Organisatie | Lingewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard houdende regels omtrent de tegemoetkoming voor de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie (Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021) |
Citeertitel | Subsidieregeling tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-06-2021 | nieuwe regeling | 18-05-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders van Lingewaard;
gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2020;
overwegende dat er een tegemoetkoming moet zijn voor de kosten van kinderopvang op basis van sociaal medische indicatie;
Vast te stellen de subsidieregeling “Tegemoetkoming kosten Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021”
Voorliggende voorziening: elke mogelijkheid om in kinderopvang te voorzien, waarvan door de aanvragende ouder gebruik kan worden gemaakt, waaronder een andere financiële tegemoetkoming (zoals onder andere via de aanvullende ziektekostenverzekering, een voorziening op grond van de Wko of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)) of adequate kinderopvang in de informele sfeer.
Artikel 2. Doel van de subsidie
Het doel van de subsidie is om ouders met een chronische ziekte of ouders met lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke en/of psychische beperking een passende, tijdelijke preventieve ondersteuning te bieden om hiermee een bedreigde ontwikkeling van hun kinderen te voorkomen of te verminderen.
Deze subsidieregeling is bedoeld voor:
waarbij er een verband is tussen beperking of problematiek van de ouder, waardoor deze niet in staat is de (volledige) verzorging van het kind op zich te nemen en de noodzaak tot gebruik van kinderopvang. Hierbij kan er geen beroep worden gedaan op een passende voorliggende voorziening voor de opvang van het kind.
Artikel 4. Subsidiegrondslagen
De hoogte van de tegemoetkoming wordt vastgesteld overeenkomstig de methodiek van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, rekening houdend met het inkomen van de ouder en diens (eventuele) partner. De maximum uurprijs is het uurtarief zoals beschreven in het Besluit kinderopvangtoeslag en wordt gehanteerd door de Belastingdienst.
Artikel 5. Voorwaarden voor de tegemoetkoming
De geldigheidsduur van de tegemoetkoming wordt bepaald door een consulent van het team toegang Sociaal Domein, maar is nooit langer dan 6 maanden. Na afloop van deze periode kan de tegemoetkoming weer voor maximaal 6 maanden worden toegekend, nadat de noodzaak van verlenging is vastgesteld door het college en de ouder(s) heeft meegewerkt of in voldoende mate meewerkt aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen.
Artikel 8. Betaling en terugvordering
Het college herziet een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming in, en vordert de tegemoetkoming terug, wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 van deze subsidieregeling, geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog toegekende tegemoetkoming.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ouder afwijken van de bepalingen van deze subsidieregeling, indien de toepassing van de subsidieregeling zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel
Aanvragen die zijn ingediend op grond van de beleidsregel tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2019 (vastgesteld op 1 oktober 2019 en in werking getreden op 10 oktober 2019) en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze subsidieregeling, worden afgehandeld krachtens de beleidsregel 2019.
Datum: 18 mei 2021.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaard,
de secretaris,
drs. I.P. van der Valk
de burgemeester,
dr. P.T.A.M. Kalfs
Ouders kunnen voor kinderopvang (dagopvang, BSO of gastouderopvang) gebruik maken van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Er zijn gezinnen of alleenstaande ouders, die als gevolg van sociaal-medische redenen, geen of beperkt recht hebben op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld als één van de ouders werkt, terwijl de andere ouder om sociale of gezondheidsredenen tijdelijk niet in staat is om voor de kinderen te zorgen. Voor deze gezinssituaties is de subsidieregeling ’Tegemoetkoming kosten kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie (SMI) 2021’ opgesteld.
De regeling heeft als doel het tijdelijk ontlasten van ouders met een chronische ziekte of een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking. De bepalingen kunnen worden gezien als een preventieve maatregel om de opvoedsituatie van een kind te verbeteren. Daarnaast kan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI ook een preventieve maatregel zijn om een duurdere vorm van ondersteuning te voorkomen.
SMI biedt ouders een financiële tegemoetkoming om een tijdelijke oplossing voor kinderopvang mogelijk te maken en toe te kunnen werken naar een structurele oplossing voor de gezinssituatie. Het gaat veelal om kinderen die opgroeien in een gezin waarbij de ouder, die de verzorging zou moeten doen, zelf intensieve zorg nodig heeft. Bij een dergelijke ouder kan sprake zijn van een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of van een verstandelijke beperking. Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is bijvoorbeeld als de ouders in een sociale crisissituatie zijn beland en hierdoor niet in staat zijn om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Door een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang toe te kennen worden de ouders ontlast. De opvang van hun kind biedt de ouder(s) onder andere rust, structuur, overzicht en zekerheid.
Het uiteindelijke streven is om het gezin in de positie te krijgen dat de ouders weer meedoen aan het arbeidsproces en/of er een opvoedingssituatie in het gezin komt, die de SMI overbodig maakt. Om de kosten beheersbaar te houden, nemen we in de subsidieregeling op dat de duur van de tegemoetkoming wordt beperkt. Tenzij dit tot zeer onwenselijke situaties gaat leiden. We hopen hiermee meer mensen, die het nodig hebben, tijdelijk te ondersteunen, totdat ze zelf een goede passend oplossing hebben gevonden en/of dat de problemen verholpen zijn.
Het benodigde budget voor kinderopvang voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’ is door de wetgever toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds. Deze verstrekking aan gemeenten via het gemeentefonds wordt aangemerkt als een algemene uitkering, waaraan geen voorwaarden worden gesteld. Het Rijk heeft dus geen voorwaarden of beperkingen opgelegd aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’.
Dit artikel behoeft geen nadere uitleg.
Artikel 2: Doel van de subsidie
Dit wordt in de inleiding al toegelicht.
Tot de doelgroep gezinnen behoren de ouders die (tijdelijk) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarbij sprake is van een sociaal-medische beperking bij de ouder zelf. Daarnaast voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maakt.
De ouder en/of partner die niet werkt/werken of waarvan één van de ouders niet werkt, kunnen geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Als er sprake is van sociaal-medische problematiek binnen het gezin, is het soms toch noodzakelijk om het kind te laten deelnemen aan de kinderopvang.
Dit artikel schetst de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van in de ouder gelegen factoren. Bij de ouder kan onder andere mogelijk sprake zijn van overbelasting of gedeeltelijke onmacht door een somatische ziekte, verslavingsproblematiek of een psychische ziekte van de ouder(s), waarbij al maximale hulp is of wordt ingezet. Hulp kan dan bijvoorbeeld worden verkregen vanuit de GGZ en/of de Wmo. De kinderopvang o.b.v. SMI kan worden ingezet tijdens het opstarten van het hulpverleningstraject, dan wel als blijkt dat de geboden hulpverlening (nog) niet voldoende is.
De subsidieregeling SMI is in principe toegankelijk voor iedereen die woont in Lingewaard. Er is geen uitsluiting van de doelgroep op basis van financiële criteria.
Bij het indienen van de aanvraag is het aan de ouder zelf om relevante bewijsstukken aan te leveren, waaruit blijkt dat zij valt in de doelgroep van deze regeling. De indicatie van de problematiek en het beroep op SMI (duur en omvang) kan worden gedaan door een (medisch) professional, zoals een jeugdverpleegkundige of -arts JGZ, huisarts of psycholoog.
De consulent van Team Toegang Sociaal Domein beoordeelt of de aangeleverde gegevens voldoende onderbouwing geven voor het vaststellen van de indicatie SMI met de bijbehorende duur en omvang. De wens van de ouder voor de omvang en de duur is hierin uitdrukkelijk niet bepalend.
Toetsingscriteria bij de beoordeling of de ouder tot de doelgroep van de SMI behoren zijn onder andere:
De tegemoetkoming fungeert als een vangnet. Als de informele kinderopvang (opvang door netwerk, familie, mantelzorg) of andere voorliggende voorzieningen, zoals gesubsidieerde peuteropvang of voorschoolse educatie, Buurtgezinnen, vrijwillige gezinsondersteuning door SWL of praktische gezinsondersteuning met professionals door STMR/Santé Partners, uitkomst bieden, dan moet daarvan gebruik worden gemaakt.
Artikel 4: Subsidiegrondslagen
Wij vergoeden alleen het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is. In totaal kan dit niet meer bedragen dan het maximum aantal uren dat gehanteerd wordt door de Belastingdienst. In 2021 bedraagt dit maximaal 230 uur per maand per kind voor alle vormen van opvang tezamen.
Bij de bepaling van de kosten voor de kinderopvang gaan we uit van de maximum uurtarieven die gehanteerd worden door de Belastingdienst. Deze uurtarieven worden meestal jaarlijks geïndexeerd. Indien de kinderopvang goedkoper is dan het maximum uurtarief vergoeden we alleen het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang. Mocht het tarief van de kinderopvang boven het maximum uurtarief van de Belasting komen, dan betaalt de ouder dit deel zelf. Dit geldt ook voor eventuele extra benodigde opvang.
De hoogte van het maximum uurtarief is afhankelijk van het soort kinderopvang. We vergoeden alleen de kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of de gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.
Artikel 5: Voorwaarden voor de tegemoetkoming
Dit artikel regelt de voorwaarden voor het verstrekken van de tegemoetkoming. Er wordt geen tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij het college is ingediend.
De tegemoetkoming kan tot maximaal één maand na de beëindiging van het recht op de tegemoetkoming worden doorbetaald. In de meeste gevallen wordt door de kinderopvangorganisaties een opzegtermijn van één maand gehanteerd. Indien de ouder(s) de kinderopvang niet tijdig hebben kunnen opzeggen, doordat bijvoorbeeld besluitvorming over de verlenging van de aanvraag kinderopvang uitblijft, dan biedt dit artikel de mogelijkheid om de tegemoetkoming nog voor één extra maand te verstrekken. De ouder is altijd zelf verantwoordelijk voor het opzeggen van de overeenkomst met de kinderopvang.
Er wordt geen maximaal aantal uren vastgesteld. Per situatie zal maatwerk worden geleverd en bekeken worden hoeveel uur opvang nodig zijn.
De vergoeding van de kinderopvang is tijdelijk en heeft als doel de ouder (tijdelijk) te ontlasten. Het doel is dat de ouder op zoek gaat naar een andere passende oplossing en gaat werken aan het verminderen van de problemen. Daarnaast kunnen wij aan de ouder de aanvullende verplichting opleggen om ondersteuning te vragen bij het Team Toegang Sociaal Domein of een andere vorm van hulpverlening te zoeken, indien zij hier nog geen beroep op hebben gedaan.
De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op 6 maanden gesteld. Daarna kan middels een herindicatie nog één keer de tegemoetkoming worden verlengd met maximaal 6 maanden. Dit onder voorwaarde dat de ouder aantoonbaar heeft meegewerkt aan het hulpverleningstraject. Aan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI verbinden wij de verplichting dat de ouder volledige inzet toont om de duur van de periode en het aantal uren kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn.
Het is de verantwoordelijkheid van de ouder om tijdig een verlenging van de SMI aan vragen. Een ouder kan er niet vanuit gaan dat de indicatie na 6 maanden gewoon doorloopt.
De reden om de duur van de opvang te maximeren is gelegen in het feit dat wij de ouders tegemoet willen komen in de kosten voor kinderopvang, als zich een crisissituatie voordoet bij één van de ouders. Zodra sprake is van een chronische situatie, dan zijn er andere (voorliggende) voorzieningen, waarop de ouder een beroep kan doen. Het ligt dan niet meer op de weg van de gemeente om de kosten voor kinderopvang voor haar rekening te nemen.
Alleen bij een nieuwe andere oorzaak kan nogmaals de tegemoetkoming worden verleend, met eventueel opnieuw een verlenging van ten hoogste 6 maanden.
Artikel 6: Aanvraag tegemoetkoming op basis SMI
Met informatie op onze website en via verwijzers wordt de ouder of eventuele hulpverlener verzocht om rechtstreeks contact op te nemen met ons om de ondersteuningsvraag vooraf te bespreken. Aan de hand van dit gesprek wordt het aanvraagformulier SMI toegestuurd. De ouder houdt wel het recht om te allen tijde een aanvraag in te dienen.
Het is mogelijk dat wij naar aanleiding van de aanvraag en het bespreken van de mogelijke afspraken omtrent de vorm en omvang van de ondersteuning op huisbezoek gaan o.a. om de acties te bespreken, die de ouder gaat ondernemen om zijn/haar problemen te verminderen, dan wel op te lossen.
Na ontvangst van de aanvraag wordt er uiterlijk binnen 8 weken een besluit genomen. Deze termijn kan met 4 weken worden verlengd, als blijkt dat het inwinnen van een onafhankelijk advies over de noodzaak, alsmede de duur en de omvang van de kinderopvang bij een deskundige organisatie noodzakelijk is. Daarnaast dienen alle gevraagde bewijsstukken die nodig zijn om het recht vast te kunnen stellen, te zijn aangeleverd bij de aanvraag. Bij de aanvraag wordt uitgegaan van het inkomen in het jaar t-1, omdat die meestal al definitief is vastgesteld door de belastingdienst. Indien ouders in het jaar van aanvraag (t) een grote wijziging hebben in hun inkomen en dit kan worden aangetoond met een aantal loonstroken, dan kan er in individuele gevallen worden afgeweken van t-1.
In de beschikking wordt opgenomen hoe het bedrag van de tegemoetkoming is berekend en welke doelen er m.b.t. de ondersteuningsvraag zijn gesteld. Tevens wordt erin opgenomen dat bij een wisseling van kalenderjaar de uurtarieven van de kinderopvang en daarmee dus ook de gemeentelijke tegemoetkoming kunnen wijzigen.
We wijzen de aanvraag af als de ouder niet voldoet aan de criteria voor de doelgroep SMI. Wij wijzen de aanvraag ook af als de ouder aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening betreft iedere voorziening waar de aanvrager een beroep op kan doen ter bekostiging van de kosten van kinderopvang. Het is niet mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor kosten waar sprake is van een voorliggende voorziening. Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is, gelet op het doel waar deze voor bestemd is. In sommige situaties kan de tegemoetkoming voor de kinderopvang ingezet worden ter aanvulling op de voorliggende voorziening.
Voorliggende voorzieningen zijn in ieder geval:
Het eigen sociale netwerk zien wij als een voorliggende voorziening op de kinderopvang. Het sociale netwerk is een groep mensen met wie de aanvrager een sociale relatie onderhoudt. Daarbij horen mantelzorgers, net als (andere) familieleden, vrienden, buren en collega’s. Bij de aanvraag wordt besproken of de ouder een beroep kan doen op ondersteuning vanuit het sociale netwerk en in welke mate hiervan sprake kan zijn.
Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. De ouder kan dan in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Deze toeslag dekt niet alle kosten voor de kinderopvang. Er resteert een eigen inkomensafhankelijke bijdrage.
Onder de Wet kinderopvang valt ook de peuteropvang (VVE). Onze gemeente heeft voor de vergoeding van deze kosten eigen beleid opgesteld. Ook kunnen ouders in de meeste gevallen voor de peuteropvang of VVE kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangen.
De (mogelijke) eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) dienen te betalen bij de kinderopvang komt niet voor vergoeding in aanmerking op basis van deze subsidieregeling.
Ad 3. Wet langdurige zorg (Wlz)
Indien aan de ouder bij de aanvraag of op termijn zorg wordt verleend vanuit de Wlz, dan is de Wlz in eerste instantie geheel of gedeeltelijk voorliggend en gaat dit boven de SMI-regeling. De ouder komt alleen in aanmerking voor zorg vanuit de Wlz, als hij/zij vanwege een ziekte of aandoening blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht. Zorg vanuit de Wlz kan worden georganiseerd in een verpleeghuis, verzorgingshuis, woonvorm voor gehandicapten of bij de ouder thuis.
Per 1 januari 2021 is de Wet kinderopvang aangepast voor ouders met een permanente of tijdelijke Wlz-indicatie. Deze wijziging regelt dat gezinnen waarin de ene ouder werkt en de andere ouder een permanente indicatie heeft vanuit de Wlz recht krijgen op kinderopvangtoeslag. Vanaf 1 januari 2021 kunnen zij via de Belastingdienst/Toeslagen kinderopvangtoeslag aanvragen. Deze ouders hoeven dus niet langer een beroep te doen op SMI bij gemeenten. Zij kunnen een goed aanbod (blijven) doen aan ouders die nog wel een beroep moeten doen op SMI.
Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer is het voorstel gewijzigd. Ook gezinnen waarin de ene ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft en de andere ouder werkt krijgen recht op kinderopvangtoeslag. Deze wijziging vergt meer tijd, omdat de Belastingdienst hiervoor in de uitvoering nog aanpassingen moet doen. Deze wijziging gaat daarom in per 1 januari 2023. Tot die tijd is het verzoek aan gemeenten om gezinnen, waarin ouders een tijdelijke Wlz-indicatie hebben te blijven ondersteunen door middel van SMI. Hierbij wordt ook eerst gekeken naar voorliggende voorzieningen en/of oplossingen binnen het eigen netwerk. Als dat geen optie is, dan kan er maatwerk worden ingezet, waarin de duur van de tijdelijke Wlz-indicatie wordt meegenomen.
Het recht op het aanvragen van kinderopvangtoeslag geldt ook voor de ouder die op basis van de openstelling van de Wlz voor mensen met een psychische stoornis onder de Wlz (i.p.v. de WMO) komen te vallen vanaf 2021.
Vanuit de aanvullende verzekering kan de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekken voor de kinderopvang. Dit kan per verzekeraar verschillen. Bijvoorbeeld wanneer de ouder, partner of een ander kind binnen het gezin wordt opgenomen in het ziekenhuis. Mogelijk kan er ook aanspraak worden gemaakt op vergoeding van onder andere speltherapie of psychosociale therapie die bijdragen aan het verbeteren van de gezinssituatie.
Ad 5. Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo)
De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Een voorziening vanuit de Wmo kan voorliggend zijn op de SMI-regeling. Mensen die gebruik maken van de Wmo krijgen hulp van de gemeente middels algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en vervoersvoorzieningen. Een voorbeeld van een wmo-voorziening is individuele begeleiding: het ondersteunen van mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, om zo zelfstandig mogelijk te kunnen leven en te participeren in de maatschappij.
Ad 6. Bijdrage/ondersteuning van de werkgever
In geval van een partner met inkomsten dient onderzocht te worden of een bijdrage van de werkgever tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast kunnen er via de werkgever mogelijkheden zijn voor zorgverlof of ouderschapsverlof.
In artikel 9 is opgenomen dat de aanvraag kan worden afgewezen, als de ouder niet voldoet aan de inlichtingenplicht en onvoldoende meewerkt.
Artikel 8: Betaling en terugvordering
Om ouders niet onnodig te belasten, betalen wij de tegemoetkoming rechtstreeks aan de kinderopvangorganisatie of het gastouderbureau. Het resterende deel (de inkomensafhankelijke eigen bijdrage en alle kosten boven het maximumuurtarief) moet de ouder zelf aan de kinderopvangorganisatie betalen.
Het college kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van de ouder besluiten al dan niet tot een herziening of intrekking van de tegemoetkoming over te gaan. Indien hiertoe besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid wel een zorgvuldig onderzoek en besluitvormingsproces. Wanneer de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitgekeerd, wordt het meerdere teruggevorderd.
De ouder is verplicht om uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op vergoeding van de kinderopvang. Dit betreft bijvoorbeeld wijziging van het inkomen, woonplaats, adres, gezinssamenstelling, aantal uren kinderopvang etc. Daarnaast dat er volledige medewerking wordt verleend aan het vaststellen van het recht op de vergoeding.
De in dit artikel opgenomen hardheidsclausule maakt het mogelijk om van de begrenzingen in deze subsidieregeling af te wijken als dat in het individuele geval echt noodzakelijk is. Dit afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele van de ouder.
Artikel 11: Inwerkingtreding en citeertitel
Met betrekking tot de periode vóór in werkingtreding van deze subsidieregeling geldt - op grond van het rechtszekerheidsbeginsel - dat de beslissing van het college op grond van de onderhavige subsidieregeling voor ouders materieel niet ongunstiger mag uitpakken dan wanneer was beslist op grond van de oude beleidsregel.
In dit artikel is ook geregeld op welk moment deze subsidieregeling in werking treedt en de oude beleidsregel wordt ingetrokken.