Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lingewaard

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie (Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLingewaard
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie (Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021)
CiteertitelSubsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2019.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Lingewaard/639865/CVDR639865_1.html

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-2021nieuwe regeling

18-05-2021

gmb-2021-163826

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie (Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard;

 

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2020;

 

overwegende dat er een tegemoetkoming moet zijn voor de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie;

 

Besluit:

 

Vast te stellen de subsidieregeling “Tegemoetkoming kosten Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021”

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    Kind: jeugdige in de leeftijd van 0 jaar tot de leeftijd waarop ze naar het voortgezet onderwijs gaan, woonachtig in de gemeente Lingewaard.

  • c.

    Kinderopvang: dagopvang of buitenschoolse opvang op grond van de Wet kinderopvang (Wko) geleverd door een kindercentrum of gastouderbureau dat geregistreerd is in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • d.

    Ouder(s): degene(n) die juridisch of feitelijk verantwoordelijk is (zijn) voor de dagelijkse zorg van het kind, waaronder worden begrepen ouders, pleegouders en voogden en woonachtig is/zijn in Lingewaard;

  • e.

    Sociaal-medische gronden: lichamelijke, zintuiglijk, verstandelijke of psychische beperking of chronische ziekte van ouders, waardoor zij onvoldoende voor hun kinderen kunnen zorgen én hierdoor de ontwikkelingskansen van hun kinderen onder druk staan;

  • f.

    Tegemoetkoming: bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal-medische gronden.

  • g.

    Voorliggende voorziening: elke mogelijkheid om in kinderopvang te voorzien, waarvan door de aanvragende ouder gebruik kan worden gemaakt, waaronder een andere financiële tegemoetkoming (zoals onder andere via de aanvullende ziektekostenverzekering, een voorziening op grond van de Wko of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)) of adequate kinderopvang in de informele sfeer.

Artikel 2. Doel van de subsidie

Het doel van de subsidie is om ouders met een chronische ziekte of ouders met lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperking een passende, tijdelijke preventieve ondersteuning te bieden om hiermee een bedreigde ontwikkeling van hun kinderen te voorkomen of te verminderen.

Artikel 3. Reikwijdte

Deze subsidieregeling is bedoeld voor:

  • 1.

    De ouder met een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperking, woonachtig in de gemeente Lingewaard, die geen of beperkt recht heeft op kinderopvangtoeslag en die;

  • 2.

    een kind heeft van 0 jaar tot de leeftijd waarop het naar het voortgezet onderwijs gaat, voor wie kinderopvang nodig is om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen, en;

  • 3.

    waarbij er een verband is tussen beperking of problematiek van de ouder, waardoor deze niet in staat is de (volledige) verzorging van het kind op zich te nemen en de noodzaak tot gebruik van kinderopvang. Hierbij kan er geen beroep worden gedaan op een passende voorliggende voorziening voor de opvang van het kind.

Artikel 4. Subsidiegrondslagen

  • 1.

    De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de methodiek van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, rekening houdend met het inkomen van de ouder en diens (eventuele) partner. De maximum uurprijs is het uurtarief zoals beschreven in het Besluit kinderopvangtoeslag en wordt gehanteerd door de Belastingdienst.

  • 2.

    De ouder is een eigen bijdrage verschuldigd aan de houder van de kinderopvang. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en wordt conform de belastingtabel kinderopvangtoeslag door de houder van kinderopvang berekend. Een ouder in een schuldhulpverleningstraject is geen eigen bijdrage verschuldigd.

  • 3.

    Voor de kosten van de kinderopvang wordt maximaal het door het Rijk jaarlijks vastgestelde uurtarief gehanteerd. Eventuele meerkosten komen voor rekening van de ouder.

  • 4.

    Het maximum aantal uren kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan het maximum aantal uren, zoals gehanteerd wordt door de Belastingdienst en beschreven staat in het Besluit kinderopvangtoeslag.

Artikel 5. Voorwaarden voor de tegemoetkoming

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van de datum waarop de kinderopvang op sociaal-medische gronden, is begonnen.

  • 2.

    Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming toegekend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

  • 3.

    De tegemoetkoming kan worden toegekend tot maximaal één maand na de beëindiging van het recht op de tegemoetkoming voor de kinderopvang, voor zover de opvang noodzakelijk wordt geacht.

  • 4.

    De tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal uren per maand per kind per berekeningsjaar, waarvoor de inzet van de kinderopvang op sociaal medische gronden naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

  • 5.

    De geldigheidsduur van de tegemoetkoming wordt bepaald door een consulent van het team toegang Sociaal Domein, maar is nooit langer dan 6 maanden. Na afloop van deze periode kan de tegemoetkoming weer voor maximaal 6 maanden worden toegekend, nadat de noodzaak van verlenging is vastgesteld door het college en de ouder(s) heeft meegewerkt of in voldoende mate meewerkt aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen.

  • 6.

    De ouder doet al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

  • 7.

    De ouder doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo gering mogelijk te laten zijn.

Artikel 6. Aanvraag tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van SMI

  • 1.

    De aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang op sociaal-medische gronden wordt ingediend bij het college. De aanvraag vindt plaats met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag wordt er een besluit genomen. Deze termijn kan met 4 weken worden uitgesteld, waarover de ouder dan wordt geïnformeerd.

  • 3.

    Een aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      Naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

    • b.

      Indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, als dit afwijkt van het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      Naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen, waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      Het aantal uren waarvoor en de periode waarin kinderopvang volgens de aanvrager noodzakelijk is;

    • e.

      Bewijsstukken waaruit blijkt dat de afname van kinderopvang ten behoeve van het kind op sociaal-medische gronden noodzakelijk is;

    • f.

      Bewijsstukken waaruit blijkt hoe hoog het bruto verzamelinkomen van de ouder(s) in jaar t-1 is en bewijsstukken waaruit blijkt dat de ouder, en indien van toepassing diens partner, geen of beperkt recht heeft op kinderopvangtoeslag;

    • g.

      Een ingevuld formulier “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” van de gemeente;

    • h.

      Een offerte of contract van de kinderopvangorganisatie of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, waarin in ieder geval wordt aangegeven:

      • i.

        Het aantal uren kinderopvang per kind

      • ii.

        De kostprijs per uur en

      • iii.

        De ingangsdatum en eventueel de einddatum van de overeenkomst met de kinderopvang

    • i.

      Een machtiging voor rechtstreekse betaling van de tegemoetkoming door de gemeente aan de kinderopvang;

    • j.

      De handtekening van de ouder of diens wettelijke vertegenwoordiger en, als de ouder een partner heeft, van de partner.

    • k.

      Overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1.

    De in artikel 9 van de Algemene Subsidieverordening opgenomen weigeringsgronden zijn onverminderd van toepassing op aanvragen, zoals opgenomen in deze subsidieregeling.

  • 2.

    Het college wijst een aanvraag voor een tegemoetkoming af, indien:

    • a.

      De ouder niet behoort tot de doelgroep in artikel 2 van deze subsidieregeling;

    • b.

      De ouder niet de inlichtingen verstrekt of medewerking verleent als bedoeld in artikel 9 van deze subsidieregeling;

    • c.

      De ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

Artikel 8. Betaling en terugvordering

  • 1.

    De tegemoetkoming wordt in de vorm van maandelijkse termijnen uitbetaald aan de houder van de kinderopvang. De kinderopvangorganisatie brengt het resterende deel in rekening bij ouders.

  • 2.

    Het college herziet een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming in, en vordert de tegemoetkoming terug, wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 van deze subsidieregeling, geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog toegekende tegemoetkoming.

  • 3.

    Tevens kan het recht op een tegemoetkoming worden herzien of ingetrokken en de tegemoetkoming worden teruggevorderd wanneer anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag toegekend is.

Artikel 9. Inlichtingenplicht

  • 1.

    De ouder verstrekt op verzoek, binnen een door het college gestelde termijn, aan het college alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de vergoeding van belang kunnen zijn.

  • 2.

    De ouder doet het college onmiddellijk, na het bekend worden daarvan, uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot een verlaging van de vergoeding.

  • 3.

    De houder verstrekt desgevraagd aan het college alle gegevens en inlichtingen die voor de vaststelling van de aanspraak van de ouder op de tegemoetkoming van het college van belang zijn.

  • 4.

    Ter bevordering van een correcte en adequate uitvoering van deze subsidieregeling, kunnen aan de ouder aanvullende verplichtingen opgelegd worden.

  • 5.

    Alvorens tot afwijzing dan wel beëindiging over te gaan, wordt de ouder eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

  • 6.

    Onverminderd de overige bepalingen in deze subsidieregeling, kan het college besluiten om het recht op een tegemoetkoming te beëindigen indien de ouder niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt.

Artikel 10. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van de bepalingen van deze subsidieregeling, indien de toepassing van de subsidieregeling zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 juni 2021 en is van toepassing op aanvragen die op of na deze datum worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend op grond van de beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2019 (vastgesteld op 1 oktober 2019 en in werking getreden op 10 oktober 2019) en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze subsidieregeling, worden afgehandeld krachtens de beleidsregel 2019.

  • 3.

    De beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2019 wordt ingetrokken gelijktijdig met de inwerkingtreding van de subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021.

  • 4.

    Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als ‘Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021’.

Datum: 18 mei 2021.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,

de secretaris,

drs. I.P. van der Valk

de burgemeester,

dr. P.T.A.M. Kalfs

Toelichting algemeen

1.Inleiding

Ouders kunnen voor kinderopvang (dagopvang, BSO of gastouderopvang) gebruik maken van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Er zijn gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal-medische redenen, geen of beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Voor deze gezinssituaties is de subsidieregeling ’Tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021’ opgesteld.

 

De regeling heeft als doel het tijdelijk ontlasten van ouders met een chronische ziekte of een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking. De bepalingen kunnen worden gezien als een preventieve maatregel om de opvoedsituatie van een kind te verbeteren. Daarnaast kan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI ook een preventieve maatregel zijn om een duurdere vorm van ondersteuning te voorkomen.

 

SMI biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken en toe te kunnen werken naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie. Het gaat veelal om kinderen die opgroeien in een gezin waarbij de ouder, die de verzorging zou moeten doen, zelf intensieve zorg nodig heeft. Bij een dergelijke ouder kan sprake zijn van een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of van een verstandelijke beperking. Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is bijvoorbeeld als de ouders in een sociale crisissituatie zijn beland en hierdoor niet in staat zijn om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Door een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang toe te kennen worden de ouders ontlast. De opvang van hun kind biedt de ouder(s) onder andere rust, structuur, overzicht en zekerheid.

 

Het uiteindelijke streven is om het gezin in de positie te krijgen dat de ouders weer meedoen aan het arbeidsproces en/of er een opvoedingssituatie in het gezin komt, die de SMI overbodig maakt. Om de kosten beheersbaar te houden, nemen we in de subsidieregeling op dat de duur van de tegemoetkoming wordt beperkt. Tenzij dit tot zeer onwenselijke situaties gaat leiden. We hopen hiermee meer mensen, die het nodig hebben, tijdelijk te ondersteunen, totdat ze zelf een goede passend oplossing hebben gevonden en/of dat de problemen verholpen zijn.

 

Het benodigde budget voor kinderopvang voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’ is door de wetgever toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds. Deze verstrekking aan gemeenten via het gemeentefonds wordt aangemerkt als een algemene uitkering, waaraan geen voorwaarden worden gesteld. Het Rijk heeft dus geen voorwaarden of beperkingen opgelegd aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’.

 

Toelichting per artikel

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.

 

Artikel 2: Doel van de subsidie

Dit wordt in de inleiding al toegelicht.

 

Artikel 3: Reikwijdte

Tot de doelgroep gezinnen behoren de ouders die (tijdelijk) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarbij sprake is van een sociaal-medische beperking bij de ouder zelf. Daarnaast voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maakt.

 

De ouder en/of partner die niet werkt/werken of waarvan één van de ouders niet werkt, kunnen geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Als er sprake is van sociaal-medische problematiek binnen het gezin, is het soms toch noodzakelijk om het kind te laten deelnemen aan de kinderopvang.

 

Dit artikel schetst de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van in de ouder gelegen factoren. Bij de ouder kan onder andere mogelijk sprake zijn van overbelasting of gedeeltelijke onmacht door een somatische ziekte, verslavingsproblematiek of een psychische ziekte van de ouder(s), waarbij al maximale hulp is of wordt ingezet. Hulp kan dan bijvoorbeeld worden verkregen vanuit de GGZ en/of de Wmo. De kinderopvang o.b.v. SMI kan worden ingezet tijdens het opstarten van het hulpverleningstraject, dan wel als blijkt dat de geboden hulpverlening (nog) niet voldoende is.

 

De subsidieregeling SMI is in principe toegankelijk voor iedereen die woont in Lingewaard. Er is geen uitsluiting van de doelgroep op basis van financiële criteria.

 

Bij het indienen van de aanvraag is het aan de ouder zelf om relevante bewijsstukken aan te leveren, waaruit blijkt dat zij valt in de doelgroep van deze regeling. De indicatie van de problematiek en het beroep op SMI (duur en omvang) kan worden gedaan door een (medisch) professional, zoals een jeugdverpleegkundige of -arts JGZ, huisarts of psycholoog.

 

De consulent van Team Toegang Sociaal Domein beoordeelt of de aangeleverde gegevens voldoende onderbouwing geven voor het vaststellen van de indicatie SMI met de bijbehorende duur en omvang. De wens van de ouder voor de omvang en de duur is hierin uitdrukkelijk niet bepalend.

 

Toetsingscriteria SMI

Toetsingscriteria bij de beoordeling of de ouder tot de doelgroep van de SMI behoren zijn onder andere:

  • 1.

    Mogelijkheid inzet voorliggende voorziening (zie ook bij toelichting artikel 7);

  • 2.

    Mogelijkheid inzet eigen sociale netwerk;

  • 3.

    Toetsing grondslag van de SMI voor de ouder;

  • 4.

    Toetsen of de geldigheidsduur van de indicatie in overeenstemming met de gevraagde periode is;

  • 5.

    Beoordelen voor welke duur (periode) en omvang (uren per maand) de kinderopvang noodzakelijk is;

  • 6.

    Opstellen doelen: hierin staat welke acties worden ondernomen door de ouder en de hulpverlening om de situatie op te lossen;

  • 7.

    Het perspectief op uitstroom beoordelen.

De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als de informele kinderopvang (opvang door netwerk, familie, mantelzorg) of andere voorliggende voorzieningen, zoals gesubsidieerde peuteropvang of voorschoolse educatie, Buurtgezinnen, vrijwillige gezinsondersteuning door SWL of praktische gezinsondersteuning met professionals door STMR/Santé Partners, uitkomst bieden, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.

 

Artikel 4: Subsidiegrondslagen

Wij vergoeden alleen het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is. In totaal kan dit niet meer bedragen dan het maximum aantal uren dat gehanteerd wordt door de Belastingdienst. In 2021 bedraagt dit maximaal 230 uur per maand per kind voor alle vormen van opvang tezamen.

 

Bij de bepaling van de kosten voor de kinderopvang gaan we uit van de maximum uurtarieven die gehanteerd worden door de Belastingdienst. Deze uurtarieven worden meestal jaarlijks geïndexeerd. Indien de kinderopvang goedkoper is dan het maximum uurtarief vergoeden we alleen het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang. Mocht het tarief van de kinderopvang boven het maximum uurtarief van de Belasting komen, dan betaalt de ouder dit deel zelf. Dit geldt ook voor eventuele extra benodigde opvang.

De hoogte van het maximum uurtarief is afhankelijk van het soort kinderopvang. We vergoeden alleen de kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of de gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.

 

Artikel 5: Voorwaarden voor de tegemoetkoming

Dit artikel regelt de voorwaarden voor het verstrekken van de tegemoetkoming. Er wordt geen tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij het college is ingediend.

De tegemoetkoming kan tot maximaal één maand na de beëindiging van het recht op de tegemoetkoming worden doorbetaald. In de meeste gevallen wordt door de kinderopvangorganisaties een opzegtermijn van één maand gehanteerd. Indien de ouder(s) de kinderopvang niet tijdig hebben kunnen opzeggen, doordat bijvoorbeeld besluitvorming over de verlenging van de aanvraag kinderopvang uitblijft, dan biedt dit artikel de mogelijkheid om de tegemoetkoming nog voor één extra maand te verstrekken. De ouder is altijd zelf verantwoordelijk voor het opzeggen van de overeenkomst met de kinderopvang.

 

Er wordt geen maximaal aantal uren vastgesteld. Per situatie zal maatwerk worden geleverd en bekeken worden hoeveel uur opvang nodig zijn.

 

De vergoeding van de kinderopvang is tijdelijk en heeft als doel de ouder (tijdelijk) te ontlasten. Het doel is dat de ouder op zoek gaat naar een andere passende oplossing en gaat werken aan het verminderen van de problemen. Daarnaast kunnen wij aan de ouder de aanvullende verplichting opleggen om ondersteuning te vragen bij het Team Toegang Sociaal Domein of een andere vorm van hulpverlening te zoeken, indien zij hier nog geen beroep op hebben gedaan.

 

De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op 6 maanden gesteld. Daarna kan middels een herindicatie nog één keer de tegemoetkoming worden verlengd met maximaal 6 maanden. Dit onder voorwaarde dat de ouder aantoonbaar heeft meegewerkt aan het hulpverleningstraject. Aan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI verbinden wij de verplichting dat de ouder volledige inzet toont om de duur van de periode en het aantal uren kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn.

Het is de verantwoordelijkheid van de ouder om tijdig een verlenging van de SMI aan vragen. Een ouder kan er niet vanuit gaan dat de indicatie na 6 maanden gewoon doorloopt.

 

De reden om de duur van de opvang te maximeren is gelegen in het feit dat wij de ouders tegemoet willen komen in de kosten voor kinderopvang, als zich een crisissituatie voordoet bij één van de ouders. Zodra sprake is van een chronische situatie, dan zijn er andere (voorliggende) voorzieningen, waarop de ouder een beroep kan doen. Het ligt dan niet meer op de weg van de gemeente om de kosten voor kinderopvang voor haar rekening te nemen.

 

Alleen bij een nieuwe andere oorzaak kan nogmaals de tegemoetkoming worden verleend, met eventueel opnieuw een verlenging van ten hoogste 6 maanden.

 

Artikel 6: Aanvraag tegemoetkoming op basis SMI

Met informatie op onze website en via verwijzers wordt de ouder of eventuele hulpverlener verzocht om rechtstreeks contact op te nemen met ons om de ondersteuningsvraag vooraf te bespreken. Aan de hand van dit gesprek wordt het aanvraagformulier SMI toegestuurd. De ouder houdt wel het recht om te allen tijde een aanvraag in te dienen.

 

Het is mogelijk dat wij naar aanleiding van de aanvraag en het bespreken van de mogelijke afspraken omtrent de vorm en omvang van de ondersteuning op huisbezoek gaan o.a. om de acties te bespreken, die de ouder gaat ondernemen om zijn/haar problemen te verminderen, dan wel op te lossen.

 

Na ontvangst van de aanvraag wordt er uiterlijk binnen 8 weken een besluit genomen. Deze termijn kan met 4 weken worden verlengd, als blijkt dat het inwinnen van een onafhankelijk advies over de noodzaak, alsmede de duur en de omvang van de kinderopvang bij een deskundige organisatie noodzakelijk is. Daarnaast dienen alle gevraagde bewijsstukken die nodig zijn om het recht vast te kunnen stellen, te zijn aangeleverd bij de aanvraag. Bij de aanvraag wordt uitgegaan van het inkomen in het jaar t-1, omdat die meestal al definitief is vastgesteld door de belastingdienst. Indien ouders in het jaar van aanvraag (t) een grote wijziging hebben in hun inkomen en dit kan worden aangetoond met een aantal loonstroken, dan kan er in individuele gevallen worden afgeweken van t-1.

 

In de beschikking wordt opgenomen hoe het bedrag van de tegemoetkoming is berekend en welke doelen er m.b.t. de ondersteuningsvraag zijn gesteld. Tevens wordt erin opgenomen dat bij een wisseling van kalenderjaar de uurtarieven van de kinderopvang en daarmee dus ook de gemeentelijke tegemoetkoming kunnen wijzigen.

 

Artikel 7: Weigeringsgronden

We wijzen de aanvraag af als de ouder niet voldoet aan de criteria voor de doelgroep SMI. Wij wijzen de aanvraag ook af als de ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening betreft iedere voorziening waar de aanvrager een beroep op kan doen ter bekostiging van de kosten van kinderopvang. Het is niet mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor kosten waar sprake is van een voorliggende voorziening. Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is, gelet op het doel waar deze voor bestemd is. In sommige situaties kan de tegemoetkoming voor de kinderopvang ingezet worden ter aanvulling op de voorliggende voorziening.

 

Voorliggende voorzieningen zijn in ieder geval:

  • 1.

    Eigen sociale netwerk;

  • 2.

    Wet kinderopvang;

  • 3.

    Wet langdurige zorg;

  • 4.

    Zorgverzekering;

  • 6.

    Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • 7.

    Bijdrage/ondersteuning van de werkgever.

Ad1: Eigen sociale netwerk

Het eigen sociale netwerk zien wij als een voorliggende voorziening op de kinderopvang. Het sociale netwerk is een groep mensen met wie de aanvrager een sociale relatie onderhoudt. Daarbij horen mantelzorgers, net als (andere) familieleden, vrienden, buren en collega’s. Bij de aanvraag wordt besproken of de ouder een beroep kan doen op ondersteuning vanuit het sociale netwerk en in welke mate hiervan sprake kan zijn.

 

Ad 2: De Wet kinderopvang

Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. De ouder kan dan in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Deze toeslag dekt niet alle kosten voor de kinderopvang. Er resteert een eigen inkomensafhankelijke bijdrage.

 

Onder de Wet kinderopvang valt ook de peuteropvang (VVE). Onze gemeente heeft voor de vergoeding van deze kosten eigen beleid opgesteld. Ook kunnen ouders in de meeste gevallen voor de peuteropvang of VVE kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangen.

 

De (mogelijke) eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) dienen te betalen bij de kinderopvang komt niet voor vergoeding in aanmerking op basis van deze subsidieregeling.

 

Ad 3. Wet langdurige zorg (Wlz)

Indien aan de ouder bij de aanvraag of op termijn zorg wordt verleend vanuit de Wlz, dan is de Wlz in eerste instantie geheel of gedeeltelijk voorliggend en gaat dit boven de SMI-regeling. De ouder komt alleen in aanmerking voor zorg vanuit de Wlz, als hij/zij vanwege een ziekte of aandoening blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht. Zorg vanuit de Wlz kan worden georganiseerd in een verpleeghuis, verzorgingshuis, woonvorm voor gehandicapten of bij de ouder thuis.

Per 1 januari 2021 is de Wet kinderopvang aangepast voor ouders met een permanente of tijdelijke Wlz-indicatie. Deze wijziging regelt dat gezinnen waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een permanente indicatie heeft vanuit de Wlz recht krijgen op kinderopvangtoeslag. Vanaf 1 januari 2021 kunnen zij via de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag aanvragen. Deze ouders hoeven dus niet langer een beroep te doen op SMI bij gemeenten. Zij kunnen een goed aanbod (blijven) doen aan ouders die nog wel een beroep moeten doen op SMI.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is het voorstel gewijzigd. Ook gezinnen waarin de ene ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft en de andere ouder werkt krijgen recht op kinderopvangtoeslag. Deze wijziging vergt meer tijd, omdat de Belastingdienst hiervoor in de uitvoering nog aanpassingen moet doen. Deze wijziging gaat daarom in per 1 januari 2023. Tot die tijd is het verzoek aan gemeenten om gezinnen, waarin ouders een tijdelijke Wlz-indicatie hebben te blijven ondersteunen door middel van SMI. Hierbij wordt ook eerst gekeken naar voorliggende voorzieningen en/of oplossingen binnen het eigen netwerk. Als dat geen optie is, dan kan er maatwerk worden ingezet, waarin de duur van de tijdelijke Wlz-indicatie wordt meegenomen.

 

Het recht op het aanvragen van kinderopvangtoeslag geldt ook voor de ouder die op basis van de openstelling van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis onder de Wlz (i.p.v. de WMO) komen te vallen vanaf 2021.

 

Ad 4. Zorgverzekering

Vanuit de aanvullende verzekering kan de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekken voor de kinderopvang. Dit kan per verzekeraar verschillen. Bijvoorbeeld wanneer de ouder, partner of een ander kind binnen het gezin wordt opgenomen in het ziekenhuis. Mogelijk kan er ook aanspraak worden gemaakt op vergoeding van onder andere speltherapie of psychosociale therapie die bijdragen aan het verbeteren van de gezinssituatie.

 

Ad 5. Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo)

De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Een voorziening vanuit de Wmo kan voorliggend zijn op de SMI-regeling. Mensen die gebruik maken van de Wmo krijgen hulp van de gemeente middels algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en vervoersvoorzieningen. Een voorbeeld van een wmo-voorziening is individuele begeleiding: het ondersteunen van mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, om zo zelfstandig mogelijk te kunnen leven en te participeren in de maatschappij.

 

Ad 6. Bijdrage/ondersteuning van de werkgever

In geval van een partner met inkomsten dient onderzocht te worden of een bijdrage van de werkgever tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast kunnen er via de werkgever mogelijkheden zijn voor zorgverlof of ouderschapsverlof.

 

In artikel 9 is opgenomen dat de aanvraag kan worden afgewezen, als de ouder niet voldoet aan de inlichtingenplicht en onvoldoende meewerkt.

 

Artikel 8: Betaling en terugvordering

Om ouders niet onnodig te belasten, betalen wij de tegemoetkoming rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau. Het resterende deel (de inkomensafhankelijke eigen bijdrage en alle kosten boven het maximumuurtarief) moet de ouder zelf aan de kinderopvangorganisatie betalen.

 

Het college kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van de ouder besluiten al dan niet tot een herziening of intrekking van de tegemoetkoming over te gaan. Indien hiertoe besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid wel een zorgvuldig onderzoek en besluitvormingsproces. Wanneer de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitgekeerd, wordt het meerdere teruggevorderd.

 

Artikel 9: Inlichtingenplicht

De ouder is verplicht om uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op vergoeding van de kinderopvang. Dit betreft bijvoorbeeld wijziging van het inkomen, woonplaats, adres, gezinssamenstelling, aantal uren kinderopvang etc. Daarnaast dat er volledige medewerking wordt verleend aan het vaststellen van het recht op de vergoeding.

 

Artikel 10: Hardheidsclausule

De in dit artikel opgenomen hardheidsclausule maakt het mogelijk om van de begrenzingen in deze subsidieregeling af te wijken als dat in het individuele geval echt noodzakelijk is. Dit afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele van de ouder.

 

Artikel 11: Inwerkingtreding en citeertitel

Met betrekking tot de periode vóór in werkingtreding van deze subsidieregeling geldt - op grond van het rechtszekerheidsbeginsel - dat de beslissing van het college op grond van de onderhavige subsidieregeling voor ouders materieel niet ongunstiger mag uitpakken dan wanneer was beslist op grond van de oude beleidsregel.

 

In dit artikel is ook geregeld op welk moment deze subsidieregeling in werking treedt en de oude beleidsregel wordt ingetrokken.