Organisatie | Vlaardingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vlaardingen houdende regels omtrent vergunningverlening, toezicht en handhaving |
Citeertitel | VTH-Beleid Vlaardingen 2021-2024 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Handhavingsbeleidsplan regelgeving voor Bouwen en Ruimtelijke ordening 2006-2014.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-05-2021 | nieuwe regeling | 04-05-2021 |
De gemeente Vlaardingen hecht waarde aan een goede kwaliteit van uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (de VTH-taken). De uitvoering van deze taken heeft impact op de stad.
De noodzaak van VTH-beleid is zichtbaar geworden door diverse incidenten met trieste afloop. Daarbij kan gedacht worden aan de vuurwerkramp in Enschede (2000), de Schipholbrand (2005) en de brand in café De Hemel in Volendam (2001). Maar ook uit recente gebeurtenissen blijkt het belang van de gemeentelijke taken op het gebied van VTH. De instorting van de parkeergarage op Eindhoven Airport (mei 2017), de ontruiming van het verloederde vakantiepark De Beekhorst in Epe (2018) en een grote brand in een illegaal verkamerd studentenhuis in Nijmegen (februari 2019).
Mede door deze gebeurtenissen stelt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht eisen aan de uitvoering van VTH-taken en is een beleidsplan en een uitvoeringsprogramma verplicht.
Met dit beleid geeft het gemeentebestuur strategische en operationele kaders voor de uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving op de gebieden van bouwen en ruimtelijke ordening. Concreet betekent dit dat wordt ingegaan op de visie van VTH, welke uitgangspunten gelden, de werkwijze en wat de prioriteiten voor de komende vier jaar worden.
Daarbij is Vlaardingen realistisch. Er zijn grenzen aan beschikbare financiën en capaciteit. Hiervoor zijn in dit beleidsplan de risico’s geanalyseerd zodat in het uitvoeringsprogramma focus aan de juiste onderwerpen kan worden gegeven en scherpe keuzes gemaakt kunnen worden.
Dit beleidsplan wordt jaarlijks uitgewerkt in het handhavingsuitvoeringsprogramma (HUP). Dit is verplicht. Het HUP rapporteert, evalueert en beschrijft in detail de voorgenomen activiteiten. Er gelden dus vaste kaders voor de uitvoering van de VTH-taken. Hiermee is de democratisch legitimiteit, transparantie en uniformiteit geborgd. Toch moeten het VTH-beleid en het HUP een mate van flexibiliteit waarborgen, zodat ingespeeld kan worden op veranderingen in de samenleving en op actuele gebeurtenissen. Een voorbeeld daarvan is de Corona-crisis.
Andere belangrijke veranderingen zijn de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wet private kwaliteitsborging per 1 januari 2022. De Omgevingswet betekent met name op het gebied van vergunningverlening veel voor de uitvoeringspraktijk. Maar ook neemt het belang van toezicht en handhaving toe. Met meer nadruk op vertrouwen en verantwoordelijkheid neemt het belang van de controle op naleving achteraf toe. Dit beleidsplan anticipeert waar mogelijk op de Omgevingswet.
Dit beleid is vastgesteld door het college en door de burgemeester, elk voor zover het de eigen bevoegdheid betreft. Het vervangt het ‘Handhavingsbeleidsplan regelgeving voor Bouwen en Ruimtelijke ordening 2006-2014’. Waar in dit plan het gemeentebestuur of de gemeente Vlaardingen staat, wordt daarom het college en de burgemeester van Vlaardingen bedoeld, ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft.
Het doel van dit VTH-beleid is drieledig.
De uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn wettelijke taken die zijn opgedragen aan het gemeentebestuur. Het is aan de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders dit beleidsmatige kader vast te stellen en bekend te maken aan de gemeenteraad, daar uitvoering aan te geven en over het gevoerde beleid verantwoording af te leggen aan de gemeenteraad. Daarmee is er rechtmatigheid van handelen.
Handhavingsactiviteiten moeten transparant zijn. Regels en voorschriften moeten dus kenbaar zijn. Ook is het een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur dat duidelijk is op welke wijze bevoegde bestuursorganen gebruik maken van hun bevoegdheden.
Door de beschrijving van visie, uitgangspunten, prioriteiten én operationele kaders wordt de ambtelijke organisatie gestuurd in de wijze waarop VTH-taken worden uitgevoerd. Dit draagt bij aan uniformiteit in de uitvoering.
Het is belangrijk om de werkingssfeer van dit VTH-beleid goed af te bakenen. Dit VTH beleid omvat alle uitvoeringstaken van vergunningverlening en toezicht en handhaving met betrekking tot de taakvelden die in relatie staan tot de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo):
1.3.1 Vergunningen en Meldingen
Hieronder valt de afhandeling van vergunningen, meldingen en het beoordelen van plannen en onderzoeken. Ook wordt advies gegeven over de toepasselijke wet- en regelgeving en de ingebrachte plannen en onderzoeken. De kerntaak is daarbij het opstellen van kwalitatief goede besluiten, eventueel onder voorwaarden en met voorschriften, binnen de daarvoor gestelde proceduretijd.
Een groot deel van de verleende omgevingsvergunningen heeft betrekking op sloop en verbouw. Daarnaast zijn er jaarlijks een aantal grote nieuwbouwprojecten voor woning- en utiliteitsbouw.
De toetsingskaders omvatten de ruimtelijke aspecten die worden afgestemd met stedenbouw en planeconomie, met daarnaast wettelijke technische toetsen die een veilig, gezond, bruikbaar en duurzaam gebruik waarborgen.
Voor het toezicht en de handhaving op naleving van de wet- en regelgeving is de gemeente verantwoordelijk. Deze taken zijn onderdeel van het geheel aan maatregelen die de gemeente inzet om beleidsdoelstellingen en maatschappelijk effect te kunnen realiseren. Nadat een omgevingsvergunning is verleend houdt de gemeente toezicht op de naleving van de wet- en regelgeving en/of vergunningvoorschriften.
Het toezicht op het bouwproces vindt plaats aan de hand van verleende bouwtoestemmingen en is daarmee aanbod gestuurd. Dat wil zeggen dat de inzet van de capaciteit voor handhaving grotendeels afhankelijk is van de verleende omgevingsvergunningen (Wabo-activiteiten) en/of meldingen. Naast het aanbod gestuurde toezicht vindt toezicht plaats op vergunningsvrije activiteiten.
Handhaving op vergunningsvrije bouwwerken dienen zich aan door meldingen en handhavingsverzoeken. De overige werkvoorraad wordt bepaald door de handhaving op illegale activiteiten. De illegale activiteiten kennen een gelijkmatige verdeling, tussen illegaal bouwen, illegaal gebruik en illegale sloop. Dit betreft uitsluitend de aantallen van gevallen die bij de gemeente bekend zijn en waarop gehandhaafd wordt.
1.3.3 Overige taakvelden (milieu en brandveiligheid)
De taken voor het taakveld milieu wordt uitgevoerd door de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR of omgevingsdienst).
Binnen het taakveld milieu zijn diverse taken te onderscheiden, waarbij de nadruk ligt op het controleren van bedrijfsmatige activiteiten (inrichtingen) en het bedrijfsmatig verwerken van afval, zoals asbestverwijdering. In ieder geval voert de omgevingsdienst de volgende basistaken uit:
het verlenen, wijzigen, intrekken of weigeren van omgevingsvergunningen van in de wet benoemde categorieën, waarbij de omgevingsdienst ook verboden en voorschriften aan de vergunning kan verbinden.1
Behandelen van meldingen van in de wet benoemde categorieën.2
Uitvoeren van toezicht en handhaving.3
Het takenpakket omvat ruim 1.700 inrichtingen. Wanneer ingezoomd wordt op het inrichtingenbestand, valt op dat er naar verhouding veel auto(herstel)bedrijven gevestigd zijn (125 bedrijven). Daarnaast zijn er kenmerkend voor het Rijnmondgebied grotere industriële bedrijven waaronder chemische industrie, raffinagebedrijven en afvalverwerkende bedrijven. Naast de industrie bestaat een groot deel van de inrichtingen binnen de gemeente uit kleinschalige inrichtingen. Ongeveer 10% van het aantal inrichtingen betreft horecabedrijven.
De taken voor het taakveld Brandveilig gebruik bouwwerken wordt uitgevoerd door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR).
Alle afspraken met de VRR zijn neergelegd in een samenwerkingsovereenkomst.4 De VRR heeft de volgende taken:
De VRR is tijdens de gebruiksfase verantwoordelijk voor de uitvoering van toezicht, coördinatie en regie op het gebied van brandveiligheid op gebruiksaspecten, installatietechnische aspecten en brandpreventieve bouwkundige aspecten. Voor de uitoefening van deze taak werkt de VRR volgens het Meerjaren Handhavingsprogramma en het Integraal Handhavingsprogramma.
In dit VTH-beleid wordt de volgende definitie van handhaving gehanteerd.
Handhaving is het inzetten van toezicht en het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen om naleving van algemeen geldende voorschriften te bereiken.
Handhaving is een keten van activiteiten:
Dit VTH-beleid bestaat uit twee delen: het strategische beleidskader en het operationele beleidskader. Het strategische kader beslaat de hoofdstukken 2 tot en met 7. Het operationele kader beslaat de hoofdstukken 8 en 9.
Het strategische beleidskader beschrijft het juridisch en bestuurlijk kader, de werking van de beleidscyclus, de relevante ontwikkelingen, een gebiedsanalyse van de gemeente Vlaardingen en tot slot de vastgestelde beleidsprioriteiten.
Het operationele beleidskader beschrijft de strategieën die worden toegepast bij de uitvoering van de VTH-taken en op welke wijze de samenwerking en organisatie is geregeld.
De regels voor vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn in verschillende wetten opgenomen. Hierin zijn het beleidsplan en het daaropvolgend uitvoeringsprogramma verplicht gesteld.
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Hoofdstuk 5 van de Awb biedt het algemeen juridisch kader voor handhaving. Hierin staan regels over het uitvoeren van toezicht en het opleggen van herstelsancties en de bestuurlijke boete. Hoofdstuk 6 bevat algemene bepalingen over bezwaar en beroep.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Per 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht. In hoofdstuk 5 van de Wabo wordt aan het bevoegd gezag de taak gegeven om te zorgen voor bestuursrechtelijke handhaving van een groot aantal wetten.5 Hieronder vallen onder andere de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet.6 Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen burgemeester en wethouders.7
Besluit omgevingsrecht (Bor)/Ministeriele regeling Omgevingsrecht
De Wabo wordt verder uitgewerkt in het Bor en de Mor. Het Bor bevat specifieke regels over de handhavingsorganisatie en het uitvoerings- en handhavingsbeleid. Op deze manier wil de wetgever dat precies wordt vastgelegd welke doelen bestuursorganen zichzelf stellen, welke activiteiten zij daartoe zullen uitvoeren en welke werkwijze (methodiek) zij hanteren. Daarvoor is het belangrijk om inzicht te verwerven. Dat kan via het uitvoeren van een risicoanalyse, monitoring en evaluatie. Tot slot is samenwerking en afstemming met andere bestuursorganen en de omgevingsdienst belangrijk.8
Landelijke Handhavingstrategie (LHS)
Handhavingsinstanties moeten op grond van het Bor een nalevingstrategie hebben. Dat betekent dat een toezicht-, sanctie- en gedoogstrategie moet worden uitgewerkt. Dat wordt in dit VTH-beleid ook gedaan. Daarbij wordt LHS gevolgd. De LHS heeft tot doel om:9
“[…] uitvoering [te] geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend [te] interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes[te] maken en interventies op vergelijkbare wijze [te] kiezen en toe [te] passen, landsbreed door het bestuurlijk bevoegd gezag / de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM.”
Met de vaststelling van dit VTH-beleid, maakt de Landelijke Handhavingstrategie ook integraal onderdeel uit van de handhavingstrategie van de gemeente Vlaardingen.
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste beleidsstukken die in relatie staan met dit VTH-beleid. Deze beleidsstukken zijn voor een groot deel input voor de onderhavige beleidsnotitie over vergunningen, toezicht en handhaving.
2.3 Nader vast te stellen regelgeving
Verordening kwaliteit VTH/Kwaliteitscriteria 2.2
Met de Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) is de Wabo aangepast. De Wet VTH voorziet in een regeling waarmee onder andere de kwaliteit van de uitvoering van VTH-taken moet verbeteren. Als uitwerking van de Wet VTH is er landelijk stelsel van omgevingsdiensten opgericht, een Landelijke Handhavingstrategie opgesteld en zijn er kwaliteitscriteria opgesteld voor de uitvoering van Wabo-taken.
Op grond van de Wet VTH is het de verplichting om voor de ‘thuistaken’ van de gemeente en de ‘basistaken’10 van de omgevingsdienst een Verordening kwaliteitseisen VTH vast te stellen. Voor de ‘niet-basistaken’11 geldt deze verplichting niet. Voor de niet-basistaken geldt alleen de zorgplicht om kwaliteit te borgen.
De Modelverordening van de VNG bevat een set kwaliteitscriteria, zgn. ‘Kwaliteitscriteria 2.2’
De gemeente Vlaardingen heeft de Verordening Kwaliteit VTH en de Kwaliteitscriteria 2.2 tot op heden niet vastgesteld. Dit is wel verplicht voor de thuistaken en basistaken.
Met de Modelverordening van de VNG kan Vlaardingen eenvoudig de Verordening kwaliteit VTH de Kwaliteitscriteria 2.2 vaststellen. Omdat de Modelverordening van de VNG verder gaat dan wettelijk verplicht is, zijn aanpassingen hierop mogelijk.
Op het moment van vaststelling van dit VTH-beleid beschikt de gemeente Vlaardingen niet over een vastgesteld sanctiebeleid. Sanctiebeleid beschrijft op welke wijze het bestuursrechtelijk handhavingsinstrumentarium wordt ingezet en specificeert de hoogte van dwangsommen en de bestuurlijk boetes per type overtreding.12 Sanctiebeleid vormt een belangrijke waarborg dat op uniforme wijze wordt gehandhaafd en dat de toepassing van een bestraffende sanctie met voldoende waarborgen is omkleed. Dit beleid is daarom essentieel.
Handhavingsuitvoeringsprogramma
Het jaarlijks opstellen en uitvoeren van een uitvoeringsprogramma is een wettelijk vereiste op grond van artikel 7.2 van het Bor.1313
Verordening woonruimtevoorraad
Middels deze verordening kunnen wijzigingen in de woningvoorraad vergunningplichtig worden gesteld. Bijvoorbeeld bij het onttrekken of samenvoegen van woonruimte of het overgaan tot kamergewijze verhuur. Op het moment van vaststelling van dit VTH-beleid staat deze verordening op de bestuurlijke planning.
Het college van burgemeester en wethouders (college) vormt het dagelijks bestuur van de stad en is gezamenlijk verantwoordelijk voor het gemeentelijke beleid. Het uitgangspunt vormt daarbij het coalitieakkoord. Dit is het bestuurlijke kader waarvan uit wordt gewerkt. Het college legt verantwoording af over de uitvoering van het gemeentelijk beleid en wordt gecontroleerd door de gemeenteraad.
In mei 2019 is het coalitieakkoord gepresenteerd in Vlaardingen: ‘Handen uit de mouwen’.
De gemeente Vlaardingen heeft een begrotingstekort en staat onder preventief toezicht van de provincie Zuid-Holland. Deze positie vraagt om focus en scherpe keuzes. De komende tijd zal het college toewerken naar een leefbare stad met een structureel gezonde begroting. Om dat te bereiken is eind 2019 het ‘Herstelplan: Voor een leefbaar en financieel gezond Vlaardingen’ gepresenteerd. De raad heeft in april 2020 ook met herstelplan ingestemd.
In het Herstelplan staan vier domeinen/beleidsthema’s centraal: wonen, veiligheid, onderwijs en sociaal. Domeinen die een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van de leefbaarheid in de stad.
In de dagelijkse uitvoering van de VTH-taken zullen de keuzes uit dit Herstelplan voortdurend moeten doorklinken.
Vlaardingen heeft één duidelijke focus: Het verbeteren van de leefbaarheid van de stad. Niet door te praten, maar door te doen. Handen uit de mouwen en doorpakken. De uitvoering van VTH-taken is hierop gericht en daaraan ook ondersteunend.
‘Herstelplan: Voor een leefbaar en financieel gezond Vlaardingen’ is leidend
De gemeente Vlaardingen heeft een begrotingstekort en daarnaast grootstedelijke problematiek zoals sociale problematiek, ondermijning, hoge werkeloosheid, veel armoede en leefbaarheidsproblemen.
Met het Herstelplan zoekt Vlaardingen een juiste weg richting een leefbare stad en gezonde overheidsfinanciën. Het Herstelplan beschrijft de topprioriteiten, de interventies en de financiën.
Het Herstelplan moet gezien worden als een strak keurslijf voor de komende jaren, waarbinnen weinig speelruimte is. Het bepaalt wat Vlaardingen wél doet en niet doet. Dit betekent dat ook bij de uitvoering van dit VTH-beleid de keuzes uit het Herstelplan leidend zijn.
Regels dienen een doel en moeten daarom worden nageleefd. Handhaving wordt ingezet als overtredingen niet vrijwillig worden beëindigd. De gemeente Vlaardingen treedt daarbij adequaat op. Een burger mag erop vertrouwen dat de gemeente Vlaardingen overtredingen van de wet- en regelgeving serieus neemt en daarop ook reageert en handelt. Gedogen is daarmee verleden tijd. De inzet van een gestart handhavingstraject is altijd de beëindiging van de overtreding. De gemeente Vlaardingen zal strenger handhaven bij herhaalde overtredingen en bij de overtredingen die op basis van de risicoanalyse en dit beleid een hoge prioriteit hebben. De mate waarin de gemeente Vlaardingen kan optreden is daarbij wel gelimiteerd door beperkte capaciteit en financiën.
Consequente en proportionele uitvoering
Gelijke omstandigheden worden gelijk gehandeld. Dat betekent ook dat bij ongelijke omstandigheden ongelijk gehandeld wordt. VTH-taken worden op een consequente wijze uitgevoerd. De mate en wijze van weerstand mag nooit het handelen vanuit VTH beïnvloeden. Wel is het belangrijk dat de VTH-taken proportioneel worden uitgevoerd. Dit betekent dat rekening wordt gehouden met specifieke omstandigheden en dat de toegepaste dwangmiddelen passend zijn.
De VTH-keten wordt dusdanig ingericht dat tegen de minste kosten het hoogste rendement wordt behaald, zonder af te doen aan de wettelijke taakstellingen. Waar mogelijk:
Vlaardingen hecht grote waarde aan het integraal uitvoeren van de gemeentelijke VTH-taken. Daarbij delen de interne afdelingen en ketenpartners een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de ambities zo goed mogelijk te vertalen naar een leefbare stad. Vlaardingen wil een efficiëntere samenwerking tussen afdelingen, diensten en ketenpartners (politie, brandweer en het Openbaar Ministerie) bevorderen. Zaken worden zoveel mogelijk integraal benaderd. De diverse disciplines delen informatie, werken met elkaar samen en stemmen werkzaamheden op elkaar af. Iedereen houdt de gezamenlijke opdracht scherp voor ogen.
Deze gezamenlijke verantwoordelijkheid vraagt om een proactieve houding. Als de samenwerking niet goed verloopt, draagt iedereen verantwoordelijkheid voor de verbetering daarvan.
De gemeente Vlaardingen staat voor professionele dienstverlening. Integraliteit, kwaliteit, flexibiliteit en creativiteit zijn daarin belangrijke begrippen. Integraliteit: Goed afgestemde samenwerking met interne afdelingen en ketenpartners. Kwaliteit: Werken volgens de geldende kwaliteitsnormen. In deze beleidsperiode wordt geëvalueerd op welke onderdelen de kwaliteit van dienstverlening verder kan verbeteren. Flexibiliteit: Werken vanuit een oplossingsgerichte werkhouding. Creativiteit: Geen blinde toepassing van wet- en regelgeving. Maar een toepassing van wet- en regelgeving waarbij het doel van wet- en regelgeving wordt betrokken en de (on)bedoelde effecten van de uitvoering van VTH-taken worden meegewogen.
Bij de uitvoering van de taakvelden BWT en RO is het gebruik van de BIG-8 beleidscyclus verplicht. Een goede beleidscyclus zorgt dat de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken procesmatig is geborgd. Hieronder is de BIG-8 cyclus gevisualiseerd:
4.2 Toepassing van de BIG-8 in Vlaardingen
4.2.1 Vierjaarlijks: Strategische cyclus
De strategische cyclus zoals weergegeven in Figuur 1 beslaat een periode van vier jaar.
Dit beleidsplan omvat het strategisch beleidskader en het operationeel beleidskader (de strategieën). Hierin wordt dus niet de wijze van rapportage, evaluatie en monitoring uitgewerkt. Daarvoor wordt een apart plan vastgesteld.
Het VTH-beleidsplan geldt voor een periode van 4 jaar, van 2021-2024. Het kan zijn dat het plan eerder moet worden bijgesteld door nieuwe inzichten en ontwikkelingen. Bijvoorbeeld met de inwerkingtreding van de omgevingswet.
4.2.2 Jaarlijks: Operationele cyclus
De operationele cyclus zoals weergegeven in Figuur 1 beslaat een periode van één jaar. Het uitvoeringsprogramma vormt het hart van deze cyclus. Het HUP wordt vastgesteld in december van het voorgaande jaar of uiterlijk in januari van het uitvoeringsjaar. Het HUP bevat:
Doordat de probleemanalyse en prioriteiten jaarlijks worden uitgevoerd en vastgesteld in het uitvoeringsprogramma, heeft de operationele beleidscyclus grote flexibiliteit. Vlaardingen kan zo sneller en makkelijker inspringen op maatschappelijke ontwikkelingen en nieuwe bestuurlijke inzichten zonder daar het hele beleidskader voor te herzien.
Op 1 januari 2022 treedt de Omgevingswet (Ow) in werking. Tot het moment van inwerkingtreding moet een groot aantal voorbereidingen worden getroffen. Deze belangrijke transitie raakt rechtstreeks aan dit beleidsplan.
Met het vernieuwen van het omgevingsrecht wil de wetgever vier verbeteringen bereiken. De taken van vergunningverlening, toezicht en handhaving raken rechtstreeks aan deze verbeterdoelen:
Op het moment van inwerkingtreding zijn tenminste de volgende vijf zaken ingericht:
5.1.3 Noodzakelijke voorbereidingen VTH
Hier volgt een overzicht van noodzakelijke voorbereidingen die raken aan de uitvoering van VTH-taken:
Team VTH en de omgevingsdienst worden actief betrokken bij de implementatie van de Ow. De volgende acties en beslispunten zullen in de periode van voorbereiding besproken moeten worden:14
De lijst van noodzakelijke voorbereidingen toont aan dat de invoering van de Omgevingswet een grote opgave is. Het is daarom noodzakelijk om voor deze voorbereidingen voldoende tijd en financiële en personele middelen te reserveren.
Tot slot. Het is in deze fase problematisch om een voorspelling te doen over de benodigde capaciteit vanuit VTH onder de Ow. Om deze capaciteit inzichtelijk te maken is monitoring van alle uitgevoerde werkzaamheden essentieel. Door het verwerven van data onder het huidige wettelijk regime en onder de Ow kan bepaald worden of de Ow leidt tot een toe- of afname van werkzaamheden.
5.2 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Tegelijktijdig met de inwerkingtreding van de Omgevingswet treed op 1 januari 2022 de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking.15 De Wkb legt een aantal klassieke gemeentetaken neer bij private kwaliteitsborgers.
Om de doelen van de Wkb te bewerkstelligen is het proces voor vergunningverlening in tweeën geknipt:
De bouwtechnische component. De papieren toets op het bouwplan wordt vervangen door een toets op het bouwwerk zoals gebouwd. De vergunninghouder wordt verplicht om daarvoor een onafhankelijke private kwaliteitsborger in te schakelen die tijdens de bouw toetst op conformiteit met de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit en verklaart of de getoetste onderdelen aan de voorschriften voldoen. De uitvoering van het bouw- en woningtoezicht wordt een taak van marktpartijen. Een verklaring van de kwaliteitsborger zal bij oplevering een voorwaarde zijn voor ingebruikname.
De Wkb gaat alleen gelden voor bouwwerken die vallen onder gevolgklasse 1:
Overige bouwwerken vallen vooralsnog nog onder het bestaande regime van de gemeentelijke toetsing. In de eerste 3 jaar na invoering van de Wkb zal worden geëvalueerd of en zo ja met welke eventuele aanpassingen ook de rest van de bouwwerken onder de Wkb gaan vallen.
5.2.2 De nieuwe rol van de gemeente
De gemeente blijft het bevoegd gezag en verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bouw en omgevingsveiligheid. Het toezicht op de omgevingsveiligheid is met name geconcentreerd in gebieden met een hoge bebouwingsgraad, zoals de gemeente Vlaardingen. Ook blijft de gemeente verantwoordelijk voor de handhaving op gebreken die worden geconstateerd gedurende het bouwproces. De vergunninghouder legt inhoudelijk verantwoording af aan het bevoegd gezag. Dit doet hij door de aanlevering van de risicobeoordeling voor de aanvang van de bouw én het dossier bevoegd gezag tijdens en bij de afronding van het bouwtraject. Aan de hand van de risicobeoordeling wordt bepaald op welke wijze de handhavende taak wordt ingezet. Zo kan het bevoegd gezag, als daarvoor in specifieke gevallen aanleiding voor is, op het bouwproces ingrijpen.
De Wkb grijpt in op de taakvelden bouw- en woningtoezicht. Dit heeft directe gevolgen voor werkprocessen. Ook is voorlichting nodig voor burgers en bedrijven. Ook voor deze voorbereidingen is het noodzakelijk om voldoende tijd en financiële en personele middelen te reserveren.
5.3 Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen
Sinds 2007 is in de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken geregeld dat overheden inzicht geven in welke beperkingen zij op eigendom hebben gelegd. Vanaf 1 januari 2021 kunnen inwoners, ondernemers en overige partijen alle informatie over beperkingen en bijbehorende brondocumenten bij één partij vinden: het Kadaster.
5.3.1 Doel en nieuwe rol van de gemeente
Het doel van deze wet is om eenvoudig inzicht te geven in door de overheid opgelegde beperkingen op een stuk grond of een gebouw.
Vanaf 1 januari 2021 moeten gemeentelijke beperkingen worden aangeleverd aan het Kadaster. Het Kadaster gaat deze aanlevering faciliteren via een collectieve beheervoorziening in de vorm van een webapplicatie. Gemeenten gaan dus ook een kopie van hun beperkingsbesluiten inschrijven in de openbare registers van het Kadaster.
Kenmerken 16 | |
gem. WOZ waarde van € 159.000,- 32% eengezins – 68% meergezinswoningen Bouwjaren: (aantallen afgerond – grootste aantallen vermeld) 3100 woningen tussen 1925 en 1950 | |
gem. WOZ waarde van € 145.000,-. 25% eengezins – 75% meergezinswoningen Bouwjaren (aantallen afgerond – grootste aantallen genoemd): 42 % koop – 49 % woningcorporatie – 15% huur overig of onbekend | |
gem. WOZ waarde van € 202.000,-. 44% eengezins – 56% meergezinswoningen Bouwjaren (afgerond en hoogste aantallen genoemd): 58% koop – 32% woningcorporatie – 10% huur overig en onbekend | |
gem. WOZ waarde van € 212.000,-. 56% eengezins- 44% meergezingswoningen Bouwjaren (aantallen afgerond – grootste aantallen genoemd) 58% koop – 36% woningcorporatie – 6% huur overig en onbekend | |
gem. WOZ waarde van € 181.000,-. 75% meergezins – 25% eengezinswoningen Bouwjaren (aantallen afgerond – grootste aantallen genoemd) 27% koop – 62% woningcorporatie – 11 % huur overig en onbekend | |
gem. WOZ waarde van € 212.000,-. 52% eengezins – 48% meergezinswoningen Bouwjaren (aantallen afgerond – grootste aantallen genoemd) 47% koop – 50% woningcorporatie – 3% huur overig en onbekend |
6.2 Uitdagingen van Vlaardingen17
Vlaardingen heeft grootstedelijke problematiek en staat voor een aantal grote uitdagingen. De hieronder beschreven uitdagingen zijn relevant voor dit beleid.
Vlaardingen heeft een eenzijdig en relatief goedkoop woonaanbod waardoor de stad relatief veel kwetsbare inwoners trekt die veel zorg en aandacht van de (lokale) overheid nodig hebben. Zeker in de wijken waar die disbalans het grootst is, ontstaan aandachtsgebieden. Ook zijn er plekken in de stad waar het stadsaanzicht en de leefbaarheid een probleem zijn. Tot slot zijn in de stad monumentale en beeldbepalende panden die dringend onderhoud behoeven. Deze problemen verstoren de leefbaarheid in de stad en brengen daarnaast extra kosten met zich mee.
Vlaardingen blijkt aantrekkelijk voor criminelen en lijkt zich goed te lenen voor ondermijnende vormen van criminaliteit. Ook laten kwetsbare groepen in de stad zich makkelijker gebruiken voor ondermijnende activiteiten, zoals drugshandel en loverboypraktijken die schuilgaan achter bijvoorbeeld legale bedrijfsactiviteiten. Daarnaast telt Vlaardingen ongeveer 2000 woningen waar volgens onze administratie niemand woont. Hier kan sprake zijn van woonadresfraude. Een andere belangrijke ontwikkeling is het terugtrekken van de nationale politie waardoor de gemeente een steeds grotere rol krijgt in lokale veiligheid en het veiligheidsgevoel.
Bij de uitoefening van de VTH-taken geldt dat keuzes moeten worden gemaakt welke activiteiten worden opgepakt en welke niet. Er is namelijk altijd sprake van beperkte capaciteit en beperkte (financiële) middelen. Deze restrictie geldt in het bijzonder ook voor de gemeente Vlaardingen. De gemeente Vlaardingen is tot en met 2023 gehouden aan het ‘Herstelplan: Voor een leefbaar en financieel gezond Vlaardingen’. Concreet betekent dit dat scherpe keuzes onvermijdelijk zijn.
Om prioriteiten te kunnen bepalen, wordt een risicoanalyse uitgevoerd. Een risicoanalyse dient drie doelen:
Een risicoanalyse weegt het negatieve effect (impact) op (rechts)belangen (fysieke veiligheid, volksgezondheid, natuur en milieu, financieel-economisch, leefbaarheid en gemeentelijk imago) en de kans op een ongewenste gebeurtenis als gevolg van regelovertreding tegen elkaar af. Risico’s zijn daarom gedefinieerd als de vermenigvuldiging van kans en effect (Risico = Effect x Kans). Een nadere toelichting op de gebruikte methodiek en werkwijze is te vinden in bijlage 1.
De risicoanalyse is als volgt uitgevoerd:
Stap 1: Gesprek met bestuurders en raadpleging van (bestuurlijke) kaders.
Stap 2: Gesprek met expertgroep.
Stap 3: Validatie van de risicoanalyse en vastgestelde prioriteiten door het bestuur.
7.2.1 Beleidsthema’s Herstelplan
Het belangrijkste beleidskader is op het moment van vaststelling van dit VTH-beleid het ‘Herstelplan: voor een leefbaar en financieel gezond Vlaardingen’. Er ligt een buitengewoon uitdagende taak om met beperkte financiële middelen de leefbaarheid van Vlaardingen te verbeteren. Het huidige bestuur kiest daarom vier thema’s waaraan prioriteit moet worden gegeven.
Veiligheid is een belangrijke voorwaarde voor een goed woon-, leef- en werkklimaat en heeft daarbij een grote invloed op de leefbaarheid van de stad. Daarom is het veiliger maken van onze stad een belangrijke doelstelling van de gemeente Vlaardingen. Prioriteiten:
Op korte termijn moet de leefbaarheid in de stad verbeteren. Dat kan door een gebiedsgerichte aanpak van de aandachtsgebieden en de ontwikkeling van verpauperde locaties. Prioriteiten:
Focus op High impact projecten: Verpaupering moet op een aantal locaties actief worden bestreden. De Koningin Wilhelminahaven en het Museumkwartier worden high impact projecten. Deze gebieden zijn zodoende topprioriteit. Bestrijding van verpaupering zal naar verwachting ook leiden tot een verbetering van de leefbaarheid.
Om Vlaardingen leefbaar te houden is het nodig dat de zorg ook in de toekomst bereikbaar en betaalbaar is. Vlaardingen wil daarom meer integraal vraaggericht werken en meer inzetten op preventie en vroeg signalering.
Toezicht en handhaving werken zoveel mogelijk risico-gestuurd. Dit betekent dat binnen de uitvoering men zich richt op de overtredingen die leiden tot de grootste risico’s. Elke vier jaar moet een nieuwe risicoanalyse worden uitgevoerd. Voor dit VTH beleid is dit uitgevoerd door een daarvoor ingestelde expertgroep.18 Met deze groep zijn alle overtredingen die vallen onder de taakvelden BWT en RO beoordeeld. Aan de hand van beschikbare data en vanuit de aanwezige kennis en ervaring is bepaald wat de negatieve effecten zijn bij niet-naleving van regelgeving en de kans van overtreding in het geval niet wordt opgetreden.
Bij het bepalen van negatieve effecten zijn ook de bestuurlijke prioriteiten meegewogen. Het herstelplan adresseert namelijk een aantal specifieke problemen die rechtstreeks te herleiden zijn tot een aantal (categorieën van) overtredingen uit de risicoanalyse. Zodoende is er eenheid in de prioriteiten zoals die volgen uit de risicoanalyse en de bestuurlijke wensen.
In totaal zijn 26 categorieën van overtredingen beoordeeld. Daarvan hebben 9 overtredingen een hoge prioriteit gekregen, 12 overtredingen een gemiddelde prioriteit en 5 overtredingen een lage prioriteit. Alle resultaten zijn opgenomen in bijlage 2.19
Het zijn de overtredingen met een hoge prioritering die in sterke mate de uitoefening van toezicht en handhaving sturen en dus ook veel capaciteit claimen.20 Hiervoor zijn voldoende toezichthouders en juristen nodig.
Het betreffende volgende overtredingen:
Naast de focus op (hoge) prioriteiten verschuift Vlaardingen de uitvoering van toezicht en handhaving naar een meer gebiedsgerichte aanpak en/of thematische aanpak.21 Het doel daarvan is dat resultaten sneller zichtbaar en merkbaar zijn. Dit gebeurt aan de hand van projecten.
In het handhavingsuitvoeringsprogramma wordt jaarlijks vastgelegd welke projecten in het betreffende jaar worden opgepakt, welke type overtredingen daarbij centraal staan, welke resultaten zijn beoogd en welke capaciteit daarvoor binnen diverse teams wordt vrijgemaakt.
De bestuurlijke prioriteit is in ieder geval gericht op de twee onderstaande thema’s:
Gebiedsgerichte aanpak van aandachtsgebieden
Het Herstelplan spreekt van de noodzakelijke aanpak van verpaupering binnen specifieke gebieden. Hiervan benoemt het Herstelplan ook voorbeelden: De Koningin Wilhelminahaven en het Museumkwartier als entree van de stad.
Voor de uitvoeringspraktijk is dit niet concreet genoeg. Daarom moet nog nader worden vastgesteld welke specifieke delen van de stad en/of gebouwen worden onderworpen aan inspecties. Dit gebeurt in het handhavingsuitvoeringsprogramma. Daarin wordt jaarlijks zeer concreet genoteerd waarop de gebiedsgerichte aanpak zich in het betreffende jaar zich zal richten, welke aanpak is gekozen en daarbij ook een raming van beschikbare financiële en personele middelen. Binnen deze projecten zijn een realistische planning en de beschikking over voldoende mankracht cruciaal. Bij deze uitwerking van het Herstelplan zal ook de Regisseur Veiligheid/Woonoverlast actief worden betrokken.
Op de bedrijventerreinen kan sprake zijn van ondermijning wanneer bedrijven als dekmantel dienen voor criminele activiteiten. Daarbij kan worden gedacht aan hennepteelt, ‘omkatten’ of ‘strippen’ van gestolen auto’s, illegale bedrijfsactiviteiten zoals asbest- of chemicaliënopslag, huisvesten van arbeids-/illegale migranten of andere mensen die vatbaar zijn voor uitbuiting dan wel zichzelf willen onttrekken aan de samenleving. De activiteiten gaan schuil achter de façade van het bedrijf en inkomsten zijn vaak met elkaar verweven.
De bedrijventerreinen De Vergulde Hand en Groot Vettenoord zijn gebieden die gevoelig zijn voor ondermijnende of criminele activiteiten. Er wordt een loopje genomen met wet- en regelgeving. Dit leidt tot het plegen van strafbare feiten, uitvoeren van activiteiten in strijd met het bestemmingsplan en er ontstaan risico’s op het gebied van constructieve veiligheid en brandveiligheid. Alles hangt met elkaar samen.
Een projectmatige aanpak van deze gebieden heeft een positief effect op de veiligheid en beleving. Intensief toezicht, in samenwerking met ketenpartners, leidt namelijk tot de aanpak van meer overtredingen en strafbare feiten. Door het terugdringen van de ondermijnende bedrijvigheid komt er ruimte voor bedrijven zich wel houden aan wet- en regelgeving en een correcte bedrijfsvoering hanteren.
Vlaardingen heeft ervaring met een integrale aanpak van ondermijning. Binnen deze aanpak is er aandacht voor ruimtelijke ordening, brandveiligheid, milieu, criminele activiteiten, vreemdelingen en belastingontduiking. Daarnaast wordt ook ingezet op de bescherming van de integriteit van de overheid. Door toepassing van de Wet Bibob en het Bibob beleid kan namelijk (deels) worden voorkomen dat de overheid ongewilde criminele activiteiten faciliteert. Bijvoorbeeld door in het traject van vergunningverlening diepgaand onderzoek te verrichten naar de achtergrond van een persoon of onderneming.
De concrete aanpak van ondermijning en de bijdrage die vanuit team BWT geleverd kan en moet worden, wordt jaarlijks beschreven in het handhavingsuitvoeringsprogramma. Ook voor de projectmatige aanpak van ondermijning geldt dat voldoende financiële en personele middelen een voorwaarde zijn om vanuit BWT capaciteit te kunnen leveren.
Dit deel van het beleidsplan bevat de strategieën. De strategieën leggen vast ‘hoe’ de gemeente Vlaardingen de VTH-taken uitvoert. De preventiestrategie is een overkoepelende strategie en vormt samen met de overige strategieën het kader voor de uitvoering. Het is belangrijk om op te merken dat de verschillende strategieën elkaar beïnvloeden. Voorbeelden van deze wederzijdse beïnvloeding zijn:
De preventiestrategie geeft weer hoe Vlaardingen de naleving van regels stimuleert, anders dan met toezicht en handhaving. Daarbij geldt ‘voorkomen is beter dan genezen’. Door de inzet van preventieve instrumenten kan het gedrag en de naleving van inwoners en ondernemers op een positieve manier worden beïnvloed en onveilige en ongewenste situaties worden voorkomen.
Communicatie en voorlichting zijn belangrijke elementen van de preventiestrategie. Door de inzet van deze instrumenten probeert de gemeente inwoners en ondernemers te verleiden tot (spontane) naleving van wet- en regelgeving. Daarvoor geldt wel dat deze regels bekend moeten zijn en wat de consequenties zijn bij niet-naleving.
De preventiestrategie streeft naar:
De focus op en de inzet van preventie is een investering dat zich uitbetaald in een afname van overtredingen en een grotere acceptatie van regels. Deze investering kost tijd en geld. In het uitvoeringsprogramma moeten jaarlijks keuzes worden gemaakt welke instrumenten worden ingezet om bovengenoemde doelstellingen te behalen. Bij de concretisering in het uitvoeringsprogramma moet worden samengewerkt met een communicatieadviseur.
Om bovengenoemde doelstellingen te kunnen behalen, worden in ieder geval de volgende instrumenten ingezet:
Bij de inzet van instrumenten wordt daarbij altijd gekeken naar het te verwachten effect. Daarbij geldt: effect = kwaliteit instrument x acceptatie.
In de volgende situaties is de inzet van communicatie met name effectief:
8.2.4 Nadere uitwerking in handhavingsuitvoeringsprogramma
De preventiestrategie wordt jaarlijks uitgewerkt in een afzonderlijke paragraaf in het uitvoeringsprogramma. Bij deze uitwerking is ook een communicatieadviseur van de gemeente betrokken. In het uitvoeringsprogramma worden de volgende zaken concreet uitgewerkt:
Vergunningverlening is een belangrijke taak van de gemeente. In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van vergunningverlening uitgewerkt en een toelichting gegeven op de toepassing van de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit en de vaste toetsingskaders waarmee wordt gewerkt. Daarnaast zal in deze beleidsperiode geëvalueerd moeten worden in hoeverre in de uitvoering van vergunningverlening wordt gewerkt volgens de Kwaliteitscriteria 2.2.22
Vergunningverlening legt primaire verantwoordelijkheid bij de initiatiefnemer
Vergunningverlening is professioneel, transparant en betrouwbaar
Toepassing van doelvoorschriften heeft de voorkeur boven middelvoorschriften23
Vergunningverlening wordt integraal uitgevoerd
De Wabo is gefundeerd op de integrale één-loketbenadering in vergunningverlening. Deze integrale benadering wordt onder de Omgevingswet nog belangrijker. Uit het proces van vergunningverlening komt deze integraliteit duidelijk tot uiting:
Vergunningverlening werkt risicogestuurd en is afgestemd op naleefbeeld en integriteit
De beschikbare capaciteit wordt zo effectief en efficiënt mogelijk ingezet door te werken volgens een risicogestuurde benadering. Activiteiten met een hoog risico krijgen meer aandacht dan activiteiten met een gemiddeld of laag risico. Bij de beoordeling van deze risico’s staan bescherming van de (volks)gezondheid, (fysieke) veiligheid en de leefbaarheid altijd voorop
Informatie over aanvragen en verleende vergunningen zijn openbaar:
8.3.3 De Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit (LTB 2012)
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de behandeling van vergunningaanvragen voor de activiteit bouwen.
Het is in de praktijk niet mogelijk om bouwplannen te toetsen aan alle voorschriften van het Bouwbesluit. Daarom is de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit ontwikkeld. Deze toetsmatrix voorziet in een praktisch hanteerbare toetsingsnorm. De toetsmatrix kent afdelingen met afzonderlijke categorieën, waaraan een standaard toetsingsniveau is toegekend.
De toetsmatrix bevat vijf niveaus van toetsing (niveau 0 t/m 4) die staan voor de intensiteit waarin een onderdeel wordt getoetst. De vijf niveaus van toetsing zijn:
Niveau 1: uitgangspuntentoets: bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten
Niveau 2: visueel toetsen: kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten aannemelijk
Niveau 3: representatief toetsen: controle van de maatgevende onderdelen
Niveau 4: volledig toetsen: alles in samenhang controleren.
Niveau 4 komt in de matrix voor met betrekking tot toepassing van gelijkwaardige oplossingen (artikel 1.3 van Bouwbesluit 2012).
De gemeente Vlaardingen is voornemens om aan de hand van de Landelijke Toetsmatrix een eigen toetsprotocol op te stellen. Daarbij zal worden bekeken of kan worden aangesloten bij het toetsprotocol van de gemeente Schiedam.
Voor het behandelen en beoordelen van aanvragen hanteren wij vaste toetsingskaders. De vaste toetsingskaders zijn:
Dit hoofdstuk bespreekt op welke wijze het college als bevoegd gezag toezicht uitoefent. Naleving van wet- en regelgeving is daarbij het voornaamste doel. Maar schaarse (financiële) middelen moeten zo efficiënt mogelijk worden ingezet. Overal toezicht op houden is niet mogelijk en niet efficiënt. Daarom is aan de hand van de uitgevoerde risicoanalyse en de gebiedsanalyse inzichtelijk gemaakt welke onderwerpen bestuurlijk prioriteit wordt gegeven. Het overzicht van prioriteiten is opgenomen in hoofdstuk 7.3. Ieder jaar moeten de prioriteiten in het handhavingsuitvoeringsprogramma verder worden geconcretiseerd naar de handhavingspraktijk voor het daarop volgende jaar.
Deze toezichtstrategie geeft richtlijnen voor de te gebruiken methoden van toezicht bij diverse prioriteiten. Verder zal in deze beleidsperiode geëvalueerd moeten worden in hoeverre bij de uitvoering van toezicht gewerkt wordt volgens de Kwaliteitscriteria 2.2.24
Het signaaltoezicht heeft de afgelopen tien jaar een belangrijke plaats ingenomen in de uitvoering van toezicht in de gemeente Vlaardingen. Signalen bestaan uit ontvangen klachten en handhavingsverzoeken en algemeen gesignaleerde ontwikkelingen en voorvallen. Signalen zijn voor de gemeente Vlaardingen een belangrijke manier om te weten wat in Vlaardingen speelt, waarna indien nodig toezicht en handhaving wordt gestart. Dit leidt tot betrokken en tevreden burgers.
Veel meldingen hebben betrekking op mogelijke illegale bouwactiviteiten. Als een toezichthouder deze meldingen in behandeling neemt, wordt beoordeeld of een omgevingsvergunning aanwezig is voor de gemelde activiteiten en/of beoordeelt de gemelde situatie ter plaatse. In geval van een overtreding bepaalt de toezichthouder de meest effectieve aanpak: een waarschuwing met een hersteltermijn of directe inzet van het handhavingstraject.
Signaaltoezicht heeft echter ook een keerzijde. De grote nadruk op signaaltoezicht heeft in de afgelopen jaren geleid tot een versnipperde aanpak van diverse overtredingen. Dit effect is versterkt door het ontbreken van een bestuurlijk vastgestelde prioriteitenlijst.
In de komende beleidsperiode blijft signaaltoezicht bestaan, maar wel in beperktere omvang. Het accent zal verschuiven naar meer actief toezicht waarbinnen nadruk komt te liggen op de gebiedsgerichte en themagerichte aanpak.
Niet alle typen overtredingen komen in beeld via concrete signalen. Daarom is actief toezicht nodig:
Ten aanzien van gebieden met een verslechterde leefbaarheid en toegenomen verpaupering is actief toezicht een passende vorm van toezicht. Actief toezicht betekent dat dat toezichthouders met hoge frequentie controles uitvoeren binnen bepaalde gebieden of ten aanzien van specifieke thema’s, waarbij actief gezocht wordt naar overtredingen van wet- en regelgeving.
Deze vorm van toezicht is arbeidsintensief en wordt daarom ingezet op onderwerpen met een hoge prioriteit en de aandachtsgebieden zoals vermeld in het Herstelplan. Om deze vorm van toezicht op structurele basis te kunnen inzetten zijn daarom voldoende financiële en personele middelen nodig. Zonder deze middelen kan via actief toezicht niet worden ingezet op een duurzame verbetering van wijken of bedrijventerreinen.
Actief toezicht zal in de vorm van een gebiedsgerichte aanpak tegen verpaupering in de komende beleidsperiode in ieder geval worden ingezet in de volgende gebieden:25
In het handhavingsuitvoeringsprogramma wordt de uitvoering ingericht in overleg met de betrokken gebiedsmanagers
Actief toezicht zal in de vorm van themagericht toezicht in de komende beleidsperiode in ieder geval worden ingezet op de onderstaande twee thema’s. Deze thema’s zijn niet gebiedsgericht:
Het college past actief toezicht toe op hierboven genoemde gebieden en thema’s in afstemming met de beschikbare capaciteit. Daarnaast wordt actief toezicht ook ingezet op onderwerpen met een hoge prioriteit.
8.4.4 Toezicht na vergunningverlening
Na een verleende vergunning voor bijvoorbeeld de activiteiten bouwen of slopen of na een melding vindt (bouw)toezicht plaats. Dit toezicht wordt uitgevoerd aan de hand van het Toetsprotocol Constructieve controles omgevingsvergunningen. Daarin is per bouwwerktype het toetsingsniveau vastgelegd.
Met de inwerkingtreding van de Wkb verandert het bouwtoezicht. Het bevoegd gezag blijft weliswaar verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bouw en omgevingsveiligheid, maar het feitelijke bouwtoezicht wordt (deels) overgenomen door marktpartijen. De gemeente zal in de nieuwe rol het proces bewaken en de ruimtelijke toets uitvoeren. Dit geldt vooralsnog alleen voor bouwwerken vallend onder gevolgklasse 1.26 Voor de overige bouwwerken blijft het huidige regime gelden. Feitelijk zullen er vanaf januari 2022 twee werkwijzen gelden.
Doordat deze gemeentelijke toezichtstaak qua intensiteit en omvang verandert, moet in de komende beleidsperiode beoordeeld worden hoeveel tijd concreet vrijkomt en anders ingezet kan worden. Dit zal met het bestuur worden besproken en besluiten daaromtrent worden vastgelegd.
Het bouwtoezicht is een belangrijke gemeentelijke taak. Na de inwerkingtreding van de Wkb verandert de rol van de gemeente.
Integraal toezicht wordt projectmatig ingezet. Op dit moment vindt integraal toezicht plaats in het kader van de aanpak van ondermijning. Met grootschalige controles waarbij diverse afdelingen en diensten betrokken zijn wordt ingezet op een harde aanpak van ondermijning.27 Vanuit de taakvelden BWT en RO worden op grond van Wabo-bevoegdheden aan deze controles een bijdrage geleverd.
Integraal toezicht wordt projectmatig ingezet.
Periodiek toezicht wordt uitgevoerd bij gebouwen of ten aanzien van thema’s die bijdragen aan het verbeteren van de leefomgeving. Hierbij kan worden gedacht aan veiligheid, zoals de gezamenlijke controles met de VRR op brandveiligheid. Of aan gezondheid, zoals de gezamenlijke controles van horeca. Jaarlijks wordt in het uitvoeringsprogramma aan de hand van de risicoanalyse, opgenomen in dit VTH-beleid, bepaald waar periodiek toezicht toegepast gaat worden. De risicoanalyse kan daarbij indien nodig jaarlijks worden bijgesteld.
Periodiek toezicht wordt ingezet, daar waar het college een vinger aan de pols wil houden. In het handhavingsuitvoeringsprogramma wordt aangegeven in welke gevallen en op welke locaties dat is.
8.5.1 Landelijke Handhavingstrategie
De handhavingstrategie van Vlaardingen sluit aan bij de Landelijke Handhavingstrategie (LHS).28 De LHS maakt daarom integraal onderdeel uit van dit VTH beleid.
Dit landelijk kader geeft een gestructureerde methode om handhaving in heel Nederland zo eenduidig mogelijk uit te voeren. Het is dus een landelijk geldend afwegingsinstrument dat gevolgd moet worden om van bevinding naar interventie te komen.
Het doel van de LHS is als volgt omschreven:29
“[…] uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaven, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen, landsbreed door het bestuurlijk bevoegd gezag / de Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM.”
De LHS heeft betrekking op de Wabo en de in artikel 5.1 van de Wabo opgenomen wetten.
Tot slot zal in deze beleidsperiode moeten worden geëvalueerd in hoeverre in de uitvoering van handhaving uitvoering wordt gegeven aan de Kwaliteitscriteria 2.2.30
De LHS beschrijft de visie op handhaving aan de hand van vijf uitgangspunten.
Daarnaast beschrijft de LHS een stappenplan die moet worden doorlopen om te komen tot een passende interventie. Afhankelijk van de situatie kan op basis van de LHS weloverwogen gekozen worden welk instrument ingezet wordt. Om de strategie van sanctie-instrumenten te bepalen wordt in de LHS enerzijds naar het gedrag van de overtreder gekeken en anderzijds naar de ernst van de overtreding. Bewustgemaakte overtredingen met ernstige gevolgen worden zwaarder aangepakt, bijvoorbeeld met een mix van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke middelen. Bij de inzet van strafrechtelijke middelen is nauwe samenwerking met politie en Openbaar Ministerie vereist.
In dit VTH-beleid wordt voor het overzicht volstaan met een samenvatting van de uitgangspunten en het stappenplan. De inhoudelijke bespreking van deze uitgangspunten en het stappenplan wordt hier achterwege gelaten, met daarbij een verwijzing naar de LHS.
Gezamenlijkheid – overleg, afstemming en planmatig en informatiegestuurd gezamenlijk optreden
Stap 1: Positionering bevinding in de interventiematrix (gedrag van overtreder – (mogelijke) gevolgen
Stap 2: Bepalen verzwarende aspecten (bijv. verkregen financieel voordeel, status overtreder, financiële sanctie heeft vermoedelijk geen effect).
Stap 3: Bepalen of overleg van het bestuur met politie en OM, dan wel van politie en OM met het bestuur, over de toepassing van het bestuurs- en/of strafrecht geïndiceerd is
Stap 4: Optreden met de interventiematrix (uitgangspunt: principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft)
Stap 5: Vastlegging (het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid)
In het geval de wens bestaat om de bestuurlijke boete in te zetten dan zal daarvoor boetebeleidsregels moeten worden opgesteld. Het boetebeleid bevat een duidelijke vermelding van de wettelijke grondslag, een concrete uitwerking van de te beboeten overtredingen, de voorwaarden waaronder de bestuurlijke boete kan worden opgelegd en op welke wijze de boetehoogte wordt bepaald. Een goed onderbouwd boetebeleid vormt namelijk een verantwoording jegens de burgers ten aanzien van de evenredigheid van de concreet opgelegde boetes en voorkomt willekeur.31 Daarbij is ook belangrijk om op te merken dat de bestuursrechter het boetebeleid steeds intensiever toetst.
De noodzaak voor het opstellen van beleidsregels geldt ook voor in inzet van andere instrumenten, zoals bijvoorbeeld beheerovername of sluiting op grond van de Woningwet.
Gedogen is het niet optreden tegen overtredingen door een orgaan dat tot zodanig optreden juridisch gezien bevoegd is. Er wordt in dat geval bewust afgezien van het sanctioneren van overtredingen.
Het uitgangspunt in de gemeente Vlaardingen is dat er altijd handhavend opgetreden wordt. Gedogen is de uitzondering.
In bepaalde situatie zijn hierop uitzonderingen denkbaar en is handhaving onverantwoord. Het college heeft de bevoegdheid om deze afweging te maken. Bij de afweging om wel of niet te gedogen gelden drie voorwaarden:
In dat geval zijn er twee mogelijkheden, namelijk gedogen of afzien van handhaving.
Gedogen is aan de orde als ook het te beschermen belang zwaar weegt en er uiteindelijk wel handhavend mag en moet worden opgetreden. Hieronder kan ook het voorkomen van precedentwerking vallen. In dat geval wordt (tijdelijk) bewust afgezien van handhavend optreden en wordt het gedogen schriftelijk vastgelegd in een gedoogbeschikking.
Uitgangspunt voor gedogen is het uitzonderlijke karakter. Gedogen is alleen mogelijk als wordt voldaan aan een of meerdere van de volgende voorwaarden:
Naast deze inhoudelijke criteria gelden ook procedurele criteria:
9. Samenwerking en organisatie
Het organogram van de gemeente Vlaardingen is bijgevoegd in bijlage 3.
9.1.1 Team Bijzondere Wetten en Bouw- en woningtoezicht
De VTH-organisatie bestaat het team Bijzondere Wetten en Bouw- en woningtoezicht en valt onder de afdeling Stedelijke Ontwikkeling. Het team bestaat uit drie onderdelen met eigen verantwoordelijkheden:
Toezicht en Handhaving: taakverdeling in de vorm van toezichthouders/handhavers, die toezicht houden op nieuwbouw bestaande bouw en ruimtelijke ordening. Daarnaast juridisch medewerkers voor de uitvoering van handhavingsprocedures die voortkomen uit toezicht en omgevingsvergunningen. De huidige vaste capaciteit is niet toereikend om kwalitatief en kwantitatief goed toezicht te houden en waar nodig handhavend op te treden. Daarom is het noodzakelijk om ook externe toezichthouders en juristen in te zetten. De capaciteitsberekening gericht op de doelen uit het beleid volgt in het Handhavingsuitvoeringsprogramma.
Binnen de gemeentelijke organisatie is bewust voor deze scheiding tussen de onderdelen Vergunningverlening en Toezicht en Handhaving gekozen. Deze functiescheiding draagt bij aan de objectiviteit in uitvoering: op deze manier hoeft niet eenzelfde persoon, die een rol bij het verlenen van een bepaalde vergunning heeft gespeeld, nogmaals een oordeel te geven over eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning. Daarnaast zijn de taken vergunningverlening en toezicht en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden. Na vergunningverlening of het afdoen van een melding wordt door de betreffende medewerker daarom het dossier afgesloten. Het dossier wordt vervolgens opgepakt door een medewerker van Toezicht en Handhaving. Voor de afstemming tussen beide vakgebieden vindt overleg plaats.
9.1.2 Herstelplan in relatie tot team Bijzondere Wetten en Bouw- en woningtoezicht
Uit het Herstelplan en de doelen uit dit VTH-beleid komt naar voren dat er een duidelijke ambitie is om een verbetering in de leefomgeving te realiseren. Dit is verdeeld over een gebiedsgerichte aanpak tegen verpaupering en themagerichte aanpak tegen woonfraude en ondermijning. Zoals vermeld in het Herstelplan is er extra budget vrijgemaakt tegen verpaupering, ondermijning en woonfraude. Een deel daarvan zal nodig zijn voor een uitbreiding van toezichthouders en juristen in het team van Bouw- en woningtoezicht. Dit zal jaarlijks in Handhavingsuitvoeringsprogramma uitgewerkt moeten worden zodat de beschikbare personele capaciteit voor het verwezenlijken van deze ambitie inzichtelijk wordt.
Voor het uitvoeren van de VTH-taken zijn middelen nodig in de vorm van personeel, benodigde apparatuur, voorzieningen en financieel budget. Door de middelen vast te leggen in de gemeentelijke begroting is geborgd dat de middelen beschikbaar zijn. In het Handhavingsuitvoeringsprogramma wordt de beschikbare capaciteit en benodigde middelen jaarlijks vastgelegd en afgestemd op de doelen uit het VTH-beleid. Vervolgens zal door evalueren van de uitvoering duidelijk worden of de middelen efficiënt genoeg zijn ingezet en toereikend zijn voor de uitvoering. Over de evaluatie legt het bestuur verantwoording af en dit wordt tevens gebruikt als kennisdocument voor het opstellen van het opvolgende uitvoeringsprogramma.
9.3 Bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden
De toezichthouders zijn door het college van B&W aangewezen. Bij deze aanwijzing zijn ook de taken en bevoegdheden vastgelegd. Deze bevoegdheden, taken en verantwoordelijkheden van een toezichthouder zijn schriftelijk vastgelegd. In de gemeentelijke mandaatregeling is verder geregeld welke zaken door het college van B&W aan de afdeling Stedelijke Ontwikkeling zijn gemandateerd.
9.4 Kwaliteitszorg en kwaliteitsborging
Om VTH-taken op een professionele wijze uit te voeren, zijn door het Rijk kwaliteitscriteria ontwikkeld.32 Deze criteria richten zich o.a. op de kwaliteit van de medewerkers en op het borgen van de organisatorische processen. Deze kwaliteitscriteria zijn tot op heden niet door de gemeente Vlaardingen vastgesteld. In de komende beleidsperiode moet beoordeeld worden in hoeverre de verplichte kwaliteitscriteria zijn geborgd en zullen noodzakelijke verbeteringen worden doorgevoerd. Daarbij wordt tevens rekening gehouden met de Omgevingswet. Om ervoor te zorgen dat kwaliteitszorg een vast onderdeel wordt van de organisatie en tevens geborgd blijft, zal het onderdeel kwaliteitszorg moeten worden toegevoegd aan het takenpakket van een van de medewerkers.
Het onderdeel Vergunningverlening vergadert één keer per twee weken. Indien nodig wordt Toezicht en Handhaving hierbij uitgenodigd. Daarnaast vergadert Toezicht en Handhaving wekelijks om lopende zaken te bespreken.
Ook bij lopende projecten, zoals de integrale aanpak van ondermijning, vindt eens per twee weken of eens per maand overleg plaats met alle disciplines. De intensiteit van vergaderingen wordt afgestemd op de actuele behoefte.
Eens per kwartaal bespreekt Toezicht en Handhaving lopende zaken met de afdeling Bedrijfsvoering, team Strategische bedrijfsvoering om de financiële afwikkeling en voortgang van dossiers te bespreken.
Eveneens is er eens per kwartaal een overleg tussen team Vastgoed, team Beheer openbare ruimte, team Klantcontactcentrum en medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Binnen dit overleg worden zaken en dossiers besproken die gerelateerd zijn aan deze verschillende disciplines.
Deze overlegstructuur draagt bij aan een integrale benadering van zaken en betere afstemming en samenwerking tussen afdelingen en teams. Vanuit alle betrokken teams in aangegeven dat de wens groot is om in de komende beleidsperiode deze integrale manier van werken verder uit te bouwen en de samenwerking tussen teams verder te intensiveren.
De gemeente Vlaardingen werkt samen met de DCMR en de VRR voor de uitvoering van taken.33
De DCMR voert taken uit op grond van de ‘Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond 2015’. De omgevingsdienst voor Vlaardingen de taken uit binnen het taakveld Milieu. Daarbij ligt de nadruk op het controleren van bedrijfsmatige activiteiten (inrichtingen) en het bedrijfsmatig verwerken van afval, zoals asbestverwijdering. De DCMR voert haar taken zelfstandig uit. Concreet betekent dit dat er geen overlap is tussen de werkzaamheden van de DCMR en de gemeente Vlaardingen en er dus ook geen samenwerking (nodig) is.
Hierop zijn twee uitzonderingen. Bij de uitvoering van integrale projecten werken de DCMR en de gemeente Vlaardingen in bepaalde gevallen samen. Hierbij kan gedacht worden aan de aanpak van ondermijning, waarbij de DCMR, de gemeente Vlaardingen en andere diensten allemaal vanuit eigen rollen en taken betrokken zijn. In de tweede situatie bestaat er onduidelijkheid onder wiens verantwoordelijkheid bepaalde situatie valt. Een voorbeeld hiervan is een melding van hinder (stofoverlast) ten gevolge van bouwwerkzaamheden. In dergelijke gevallen is overleg nodig om te bepalen onder wiens takenpakket de afhandeling daarvan valt.
De VRR heeft een adviserende taak bij vergunningverlening en voert zelfstandig controles uit op brandveiligheid en gebruik. Met de VRR vindt regulier overleg plaats en zijn de navolgende afspraken gemaakt:
9.5 Handhavingsuitvoeringsprogramma
Het jaarlijks opstellen en uitvoeren van een uitvoeringsprogramma is een wettelijk vereiste op grond van artikel 7.2 van het Bor. Basisgedachte achter deze regelgeving is de planmatige aanpak van toezicht en handhaving.
Het uitvoeringsprogramma concretiseert het VTH-beleid voor het betreffende jaar. Het beschrijft aan de hand van de in dit VTH-beleid vastgestelde prioriteiten én de beschikbare capaciteit, welke werkzaamheden in het betreffende jaar opgepakt zullen worden. Ook bevat het uitvoeringsprogramma een jaarverslag met daarin een evaluatie en rapportage over de behaalde resultaten en het voorgaande jaar:
Jaarverslag34
9.6 Jaarverslag: monitoring, evaluatie en rapportage
Om een goed oordeel te kunnen vormen over de resultaten van dit VTH-beleid en de uitvoering van VTH-taken in het algemeen is het essentieel dat er monitoring en registratie plaatsvindt.
Monitoring is het periodiek meten van dezelfde parameters of indicatoren. Door monitoring en registratie wordt toezicht en handhaving meetbaar. Hoewel cijfers geen volledig beeld geven, worden de resultaten wel meer inzichtelijk. Ook kunnen verschillende perioden met elkaar worden vergeleken.
In de jaarlijkse op te stellen uitvoeringsprogramma’s zullen steeds de resultaten van de voorliggende periode kenbaar worden gemaakt. Voor het formuleren van indicatoren zullen allereerst de doelstellingen bepaald moeten worden. In dit kader kunnen in ieder geval de navolgende doelstellingen worden onderscheiden:
Inputdoelstellingen (heeft betrekking op de inzet van de uitvoerende deelnemer)
Prestatiedoelstellingen (heeft betrekking op de geleverde prestaties van de uitvoerende deelnemer, bijv. alle milieuobjecten met het risicoprofiel ‘zeer groot risico’ worden jaarlijks integraal gecontroleerd)
Naleefdoelstellingen (heeft betrekking op de mate waarin wettelijke voorschriften worden nageleefd, bijv. het naleefgedrag van de objecten in het risicoprofiel ‘zeer groot risico’ willen we in 2016 met 10 procent verbeteren ten opzichte van het referentiejaar).
De resultaten van een handhavingsjaar, inzichtelijk gemaakt aan de hand van een monitoring- en registratiesysteem, worden vervolgens neergelegd in een jaarlijkse evaluatie, zodat op grond daarvan conclusies kunnen worden getrokken die als basis dienen voor het gemotiveerd bijstellen van eerder vastgestelde activiteiten en inzet van capaciteiten en middelen. Daarnaast kunnen andere van belang zijnde invalshoeken of ontwikkelingen reden zijn om een en ander bij te stellen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan bestuurlijke – en ambtelijke visies en ambities, wijziging van taken en/of taakonderdelen dan wel gewijzigd in prioriteitsinstellingen van de uit te voeren toezicht- en handhavingstaken. Maar ook wijzigingen in de regelgeving en organisatorisch aanpassingen kunnen reden zijn om aanpassingen te doen.
BIJLAGE 1: WERKWIJZE RISICOANALYSE
Bij het inschatten van de risico’s is gebruik gemaakt van een risicoanalysemodel dat door het Ministerie van Justitie is ontwikkeld. Dit model definieert risico (R) als het gemiddelde van de negatieve effecten op verschillende rechtsbelangen (NE) die zich bij niet naleving van de regelgeving kunnen voordoen maal de kans (K) op een ongewenste gebeurtenis als gevolg van regelovertreding.
De volgende negatieve effecten zijn hierbij onderscheiden:
Per mogelijke handhavingstaak is getalsmatig een inschatting gemaakt van de ernst van de negatieve effecten op een schaal van 0 tot 5. Omdat niet elk negatief effect even zwaar weegt, heeft iedere themagroep aan ieder negatieve effect een weegfactor toegekend.
De kans is vervolgens bepaald door getalsmatig in te schatten wat de verwachte overtredingskans is van de na te leven regels. Daarbij is uitgegaan van de situatie dat niet wordt gehandhaafd. Bij het schatten van de overtredingskans is gekeken naar de motieven van burgers en bedrijven om regels na te leven of juist te overtreden. Zo kunnen bedrijven onbewust regels overtreden omdat zij onwetend zijn van de regels, maar ook komt het voor dat zij calculerend tot de conclusie komen dat een boete goedkoper is ten opzichte van het financieel ‘voordeel’ dat ze hebben door het overtreden van de regels. Ook spelen zaken als de inschatting van verwachte reputatieschade, normbesef en de gevoelde pakkans een rol. Ook bij het bepalen van de kans is per handhavingstaak een score van 0 tot 5 toegekend.
BIJLAGE 4: HANDHAVINGS- EN SANCTIESTRATEGIE
Gemeente Vlaardingen zal gebruik maken van de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS), zoals deze vastgelegd is tijdens het Bestuurlijk Omgevingsberaad van 4 juni 2014 met alle betroken partijen (handhavende instanties, zoals overheden, omgevingsdiensten, het OM en de Politie, etc.). De LHS biedt een breed toepasbaar kader voor handhaving, waaronder specifieke handhavingstrategieën kunnen worden uitgewerkt en vastgesteld.
Gemeente Vlaardingen wenst de organisatie en uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving te verbeteren. De LHS geeft inhoud aan deze wens. Deze sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhavingstrategie wordt in beginselplicht tot handhaven, in acht genomen. In de LHS wordt enerzijds naar het gedrag van de overtreder gekeken en anderzijds naar de ernst van de overtreding, dit om de strategie van de sanctie-instrumenten te bepalen. We maken daarbij gebruik van onderstaande interventiematrix.
Stap 1. Positionering in de interventiematrix
Op het moment dat de toezichthouder een overtreding constateert, legt hij zijn bevindingen vast in een rapportage. In de rapportage geeft de toezichthouder zoals gebruikelijk aan wat hij heeft geconstateerd en welke wet- en regelgeving wordt overtreden. Nieuw is dat hij daarnaast ook aan geeft wat de zwaarte van de overtreding is (de verticale kolommen van de interventiematrix). Aanvullend daarop geeft hij nu ook aan wat het gedrag van de overtreder in zijn ogen is (de horizontale kolommen van de interventiematrix).
(Mogelijke) Gevolgen van de overtreding
De gevolgen van bevindingen beoordeelt de toezichthouder als:
De toezichthouder typeert de overtreder als:
Bij de typering van het gedrag van de overtreder kijkt de toezichthouder dus verder dan de bevinding op zich en neemt hij diens gedrag en toezicht- en handhavinghistorie mee in beschouwing. Als de toezichthouder niet in staat is om de overtreder te typeren, dan is typering B (onverschillig/reactief) het vertrekpunt.
Stap 2. Bepalen verzachtende of verzwarende aspecten
De toezichthouder bepaalt of er sprake is van verzachtende of verzwarende argumenten. Bij verzachtende argumenten, waaronder legalisatie, wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst. Bij verzwarende argumenten, waaronder recidive, verkregen financieel voordeel en voorbeeldfunctie overtreder, is de verplaatsing één segment naar rechts en vervolgens één segment naar boven. Als er meer verzachtende of verzwarende argumenten zijn, levert dit toch maar één verplaatsing op.
De toezichthouder geeft dit gemotiveerd aan in zijn rapportage. Een RO-advies om te toetsen of er sprake is van legalisatie, is ook onderdeel van de rapportage.
De toezichthouder draagt de rapportage over aan de jurist.
Bestuursrechtelijk optreden is vooral gericht op het herstellen van de situatie, dat wil zeggen op het in overeenstemming brengen met de wet- en regelgeving, opdat vastgesteld beleid wordt geëffectueerd. Strafrechtelijk optreden is vooral gericht op het straffen van de overtreder en het wegnemen van diens wederrechtelijk genoten (concurrentie)voordeel. Bestuurs- en strafrechtelijk optreden dienen daarnaast allebei tot ontmoediging, ofwel tot individuele en algemene preventie. Omdat deze aspecten vaak tegelijk aan de orde zijn, is een weloverwogen inzet van het bestuursrecht en/of het strafrecht conform de landelijke handhavingstrategie noodzakelijk.
Vooraf zijn er afspraken gemaakt met de politie en OM over de inzit van strafrechtelijk optreden. De toezichthouder overlegt met de jurist en zij bepalen samen of er aanleiding is om het dossier voor te leggen aan de politie of OM. Als in overleg is besloten dat het OM niet optreedt, gaan we verder met de bestuursrechtelijke interventies.
Stap 4. Optreden met de interventiematrix
De jurist start het handhavingsproces op. Hoe dat proces er uit ziet is afhankelijk van de positie in de interventiematrix die de toezichthouder heeft bepaald. Dus bijvoorbeeld A1, B3 of C2.
Allereerst beoordeelt de jurist de door de toezichthouder gekozen positie in de interventiematrix. Bij twijfel bespreken de jurist en toezichthouder de aspecten en kan een nieuwe positionering in de interventiematrix worden gekozen. Vervolgens start de jurist de handhavingsprocedure. Welke instrumenten de jurist hierbij in zet verschilt per positie in de matrix. Voor de hoogte van de dwangsommen en de duur van de begunstigingstermijn hanteren wij de leidraad zoals verderop staat omschreven. Hieronder volgt een beschrijving per handhavingsinstrument:
Aanspreken/informeren is een informele interventie (geen wettelijke basis) naar aanleiding van een inspectie die ertoe moet leiden dat de overtreder naleeft of in staat is na te leven. Aanspreken/informeren gebeurt mondeling, door het verstrekken van schriftelijke informatie of door verwijzing naar websites. Aanspreken/informeren is vooral aan de orde bij goedwillende overtreders die onbedoeld niet naleven en die gemotiveerd zijn de niet naleving zo snel mogelijk zelf op te lossen.
Waarschuwen – brief met hersteltermijn
Waarschuwen betekent dat de overtreder naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat de gemeente verdergaande bestuursrechtelijke interventies zal nemen (LOB, LOD), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.
Een bestuurlijk gesprek met de overtreder in kwestie is een aanvullende escalerende interventie op waarschuwen.
Verscherpt toezicht als interventie betreft het naar aanleiding van een inspectie meer of intensiever toezicht houden op de overtreder. Een bestuurlijk gesprek zal hier vaak aan vooraf gaan. Verscherpt toezicht moet worden aangekondigd, als ook onder welke voorwaarden het verscherpt toezicht weer zal worden opgeheven.
Een last onder dwangsom is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De overtreder krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te laten op straffe van het verbeuren van een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.
Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. Zo wordt altijd eerst een voornemen last onder dwangsom verstuurd om overtreder de gelegenheid te bieden zijn zienswijze binnen twee weken in te dienen.
Last onder bestuursdwang – LOB
Een last onder bestuursdwang is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij de gemeente, wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijk in te (laten) grijpen. Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepast als hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.
In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. De gemeente kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de overtreder niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan de gemeente zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet de gemeente zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.
Tijdelijk stilleggen (bouwstop)
Tijdelijk stilleggen betekent dat activiteiten als gevolg van de overtreding tijdelijk worden stilgelegd, tot de overtreding is hersteld en er van naleving (vergunning) sprake is. De bouwstop houdt in dat het bouwen zonder vergunning mondeling wordt stilgelegd op straffe van een last onder dwangsom en dat er geen begunstigingstermijn is. Ook is geen voorafgaand legalisatieonderzoek nodig. Wel moet de gemeente zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.
Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde overheidsdienst zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder, maar de kennisgeving, beschikking en inning gebeuren door het boetebureau (o.a. CJIB). De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn veelal vastgelegd in de wetgeving. Een belangrijk verschil met de BSBm is dat bezwaar en beroep bij het bestuursorgaan dienen te worden aangetekend, terwijl de overtreder tegen de BSBm in verzet kan komen bij het OM.
De toezichthouder en de jurist leggen de doorlopen stappen en genomen beslissingen verifieerbaar en transparant vast volgens de binnen de gemeente geldende administratieprocedures en -systemen. Dit is noodzakelijke om te voldoen aan het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid. De toezichthouder en de jurist controleren de vastlegging voordat een zaak wordt gesloten en gearchiveerd.
Leidraad dwangsommen en begunstigingstermijnen
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuursdwang en tot het opleggen van een last onder dwangsom ontlenen wij aan de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
In de meeste gevallen zullen wij kiezen om een last onder dwangsom op te leggen, omdat deze de minst belastende is voor de overtreder en/of betrokkene.
Conform artikel 5:32b worden er drie soorten dwangsommen onderscheiden. De dwangsommen waarbij het bedrag ineens, per tijdseenheid en per overtreding worden verbeurd. De gemeente Vlaardingen gebruikt in het algemene de dwangsom waarbij per tijdseenheid (bij voorkeur per week, max 4 controles) wordt verbeurd. De hoogte van de dwangsom wordt afgestemd op de ernst van de geconstateerde overtreding en de financiële prikkel die nodig is om de overtreding ongedaan te maken.
Conform artikel 5:32a, omschrijft de last onder dwangsom de te nemen herstelmaatregelen. Bij een last onder dwangsom die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, wordt een termijn gesteld waarbinnen de overtreder de overtreding ongedaan kan maken zonder dat een dwangsom wordt verbeurd (de begunstigingstermijn). Deze begunstigingstermijn dient evenredig te zijn, niet te lang en niet te kort. De gemeente Vlaardingen heeft met het opstellen van deze leidraad rekening gehouden met deze factoren.
Bij recidive en/of indien wordt geconstateerd dat de overtreding na het eindigen van de begunstigingstermijn niet of niet volledige is ongedaan gemaakt, gaat de gemeente Vlaardingen het bedrag verdubbelen.
De Wkb en het stelsel van de Omgevingswet hebben een sterke onderlinge relatie, zowel op vlak van wetgeving als op de wijze waarop digitale ondersteuning wordt gefaciliteerd. Daarom sluit de inwerkingtreding zeer waarschijnlijk aan bij de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet: 1 januari 2022.