordening is van toepassing op alle gevraagde en door de gemeente verstrekte subsidies. Het subsidie-instrument is een belangrijk middel voor het realiseren van het gemeentelijke beleid. Op grond van 4:21 Awb valt het verlenen van een garantie of het verstrekken van een krediet/geldlening onder het zogeheten materieel subsidiebegrip. Dit is met name van belang in het kader van het vaststellen of er sprake is van staatssteun: een subsidie kan bijvoorbeeld ook uit garantie, lening, korting op de grondprijs, etc., bestaan.

 

  • 2.3.3

    Treasurystatuut.

Het treasurystatuut bevat de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van de treasury- (financierings)functie. Het gaat om de beleidsmatige vastlegging van de financieringsuitgangspunten, organisatorische en financiële kaders. De financiering van het gemeentelijke beleid vindt plaats tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden waarbij rente- en kredietrisico’s worden afgedekt. De treasury- functie dient uitsluitend de publieke taak en geschiedt binnen de financiële kaders van de wet Financiering decentrale overheden (Fido).

 

  • 2.4.

    Verbonden partijen.

Voor verbonden partijen geldt deels een afwijkende regeling.

 

De gemeente Den Helder heeft diverse samenwerkingsovereenkomsten gesloten met de zogeheten verbonden partijen. Conform het beleidskader Verbonden Partijen wordt in overeenstemming met het Bbv als verbonden partij aangemerkt een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Daarbij gaat het om zogeheten deelnemingen, die zowel publiekrechtelijk als privaatrechtelijk van aard kunnen zijn en een publiek belang in bestuurlijke zin behartigen.

 

Voor het verstrekken van gemeentegaranties en geldleningen aan publiekrechtelijke verbonden partijen wordt een uitzondering gemaakt. Privaatrechtelijke deelnemingen vallen wel onder de werking van deze nota. Bij publiekrechtelijke verbonden partijen wordt de raad bij het aangaan van de overeenkomst al voldoende geïnformeerd over de financiële risico's en de afweging daarvan met de te behalen effecten. Eventuele verzoeken om ondersteuning dienen afzonderlijk aan de raad te worden voorgelegd.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  • 3.

    Het werkproces

Dit hoofdstuk geeft richtlijnen en uitgangspunten voor het toepassen van individuele garanties en leningen, achtervang voor waarborgfondsen en revolverende fondsen.

 

  • 3.1.

    Individuele garanties en leningen

Dit werkproces betreft de fases: aanvragen, beoordelen, verstrekken en beheersen van garanties en leningen aan derden.

 

  • 3.1.1

    Aanvragen

De belangrijkste voorwaarden voor het verkrijgen van een garantie of lening zijn:

  • a.

    het publieke belang wordt gediend en dat uit zich door het bijdragen aan een gemeentelijke doelstelling die de eigen inwoners ten goede komt;

  • b.

    de organisatie is niet in staat zonder de garantie of lening de financiering rond te krijgen en;

  • c.

    de organisatie is wel in staat de verschuldigde aflossing en rente van de lening te voldoen.

Vanuit het team dat de behoefte tot het afgeven van een garantie of lening signaleert, wordt contact opgenomen met de treasurer. Deze vraagt de benodigde basisinformatie op zoals weergegeven in de bijlage. Om de juiste gegevens te achterhalen en het aanvraagproces zo zorgvuldig mogelijk te laten verlopen zal het opleveren van de benodigde basisinformatie een samenwerkingsproces zijn tussen de treasurer en het desbetreffende team. Het formuleren van het publieke belang is de minimaal vereiste bijdrage van dat team.

 

De kosten verbonden aan afwikkelen en het uitvoeren van de aanvragen om garantieverstrekking of een geldlening worden op dit moment bekostigd uit de algemene middelen. Het invoeren van een onkostenvergoeding wordt beargumenteerd als dekking voor de gemaakte kosten en ter compensatie van te lopen risico. Ook banken en waarborgfondsen brengen een vergoeding in rekening en indien de gemeente dit niet doet kan dit leiden tot meer aanvragen.

 

Daarbij voorkomt het invoeren van een (marktconforme) onkostenvergoeding een verstoring van de vrije mededinging (staatsteun). Bij het toekennen of afwijzen van een gemeentegarantie of geldlening wordt door de gemeente Den Helder een vergoeding bij de aanvrager in rekening gebracht. Deze bedraagt 0,25% over de (gegarandeerde) hoofdsom met een minimum van € 1.500 en een maximum van € 15.000. Het college van B&W is bevoegd om dit percentage aan te passen. Garanties verleend aan waarborgfondsen zijn hiervan uitgesloten.

 

NB: Ingediende aanvragen die een eerste globale (procedurele) toets niet doorstaan zijn kosteloos. Bij aanvang van de financiële toets worden de genoemde kosten in rekening gebracht.

 

  • 3.1.2

    Beoordelen

De feitelijke beoordeling van de aanvraag vindt plaats door het treasurycomité. Dit bestaat uit de treasurer, de concerncontroller en de teamcoach Financiën. Als het treasurycomité de aanvraag positief beoordeelt, dat wil zeggen de financiële risico’s lager inschat dan het publieke belang, wordt het collegebesluit opgesteld door de treasurer. De financiële aspecten worden besproken met de concerncontroller en de businesscontroller van het desbetreffende team; de juridische aspecten met een juridisch adviseur van het team Bestuur en ondersteuning.

 

De beoordeling start nadat de aanvraag de toetsing van het wettelijk kader (zie hoofdstuk 2) heeft doorstaan. De te behandelen onderdelen zijn:

 

  • 1.

    Toetsing onderwerp waarvoor de garantie of geldlening wordt verleend. Onderwerpen die (minimaal) getoetst worden zijn:

    • Betreft het een fysiek object (i.v.m. mogelijke zekerheidsstelling).

    • De eigendomsverhouding in relatie tot het investeringsproject (wordt aanvrager 100% eigenaar).

    • Wat is het financieringsplan.

    • Kosten/batenanalyse van het te financieren object (door aanvrager te verstrekken).

 

  • 2.

    Toetsing management van de aanvragende rechtspersoon. Onderwerpen die (minimaal) getoetst worden zijn:

    • de juridische vorm van de rechtspersoon.

    • het dagelijks bestuur (consistentie en historie).

    • de relatie met de gemeente.

 

  • 3.

    Toetsing van de financiële positie (rentabiliteit) van de aanvragende rechtspersoon. Het onderzoek richt zich op de volgende zaken:

    • Balans (Eigen Vermogen, Vreemd Vermogen, activa en reserves/voorzieningen).

    • Resultatenrekening (incl. afgelopen jaren).

    • (Meerjaren) begroting.

    • Investeringsplan.

    • Liquiditeitspositie (incl. cashflow prognose).

    • Financiële ruimte voor onderhoud en vervanging investeringsobject.

    • Wat is de mogelijke afbouwtermijn van de garantie of lening.

 

  • 4.

    Toetsing solvabiliteitspositie van de aanvragende rechtspersoon Het onderzoek richt zich op de volgende onderwerpen:

    • De verhouding Eigen vermogen versus Vreemd vermogen (EV/VV).

    • Current ratio.

    • Niet uit de balans blijkende meerjarige) verplichtingen.

    • Niet uit de balans blijkende bezittingen (stille reserves).

 

  • 5.

    Toetsen van mogelijkheid tot zekerheidsstelling Het onderzoek richt zich op de volgende zaken:

    • Onroerende goederen (hypotheek/pandrecht/borgstelling).

    • Verzekeringen.

    • In uitzonderlijke gevallen persoonlijke zekerheidstelling.

 

Het toetsen van de genoemde onderdelen dient gestructureerd en uniform te worden uitgevoerd conform een toetsingsformulier. Op het formulier wordt voor de uitkomsten een rating (score) toegevoegd. De uitkomst van de rating wordt opgenomen in het collegeadvies en/of raadsvoorstel waarin de aanvraag om een lening c.q. garantie wordt toegekend of afgewezen. De rating, ontwikkeld door een erkende bankinstelling, zal worden gebruikt bij het beoordelen van de aanvraag.

 

De informatie die de basis vormt voor de beoordeling van de aanvragen dient door de aanvragende instellingen tijdig te worden aangeleverd. De instelling dient jaarlijks, bij een lening- of garantieomvang van > € 1 miljoen, een accountantsverklaring te overleggen waarin wordt verklaard dat de instelling nog aan de toetsingscriteria (rating) voldoet.

 

  • 3.1.3

    Verstrekken

Voorheen had de gemeente een impliciete voorkeur voor het afgeven van een garantie boven het zelf verstrekken van een lening. Dit geeft minder administratieve rompslomp binnen de gemeente. Op dit moment blijkt dat ook met gemeentegarantie banken nog een aanzienlijk hogere rente van een instelling vragen dan dat de gemeente moet betalen bij het zelf aantrekken van middelen. Terwijl instellingen die in aanmerking zouden kunnen komen voor een garantie of een lening veelal een relevante financiële relatie hebben met de gemeente, of via een subsidie of op een andere wijze.

Hogere rentelasten voor een instelling gaan ten koste van het aanwenden voor het publieke belang. Daarom moet bij elke aanvraag worden afgewogen op welke wijze de financiering het meest passend is in de relatie tussen de verzoekende instelling en de gemeente, waarbij de financiële effecten nadrukkelijk worden meegewogen. Wanneer er geen of nauwelijks verschil is in het effect van een lening of garantie, dan is er een voorkeur voor het afgeven van een garantie.

 

In de bijlage 1 wordt het stappenplan aangegeven voor het toetsingskader waarin zowel de procesmatige als inhoudelijke eisen zijn opgenomen bij een aanvraag van een garantie of lening. Dit stappenplan sluit aan op het advies van het COELO-rapport, waarbij er op onderdelen wel afwijkingen zijn aangebracht. Deze hangen samen met het feit dat het volledig volgen van de daarin geadviseerde

 

stappen de facto zou neerkomen om het niet of nauwelijks meer kunnen verstrekken van garanties of leningen en dan bij iedere aanvraag sprake zou zijn van een afwijking van dit beleidskader.

 

De garantie / lening wordt verstrekt onder de volgende standaard voorwaarden:

  • 1.

    De aanvragende instelling moet bij de aanvraag voor een garantie of geldlening minimaal één verklaring van een kredietinstelling overleggen waaruit blijkt dat deze niet bereid is een geldlening te verstrekken zonder een garantstelling;

  • 2.

    De looptijd voor een gemeentegarantie is gelijk aan de termijn waarvoor de geldlening wordt verstrekt waarbij de duur van de geldlening de gebruiksduur van het object dat als zekerheidsstelling dient niet mag worden overschreden. Ter voorkoming van staatssteun wordt, afhankelijk van de rating van de instelling, een jaarlijkse risico- opslag gehanteerd conform de mededeling staatssteun (2008/C 155/02).

  • 3.

    De rente van een te verstrekken geldlening is gelijk aan het rentepercentage dat door marktpartijen (kredietverstrekkende instellingen) wordt berekend aan de gemeente, verhoogd met een risico-opslag ter voorkoming van het verstrekken van staatssteun. Ter voorkoming van staatssteun wordt, afhankelijk van de rating van de instelling, een jaarlijkse risico-opslag gehanteerd conform de mededeling staatssteun (2008/C 155/02 – 2008/C 14/02). Voor leningen verstrekt onder regie van het SVN gelden afwijkende rentepercentages. De aflossing van de geldlening vindt in principe plaats op basis van de lineaire methode. Aflossingsmethoden zoals bv. fixe/bullet/annuïtair zijn bespreekbaar indien voldoende zekerheden worden geboden.

  • 4.

    Algehele of gedeeltelijke vervroegde aflossing van een door de gemeente verstrekte lening is niet toegestaan, tenzij vooraf contractueel overeengekomen. In het geval een gemeentelijke garantie is verstrekt vervalt deze bij (tussentijdse) algehele aflossing van de lening.

  • 5.

    Een gemeentegarantie wordt niet verstrekt indien de geldlening reeds aan de aanvrager (geldnemer) is verstrekt.

  • 6.

    De middelen die door de geldnemer door middel van de geldlening worden ontvangen moeten worden besteed aan het doel waarvoor de geldlening is aangegaan. Dit geldt ook voor de gemeentegarantie.

  • 7.

    De gemeente Den Helder heeft het recht van zekerheidsstelling. Dit dient in principe het recht van 1e hypotheek of pandrecht te zijn. Bij voldoende zekerheidsstelling behoort de notariële volmacht ook tot de mogelijkheden.

  • 8.

    Het is geldnemer niet toegestaan, zonder schriftelijke toestemming van het college van B&W van Den Helder, het object (de onroerende zaak) waarvoor de geldlening is aangegaan te vervreemden, te bezwaren dan wel van bestemming te veranderen.

  • 9.

    Het object (de onroerende zaak) moet voldoende zijn verzekerd voor herbouw of vervangingswaarde. De geldnemer dient hiervan periodiek een bewijs te verstrekken.

  • 10.

    Binnen vier maanden van het verstrijken van het boekjaar worden de jaarstukken ingediend bij de treasurer. De gemeente Den Helder kan ook eisen stellen aan de te voeren administratie en de controle daarop en de geldnemer moet hiermee instemmen.

  • 11.

    De gemeente Den Helder kan, als zij dit wenselijk acht, een financieel deskundige (toezichthouder) deel laten nemen aan vergaderingen van het bestuur van de geldnemer voor die onderdelen waarin het financieel beleid wordt behandeld.

  • 12.

    Wanneer de gemeente Den Helder als borg wordt aangesproken voor betaling van het (restant) krediet en de rente van de gegarandeerde geldlening, blijft de betaling als schuld rusten op de geldnemer. Dit geldt zowel voor de aflossingen als voor de (achterstallige) rente.

  • 13.

    Voordat de gemeente Den Helder wordt aangesproken op haar garantstelling dient eerst de hoofdschuldenaar expliciet te worden aangesproken op het in gebreke blijven ten aanzien van zowel de aflossing als de (achterstallige) rente van het krediet. De gemeente dient gelijktijdig van deze ingebrekestelling op de hoogte te worden gebracht.

  • 14.

    Geldnemer en geldverstrekker informeren de gemeente zo spoedig mogelijk over:

    – Het niet nakomen van de geldnemer van de aan de geldlening verbonden betalingsverplichtingen waarvoor de gemeente garant staat.

    – Wijzigingen van de gegevens en de bescheiden die bij de aanvraag van de garantie zijn overlegd.

    – Een statutenwijziging van de geldnemer.

    – Een fusie van de geldnemer

    – Het ontbinden van de overeenkomst met de geldnemer.

    – Verwachte substantiële financiële tegenvallers bij de geldnemer.

  • 15.

    De geldnemer verbindt zich alle maatregelen te nemen die de gemeente Den Helder van belang acht ter waarborging van de financiële belangen van de gemeente en die door de gemeente schriftelijk aan de geldnemer zijn kenbaar gemaakt

     

Het college van B&W behoudt zich het recht voor om, als de omstandigheden daar aanleiding toe geven, aanvullende voorwaarden op te leggen. Het college van B&W is bevoegd om in afwijking van deze nota te besluiten wanneer strikte toepassing onevenredig is in verhouding tot de met deze nota te dienen doelen. De afwijking moet beargumenteerd ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd (hardheidsclausule).

 

Wanneer het college besluit om een lening of garantstelling te verstrekken wordt de raad in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen wanneer de raad daarom verzoekt of wanneer de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente (art. 169 lid 4 Gemeentewet). Uitzonderingen hierop vormen:

  • De garanties verstrekt door waarborgfondsen. Hier zijn de risico’s voor de gemeente zeer klein en fungeert de gemeente als “achtervang”. Ook heeft de raad zich bij het aangaan van de overeenkomst met het waarborgfonds al bereid verklaard om de garanties af te geven (zie ook 3.2.).

  • De garanties en leningen verstrekt aan publiekrechtelijke verbonden partijen. De raad wordt bij het aangaan van de overeenkomst met de ”verbonden partij” al voldoende geïnformeerd over de financiële risico’s en de afweging daarvan met de te behalen effecten.

  • Geldleningen verstrekt onder het regime van het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland (SVN). Uit dit fonds worden leningen verstrekt aan instellingen en particulieren. Het risico dat hier wordt gelopen bedraagt maximaal het ter beschikking gestelde bedrag (zie ook 3.3.).

 

  • 3.1.4

    Beheren

Alle zorgvuldigheid die betracht wordt bij het aanvragen en beoordelen van de garantie of lening stopt niet als deze is verstrekt. Om een juiste en volledige administratie te garanderen worden de verstrekte garanties en leningen centraal beheerd in een garantieregister respectievelijk leningenregister. Deze registers zijn gebaseerd op de daadwerkelijk verstrekte garanties en leningen. Controle en actualisatie vindt plaats per ultimo jaar zodat jaarlijks een actueel beeld van de garantie- en leningenportefeuille beschikbaar is. Na opname in het register worden de garanties en leningen structureel gemonitord. Het gaat dan specifiek om het volgen van de financiële situatie, de zekerheden, eventuele voorwaarden en de risico’s.

 

Zoals hiervoor onder standaardvoorwaarden is gemeld zijn organisaties verplicht hun jaarstukken binnen vier maanden na einde van het boekjaar toe te sturen. De treasurer bewaakt de volledigheid van de vereiste informatie, rappelleert indien nodig en voert een beoordeling uit op de ontvangen informatie. Deze beoordeling besproken in het Treasurycomité. Op grond daarvan wordt de risicoclassificatie op organisaties waarvan leningen zijn gegarandeerd of verstrekt zoals opgenomen in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en jaarrekening aangepast.

 

  • 3.2.

    Achtervang voor waarborgfondsen

Woningcorporaties hebben als doelstelling het realiseren van woonruimte in de sociale sector en het realiseren en beheren van maatschappelijk vastgoed. Corporaties en gemeenten maken met elkaar afspraken over de voorgenomen activiteiten van corporaties. Door de terugtreding van het Rijk in de financiering van de volkshuisvesting in de jaren tachtig en de steeds grotere bestuurlijke en financiële autonomie van corporaties is de huidige garantiestructuur ontstaan.

 

Er zijn specifieke en generieke achtervangovereenkomsten te onderscheiden. Bij de 4-partijen- overeenkomst tekenen alle vier partijen: WSW, de geldverstrekker, de corporatie en de gemeente de overeenkomst. De gemeente tekent dus per afzonderlijke lening voor de achtervangpositie. De meeste achtervangovereenkomsten zijn van dit type. Het tegenovergestelde type overeenkomst is de generieke achtervangovereenkomst. Hier is sprake van een vooraf getekende, ongelimiteerde achtervang waarbij de gemeente afstand heeft gedaan van de totstandkoming van door corporaties diverse aan te gane leningen.

 

Het is voor gemeenten en corporaties niet verplicht om deel te nemen aan het WSW. De garantiestructuur vergemakkelijkt de beschikbaarheid van leningen en verlaagt de rente op die leningen. Het rentevoordeel is berekend op 1%-punt.

 

De kans dat een gemeente op grond van de achtervang door het WSW wordt aangesproken is tot op heden theoretisch gebleken. Een groot nadeel is dat de garantiestructuur niet transparant en niet uitsluitend projectgerelateerd is. Gemeenten hebben ten eerste weinig inzicht in de omvang en het verloop van het garantievermogen van de WSW en kunnen dus ook niet inschatten wanneer er op hen een beroep zal worden gedaan. Omdat dus ook andere gemeenten betrokken zijn, is het niet mogelijk om een specifiek risicobedrag voor Haarlem aan te merken binnen de garantie van onze gemeente. De wijze waarop wordt bepaald welke gemeenten in een concrete situatie de schadegemeenten zijn, is ook niet helder vastgelegd. De gemeente gaat een achtervang- overeenkomst aan met het oog op het laten realiseren van bepaalde volkshuisvestingsprojecten; in de praktijk is de gemeente echter aanspreekbaar voor de verplichtingen van de gehele sector. Met enige regelmaat komen corporaties in de financiële problemen. Naar aanleiding van het meest recente en navrante schandaal, de Vestia affaire, is een tweetal onderzoeken uitgevoerd en is een herzieningswet vastgesteld. In de Herzieningswet Toegelaten Instellingen Volkshuisvesting is vastgelegd waaraan de corporaties moeten voldoen. Dit betreft vooral maatregelen waardoor het toezicht binnen de corporaties beter in evenwicht moeten komen. Aedes als koepelorganisatie heeft daarop een niet vrijblijvende governancecode opgesteld (Governancecode woningcorporaties 2015). Deze geeft richting aan de wijze waarop bestuur en RvC functioneren en de wijze waarop zij verantwoording afleggen over hun resultaten.

 

De achtervang geldt alleen voor het zogeheten DAEB-deel van de corporaties. In Den Helder heeft de Woningstichting ervoor gekozen om het mogelijk te maken om meer marktgericht te werken en dus niet alleen de beperkte taak van het bouwen en beheren van sociale woningbouw in te vullen. Voor het woningbestand dat valt in het niet DAEB-deel geldt de achtervang dus niet. Bij eventueel verstrekken van leningen voor dit deel zal daarom moeten worden teruggevallen op zekerheden op basis van de onderpanden.

 

Achtervang door Stichting waarborgfonds voor de Zorgsector vindt plaats voor leningen die zijn verstrekt aan de NoordWest Ziekenhuisgroep. Een bijzondere situatie geldt dat voor een klein deel van deze leningen onze gemeente rechtstreeks garant staat; een ander deel door de gemeente Alkmaar wordt gegarandeerd en het waarborgfonds het grootste deel garandeert.

 

  • 3.3.

    Revolverende fondsen

Tot slot zijn er budgetten beschikbaar gesteld voor revolverende fondsen op het gebied van startersleningen, duurzaamheidsleningen en woningaanpassingen om langer thuis te kunnen blijven wonen. Deze fondsen worden beheerd door het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn). Deze stichting ontwikkelt financieringsinstrumenten die in te zetten zijn om doelstellingen op het gebied van wonen te realiseren. Deze fondsen worden op de balans gewaardeerd onder vlottende activa, rekening – courant niet financiële instellingen. Het is feitelijk niet meer dan een rekening courant dat uitstaat bij het SVn.

 

De starterslening overbrugt het verschil tussen de aankoopsom van de woning en het bedrag dat de starter maximaal kan lenen volgens de normen van de Nationale Hypotheek Garantie. De duurzaamheidslening maakt het voor particuliere eigenaren mogelijk om tegen aantrekkelijke voorwaarden geld te lenen voor het treffen van energiebesparende maatregelen in en aan de eigen woning en zo bij te dragen aan de reductie van CO2-uitstoot. De raad heeft besloten ook woningaanpassingen om langer thuis te kunnen blijven wonen in aanmerking te laten komen voor een lening onder de gunstige voorwaarden van het SVn.

 

Het beschikbaar stellen van budgetten voor het aangaan van nieuwe deelnemingsovereenkomsten met SVN gebeurt altijd in overleg met het Treasurycomité. De aflossing en rente op de leningen komen weer terug in het gemeentelijk fonds zodat er weer geld beschikbaar komt voor nieuwe leningen. SVn verstrekt namens de gemeente de leningen en doet ook de beoordeling van de kredietwaardigheid van geïnteresseerden. Als de SVn geen lening verstrekt, doet de gemeente dat ook niet. De kredietbeoordeling door SVn is dus leidend. SVn voert ook de administratie van het leningenbeheer. Het aantal lopende aanvragen en het fondsdeel is te alle tijden op te vragen via website van het SVn. De risico’s met betrekking tot deze leningen zijn beperkt. Als een burger niet meer aan zijn of haar betalingsverplichtingen kan voldoen, resulteert dat in een lagere uitleencapaciteit.

 

 

 

 

 

 

 

Aldus besloten in de raadsvergadering

van 16 december 2019.

J.J. Nobel

voorzitter

mr.drs. M. Huisman

raadsgriffier

Bijlage 1. Stappenplan als toetsingskader

 

Bij een aanvraag moeten de volgende stappen worden doorlopen en de daarbij horende vragen naar tevredenheid worden beantwoord:

 

  • 1.

    Voldoet de instelling aan de volgende criteria?

  • a.

    De instelling moet een rechtspersoon zijn;

  • b.

    De doelstelling van de aanvrager is ideëel en niet gericht op het maken van winst (vereniging/stichting). Dit moet blijken uit zowel de statuten als uit het feitelijk handelen van bestuurders/medewerkers;

  • c.

    De instelling moet, indien van toepassing, de benodigde vergunning(en) hebben voor de investering.

 

  • 2.

    Past de aanvraag binnen het wettelijk kader?

    • a.

      Europees: er is geen sprake van ongeoorloofde staatssteun;

    • b.

      Nederlands: Wet Fido: er is sprake van een publiek belang. Dit betekent dat:

      • i.

        De investering binnen het gemeentelijk beleid past.

      • ii.

        De invloed van de gemeente op het desbetreffende beleidsterrein voldoende groot is.

      • iii.

        Er wordt verantwoord waarom de investering en gemeentelijke medewerking noodzakelijk is.

      • iv.

        De verwachte baten dienen te worden gespecificeerd en verantwoord:

      • Wie heeft baat bij de af te geven lening of garantie?

      • Hoe groot is deze groep?

      • Hoe groot zijn de verwachte baten voor deze groep?

    • c.

      Financiële verordening: er is een zekerheid bedongen, indien dit mogelijk was. Dit dient in principe het recht van eerste hypotheek of pandrecht te zijn. Bij voldoende zekerheidsstelling behoort de notariële volmacht ook tot de mogelijkheden.

 

  • 3.

    Heeft de instelling de gemeente nodig voor de financiering van de gewenste investering?

    • a.

      De aanvrager kan aantonen dat zij zonder garantstelling door de gemeente geen lening kan verkrijgen. Dit wordt aangetoond door minimaal één verklaring van een kredietinstelling te overleggen waaruit blijkt dat een lening zonder garantstelling niet mogelijk is;

    • b.

      De aanvrager kan aantonen dat mogelijke (andere) financieringsbronnen door hem/haar zijn onderzocht;

    • c.

      Het is niet mogelijk om de garantstelling bij een waarborgfonds onder te brengen.

 

  • 4.

    Worden alle benodigde documenten aangeleverd? Het gaat om de volgende documenten en gegevens:

 

Uittreksel Kamer van Koophandel

jaarrekeningen afgelopen 2 boekjaren

Prognosecijfers komende drie jaar

- inclusief balans, V&W, kasstromen

Investeringsbegroting

Businessplan

waarin opgenomen:

- korte historie debiteur

- Beschrijving management

- Noodzaak van de investering

- Financieringsbehoefte (hoogte garantie)

- Toelichting op de gehanteerde (groei)cijfers

Eventueel met beschrijving marktontwikkelingen

Eventueel met "worst case" scenario

- Mogelijkheden tot zekerheidstelling

Hypotheek

(verzekeringen van object)

Andere zekerheden

 

  • 5.

    Loopt de gemeente met de garantstelling of lening een verantwoord risico?

    • a.

      De aanvrager wordt in staat geacht om op langere termijn de rente en aflossing van de aangegane lening binnen haar exploitatie op te brengen. Deze beoordeling vindt plaats aan de hand van de financiële jaarstukken van de instelling of, indien van toepassing, door een waarborgfonds;

    • b.

      De aanvrager heeft voldoende eigen vermogen;

    • c.

      Toekomstige uitgaven en inkomsten kunnen worden opgevangen binnen de exploitatie van de aanvragende partij;

    • d.

      Het gevaar voor moreel risico, tweede-ronde effecten en systeemrisico’s is minimaal.

    • e.

      Hoe snel kan de lening of garantie weer worden afgebouwd.

 

  • 6.

    Door middel van een collegebesluit wordt het verzoek tot garantstelling of een lening toegekend dan wel afgewezen. Het volgende is hierbij van belang:

    • a.

      Het college besluit pas nadat de raad de mogelijkheid heeft gehad wensen en bedenkingen te uiten;

    • b.

      Bij verlening van de garantstelling of lening worden de risico’s voor het weerstandsvermogen van de gemeente nader toegelicht;

    • c.

      Er wordt onderzocht of het plafond voor garantstellingen (gekoppeld aan de risicoparagraaf van de P&C cyclus) niet wordt overschreden wanneer dit door de raad is vastgesteld;

    • d.

      De garantstelling wordt middels een beschikking en akte van borgtocht verleend. Afwijzing van een verzoek gebeurt eveneens via een beschikking;

    • e.

      Bij verlening van garantstelling of toekenning van een lening worden in de beschikking en/of leningsovereenkomst alle voorwaarden en verplichtingen opgenomen waaronder de garantstelling of toekenning lening wordt verleend.

 

  • 7.

    Ten slotte dienen de randvoorwaarden in acht te worden genomen, zoals genoemd in onderdeel 3.1.3 van het beleidskader ‘Gemeentelijke garanties en geldleningen’ van de gemeente Den Helder.

 

Een aanvragende partij komt dus pas in aanmerking voor een lening of garantie mits alle stappen met succes zijn doorlopen (oftewel, als aan alle voorwaarden is voldaan).


1

Evaluatie toetsingskader leningen en garanties voor gemeente Den Helder, 2015, https://www.coelo.nl/images/rapporten/Toetsingskader_leningen_en_garanties_Den_Helder.pdf