Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vijfheerenlanden

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent ruimtelijke kwaliteit

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVijfheerenlanden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent ruimtelijke kwaliteit
CiteertitelNota ruimtelijke kwaliteit
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlagenBijlage 2: Gebiedstypenkaart Bijlage 3: Niveaukaart

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 12a van de Woningwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-05-2021nieuwe regeling

22-04-2021

gmb-2021-163817

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden houdende regels omtrent ruimtelijke kwaliteit

De raad van gemeente Vijfheerenlanden,

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 februari 2021 januari 2021;

 

Besluit:

  • 1.

    Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid, inclusief de bijbehorende kaarten, vast te stellen;

  • 2.

    De welstandsnota’s van de gemeente Leerdam, Vianen en Zederik intrekken;

  • 3.

    De Nota van beantwoording zienswijzen ruimtelijk kwaliteitsbeleid vast te stellen;

 

 

BETREFT UW BOUWPLAN EEN VERGUNNINGPLICHTIG BOUWWERK?

 

Vergunningvrij

Sommige objecten zijn vergunningvrij. Het uiterlijk van bouwwerken wordt dan niet preventief getoetst. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om geen exces te bouwen. Kijk op de kaarten voor niveaus en gebieden of, en zo ja, welke eisen er gelden (hoofdstuk 2). Mocht u willen weten hoe u kunt voorkomen dat u een exces bouwt, volg dan het schema en bekijk aan welke criteria een vergelijkbaar object getoetst zou worden.

 

BETREFT HET EEN PLAN AAN OF BIJ CULTUREEL ERFGOED?

Beschermd gezicht, monument, beeldbepalend pand

 

Criteria voor erfgoed (hoofdstuk 2)

Vijfheerenlanden heeft een rijke historie. Diverse panden zijn aangewezen als monument of historisch waardevol object. Daarnaast zijn er beschermde stads- en dorpsgezichten. Eventuele veranderingen aan, in of nabij deze gebouwen en in deze gebieden vragen om een zorgvuldige inpassing. Hiervoor zijn overwegingen opgenomen in hoofdstuk 2.

 

IS HET EEN OBJECT?

Aanbouw, bijgebouw, dakkapel, erfafscheiding, gevelwijziging of rolluik, dakraam, paneel of collector, installatie, kleine windturbines, reclame

 

Criteria voor objecten (hoofdstuk 4)

Voor plannen voor kleine vergunningplichtige bouwwerken bij en wijzigingen van bestaande panden zijn vereenvoudigde criteria opgenomen, waarmee snel uitsluitsel te geven is binnen welke grenzen het uiterlijk van het geplande bouwwerk in ieder geval aan redelijke eisen voldoet.

 

IS HET EEN GROTER PLAN?

Een groter plan voor (ver)bouw dat past in de structuur en de architectuur van het betreffende gebied

 

Criteria voor grotere plannen (hoofdstuk 3)

Grotere plannen worden beoordeeld aan de hand van de criteria voor gebieden. Aan de hand van de bebouwingstypologie is de gemeente verdeeld in gebieden. Hiervoor zijn uitgangspunten en criteria opgesteld, waarmee de ontwerper rekening moet houden.

 

OVERIGE PLANNEN

Afwijkingen van de gebiedsstructuur of architectuur

 

Criteria en overwegingen hoofdlijnen (hoofdstuk 2)

Voor plannen die de bestaande structuur doorbreken of in hun architectuur afwijken van de omgeving kunnen de criteria voor objecten en grotere plannen ontoereikend zijn. Voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen zoals beschreven in hoofdstuk 2 of aanvullend beleid zoals een beeldkwaliteitsplan. Een bouwwerk dat sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving kan gezien worden als een exces als er sprake is van een evidente buitensporigheid in het uiterlijk.

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

De gemeente Vijfheerenlanden is ontstaan uit de fusie van Leerdam, Vianen en Zederik. De drie voormalige gemeenten hadden ieder een nota ruimtelijke kwaliteit met een vergelijkbare opzet. De fusie is aanleiding om deze drie samen te voegen in één nieuwe nota ruimtelijke kwaliteit, die de toetsing van het uiterlijk van bouwwerken met aandacht voor stedenbouw en landschap plaatst in de context van de Omgevingswet.

 

DOEL

Doel van de nota ruimtelijke kwaliteit is het behartigen van het publieke belang van de zorg voor de bebouwde omgeving door de lokale overheid. Daarbij wordt de individuele vrijheid van de inwoner of ondernemer afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde. Met de verschijningsvorm van een bouwwerk wordt iedere voorbijganger geconfronteerd. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat kwaliteitstoezicht een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving.

 

Van toetsen naar bespreken

Van overheden mag worden verwacht dat zij minder toetsen en meer in gesprek gaan. Het is daarom van belang aanvragers door middel van de nota ruimtelijke kwaliteit van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij het tot stand komen en beheren van ruimtelijke kwaliteiten. Waarden en ambities moeten worden gedefinieerd als uitgangspunt voor gesprekken met initiatiefnemers. Het beleid maakt het mogelijk bij het opstellen van plannen het uiterlijk van bouwwerken een rol te geven en daarbij rekening te houden met cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden. De nota ruimtelijke kwaliteit is een kader, waarin het beleid zoveel mogelijk helder is beschreven als effectieve en controleerbare basis voor gesprekken.

 

Vereenvoudiging

Vijfheerenlanden kiest ervoor om keuzes te maken waardoor er meer aandacht en tijd kan worden besteed aan de kernwaarden en kwaliteiten van de gemeente. De aandacht gaat uit naar gebieden zoals de historische kernen, het landelijk gebied en hoofdroutes. Hiermee kan op beeldbepalende plekken gestuurd worden op het aanzien van de gemeente. In de overige gebieden wil de gemeente zich terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor vrije vormgeving.

Wat betreft vergunningvrij bouwen wordt aangesloten op de mogelijkheden die het Rijk biedt.

In een aantal gebieden is een vrij niveau van toepassing. Vrij is ook echt vrij. Hier kan de gemeente achteraf niet optreden tegen eventuele buitensporigheden in het uiterlijk van bouwwerken. Wel zijn er twee uitzonderingen. De eerste betreft reclame-uitingen. De tweede betreft cultureel erfgoed: monumenten en panden die als cultureel erfgoed zijn opgenomen in de bestemmingsplannen, zoals karakteristieke of beeldbepalende panden.

GEBRUIK

De nota ruimtelijke kwaliteit is niet bedoeld als leesboek, maar opgesteld als een naslagwerk. De nota bevat verschillende beoordelingskaders. De verschillende hoofdstukken bevatten de criteria, die de gemeente hanteert bij de beoordeling van bouwplannen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, doorloopt het stroomschema op pagina 3. Indien gewenst kunnen bij de gemeente inlichtingen worden ingewonnen over de interpretatie van de nota ruimtelijke kwaliteit in het licht van het beoogde plan.

 

De in de nota opgenomen foto’s zijn te zien als afbeeldingen bij de gebiedsbeschrijvingen. Ze zijn geen illustraties van gewenste eigenschappen.

LEESWIJZER

Hoofdstuk 2 bevat de hoofdlijnen van het beleid met daarin een algemene toelichting op ruimtelijke kwaliteit en criteria voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken. De nota is in hoofdzaak geschreven voor het beheer van bestaande gebieden, plannen die de bestaande structuur of architectuur doorbreken zullen op een andere wijze beoordeeld worden. Voor grote plannen kan dit vooraf op basis van bijvoorbeeld een stedenbouwkundig plan of beeldkwaliteitsplan, voor kleine plannen op basis van de algemene criteria, die de regels beschrijven van het architectonische vakmanschap en gelden als uitgangspunt voor iedere beoordeling. Achteraf kan een plan beoordeeld worden aan de hand van de excessenregeling, waarin criteria staan voor bouwwerken die zonder vergunning of in afwijking van een vergunning zijn gerealiseerd. Met behulp van deze criteria kan de gemeente achteraf optreden tegen misstanden. Het hoofdstuk eindigt met een toelichting op niveaus en gebieden inclusief de daarvoor geldende beleidskaarten.

 

In hoofdstuk 3 wordt voor de gebieden in de gemeente aangegeven op welke wijze het vakmanschap zou moeten worden ingevuld. De beschrijvingen en criteria geven aan welke eigenschappen wenselijk zijn en dienen als agenda voor de beoordeling door de commissie.

 

Hoofdstuk 4 bevat criteria voor veel voorkomende objecten als dakkapellen en bijgebouwen.

 

In de bijlage zijn een begrippenlijst en de kaarten opgenomen.

 

HOOFDSTUK 2 HOOFDLIJNEN RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

Dit hoofdstuk is de basis van de nota. Het beschrijft de hoofdlijnen voor ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit krijgt inhoud in relatie tot voorwaarden en overwegingen op korte en op lange termijn en omvat een balans tussen behoud en ontwikkeling van waarden van een gebied. Dit is afhankelijk van de plaats en het initiatief. Gezien de identiteit van Vijfheerenlanden spelen bij deze weging landschap, stedenbouw en erfgoed een rol.

De nota is geschreven om eigenaren en gebruikers in staat te stellen in samenspraak met de gemeente vanuit het algemeen belang verantwoordelijkheid te nemen voor ruimtelijke kwaliteit met uitwerkingen voor het uiterlijk van bouwwerken vanwege de raakvlakken met particuliere belangen. Iedere partij moet hiermee de eigen belangen kunnen wegen in zijn ruimtelijke context. Het tot stand komen en beheren van de ruimtelijke kwaliteit is immers een gedeelde verantwoordelijkheid.

De overwegingen voor de ruimtelijke context worden gevolgd door criteria voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken. Daarmee wordt een relatie gelegd met erfgoed, landschap en stedenbouw als context voor interpretatie van de criteria. De hoofdlijnen van ruimtelijke kwaliteit zijn niet alleen te lezen als het startpunt voor de nota ruimtelijke kwaliteit, maar ook te gebruiken als vangnet voor beoordelingen waarvoor de uitgewerkte beoordelingskaders voor gebieden en objecten niet toereikend zijn. Dit hoofdstuk begint met de grondslag voor beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken, geeft vervolgens overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit en besluit met beoordelingscriteria voor het uiterlijk van bouwwerken.

GRONDSLAG

Met de nota ruimtelijke kwaliteit legt de gemeente vast, welke eisen worden gesteld aan het uiterlijk van bouwwerken. Deze hebben betrekking op het bouwwerk op zichzelf en in relatie tot de omgeving.

 

Redelijke eisen

In deze nota zijn het algemeen belang en de identiteit van de gemeente als uitgangspunt genomen. Dit is vertaald in een nadruk op de beleving van de bebouwing vanuit de openbare ruimte en het landschap. Bouwdelen in het zicht zijn vanuit dat oogpunt belangrijker dan bouwdelen die aan het zicht onttrokken zijn.

De gemeente hanteert beoordelingskaders, waarin deze aspecten zijn verwerkt in beschrijvingen en criteria. Daarbij wordt onder meer de invloed van een plan op het straatbeeld en het aanzien van de gemeente als geheel gewogen. Voor een straat in het woongebied gelden andere criteria dan voor een ingrijpende verbouwing van een monumentale kerk of een nieuw te bouwen woning aan een (dijk)lint. Naarmate een plan meer invloed heeft op de identiteit van de gemeente zullen er meer aspecten worden betrokken bij de beoordeling en zal er zorgvuldiger worden gewogen. Daarnaast moet worden bekeken of het een omgeving betreft, die vooral moet worden beheerd of een omgeving die aan verandering onderhevig is.

 

Gebieden en objecten

De nota maakt onderscheid in hoofdlijnen en uitwerkingen voor gebieden en objecten. De gebieden vormen de kern voor beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken. De gemeente is verdeeld in gebieden met een eigen identiteit zoals de historische kernen, het landelijk gebied, woonwijken en bedrijventerreinen.

 

Van de gebieden waar criteria voor het uiterlijk van bouwwerken van toepassing zijn, is het ruimtelijk en architectonisch beeld beschreven gevolgd door een waardering en een verwachting over eventuele veranderingen. Deze bepalen de uitgangspunten voor het uiterlijk van bouwwerken. De gebiedscriteria zijn te zien als een uitwerking van de algemene criteria, die de voor een bouwplan gewenste eigenschappen beschrijven.

Naast gebieden hanteert de gemeente beoordelingskaders voor objecten. Dit zijn plannen, die zich lenen voor vereenvoudigde toetsing. Voorbeelden daarvan zijn bijgebouwen bij en dakkapellen op een woning. Voor dit soort plannen zijn zo eenduidig en meetbaar mogelijke criteria opgenomen, die de planindiener vooraf een grote mate van duidelijkheid geven over de uitkomst van de toetsing.

OVERWEGINGEN RUIMTELIJKE KWALITEIT

Met de nota ruimtelijke kwaliteit legt de gemeente vast, welke eisen worden gesteld aan het uiterlijk van bouwwerken in relatie tot ruimtelijke kwaliteit. Deze hebben dus betrekking op het bouwwerk op zichzelf en de omgeving. Voor de beoordeling is de context van belang. Deze bestaat niet alleen uit de belendingen, maar ook uit de landschappelijke en stedenbouwkundige structuur, waarin het bouwwerk is geplaatst en waarvan het deel uitmaakt. Ook erfgoedwaarden moeten worden meegewogen. Om de waarden van de context te duiden bevat de nota overwegingen voor ruimtelijke kwaliteit ten aanzien van landschap, stedenbouw en erfgoed.

 

Landschap

Het wijdse landschap met groene weiden, dijken en rivieren is van groot belang voor de identiteit van de gemeente. Het is een cultuurlandschap, dat in de loop der eeuwen constant is aangepast en veranderd om tegemoet te komen aan veranderende omstandigheden maar tegelijkertijd op hoofdlijnen goed bewaard is gebleven. Het is een landschap met een sterke identiteit.

Het landschap is de overwegend onbebouwde ruimte van het veenweide- en rivierengebied, waarin agrarisch en recreatief gebruik grotendeels samenvallen met cultuurhistorische en ecologische waarden. De ruimtelijke kwaliteit van het landschap is het resultaat van een wisselwerking tussen menselijk handelen en natuurlijke processen, dat in zijn huidige vorm voor een aanzienlijk deel terug te voeren is op de ontginning en waterhuishouding van het gebied.

In het landschap zijn de lange lijnen van de middeleeuwse verkavelingen goed herkenbaar. Het landschapsbeeld is tegelijkertijd wijds vanwege de open ruimte als afwisselend en kleinschalig door de smalle wegen met daarlangs agrarische erven en opgaand groen. In dit verband is ook het rivierenlandschap met kronkelende dijken en uiterwaarden langs de Lek te noemen.

 

Overwegingen landschap

Voor het landschap is het duurzaam beheren van de ruimtelijke structuren en elementen uitgangspunt met aandacht voor het gebruik en de belevingswaarde alsmede het behoud van cultuurhistorische waarden.

 

Beheer en gebruik

Het cultuurlandschap is het resultaat van een langdurige en doorgaande ontwikkeling, waaraan eeuwenlang beheer is af te lezen en waaraan steeds nieuwe elementen zijn toegevoegd. Het overwegend open landschap is een goed behouden samenspel met weiden, water, dijken, bomen, wegen en bebouwing. Dit samenspel is van grote waarde voor de beleving, maar ook voor natuur en recreatief medegebruik. Het is afhankelijk van goed beheer en dus van passend gebruik. Voor het beheer van het bestaande landschap is het nodig veranderingen in te passen met behoud van gebruik, structuur en belevingswaarde.

 

Gebieden en structuren

Veenweiden en het dijklandschap van de rivieren zijn de meest in het oog springende landschapstypen. Daarnaast zijn er onder meer het bebouwd gebied van de kernen, de doorgaande wegen en recreatiegebieden te onderscheiden als aparte gebieden. Deze gebiedstypen staan niet op zichzelf, maar zijn met elkaar verweven door wegen, watergangen, bomenrijen en zichtlijnen. Objecten als bruggen, gemalen, molens, (kerk)torens en groen zijn accenten die betekenis geven aan de gebieden en structuren. Naast deze objecten is ook de openheid daartussen het noemen waard. De openbare ruimte is bescheiden en valt wat betreft de beleving in hoofdzaak samen met de smalle wegen, maar het gevoel van ruimte is veel groter door het wijdse zicht over het landschap van weiden en water. Wijzigingen en toevoegingen moeten worden ingepast met respect voor het onderscheid in gebiedskarakter en de continuïteit van de doorgaande structuren, waarbij het in stand houden van het karakter van het veenweide- en rivierenlandschap van belang is.

 

Bebouwingslinten

De bebouwing in het landschap is voornamelijk geconcentreerd in de (dijk)linten met boerderijen, woonhuizen en een enkel bedrijf. De linten zijn van groot belang voor het karakter van de gemeente. Ze zijn afwisselend, maar de bebouwing heeft in de regel wel een vergelijkbare maat en schaal, die bepalend is voor deze streek. De bebouwing is geordend per erf. Er is een standaard ordening met een hoofdgebouw aan de voorzijde en daarachter de eenvoudiger bebouwing van de bijbehorende schuren en stallen. Aan de achterzijde grenzen deze erven meestal aan het wijdse landschap en geregeld is er een zichtlijn over het erf. Tussen de erven door is er zicht op het landschap, dat afhankelijk van het lint breed of smal is en eenzijdig of tweezijdig. De meeste linten en wegen worden begeleid door bomen in een smalle berm en sloten. Veranderingen moeten met respect voor deze eigenschappen worden ingepast, waarbij met name de inrichting van het kavel met onderscheid eerste- en tweedelijns bebouwing de aandacht vraagt.

 

Uitzonderingen

In elk gebied zijn uitzonderingen aan te wijzen, wat niet wil zeggen dat ze zonder meer als aanleiding te gebruiken zijn om nieuwe uitzonderingen te rechtvaardigen. Soms zijn het waardevolle restanten van ouder gebruik zoals een watergang, dijk, een gemaal of watertoren. Deze historische uitzonderingen zijn het behouden waard en moeten zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Andere keren zijn het bijvoorbeeld bedrijven aan huis, die zijn uitgegroeid tot een maat en schaal die moeilijk in een lint past. Bij veranderingen is in deze gevallen de kwaliteit in de omgeving maatgevend. Van plannen voor eventuele nieuwe uitzonderingen mag worden verwacht, dat deze de hoofdlijnen van de ruimtelijk kwaliteit van het landschap niet aantasten.

 

Stedenbouw

Landschappelijke en stedenbouwkundige structuren zijn vaak sterk verweven. De kernen zijn daarmee te zien als verbijzonderingen in het landschap op plekken waar lijnen elkaar kruisen of verschillende soorten gebruik elkaar raken. Dijken, linten en water lopen vanuit de omgeving door in de dorpen en steden. In de loop der tijd is het bebouwd oppervlak uitgebreid met woonwijken en bedrijventerreinen, die in deze structuur zijn ingepast. Binnen deze structuur heeft elke kern een eigen sfeer en bebouwingspatroon. Binnen dit patroon zijn vaak accenten te vinden, die zowel een bijzonder gebouw kunnen zijn waaronder een kerk of brug als een bijzondere functie zoals een openbaar gebouw of een bijzondere plek zoals een marktplein.

 

Overwegingen stedenbouw

Uitgangspunt voor het beheer van de stedenbouwkundige waarden is het behoud van de ruimtelijke hoofdstructuren en het eigene van de kernen. Van belang daarbij zijn de ruimtelijke structuur met veelal doorgaande lijnen die de kernen verbinden met het landschap, beeldbepalende elementen, routes en zichtlijnen.

 

Beheer en gebruik

 

De kernen zijn net als het landschap het zichtbare resultaat van een langdurige en doorgaande ontwikkeling, waarin vooral in de naoorlogse periode van groei veel is veranderd. Samen met de van oorsprong landschappelijke structuren liggen functies en gebouwen aan de basis van de stedenbouwkundige opbouw. Elke kern is een samenspel van bebouwing, openbare ruimte, groen en water met eigen kenmerken en bijzonderheden. Iedere kern heeft daarbij een eigen sfeer gekregen. Voor het beheer van de stedenbouwkundige waarden is het van belang veranderingen in te passen met respect voor gebruik, structuur en belevingswaarde.

 

Identiteit en structuur

Een buurt met seriematige woningbouw heeft een geheel ander karakter dan een bedrijventerrein of een winkelcentrum. Elke buurt of gebied heeft zijn eigen identiteit, die sterk samenhangt met de functies en de bebouwing. De huidige identiteit is een resultaat van een ontwikkeling. Stedenbouwkundige patronen zijn te definiëren aan de hand van de vorm van de verhouding tussen privé en openbaar, symmetrie, opeenvolging van rooilijnen, massavorm, voorgevels en hoeken, verhouding tussen individualiteit en herhaling, verbijzonderingen en accenten. De wijze waarop deze eigenschappen bij veranderingen invulling krijgen moet leiden tot een logisch geheel, waarin regel en uitzondering een logische plek hebben. In Vijfheerenlanden is daarnaast het respecteren van doorgaande landschappelijke structuren en de kwaliteit daarvan een punt van aandacht.

 

Openbare ruimte

De openbare ruimte is publiek terrein. In het algemeen dient het meerdere doelen, waarvan verblijven en verplaatsen de belangrijkste zijn. De inrichting van de openbare ruimte binnen de kernen hangt samen met het gebruik en gebiedskarakter. Het grootste deel ervan is ingericht als straat met daarlangs woningen, winkels of bedrijven. Dit zijn meestal straten met een eenvoudige inrichting in de vorm van een weg voor auto’s en fietsers met aan één of twee zijden parkeren en stoepen voor voetgangers. Bomen en groenperken vormen een aankleding, die de beleving ten goede komt. Straatmeubilair is overwegend functioneel en bestaat uit verlichting, afvalpunten, verkeersborden en soms een bank. Plantsoenen en speelplekken vormen een welkome afwisseling. In de oudere delen van de kernen is de aankleding van de openbare ruimte in de regel traditioneel met een smalle weg en een beperkte stoep met een plein of water als verbijzondering. Wijzigingen moeten in beginsel aansluiten op de aanwezige kwaliteit en anders leiden tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit met oog voor de functionaliteit.

 

Erfgoed

De gemeente Vijfheerenlanden heeft een aanzienlijke hoeveelheid cultureel erfgoed. Dit erfgoed is divers. Er zijn gebieden waaronder de beschermde stads- en dorpsgezichten en het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maar ook veel objecten zoals boerderijen en kerken. De erfgoedwaarde van een gebied of object is van invloed op de aanvaardbaarheid van wijzigingen en wordt daarom meegewogen bij de beoordeling.

 

Van belang voor cultureel erfgoed is allereerst de waarde van het object op zich. Elk pand of bouwwerk heeft een eigen architectuur en daarmee wat betreft de vormgeving een eigen logica. Daarnaast is er veelal sprake van ensemblewaarde, die voor een binnenstedelijke straatwand een andere logica heeft dan voor een kerk met pastorie. Om recht te doen aan de bijzondere waarde stelt de gemeente aanvullende eisen aan plannen voor en binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed. De gemeente wenst de ontwikkeling in beginsel te beperken tot het versterken of herstellen van historisch wenselijke eigenschappen dan wel het faciliteren van nieuw gebruik met als doel het behoud van objecten en structuren.

 

Bij de intrede van de Omgevingswet zal de omgeving van rijksmonumenten ook worden beschermd en wordt daarmee een dorpskern rond een monumentale kerk als geheel automatisch ook beschermd. Deze bescherming is te vergelijken met die in een beschermd stads- of dorpsgezicht.

 

De gemeente zet bij bouwwerken in op behoud dan wel versterking van het cultuurhistorisch karakter, waarbij voor kleine wijzigingen een onopvallende architectuur een logische keuze kan zijn en er voor grotere wijzigingen eerder gedacht zal worden aan een meer eigentijdse architectuur. Per geval zal worden bekeken of en in hoeverre het uitgangspunt gelijke architectuur van toepassing dient te zijn, dan wel een meer eigentijdse architectonische toevoeging.

 

Aanpassingen betreffen in de regel kleine wijzigingen aan niet-monumentale delen, die het aanzien van de bouwwerken niet schaden zoals bescheiden dakkapellen aan de achterzijde of bijgebouwen uit het zicht vanuit de openbare ruimte. Bij de beoordeling van kleinere wijzigingen zal de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (hierna: commissie) onder meer de inpassing daarvan in de ordening op het erf en het karakter van het pand bezien waarbij onder meer aandacht zal worden geschonken aan de architectonische uitwerking met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik.

Ingrijpende wijzigingen zijn uitzonderingen, die in beginsel zorgvuldig en terughoudend in het bestaande beeld moeten worden ingepast. Bij de beoordeling van eventuele grotere wijzigingen zal de commissie met name aandacht schenken aan een grote mate van terughoudendheid met een nadruk op de plaatsing ten opzichte van enerzijds de openbare ruime met inbegrip van het landschap en anderzijds het object of ensemble op zich, een terughoudende vormgeving met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit.

 

Omdat cultureel erfgoed vraagt om een specifieke benadering zal bij de beoordeling eveneens kunnen worden teruggegrepen op het vakmanschap van de ontwerper zoals bedoeld en beschreven in de algemene criteria.

 

Overwegingen erfgoed

Uitgangspunt voor het beheer van de cultuurhistorische waarden is behoud. Naast authenticiteit zijn daarbij de waarden van de objecten en structuren op zichzelf alsmede de context en het gebruik van belang. Overwegingen bij het beoordelen van bouwplannen aan of in de invloedssfeer van cultureel erfgoed zijn:

 

Gebruiken en behouden

Erfgoed moet worden onderhouden. Zonder functie en gebruik is dit niet op te brengen en kan het verloren gaan. Als de oorspronkelijke functie van een object of gebied niet langer is stand kan worden gehouden, is (her)bestemming op zijn plaats. Deze (her)bestemming moet de cultuurhistorische waarden respecteren en zich daar naar voegen.

 

Onderhoud en restauratie

Behoud gaat voor vernieuwing. Door een monument, terrein of gebied goed te onderhouden kan restauratie worden voorkomen. Bij restauratie is de kans groter dat historisch waardevol materiaal of resultaat van oud vakmanschap verdwijnt. Zowel bij onderhoud als bij restauratie is eerbied voor historische materialen en structuren speerpunt. De esthetische en historische waarden van het erfgoed moeten behouden blijven. Indien traditionele methoden niet toereikend zijn, is gebruik van moderne methoden en technieken denkbaar op voorwaarde dat deze doeltreffend zijn en uit ervaring blijkt dat er geen schade ontstaat.

 

Onderzoeken en plannen

Bij het maken van plannen voor bouw of verbouw staat respect voor cultuurhistorische waarden voorop. Om te bepalen wat die waarden zijn, is onderzoek nodig. Hierbij kan gedacht worden aan cultuurhistorische, historisch geografische, bouwhistorische, archeologische of restauratietechnische verkenningen en onderzoeken.

Aan de hand hiervan kan een plan in zijn opzet verrijkt worden, bijvoorbeeld doordat de sporen uit eerdere perioden gebruikt worden om het eigen unieke karakter verder te ontwikkelen.

Aan de hand van de uitkomsten van onderzoek kunnen de cultuurhistorische waarden worden gewogen en plannen worden gemaakt met respect voor de historische waarden. De concrete resultaten van bijvoorbeeld bouwhistorisch onderzoek van een pand kunnen worden gehanteerd als richtinggevende aanwijzingen bij de ontwikkeling van het pand, dit zowel in zijn bouwstructurele opzet als in de vormgeving, detaillering en materiaal- en kleurkeuze.

Daarbij staat de term authenticiteit voorop. Dit is niet per se een pleidooi voor historiserende reconstructie, maar voor de omgang met de historische gelaagdheid van bouwwerken en structuren in hun context. Zo kan bijvoorbeeld bij een goede afstemming op de karakteristiek van het stads- of dorpsgezicht ruimte geboden worden om beredeneerd af te wijken van conserverende regels als daarmee de authentieke kwaliteiten van het pand beter tot hun recht worden gebracht.

 

Respect voor de historische gelaagdheid

Erfgoed is niet alleen van gisteren. Het is door de jaren heen tot stand gekomen. Verschillende generaties gebruikers hebben lagen toegevoegd aan de geschiedenis. Een object, plek of gebied is daardoor te zien als een levend archief. Terugrestaureren naar een ‘oorspronkelijke’ versie is veelal een ontkenning van deze gelaagde geschiedenis en daarmee in beginsel ongewenst. De historische context en de bouwsporen van een monument hebben een eigen waarde en moeten afleesbaar blijven, landschappelijke elementen zijn niet los te zien van eeuwenoud beheer waarvan het veranderend gebruik zichtbaar moet blijven. De historische gelaagdheid is een waarde op zich.

 

Herkenbaarheid nieuwe elementen

Om een gebouw, plek of een gebied te kunnen blijven gebruiken, kan het nodig zijn aanpassingen te doen of om nieuwe elementen toe te voegen. Dergelijke veranderingen moeten harmonieus aansluiten op de omgeving en de historische gelaagdheid. Restauratie is op zijn plaats, reconstructie van verdwenen bouwwerken is in beginsel niet gewenst. Een ontwerp kan bijvoorbeeld aansluiting zoeken in maat, schaal en stijl van detailleren, maar door materiaalgebruik en uitvoering een eigen uitdrukking krijgen. Zo kan met respect voor de historische eigenschappen het nieuwe een herkenbare laag zijn. Veranderingen aan erfgoed moeten niet alleen herkenbaar, maar zoveel mogelijk ook omkeerbaar zijn en zonder schade weer verwijderd kunnen worden.

 

Respect voor de context

Erfgoed is niet los te zien van zijn context. Een monumentaal woonhuis bijvoorbeeld komt niet tot zijn recht op een groot parkeerterrein, een brug kan niet zonder water en een glas-in-lood raam is meer op zijn plaats in een oude kerk dan in een schuur. De context is meer dan een waarde op zichzelf, het draagt bij aan de herkenbaarheid en beleefbaarheid van het erfgoed.

 

Een monument en de onderdelen daarvan hebben een (functionele) context. Dit is het schaalniveau van de objecten. Deze context kan zo groot zijn als een gebied of zo klein als een interieur. Zowel de grote context van het monument in de omgeving als de kleine context van een interieurelement in een ruimte zijn van essentieel belang voor het behoud van de monumentale waarde. Het uitgangspunt is, dat het geheel in zijn context behouden blijft. Een hooiberg blijft op zijn plaats, een schoorsteen met schouw wordt niet verplaatst, decoraties worden niet verwijderd.

 

Als behoud van onderdelen van een monument onmogelijk blijkt in de bestaande context, moet er binnen het monument of de omgeving daarvan een oplossing gezocht worden. Daarbij moet zichtbaar zijn dat er een wijziging is opgetreden, een nieuwe laag een de geschiedenis van het object is toegevoegd. Ook de verplaatsing van een geheel monument is niet toegestaan, tenzij het voortbestaan ervan wordt bedreigd of behoud op een andere manier niet mogelijk is.

 

De omgeving van het monument draagt in schaal, materiaal en kleur bij aan de waarde van het monument. Als de originele context nog aanwezig is, moet deze gehandhaafd worden. Zo niet, dan sluiten nieuwe bouwwerken aan op de schaal van het monument. Nieuwe toevoegingen in de omgeving van het monument mogen geen afbreuk doen aan de monumentale waarden.

 

Wat voor de context geldt op de schaal van objecten, geldt ook voor structuren en gebieden. De vestingwerken zijn zowel stad als landschap. Boerderijen en agrarische erven zijn niet los te zien van de mogelijkheden om het landschap te gebruiken voor de veeteelt. Watergangen en kades worden gebruikt voor waterbeheer, maar hangen bijvoorbeeld ook samen met verkavelingspatronen en mogelijkheid gebieden te inunderen als onderdeel van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De uitwateringssluizen bijvoorbeeld zijn net als de vestingwallen en groepsschuilplaatsen onlosmakelijk verbonden met het militaire gebruik van het landschap.

Veel objecten zijn op vergelijkbare manieren onderdeel van een groter geheel. Op dit hogere schaalniveau vormen landschappelijke patronen en stedenbouwkundige structuren een gelaagd samenspel, dat niet los kan worden gezien van het (historisch) gebruik. De respectvolle omgang met dit erfgoed is een constant zoeken naar mogelijkheden voor inpassingen, die in evenwicht zijn met te behouden kwaliteiten.

CRITERIA UITERLIJK BOUWWERKEN

De criteria voor gebieden en objecten gaan uit van de aanwezige kwaliteit en geven richtlijnen voor veranderingen, die redelijkerwijs passen in hun omgeving. De omschrijving van de redelijk eisen geeft aan op welke gronden het uiterlijk van bouwwerken wordt beoordeeld. Daarna volgen de algemene criteria en de criteria voor excessen.

 

Redelijke eisen

De gemeente zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor inwoners en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. De basisgedachte is, dat er vrijheid moet zijn zonder het algemeen belang uit het oog te verliezen.

 

Bespreken en beoordelen

Het toetsen van het uiterlijk van bouwwerken moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Op plekken die minder bepalend zijn voor deze kwaliteit kan het aantal regels beperkt zijn. De rol van de gemeente verschuift ondertussen, waarbij er steeds meer met aanvragers vooraf wordt gesproken in plaats van alleen maar in het vergunningtraject getoetst.

In de historisch waardevolle gebieden is een hoge beeldkwaliteit uitgangspunt en de beoordeling moet bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Voor de meeste bestaande woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat de beoordeling betreft terughoudend opstellen en ruimte laten voor particulier initiatief. De nadruk ligt in deze gebieden op het zicht vanuit de openbare ruimte.

 

Vakmanschap

Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van belanghebbenden om de kwaliteit van de leefomgeving in het oog te houden. Goed vakmanschap is daarbij van belang. De criteria voor gebieden en objecten gaan uit van de aanwezige kwaliteit en geven richtlijnen voor veranderingen, die redelijkerwijs passen in hun omgeving. Het kan voorkomen dat een bouwwerk of een plan afwijkt van zijn omgeving. In dat geval kan er gebruik worden gemaakt van de algemene criteria of van de criteria voor excessen.

 

Algemeen

 

De algemene criteria richten zich op het vakmanschap. Als de gebiedsgerichte en de objectgerichte criteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria.

 

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

 

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of de omgeving groter is.

 

Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context

Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

 

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

 

Schaal en maatverhoudingen

Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

 

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van het uiterlijk van een bouwwerk mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

 

Excessen

 

Van een exces is sprake als het uiterlijk van een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving. In zoverre er geen sprake is van een gebied waarin expliciet is aangegeven dat er geen eisen worden gesteld aan het uiterlijk van bouwwerken, moeten ook plannen die niet preventief worden getoetst passen in het beeld van de gemeente. De inwoner heeft vrijheid binnen de structuur en architectuur van het bestaande gebied.

 

De initiatiefnemer zal redelijkerwijs moeten aansluiten op wat in de omgeving gebruikelijk is (uitgezonderd bouwwerken die expliciet als vrij zijn aangewezen). Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van strijdigheid naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een bouwblok is minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan een doorgaande route. Ook is er eerder sprake van een exces bij cultureel erfgoed. Volgens de wet moeten de criteria voor het beoordelen op excessen in de nota ruimtelijke kwaliteit zijn opgenomen.

De hier opgenomen criteria zijn in beginsel niet bedoeld om de plaatsing van een bouwwerk tegen te gaan.

 

De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

 

Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is

Een gevel kan door een veelvoud van kleine toegevoegde elementen te veel uit de toon vallen. Daarnaast kunnen een of meerdere nieuwe gebouwen de samenhang in een gebied verstoren doordat de kenmerken hiervan teveel afwijken van wat gebruikelijk is.

 

Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving

Als een bouwwerk niet meer herkenbaar is in zijn omgeving, kan dit als exces bestempeld worden. Te denken valt aan een voor de voorgevel geplaatste schuur of reclamebord dan wel aan het dichttimmeren van gevelopeningen.

 

Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden

Aanpassingen aan een bouwwerk kunnen de architectonische bijzonderheden van een pand zodanig beschadigen dat het uiterlijk in strijd is met redelijke eisen. Een toegevoegd wezensvreemd element dat de architectuur van een pand ontkent, kan het oorspronkelijk karakter van een bouwwerk (deels) teniet doen, net als achterstallig onderhoud aan de buitenzijde van een bouwwerk. Van een andere orde zijn bouwwerken die door een calamiteit geheel of gedeeltelijk onherstelbaar zijn beschadigd. Het in stand laten van dit soort objecten kan een exces zijn.

 

Het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische waarden

Het uiterlijk van een bouwwerk kan strijdig zijn met cultuurhistorische waarden van het object op zichzelf of van de omgeving. De reclame op de gevel van een winkel of de bouw van een garage vlak tegen een monumentaal huis kan een aantasting zijn van het uiterlijk van het pand of het aanzien van de straatwand. Ook kan een schuur op een erf naast een monumentale boerderij een inbreuk zijn op de erfgoedwaarde van de ruimtelijke context.

 

Armoedig materiaalgebruik

Omdat materialen die niet geschikt zijn als bouwmateriaal kunnen leiden tot een armoedige en ook gevaarlijke situaties, kan de gemeente verlangen dat een ander materiaal wordt gebruikt.

 

Felle of contrasterende kleuren

Het toepassen van felle kleuren of kleuren die contrasteren met de directe omgeving, kan leiden tot een onrustig beeld en is daarom ongewenst.

 

Te opdringerige reclames

Een veelheid of hinderlijk in het oog springende reclame kan een exces zijn. Dat geldt niet alleen voor extern aangebrachte reclames, maar ook voor intern aangebrachte reclames die het uiterlijk van een gebouw beïnvloeden zoals beplakte glazen puien. Of er daadwerkelijk sprake is van een exces is onder andere afhankelijk van de ligging en de omvang van het gebouw.

 

Aan de hand van de gebiedsgerichte criteria kan bekeken worden wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een nieuw gebouw. Voor de gebieden met het soepele niveau zijn deze criteria wat grover gesteld en in de bijzondere gebieden juist wat preciezer. Bij de beoordeling of een object al dan niet een exces is, wordt hiermee rekening gehouden. In vrije gebieden is de excessenregeling niet van toepassing: vrij is vrij, ook achteraf.

NIVEAUS EN GEBIEDEN

Om in het beleid een onderscheid te maken naar aanwezige en gewenste verschillen, zijn er twee kaarten opgenomen. De invulling van deze beleidskaarten zijn een vertaling van de hoofdlijnen van de ruimtelijke kwaliteit naar niveaus en gebieden ten behoeve van het toetsen van het uiterlijk van bouwwerken op zichzelf en in hun omgeving.

 

Niveaus

De niveaus bepalen de ondergrens van redelijke eisen voor het uiterlijk van bouwwerken. De wens is de meeste inwoners en bedrijven veel ruimte te bieden voor initiatief en de nadruk te leggen op de kwaliteit van de beeldbepalende onderdelen van de gemeente.

In de kaart worden vier niveaus onderscheiden. Het soepele niveau geldt voor de meeste woongebieden en bedrijven. Hier ligt de nadruk op het (eenvoudig) toetsen van plannen. Bij de niveaus gewoon en bijzonder verschuift de nadruk naar bespreken. Dit biedt meer interpretatieruimte voor de inpassing van plannen.

Dit voorstel lijkt op de verdeling zoals die de afgelopen jaren in de voormalige gemeente Vianen gehanteerd is en betekent een eenvoudigere benadering op veel plekken in de voormalige gemeenten Leerdam en Zederik. Ook is voor de voormalige gemeente Vianen opnieuw gekeken naar de invloed van de grenzen op de omgeving en zijn aan de hand hiervan enkele grenzen wat verschoven.

 

Bijzonder niveau

Een bijzonder niveau kan gelden voor gebieden waar extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat oorspronkelijke panden behouden blijven, ook nieuwbouw kan een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Dit is dus meer dan een aanvaardbaar straatbeeld. Bekeken wordt of de wijzigingen bijdragen aan de gewenste kwaliteiten.

Voor de beschermde gezichten wordt uitgegaan van een bijzonder niveau. In de overwegend historische kernen is er aardig wat dynamiek in de vorm van verbouwingen en hier en daar vervanging van panden. Toch is het straatbeeld in de regel verzorgd en is de samenhang tussen de verschillende woningen bij tweekappers en korte rijen goed behouden. Een bijzonder niveau doet enerzijds recht aan de wens tot behoud van de (erfgoed)waarden en biedt anderzijds ruimte voor incidentele afwijkingen van hoge kwaliteit.

 

Gewoon niveau

Een gewoon niveau houdt rekening met belendingen en het zicht vanuit de openbare ruimte om de kwaliteit van de omgeving in stand te houden. Gekeken wordt of de wijzigingen leiden tot een aanvaardbaar straatbeeld en of het bouwwerk op zich consequent uitgewerkt is. De criteria geven duidelijkheid en bieden tegelijkertijd enige ruimte voor interpretatie.

Voor het landelijk gebied, de dorpslinten en de stedelijke uitlopers wordt uitgegaan van een gewoon niveau. Het buitengebied beslaat een groot deel van het grondgebied en is daarmee van belang voor de identiteit van Vijfheerenlanden. De sfeer van het landelijk gebied loopt door in de dorpslinten. Er is een bandbreedte aan bebouwing denkbaar, dat met een gewoon niveau ondersteund wordt.

 

Soepel niveau

Bouwplannen in gebieden met een soepel niveau doen in principe geen afbreuk aan de basiskwaliteit, gezien vanuit de openbare ruimte. De nadruk ligt daarmee op voorkanten. Aan achterkanten is het doel excessen te voorkomen. Standaardoplossingen zijn bij een soepel niveau in principe altijd goed. De criteria zijn zoveel mogelijk objectief en geven de planindiener vooraf veel duidelijkheid.

Voor de meeste woongebieden en bedrijventerreinen gaat het scenario uit van een soepel niveau. Dit is een verruiming ten opzichte van huidige beleid van Leerdam en Zederik. Met een soepel niveau heeft de gemeente voldoende regie om de samenhang in het straatbeeld op hoofdlijnen te kunnen behouden.

 

Vrij

In vrije gebieden gelden geen criteria. De regie wordt gevoerd vanuit het bestemmingsplan: wat daarbinnen past mag worden uitgevoerd zonder naar het gebouw of de omgeving te kijken. De vorm van de massa is binnen de bouwvlek, goothoogte en maximale goothoogte vrij te kiezen. Ook de architectonische uitwerking wordt niet getoetst en materiaal en kleur zijn naar gelieven te wijzigen.

 

Uitzonderingen op deze regel zijn reclame-uitingen en panden die als cultureel erfgoed zijn opgenomen in de bestemmingsplannen.

 

Gebieden

Ter ondersteuning van de verschillende niveaus zijn er gebieden onderscheiden met samenhangende bebouwingstypologieën.

Per gebied is een beschrijving van de ruimtelijke kwaliteit en beoordelingscriteria opgenomen. Afhankelijk van het gevraagde niveau zijn de onderscheidende karakteristieken meer of minder uitgebreid beschreven. De per gebiedstype opgestelde criteria moeten in samenhang met beschrijving geïnterpreteerd worden.

 

Ontwikkelingen en beeldkwaliteitsplannen

De nota ruimtelijke kwaliteit bevat geen criteria voor planmatige (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. In deze gevallen zijn de gebiedsgerichte criteria niet toereikend voor een passende beoordeling. Tijdens de ontwikkeling van nieuwe gebieden kan in dit soort gebieden actief gestuurd worden door middel van een daarvoor vastgesteld beoordelingskaders zoals een beeldkwaliteits- of beeldregieplan. De gemeenteraad stelt de criteria vast als aanvulling op de nota ruimtelijke kwaliteit.

 

De vastgestelde beoordelingskaders van lopende projecten zijn gedurende de ontwikkeling van het gebied geldig. Ingetekend zijn:

  • Beeldkwaliteitsplan Broekgraaf, Leerdam

  • Beeldkwaliteitsplan De Weide II, Meerkerk

  • Beeldkwaliteitsplan werklandschap Meerkerk IVa, Meerkerk

  • Het dozijn van Sluiseiland, Vianen

  • Beeldkwaliteitsplan de Blauwpoort, Vianen

  • Beeldregieplan Hoef en Haag, Vianen

  • Beeldregieplan Vrije kavels fase 1 Hoef en Haag, Vianen

 

 

 

HOOFDSTUK 3 GEDIEDEN

 

Een belangrijke pijler van de nota ruimtelijke kwaliteit is het gebiedsgerichte beleid.

 

Toelichting

Om de verschillende gebieden te karakteriseren zijn gebiedsgerichte uitwerkingen gemaakt. Afhankelijk van het beoordelingsniveau zijn de onderscheidende karakteristieken meer of minder uitgebreid beschreven. De gebiedsgerichte criteria worden gebruikt voor afstemming op de ruimtelijke structuur.

 

Beschrijving en criteria

Per gebied zijn een beschrijving van de ruimtelijke kwaliteit en criteria voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken opgesteld, die samen een beoordelingskader vormen. De gebiedsgerichte criteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan. De criteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de ligging (relatie met de omgeving van het bouwwerk), de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur.

 

Gebruiksregel

Op basis van de gebiedscriteria kan binnen de grenzen van de ruimtelijke ordening een gewogen oordeel gevormd worden over bouwplannen. Voor objecten en ensembles met van het gebied afwijkende bouwstijlen kan voor de bespreking verwezen worden naar andere gebieden die beter aansluiten op de karakteristiek van deze bebouwing.

 

Afbeeldingen

In aanvulling op de tekst zijn foto’s opgenomen, die een impressie van het gebied geven.

GEBIED 1 BINNENSTAD VIANEN

 

De binnenstad van Vianen heeft gevarieerde, kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met een kleinstedelijk karakter. Het gebied is vanwege het goed behouden historisch karakter aangewezen als beschermd stadsgezicht.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

De binnenstad van Vianen is een historisch waardevol gebied met gemengde bebouwing aan oude straten. Het hart van de binnenstad bestaat uit de Voorstraat en een deel van de Kortendijk en de Langendijk. De Voorstraat wordt aan vier zijden omsloten door een vrijwel gesloten bebouwingswand. Deze wand is in hoofdzaak opgebouwd uit verschillende typen herenhuizen, het stadhuis, de Lekpoort, Grote Kerk en aan weerszijden winkels en huizen. Dit is ook het karakter van delen van de Kortendijk en Langendijk, die daarom samen met de Voorstraat als apart gebied met eigen beleid zijn onderscheiden.

 

Het stratenpatroon van de rest van de binnenstad wordt gekenmerkt door evenwijdig aan elkaar lopende voor- en achterstraten. Het beeld van de Korten- en Langendijk is verwant aan dat van de Voorstraat. De overige straten zoals de Achterstraat zijn smaller en van minder allure. De binnenstad kenmerkt zich in het algemeen door een besloten karakter. Straten hebben voornamelijk aaneengesloten straatwanden met individuele panden. Het karakter is stenig, met uitzondering van de groene randen rond de vesting. In het gebied is sprake van functiemenging.

De bebouwing is aaneengesloten en staat in de voorgevelrooilijn direct aan de straat. Door de pandsgewijze opbouw is het karakter individueel en afwisselend. Bebouwing is in beginsel georiënteerd op de weg en vormt ondanks de gevarieerde straatwand een duidelijke stedenbouwkundige eenheid.

De panden hebben over het algemeen een opbouw van één tot twee lagen met kap. De noklijn staat haaks op of loopt evenwijdig aan de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. Winkels en bedrijven hebben een afwijkende begane grond.

De architectonische uitwerking van de panden is gevarieerd en rijk. Dit komt naar voren in fijn gedetailleerde elementen als houten raam- en deurlijsten, veelkleurige siermetselwerkpatronen en natuurstenen speklagen. Gevels worden beëindigd met siermetselwerk of fijn bewerkte houten daklijsten.

Materialen en kleuren zijn in de regel traditioneel en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. De kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. De begane grondlaag van bedrijven en winkels is vaak voorzien van afwijkende kleuren of reclame.

 

Uitzonderingen zijn de in het kader van de stadsvernieuwing seriematig gebouwde woningen zoals aan Weesdijk en Walsland. Hier is de individuele woning ondergeschikt aan de eenheid binnen de rij of het cluster. Gevels hebben in de regel een horizontale geleding. De detaillering is eenvoudig en seriematig. Materialen en kleuren zijn terughoudend en afgestemd op rij of cluster.

 

Waarde

De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de compacte structuur met gevarieerde bebouwing in relatie tot de historische context. Doordat de samenhang tussen de bebouwing en de historische wegenstructuur nog intact is, heeft de binnenstad een hoge cultuurhistorische waarde. Waar in het kader van de stadsvernieuwing historische panden gesloopt zijn, is deze samenhang aangetast.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

De binnenstad is een historisch waardevol gebied met een bijzonder niveau. Het beleid is gericht op het behoud van het aanwezige historische karakter met gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur van afwisselende straten.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het kleinschalige, gegroeide karakter dat af te lezen is aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

 

Criteria

 

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken gelden in de binnenstad van Vianen

 

Voorstraat en omgeving

In het gebied rond de Voorstraat wordt gebruik gemaakt van het beeldkwaliteitsplan “Voorstraat en omgeving”.

 

Binnenstad overig

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken in overige delen van de binnenstad wordt in samenhang met de beschrijving in deze nota getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • het kleinstedelijke karakter van het gebied behouden en versterken

  • rooilijnen van de hoofdmassa’s zijn aaneengesloten en verspringen hier en daar, bij rijen is de rooilijn in samenhang

  • hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte(n)

  • per kavel is er één hoofdmassa, die direct aan de straat of het plein staat

  • bijgebouwen staan in beginsel uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn

Bouwmassa

  • de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met in beginsel een rechthoekige plattegrond

  • de individuele woning binnen een rij of complex is deel van het geheel

  • gebouwen hebben in beginsel één of twee lagen met eenduidige, nadrukkelijke kap (veelal zadeldaken van meer dan 45 graden)

  • de nok volgt de verkavelingsrichting of is evenwijdig aan de weg

  • goothoogten en gevelbeëindigingen verschillen van belendingen

  • de entree ligt in principe aan de belangrijkste openbare ruimte

  • uitbreidingen waaronder op- en aanbouwen zoals dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel en de straatwand

  • gebouwen met bijzondere functies kunnen afhankelijk van hun positie in het gebied afwijken van gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

  • de architectuur volgt het beeld van kleinschalige bebouwing met nadruk op de kap, grotere massa’s onderverdelen

  • gevels hebben in beginsel een klassieke indeling met een verticale geleding

  • begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

  • elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen

  • zijgevels hebben in beginsel vensters

  • kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zorgvuldig detailleren

  • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt

  • ramen in beginsel staand of (verticaal) onderverdelen

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn traditioneel of terughoudend en passen in het stadsbeeld

  • gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen of in een witte of lichte grijstint pleisteren

  • hellende daken dekken met (matte) keramische pannen, natuursteen leien of natuurlijk riet (zink in beperkte mate)

  • houtwerk schilderen in traditionele kleuren

  • kleuren afstemmen op belendingen

  • aan- en bijgebouwen in kleur en materiaal afstemmen op het hoofdgebouw

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 2 BINNENSTAD LEERDAM

 

De binnenstad van Leerdam is aan de Linge ontstaan en wordt begrensd door de Meent, Provinciale weg, de Linge en de bebouwing aan de Oostwal.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

Het oude centrum van Leerdam heeft voornamelijk smalle straten met overwegend gevarieerde, kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met kleinstedelijk karakter. De straten zijn stenig met veelal aaneengesloten straatwanden met individuele panden en korte rijen woningen. Aan de straten haaks op de Fonteinstraat staan relatief veel stadsvernieuwingspanden. Aan de stadsrand komen voortuinen en grotere vrijstaande woningen voor.

 

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg. Op achterterreinen komt soms grootschaligere bebouwing voor. De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen en variërende kappen of een plat dak. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende begane grond. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor.

De binnenstad heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige detaillering, van sober tot rijk. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen komen voor. Oorspronkelijke gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering vaak sober is.

Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. De begane grondlaag van winkels en bedrijven is vaak voorzien van panelen, afwijkende kleuren en reclame.

Uitzonderingen zijn de meer grootschalige inbreidingen, zoals in de omgeving van de Westwal en de Markthof. Deze gebouwen zijn in de oude structuur opgenomen, maar bestaan uit grotere eenheden dan de omgeving.

Bijzondere elementen zijn de centraal gelegen kerk, molen Ter Leede en de resten van de vestingwerken aan de Zuidwal. Een andere bijzonderheid is het Hofje van Mevrouw van Aerden, eind 18e eeuw gebouwd op de plaats van het kasteel van Leerdam. Het hofje is nu in gebruik als museum. De bijzondere elementen wijken af in massa, opbouw en vorm.

 

Waarde

Het historisch centrum van Leerdam heeft een rijke geschiedenis. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met kleinschalige bebouwing aan straten. Diverse panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is aangewezen als monument.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

De binnenstad is een gebied met een gewoon niveau. Het beleid is gericht op het behoud van het aanwezige historische karakter met gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur van afwisselende straten.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het kleinschalige, gegroeide karakter dat af te lezen is aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • het kleinstedelijke karakter van het gebied behouden en versterken

  • rooilijnen van de hoofdmassa’s zijn aaneengesloten en verspringen hier en daar, bij rijen is de rooilijn in samenhang

  • hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte(n)

  • per kavel is er één hoofdmassa, die direct aan de straat of het plein staat

  • bijgebouwen staan in beginsel uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn

Bouwmassa

  • de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met in beginsel een rechthoekige plattegrond

  • de individuele woning binnen een rij of complex is deel van het geheel

  • gebouwen hebben in beginsel één of twee lagen met eenduidige, nadrukkelijke kap (veelal zadeldaken van meer dan 45 graden)

  • de nok volgt de verkavelingsrichting of is evenwijdig aan de weg

  • goothoogten en gevelbeëindigingen verschillen van belendingen

  • de entree ligt in principe aan de belangrijkste openbare ruimte

  • uitbreidingen waaronder op- en aanbouwen zoals dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel en de straatwand

  • gebouwen met bijzondere functies kunnen afhankelijk van hun positie in het gebied afwijken van gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

  • de architectuur volgt het beeld van kleinschalige bebouwing met nadruk op de kap, grotere massa’s onderverdelen

  • gevels hebben in beginsel een klassieke indeling met een verticale geleding

  • begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

  • elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen

  • zijgevels hebben in beginsel vensters

  • kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zorgvuldig detailleren

  • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt

  • ramen in beginsel staand of (verticaal) onderverdelen

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn traditioneel of terughoudend en passen in het stadsbeeld

  • gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen of in een witte of lichte grijstint pleisteren

  • hellende daken dekken met (matte) keramische pannen, natuursteen leien of natuurlijk riet (zink in beperkte mate)

  • houtwerk schilderen in traditionele kleuren

  • kleuren afstemmen op belendingen

  • aan- en bijgebouwen in kleur en materiaal afstemmen op het hoofdgebouw

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 3 OOSTERWIJK

 

Oosterwijk is ontstaan aan de dijk van de Linge en vanwege het goed behouden historisch karakter aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het gebied bestaat in hoofdzaak uit de bebouwing aan Oudendijk en Kerkelaantje.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

Oosterwijk bestaat uit enkele smalle straten met gevarieerde, kleinschalige en veelal vooroorlogse bebouwing in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met dorps karakter. In het gebied worden vrijstaande woningen afgewisseld met (voormalige) boerderijen en grotere gebouwen met publieke functies. Voortuinen komen veel voor. In het gebied is sprake van enige functiemenging.

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg of de dijk, waarbij het hoofdgebouw direct op de kruin staat of laag in de polder ligt. De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met variërende kappen. De nokrichting varieert en loopt veelal evenwijdig aan of staat haaks op de weg of dijk.

Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. De gebouwen hebben diverse architectuurstijlen en een zorgvuldige detaillering, die varieert van sober tot rijk. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen komen voor. Oorspronkelijke gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering veelal soberder is.

Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is gedekt met riet of keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk.

Uitzondering is de rij woningen aan het Kerkelaantje. Hier is de rooilijn in samenhang en de individuele woning onderdeel van het geheel.

Bijzondere elementen zijn gebouwen als de kerk en het centraal gelegen buurtgebouw. Deze gebouwen zijn accenten in de buurt door de vrije ligging en de afwijkende hoogte en vorm.

 

Waarde

Oosterwijk heeft een compacte bebouwingsstructuur met afwisselende bebouwing. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met kleinschalige bebouwing. Veel panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is monument.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

Oosterwijk is een gebied met een bijzonder niveau. Het beleid is gericht op het behoud van het aanwezige historische karakter met gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur van afwisselende straten.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het landelijke karakter dat af te lezen is aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een terughoudende vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • het dorpse karakter van het gebied behouden

  • rooilijnen van de hoofdmassa’s volgen de weg en verspringen enigszins ten opzichte van elkaar, bij rijen is de rooilijn in samenhang

  • hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte

  • nieuwe woningen aan de dijk alleen op kruinhoogte plaatsen tegen het oorspronkelijke dijkprofiel aan (niet aandijken)

  • grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

  • bijgebouwen staan achter de voorgevelrooilijn en bij voorkeur uit het zicht

Massa

  • de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het dorpse karakter van het gebied en afgestemd op de oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

  • de individuele woning binnen een rij is deel van het geheel

  • gebouwen hebben bij voorkeur een onderbouw van één laag met een eenduidige en nadrukkelijke kap (veelal een zadeldak van meer dan 45 graden)

  • de nokrichting is in beginsel evenwijdig aan de verkavelingsrichting of de weg

  • de entree ligt bij voorkeur aan de belangrijkste openbare ruimte

  • uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume en hebben bij voorkeur een eenvoudige kap van minstens 30 graden

  • dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel en de straatwand

  • aanbouwen aan aanbouwen zijn mogelijk als het volume van de individuele aanbouw hoogstens 2/3 van het hoofdgebouw is

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

  • de architectuur volgt het beeld van dorpse bebouwing met nadruk op de kap

  • begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

  • elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen

  • zijgevels hebben in beginsel vensters

  • kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zorgvuldig detailleren

  • ramen zijn bij voorkeur staand of (verticaal) onderverdeeld

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn terughoudend en bij voorkeur traditioneel

  • gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen of deels invullen met hout

  • hellende daken dekken met (matte) keramische pannen en bij uitzondering met (natuurlijk) riet

  • houtwerk schilderen in traditionele kleuren

  • kleuren afstemmen op de omringende bebouwing

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 4 CENTRUM AMEIDE

 

Ameide is ontstaan aan de dijk van de Lek en vanwege het goed behouden historisch karakter aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het historisch hart bestaat onder andere uit de Voorstraat, Dam, Nieuwstraat, Molenstraat en de Fransestraat.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

Het beschermde stads- en dorpsgezicht woongebied Ameide heeft zowel brede als smalle straten met overwegend gevarieerde, kleinschalige en veelal vooroorlogse bebouwing in een gegroeide en compacte structuur met als basis het individuele pand met (klein)stedelijk karakter.

In het hele gebied worden korte rijtjes (arbeiders)woningen afgewisseld met grotere vrijstaande dorpsachtige woningen en in het woongebied ook met een enkele boerderij. Voortuinen komen nagenoeg alleen in het woongebied voor. In het hele gebied is sprake van enige functiemenging. Een deel van de bebouwing is vervangen door nieuwbouw.

 

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is bij voorkeur georiënteerd op de weg. Op achterterreinen komt grootschaligere bedrijfsbebouwing voor.

De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen herhaling voorkomt. Door individuele verbouwingen is bij rijen de eenheid veelal verloren gegaan.

De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen en variërende kappen of plat dak. In de oude stad komen ook gebouwen met drie bouwlagen en een kap voor. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg.

Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op-, aanbouwen voor. Winkels en bedrijven hebben veelal een afwijkende begane grond met luifels, zonwering en een etalageruimte.

Historisch Ameide heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen en een zorgvuldige detaillering, sober tot rijk. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen komen voor. Oorspronkelijke gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering vaak sober is.

Het materiaal- en kleurgebruik is divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is afgedekt met riet of keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. De begane grondlaag van winkels en bedrijven is vaak voorzien van panelen, afwijkende kleuren en reclame-uitingen.

Uitzonderingen zijn de verspreid voorkomende geschakelde woningen. Bij deze twee onder één kapwoningen en korte rijen is de rooilijn in samenhang en is de individuele woning onderdeel van het geheel. Ook bij de nieuwbouw ten westen van de Nieuwstraat komt beperkte herhaling van woningen voor.

Bijzondere elementen zijn de relatief grootschalige gebouwen zoals het stadhuis en de kerk, die van oudsher een accent vormen door de vrije ligging en de afwijkende hoogte en/of vorm.

 

Waarde

Het beschermde stads- en dorpsgezicht Ameide heeft een compacte bebouwingsstructuur met afwisselende bebouwing. De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met kleinschalige bebouwing. Veel panden zijn door hun vorm en positie cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is monument.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

Centrum Ameide is een gebied met een bijzonder niveau. Het beleid is gericht op het behoud van het aanwezige historische karakter met gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur van afwisselende straten.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het kleinschalig historisch karakter dat af te lezen is aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zowel dorpse als kleinstedelijke architectuur en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • het zowel kleinstedelijke als dorpse karakter van het gebied behouden

  • de rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen ten opzichte van elkaar en zijn bij rijen in samenhang

  • hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte(n)

  • per kavel is er één hoofdmassa, die direct aan de straat of het plein staat

  • bijgebouwen staan in beginsel uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn

Bouwmassa

  • de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met in beginsel een rechthoekige plattegrond

  • de individuele woning binnen een rij of complex is deel van het geheel

  • gebouwen hebben in beginsel één of twee lagen met eenduidige, nadrukkelijke kap (veelal zadeldaken van meer dan 45 graden)

  • de nok volgt de verkavelingsrichting of is evenwijdig aan de weg

  • goothoogten en gevelbeëindigingen verschillen van belendingen

  • de entree ligt in principe aan de belangrijkste openbare ruimte

  • uitbreidingen waaronder op- en aanbouwen zoals dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel en de straatwand

  • gebouwen met bijzondere functies kunnen afhankelijk van hun positie in het gebied afwijken van gebruikelijke massa, opbouw en vorm

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

  • de architectuur volgt het beeld van kleinschalige bebouwing met nadruk op de kap, grotere massa’s onderverdelen

  • gevels hebben in beginsel een klassieke indeling met een verticale geleding

  • begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

  • elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen

  • zijgevels hebben in beginsel vensters

  • kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zorgvuldig detailleren

  • traditioneel Hollandse houten kozijnen en profileringen zijn het uitgangspunt

  • ramen in beginsel staand of (verticaal) onderverdelen

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn traditioneel of terughoudend en passen in het stadsbeeld

  • gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen of in een witte of lichte grijstint pleisteren

  • hellende daken dekken met (matte) keramische pannen, natuursteen leien of natuurlijk riet (zink in beperkte mate)

  • houtwerk schilderen in traditionele kleuren

  • kleuren afstemmen op belendingen

  • aan- en bijgebouwen in kleur en materiaal afstemmen op het hoofdgebouw

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 5 STADS- EN DORPSRANDEN

 

Aan de randen van de kernen van de steden en dorpen en langs de oude routes ligt een gemengd gebied met overwegend oudere woonbebouwing maar ook winkels en appartementengebouwen. Voorbeelden zijn de Buitenlandpoort en Aime Bonnastraat in Vianen, de Stationsweg en Oostwal in Leerdam, de Prinses Marijkeweg en het Raadhuisplein in Meerkerk, de Broekseweg en Hogewaard in Ameide en De Laak en de Kortenhoevenseweg in Lexmond.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

De stads- en dorpsranden bestaan voor een groot deel uit gemengde bebouwing langs stenige straten afgewisseld met groen. Het is een zone net buiten de kernen en langs oudere wegen, die meestal aansluiten bij de kleine schaal van de historische bebouwing. Gevarieerde historische bebouwing staan hier naast recente bebouwing met vaak een meer seriematig karakter. Korte rijtjes woningen en vrijstaande panden worden afgewisseld met een enkele winkel of bedrijf. Op een enkele plek zijn appartementen gerealiseerd. Voortuinen komen veel voor.

 

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is in het algemeen georiënteerd op de weg. De bebouwing is gevarieerd en heeft een individueel karakter, bij rijen komt herhaling voor. Dit geldt met name voor recente woningen. Door de mate van herhaling ogen deze uitbreidingen minder kleinschalig dan de rest van het gebied.

De opbouw van de woningen is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen en een kap. Verschillende kapvormen komen voor, waaronder samengestelde kappen. De nokrichting loopt evenwijdig aan of staat haaks op de weg of verkavelingsrichting. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor.

De stads- en dorpsranden hebben een grote diversiteit aan architectuurstijlen. De detaillering is zorgvuldig, sober tot rijk. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen en daklijsten komen voor. Oorspronkelijke gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden de detaillering veelal verzorgd doch minder rijk is uitgevoerd.

Materialen en kleuren zijn divers en terughoudend. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. Kappen zijn in de regel gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk.

 

Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals scholen, winkels en bedrijven. Deze gebouwen en complexen staan vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Platte daken zijn bij deze objecten de regel. Afhankelijk van de plek in het gebied hebben deze gebouwen meerdere voorkanten. Bovendien is de begane grondlaag van bedrijven en winkels vaak voorzien van afwijkende kleuren of reclame.

 

Waarde

De waarde is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde bebouwing in wisselende dichtheden. Diverse panden zijn cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is monument.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

De stads- en dorpsranden zijn een gebied met een gewoon niveau en soms een soepel niveau. Het beleid is terughoudend en gericht op behoud van variatie zonder verrommeling. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het gegroeide en overwegend kleinschalige karakter, zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken.

 

Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de beschrijving getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • het kleinstedelijke tot dorpse karakter van het gebied behouden

  • de rooilijnen van hoofdmassa’s verspringen ten opzichte van elkaar en zijn bij rijen in samenhang

  • de hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte

  • bijgebouwen staan in beginsel achter de voorgevelrooilijn

  • gebouwen met een bijzondere functie als scholen en winkels kunnen een meer vrije positie innemen en daarbij een meerzijdige oriëntatie krijgen

Bouwmassa

  • bouwmassa en gevelopbouw harmoniëren met het dorpse gebiedskarakter

  • gebouwen zijn in het algemeen kleinschalig, individueel en afwisselend

  • herhaling is de leidraad bij dubbele panden en rijen

  • per kavel is er één hoofdmassa

  • uitbreidingen waaronder op- en aanbouwen zoals dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa (nokverhogingen richten naar de minst belangrijke openbare ruimte)

  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume

  • gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en gevarieerd

  • bij rijen en clusters aan voorkanten de herhaling behouden

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume en de rij of het cluster

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn traditioneel en passen in het stadsbeeld

  • gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen of een vergelijkbaar materiaal of in een lichte tint pleisteren of verven

  • hellende daken dekken met keramische pannen, natuursteen leien of natuurlijk riet (zink in beperkte mate)

  • kleuren afstemmen op de omliggende bebouwing

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 6 DORPSKERNEN

 

De dorpskernen in Vijfheerenlanden bestaan van oudsher uit afwisselende linten waaronder Schoonrewoerd, Meerkerk, Lexmond en Hagestein. Hier staat afwisselende bebouwing met zowelwoonhuize als boerderijen, maar ook winkels en een enkel bedrijfspand.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

De meeste dorpen zijn ontstaan als lintbebouwing langs een watergang of dijk. Het zijn kernen waarin vrijstaande huizen en korte rijen woningen gecombineerd worden met enkele bedrijven en boerderijen. Het straatbeeld is afwisselende en heeft een kleinschalig karakter.

 

Dorpskernen

De dorpskernen hebben in de regel een groen karakter met afwisselende bebouwing uit verschillende tijdsperioden. Straatwanden zijn onderbroken en bestaan uit individuele panden, enkele korte rijen woningen, waaronder tweekappers, en hier en daar een bedrijf of (voormalige) boerderij. In de kernen is sprake van functiemenging. Bijgebouwen en bedrijfsgebouwen staan veelal achter het hoofdgebouw. Voortuinen komen vaak voor.

De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijwoningen en tweekappers is de rooilijn in samenhang. De bebouwing is veelal georiënteerd op de weg en heeft een gevarieerd en individueel karakter, hoewel bij rijwoningen herhaling voorkomt. In afwijking van de gangbare oriëntatie op de weg is langs de Dorpsweg in Zijderveld recent een appartementenblok met de voorzijde op het achterliggende landschap gericht. Door individuele verbouwingen is bij rijwoningen de oorspronkelijke eenheid hier en daar verloren gegaan. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één tot twee lagen met variërende kappen. De nokrichting loopt evenwijdig aan,staat haaks op de weg of volgt de verkavelingsrichting.

Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. De geleding is veelal verticaal met staande ramen. De linten hebben een aardige diversiteit aan architectuurstijlen en een verzorgde tot zorgvuldige detaillering, variërend van sober tot rijk. Oude gevels hebben veel accenten terwijl bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen de detaillering vaak sober is. Hier en daar komen accenten voor als uitkragende dakgoten en schoorstenen, op andere plekken voeren accenten in metselwerk en stuc de boventoon.

Materialen en kleuren zijn divers, terughoudend en overwegend traditioneel. Gevels zijn van baksteen, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint en de kap is veelal gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk. Bijgebouwen zijn van steen of hout. Eigentijdse materialen als betonsteen en plaatmateriaal komen met name bij nieuwere panden en bedrijfsgebouwen voor. Bij de rijwoningen is het samenhangend kleurgebruik hier en daar doorbroken door individuele wijzigingen.

Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende gebouwen met andere functies zoals scholen, dorpshuizen en de bebouwing op sportcomplexen. Ook heeft iedere dorpskern een kerk. Deze staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, opbouw en vorm. Vaak hebben deze gebouwen meerdere voorkanten.

 

Waarde

De waarde van de dorpskernen is vooral gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met gevarieerde bebouwing aan overwegend groene straten. Met name in de historische delen van de dorpslinten zijn diverse panden cultuurhistorisch waardevol. Een deel hiervan is monument.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

De dorpskernen zijn gebieden, die gewoon niveau hebben. Het beleid is gericht op het behoud van het afwisselende en vaak groene karakter met gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het kleinschalig karakter dat af te lezen is aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een dorpse architectuur en traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving en het niveau getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • het kleinschalige en dorpse karakter van het gebied behouden

  • rooilijnen van de hoofdmassa’s volgen de weg en verspringen enigszins ten opzichte van elkaar, bij rijen is de rooilijn in samenhang

  • hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte

  • grootschalige bebouwing staat bij voorkeur op achterterreinen

  • gebouwen met een bijzondere functie als scholen en kantines op sportcomplexen kunnen een vrije positie innemen en daarbij een meerzijdige oriëntatie krijgen

Bouwmassa

  • de bouwmassa harmoniëren met het dorpse karakter van het gebied en is afgestemd op de oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting)

  • per kavel is er één hoofdmassa

  • de nokrichting is in beginsel evenwijdig aan de verkavelingsrichting of de weg

  • uitbreidingen waaronder op- en aanbouwen zoals dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa (nokverhogingen richten naar de minst belangrijke openbare ruimte)

  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume en hebben in gebieden met een bijzonder niveau in beginsel een eenvoudige kap van minstens 30 graden

  • dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel en de straatwand

  • gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig

  • de architectuur volgt het beeld van dorpse bebouwing met nadruk op de kap

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

  • begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel

  • kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke met aandacht detailleren

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn terughoudend afgestemd op belendingen en in beginsel traditioneel

  • gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen

  • hellende daken dekken met (matte) keramische pannen en bij uitzondering met (natuurlijk) riet

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 7 LANDELIJK GEBIED EN LINTEN

 

Het uitgestrekte buitengebied van Vijfheerenlanden bestaat voor een groot deel uit vrijwel onbebouwd landschap met hier en daar een boerderij of (agrarische) woning en daarnaast uit lintbebouwing. Bijzondere elementen zijn onder meer de historische waterwerken waaronder molens en de forten van de waterlinie. Een deel van het gebied rond Oosterwijk is vanwege het goed behouden historisch karakter aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

De bebouwing in het landelijk gebied is in hoofdzaak te beschrijven als lintbebouwing in de polder en langs dijken. Op de gebiedenkaart is een indicatie gegeven van deze bebouwingslinten. Daarnaast is er verspreid over het buitengebied gelegen overige bebouwing.

 

Polderlinten

De bebouwing van de linten in de polders staat in het algemeen langs de hoofdontsluitingswegen en ligt meestal iets terug op ruime kavels ontsloten door bruggen. De bebouwing bestaat voor het overgrote deel uit boerderijen, woningen en bedrijfsgebouwen. De bebouwing staat meestal vrij. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg. Rooilijnen volgen de weg en verspringen. De bedrijfsgebouwen als hallen en schuren liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Het erfdeel voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard.

De woningen zijn individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. Op- en aanbouwen komen veel voor en deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen.

De detaillering is zorgvuldig en gevarieerd, van eenvoudig tot rijk. Gevels van oudere woningen zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, gevellijsten, windveren en dergelijke. De gevels van woningen zijn van baksteen of vergelijkbaar steenachtig materiaal. De daken van de woningen zijn gedekt met pannen of riet. Naast woningen komen regelmatig schuren en bijgebouwen met gepotdekselde donkere houten gevels en een gemetselde onderbouw voor.

Bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een flauw hellend zadeldak op plat dak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen met veelal gevels van plaatmateriaal en een enkele keer van baksteen.

 

Dijklinten

De dijklinten liggen verhoogd in het buitengebied en hebben gevarieerde bebouwing, geclusterd in linten die variëren in openheid.

De bebouwing staat in het algemeen langs de dijk, waarbij het hoofdgebouw op de kruin van de dijk is gesitueerd. De bebouwing varieert in dichtheid en bestaat voor het overgrote deel uit woningen. De bebouwing staat meestal vrij. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg. Rooilijnen volgen de weg en verspringen.

De woningen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. Op- en aanbouwen komen veel voor en deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen.

De detaillering is zorgvuldig en gevarieerd, van eenvoudig tot rijk. Gevels van oudere woningen zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, gevellijsten, windveren en dergelijke.

De gevels van de woningen zijn van baksteen of vergelijkbaar steenachtig materiaal en soms gepleisterd. De daken van de woningen zijn gedekt met pannen of riet. Bijgebouwen hebben soms gepotdekselde donkere houten gevels met een gemetselde onderbouw.

 

Overige bebouwing buitengebied

De bebouwing staat in het algemeen langs de ontsluitingswegen en ligt meestal iets terug op ruime kavels. De bebouwing bestaat voornamelijk uit (nieuwe) boerderijen, woningen en bedrijfsgebouwen. Daarnaast zijn er in het buitengebied sport- en recreatieterreinen te vinden.

De bebouwing staat meestal vrij. Hoofdgebouwen zijn met de voorzijde gericht op de weg of zijn in oriëntatie afgestemd op het terrein. Rooilijnen volgen de weg en verspringen. De bedrijfsgebouwen als hallen en schuren liggen meestal achter en soms naast de woongebouwen. Het erfdeel voor het bedrijfsgedeelte is vaak verhard. Incidenteel zijn er kleine gebouwen in het buitengebied te vinden die los van de linten staan. Deze gemalen, elektriciteitshuisjes en dergelijke hebben een alzijdige oriëntatie.

Woningen zijn voornamelijk individueel en afwisselend. Woningen hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw bestaande uit een onderbouw van één tot twee lagen met kap. Op-, aanbouwen komen veel voor en deze zijn in het algemeen ondergeschikt en opgenomen in de hoofdmassa. Gevels van woningen zijn veelal representatief. Met name de oudere woningen zijn verticaal geleed met staande ramen.

De detaillering is zorgvuldig en gevarieerd, van eenvoudig tot rijk. Gevels van oudere woningen zijn voorzien van elementen als siermetselwerk, gevellijsten, windveren en dergelijke. De gevels van de woningen zijn van baksteen of vergelijkbaar steenachtig materiaal. De daken van de woningen zijn gedekt met pannen of riet. Naast woningen komen ook schuren met gepotdekselde donkere houten gevels en een gemetselde onderbouw voor.

De (agrarische) bedrijfsgebouwen hebben een eenvoudige opbouw van één tot twee lagen met een flauw hellend zadeldak op plat dak en zijn eenvoudiger gedetailleerd dan de woningen met veelal gevels van plaatmateriaal en een enkele keer van baksteen.

Gebouwen op sport- en recreatieterreinen zijn in de regel eenlaags met een alzijdige oriëntatie. De architectuur is afgestemd op de functie en de omgeving.

 

Bijzonderheden

Bijzondere gebieden zijn het als beschermd dorpsgezicht aangewezen gebied rond Oosterwijk en de zone van de Nieuwe Hollandse Waterlinie tussen de Lek en de Linge. Bijzondere bouwwerken zijn enerzijds de historisch waardevolle bouwwerken als forten, sluizen, bruggen en molens en anderzijds recente bouwwerken met een geheel eigen karakter zoals infrastructurele kunstwerken ten behoeve van verkeer en water.

 

Waarde

De waarde van het landelijk gebied is met name gelegen in de samenhang van het landschap met structuurelementen zoals dijken, uiterwaarden, verkavelingen, wegen en bebouwingslinten. In het gebied komen diverse cultuurhistorisch waardevolle gebouwen waaronder veel boerderijen voor. Een deel hiervan is monument.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

Het landelijk gebied heeft vrijwel geheel een gewoon niveau. Het als beschermd gezicht aangewezen buitendijks gebied van Ameide en het landelijk gebied rond Oosterwijk hebben een bijzonder niveau. Het beleid is gericht op het behoud van het afwisselende en vaak groene karakter met gevarieerde bebouwing in een samenhangende structuur.

Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het kleinschalig karakter dat af te lezen is aan de mate van afwisseling en individualiteit in de massa, waarbij de architectuur afwisselend dorps en landelijk is met traditioneel gebruik van materialen en kleuren.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving en het niveau getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • de hoofdbebouwing staat aan de straatzijde, bijgebouwen hebben bij voorkeur een ondergeschikte positie

  • de rooilijnen van de hoofdmassa’s verspringen ten opzichte van elkaar

  • de bebouwing met de voorgevel op de weg richten en concentreren in de ontginningslinten, met behoud van doorzichten naar het landschap

  • bedrijfsgebouwen liggen achter de voorgevelrooilijn

  • rooilijnen zijn per cluster of rij in samenhang

  • gebouwen liggen bij voorkeur op enige afstand van de perceelsgrenzen en slootkanten (bij voorkeur meer dan 3,00 m)

  • opslag vindt uit het zicht plaats, voorkom grootschalige verharding voorerven

  • gebouwen met een bijzondere functie zoals sportvoorzieningen en recreatieve bebouwing kunnen een meer vrije positie innemen met een daarop afgestemde meerzijdige oriëntatie

Massa

  • de bouwmassa en gevelopbouw zijn evenwichtig en afgestemd op de oorspronkelijke bebouwingskenmerken (zoals hoofdvorm en nokrichting)

  • gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben bij voorkeur een eenvoudige, eenduidige opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond

  • woningen hebben bij voorkeur een onderbouw van één of twee lagen met een eenduidige en nadrukkelijke kap (zoals zadeldaken van meer dan 45 graden)

  • bedrijfsgebouwen hebben één laag met eenvoudige kap, zoals een zadeldak

  • de nok is in beginsel evenwijdig aan de verkavelingsrichting, bij bescheiden volumes dichtbij de weg is een nok haaks op de verkaveling ook mogelijk

  • zijgevels van vrijstaande woningen hebben vensters

  • uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en eenvoudig van vorm

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig, evenwichtig en afwisselend

  • bedrijfsgebouwen eenvoudig en zorgvuldig detailleren

  • zeer grote lengtes door middel van geleding van de wand doorbreken

  • elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen

  • kozijnen, dakgoten en dergelijke zorgvuldig detailleren

  • ramen zijn bij voorkeur staand of (verticaal) onderverdeeld

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • gevels van woningen in hoofdzaak uitvoeren in baksteen

  • hellende daken dekken met (matte) keramische pannen of (natuurlijk) riet

  • grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

  • kleuren zijn traditioneel, terughoudend en in harmonie met de omgeving

  • aanbouwen en bijgebouwen in materiaal- en kleurgebruik afstemmen op de hoofdmassa en omgeving (aan een voorkant traditioneel uitvoeren)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 8 WOONGEBIED

 

In de woongebieden worden seriematige woningen afgewisseld met individuele panden en appartementenblokken. Baksteenarchitectuur is de standaard.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

Binnen de woongebieden is een aantal hoofdtypen te onderscheiden met ieder een eigen karakter.

 

Vroege uitbreidingen

De eerste uitbreidingen liggen in de regel direct aan het historische linten. Ze worden gekenmerkt door een gegroeide en compacte structuur met smalle straten en kleinschalige bebouwing. Korte rijtjes arbeiderswoningen worden afgewisseld met traditionele vrijstaande woningen. Eén tot twee lagen met kap is standaard. In de vroege uitbreidingen is vaak sprake van functiemenging en een diversiteit aan architectuurstijlen. De detaillering is traditioneel met vaak accenten in metselwerk of stuc.

Bijzondere zijn enkele planmatige straten en uitbreidingen in tuindorparchitectuur. Dit is samenhangende kleinschalige bebouwing in een baksteenarchitectuur van meestal één bouwlaag met een nadrukkelijke kap. De gevels hebben meestal een horizontale geleding met verticale accenten. De detaillering is eenvoudig maar zorgvuldig en uitgewerkt tot op het kleinste niveau.

 

Rechte wijken

De woningbouw in de rechte wijken heeft een samenhangende compositie door herhaling van rijen en blokken. De veelal rechte rooi- en noklijnen zorgen per rij voor een samenhangend beeld en lopen evenwijdig aan de straat. De voorgevels zijn in principe georiënteerd op de straat. De ruime voortuinen versterken het groene karakter.

De rijwoningen hebben een eenvoudige opbouw, waarbij hoekwoningen vrijwel gelijk zijn aan tussenwoningen. De herhaling van gevelelementen geeft ritme aan het straatbeeld. Appartementenblokken hebben veelal eenvoudige vormen en zijn middelhoog.

Detaillering en materialen zijn in het algemeen eenvoudig en seriematig. De gemetselde gevels zijn veelal voorzien van houten of kunststof puien. Samenhangend kleurgebruik is standaard.

 

Meanderwijken

In de planmatig opgezette wijken uit de jaren zeventig en tachtig zijn de woningen gegroepeerd in clusters of rijen, waarbinnen hetzelfde woningtype wordt herhaald langs woonerven en een deels meanderend stratenpatroon.

Binnen een cluster komt over het algemeen één woningtype voor. Door een wisselende oriëntatie van de geschakelde woningen ten opzichte van elkaar en de openbare ruimte ontstaat er een gedifferentieerd beeld met verspringende rooi- en noklijnen. De opbouw van de woningen wisselt. Verlengde daken, diverse op- en aanbouwen komen veel voor. De detaillering is ook in deze wijken eenvoudig en seriematig.

 

Thematische wijken

Recente inbreidingen zijn veelal meer verzorgd in uitwerking en detaillering. De buurten hebben een heldere structuur en gevarieerde woningen, die in architectuur en materiaal bewust zijn vormgegeven. De bebouwing heeft vaak een thematische samenhang.

Per cluster is de rooilijn in samenhang en verspringt niet. De opbouw van de veelal seriematig gebouwde woningen is gevarieerd en gedifferentieerd. De woningen hebben meestal een onderbouw van twee lagen met zadeldak of lessenaarkap en soms een terugliggende derde laag. Appartementengebouwen staan in beginsel vrij op de kavel en hebben vaak torenachtige volumes. De architectuur is verzorgd en gebaseerd op herhaling en een afwisselend beeld met accenten als uitstekende dakranden en structuur in het materiaal.

 

Uitzonderingen

Bijzondere elementen zijn gebouwen met een afwijkende functie, zoals scholen, sportvelden, kerken, instellingen en andere voorzieningen zoals buurtwinkelcentra. De daarbij behorende gebouwen en ensembles staan veelal vrij op de kavel en wijken af in massa, vorm en uitwerking.

 

Waarde

De woongebieden hebben vooral een waarde, die ligt in het gebruik en de het aanzicht van de openbare ruimte. Cultuurhistorische waarden zijn beperkt aanwezig.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

De woongebieden hebben óf een soepel niveau óf een vrij niveau (uitgezonderd een aantal doorgaande wegen en randen langs het buitengebied zoals aangeven op de niveaukaart). Het beleid is gericht op het beheer van de rust in het straatbeeld met aandacht voor groen en het aanzien van de omgeving. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het materiaalgebruik.

Daarnaast worden bouwplannen in gebieden waarvoor een ontwikkelingskader is opgesteld getoetst aan de randvoorwaarden zoals vastgesteld in bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan of beeldregieplan.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving en het niveau getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • gebouwen maken deel uit van een stedenbouwkundig patroon, waarin vooral de voorgevelrooilijnen en hoeken van belang zijn

  • gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte

  • vrijstaande woningen en gebouwen met een bijzondere functie zoals scholen en sportvoorzieningen kunnen een meer vrije positie innemen met een daarop afgestemde meerzijdige oriëntatie

Bouwmassa

  • de bouwmassa is evenwichtig en afgestemd op de samenhang in rij of cluster bezien vanuit het openbaar toegankelijk gebied

  • uitbreidingen indien zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied vormgeven als ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa

  • nokverhogingen richten naar de minst belangrijke openbare ruimte

  • vrijstaande woningen en gebouwen met bijzondere functies harmoniëren met het karakter van het gebied en kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw, vorm en uitwerking

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn eenvoudig maar degelijk

  • bij rijen en blokken aan voorkanten de herhaling behouden

  • wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdvolume en de rij of het cluster

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren zijn degelijk en terughoudend en aan voorkanten in samenhang met de rij of het cluster

  • kleuren afstemmen op de belendingenen de omgeving

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

GEBIED 9 BEDRIJVENTERREIN

 

Bedrijventerreinen liggen verspreid over de gemeente. Het zijn werkgebieden met bedrijfshallen, kantoren en grootschalige detailhandel.

 

RUIMTELIJKE KWALITEIT

 

De bebouwing van de bedrijventerreinen bestaat hoofdzakelijk uit gebouwen ten behoeve van grootschalige detailhandel, industrie,distributiebedrijven en kantoren. De bebouwing is eenvoudig van opzet en in uitwerking. Showrooms en entreepartijen vormen accenten in overwegend gesloten gevels. De detaillering van gebouwen met een publieksfuncties is veelal verzorgd. Overige gebouwen en gebouwdelen hebben een sobere en functionele uitstraling. Plaatmateriaal, baksteen en glas bepalen het beeld. Kleuren zijn rustig en sober, waarbij lichte grijzen overheersen.

 

Traditionele terreinen

Op meerdere plaatsen zijn traditionele terreinen te vinden met een eenvoudige hoofdstructuur, een sobere inrichting van de openbare ruimte en dicht op elkaar staande functionele loodsen en hallen in wisselende architectuur. De bebouwing op deze terreinen is hoofdzakelijk functioneel.

 

Moderne terreinen

Op de moderne terreinen is meer samenhang en staat representatieve bedrijfsbebouwing en voorzieningen. Deze terreinen hebben een meer verzorgde openbare ruimte, waarin representatieve bebouwing tot zijn recht kan komen.

De gebouwen hebben gevels met een heldere opzet en een detaillering die varieert van eenvoudig tot representatief. Het materiaalgebruik is overwegend modern en duurzaam. Gevels van plaatmateriaal en gevouwen staalplaat komen veel voor, net als glaspuien en gladde baksteen. De openbare ruimte is hier in de regel niet alleen doelmatig, maar is ook zorgvuldiger ingericht met bomen en groenstroken.

 

Waarde

De bedrijventerreinen hebben een waarde, die vooral ligt in het gebruik en de het aanzicht van de omgeving. Cultuurhistorische waarden zijn zeer beperkt aanwezig.

 

UITERLIJK BOUWWERKEN

 

De bedrijventerreinen hebben óf een soepel niveau óf een vrij niveau (uitgezonderd gebieden met een beeldkwaliteitsplan, een aantal doorgaande wegen en randen langs het buitengebied zoals aangeven op de niveaukaart). Het beleid is gericht op het beheer van de rust in het straatbeeld met aandacht voor groen en het aanzien van de omgeving. Bij de advisering zal onder meer aandacht geschonken worden aan het behoud van het straatbeeld met herhaling in rooilijnen en gevelindeling en samenhang in zowel de architectonische uitwerking als het materiaalgebruik.

Daarnaast worden bouwplannen in gebieden waarvoor een ontwikkelingskader is opgesteld getoetst aan de randvoorwaarden zoals vastgesteld in bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan of beeldregieplan.

 

Criteria

Voor de beoordeling van het uiterlijk van bouwwerken wordt in samenhang met de beschrijving en het niveau getoetst aan de hand van de volgende criteria (voor erfgoed zijn aanvullende criteria opgenomen in hoofdstuk 2):

 

Ligging

  • gebouwen in beginsel oriënteren op de weg

  • representatieve en openbare functies naar de straat richten

  • de rooilijnen kunnen verspringen ten opzichte van elkaar

Bouwmassa

  • gebouwen zijn bij voorkeur individueel en afwisselend binnen de bandbreedte van het bestaande straatbeeld

  • gebouwen zijn eenvoudig van opbouw en hebben bij voorkeur een ongedeelde hoofdmassa

Architectonische uitwerking

  • de architectonische uitwerking en detaillering zijn evenwichtig, gevarieerd en verzorgd

  • accenten en geledingen ten behoeve van het onderscheiden van functies zijn wenselijk

  • wijzigingen in stijl, maat en afwerking afstemmen op het hoofdvolume

Materiaal en kleur

  • materialen en kleuren afstemmen op omgeving waarbij accenten in huiskleuren

  • grote vlakken bestaan uit materialen met een structuur zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat

  • kleuren zijn bij voorkeur terughoudend en in onderlinge samenhang

 

 

 

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 4 OBJECTEN

 

De gemeente streeft ernaar veel voorkomende kleine objecten snel te beoordelen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de planindiener vooraf zo veel mogelijk duidelijkheid geven.

 

Toelichting

Objectcriteria zijn opgesteld voor aanbouwen, bijgebouwen, dakkapellen, erfafscheidingen, gevelwijzigingen en rolluiken, dakramen panelen en collectoren, installaties, kleine windturbines en reclame. Deze bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen wat betreft het uiterlijk van bouwwerken niet vooraf wordt getoetst aan redelijke eisen. Indien een bouwwerk niet vergunningvrij is, is een beoordeling nodig. In dit geval treedt de ruimtelijke ordening in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als dit geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan getoetst aan de objectcriteria. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte criteria en eventueel de overwegingen en criteria opgenomen in het hoofdstuk ‘Hoofdlijnen ruimtelijke kwaliteit’.

 

Standaardplan

Een standaardplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden. Ook als deze enigszins afwijkt van de criteria op de volgende bladzijden. Het zijn plannen die navolging verdienen, waarbij met name een gelijke uitvoering van belang is. Van belang daarbij zijn de architectonische verhoudingen, materiaal en kleur. Niet ieder bouwwerk is automatisch een standaardplan. Een eerder op dezelfde woning of hetzelfde bouwblok goedgekeurd plan is dit in de regel wel. Ook een oorspronkelijke optie voldoet aan redelijke eisen. Een standaardplan is van toepassing op een bouwblok, cluster of een groter gebied.

 

Voor- en achterkant

Bij de criteria is er onderscheid in de voor- en de achterkant van bouwwerken.

 

Onder achterkant wordt verstaan het erf achter de lijn op 1,00 m achter de voorgevel die evenwijdig loopt aan het openbaar toegankelijk gebied, inclusief de grond onder het hoofdgebouw en het gehele achtererf, alsmede de gevels en dakvlakken ter plaatse van dit deel van het erf.

 

Onder voorkant wordt verstaan het erf en de daarboven gelegen gevels en dakvlakken die geen onderdeel van een achterkant zijn.

OBJECT 1 AANBOUWEN

 

Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gebouw zoals een uitbreiding van de woonkamer of keuken, erker, serre, garage of overkapping. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een aanbouw voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Aanbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • aanbouwen zijn ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw

Plaatsing en aantal

  • aanbouw direct tegen de hoofdmassa plaatsen of een bestaande aanbouw vergroten in identieke vormgeving

  • plaatsen:

    • o

      in het gebied met een bijzonder niveau alleen aan achterkanten of in de straatwand opnemen

    • o

      in gebied met een soepel of gewoon niveau op ten minste 1,00 m achter de voorgevelrooilijn met uitzondering van erkers aan de voorgevel

  • in een gebied met een gewoon of bijzonder niveau hoogstens één aanbouw per gevel

Vorm, maat en uitwerking

  • vormgeven in één bouwlaag met een rechthoekige of op de situatie aangepaste plattegrond

  • hoofdvorm:

    • o

      in de binnenstad van Vianen voorzien van een zadeldak of andere eenvoudige kap afgestemd op het hoofdgebouw

    • o

      in andere gebieden aan voorkanten plat afdekken en aan achterkanten eventueel voorzien van eenvoudige kap of serredak

  • goothoogte en hoogte dakrand tot maximaal de bovenkant van de vloer van de verdieping van het hoofdgebouw

  • vormgeving afstemmen op oorspronkelijk pand met een bescheiden detaillering zonder nadrukkelijke ornamenten, boeiborden en overstekken

  • aan voorkanten voorzien van ramen, met uitzondering van overkappingen

  • overkappingen zijn minimaal aan twee zijden open

  • materialen en kleuren gelijk aan hoofdgebouw danwel uitvoeren in traditionele materialen als baksteen en hout in gedekte tinten of als serre of overkapping

  • bij tussenwoningen een overgang toepassen door bijvoorbeeld een gemetselde muur op de erfgrens

Goed geplaatste aanbouw in passende vormgeving, materialen en kleuren

 

Aanbouwen zijn ondergeschikt

 

OBJECT 2 BIJGEBOUWEN

 

Een bijgebouw is een grondgebonden bouwwerk van in beginsel één bouwlaag los van het hoofdgebouw, zoals een garage, schuur of overkapping. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een bijgebouw voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten, bij monumenten en beeldbepalende panden en grote schuren in bijvoorbeeld het landelijk gebied, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Bijgebouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw (laat contour en silhouet hoofdgebouw intact)

Plaatsing en aantal

  • minstens 1,00 m afstand tot de perceelsgrens

  • in de binnensteden alleen aan achterkanten plaatsen of in de straatwand opnemen

  • per erf één of twee bijgebouwen (eventueel te vergroten in identieke vormgeving)

Vorm, maat en uitwerking

  • vormgeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond

  • hoofdvorm:

    • o

      in het gebied met een bijzonder niveau voorzien van een zadeldak of andere eenvoudige kap

    • o

      in een gebied met een soepel of gewoon niveau aan voorkanten plat afdekken en aan achterkanten eventueel voorzien van eenvoudige kap

  • een vrijstaande overkapping is minimaal aan twee zijden open

  • detaillering:

    • o

      bescheiden zonder nadrukkelijke ornamenten, boeiboorden en overstekken

    • o

      in het gebied met bijzonder niveau afstemmen op de vormgeving en maatvoering van het hoofdgebouw

  • materialen en kleuren gelijk aan hoofdgebouw of uitvoeren in traditionele materialen zoals hout en baksteen in gedekte tinten

Goed geplaatst bijgebouw in passende vormgeving, materialen en kleuren

 

Materiaal gelijk aan hoofdgebouw

 

Bijgebouw gebouw in hout

 

OBJECT 3 DAKKAPELLEN

 

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap. Dakkapellen zijn sterk bepalend voor het straatbeeld. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoeging zijn aan een dakvlak.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een dakkapel voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Dakkapellen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • een dakkapel is een ondergeschikte toevoeging op een hellend dakvlak

Plaatsing

  • tussen 0,50 en 1,00 m dakvlak onder de dakkapel (of in de dakgoot als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel of straatwand)

  • minstens 0,50 m dakvlak boven en naast de dakkapel

  • meerdere dakkapellen op één dakvlak hebben een onderlinge afstand van minstens 1,00 m

  • meerdere dakkapellen op hetzelfde dakvlak of bij seriematige bouw regelmatig rangschikken op horizontale lijn (bovenlijn aanhouden)

  • in een mansardekap in beginsel aansluiten op de knik of in de gootlijn plaatsen

  • in het gebied met bijzonder niveau geen dakkapellen op aanbouwen en bijgebouwen

Vorm, maat en uitwerking

  • een dakkapel op hetzelfde dakvlak of bij seriematige bouw gelijk aan reeds aanwezige dakkapellen uitvoeren

  • hoogte aan voorkanten maximaal 1,50 m

  • breedte aan voorkanten:

    • o

      in het gebied met een bijzonder niveau is het aanzicht van de dakkapel in beginsel staand met een maximum van 1,40 m

    • o

      in een gebied met een gewoon niveau tot 1/3 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 5,00 m

    • o

      in een gebied met een soepel niveau tot 2/3 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 5,00 m

  • bescheiden detailleren zonder nadrukkelijke ornamenten

  • materialen en kleuren afstemmen op het hoofdgebouw

  • bij aankappen in uitvoering gelijk aan de kap van het hoofdgebouw

  • zijwangen donker, zinkgrijs (materiaal) of in de kleur van het dakvlak

  • voorvlak overwegend invullen met glas (eventuele panelen of betimmeringen zijn ondergeschikt)

Dakkapellen in een bouwblok regelmatig op horizontale lijn rangschikken

 

Dakkapel niet op het wolfseind plaatsen

 

Bij schilddaken de kleinste afstand hanteren voor de plaatsing in het dakvlak

 

Dakkapel in mansardekap in onderste dakvlak plaatsen

 

OBJECT 4 NOKVERHOGINGEN

 

Een nokverhoging is het verhogen van een kap om het bruikbaar oppervlak van een verdieping te vergroten.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een nokverhoging voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Nokverhogingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • alleen op rijwoningen in gebieden met een soepel niveau

Plaatsing

  • enkelzijdig aan de achterzijde van de woning

  • het hoofdgebouw heeft minstens twee bouwlagen en een symmetrisch zadeldak van maximaal één verdieping hoog

  • hoogstens één nokverhoging per woning

Vorm, maat en uitwerking

  • op minimaal 0,5 m uit de bouwmuur of aansluitend op de nokverhoging van belending

  • de stahoogte in de bestaande ruimte is tussen de 2,00 m en 2,50 m

  • de goot van de nokverhoging is gelijk aan de bestaande daknok of lager

  • kozijnhoogte maximaal 1,00 m (geen dichte panelen onder kozijn toepassen)

  • hellingshoek opbouw is gelijk aan het bestaande dak

  • dakopbouwen in stijl en afwerking afstemmen op het hoofdgebouw

  • in materiaal en kleur gelijk aan het hoofdgebouw

  • beperk de toepassing van dichte panelen in het voorvlak

De nokverhoging aan de achterzijde van de woning plaatsen

 

Tenminste 0,5 meter uit de bouwmuur plaatsen

 

OBJECT 5 ERFAFSCHEIDINGEN

 

Een erfafscheiding is bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Erfafscheidingen aan de openbare ruimte zijn van invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een erfafscheiding voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken.

Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Erfafscheidingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Uitwerking

  • in het gebied met een bijzonder niveau uitvoeren als muur gemetseld in baksteen vergelijkbaar aan het hoofdgebouw of uitvoeren als gemetselde plint met daarboven op regelmatige afstand penanten en daartussen open ijzeren spijlenhekwerken

  • in een gebied met een soepel of gewoon niveau voor tenminste 30% open in een regelmatig patroon en uitvoeren in metselwerk, hout, draadstaal of spijlenhekwerk aansluitend op erfafscheiding naastgelegen percelen

  • geen (gesloten) plaatmateriaal toepassen zoals profielplaten of betonplaten

  • terughoudend in kleur

Erfafscheidingen bijvoorbeeld van hout, gecombineerd met open delen

 

Een erfafscheiding in de vorm van een heg is vergunningvrij

 

OBJECT 6 GEVELWIJZIGINGEN EN ROLLUIKEN

 

Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijninvulling, luik of gevelpaneel. Het plaatsen van rolluiken is een vergelijkbare ingreep. De opbouw en indeling van de gevel is een belangrijk onderdeel van de architectonische vormgeving van het gebouw en het aanzicht van de straat.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een gevelwijziging of rolluik voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken.

Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Gevelwijzigingen en rolluiken worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • gevelwijzigingen en rolluiken zijn ondergeschikt aanwezig in het straatbeeld

Kozijnwijzigingen

  • samenhang straatwand op hoofdlijnen behouden

  • hoofdindeling gelijk aan huidig of oorspronkelijk kozijn

  • gevelopeningen niet blinderen

  • vormgeving:

    • o

      in het gebied met een bijzonder niveau in overeenstemming met de architectuur en het tijdsbeeld van de oorspronkelijke gevel, indeling, profilering en detaillering met inbegrip van bestaande details als lateien, dorpels, raamlijsten en speklagen behouden

    • o

      in een gebied met een gewoon niveau zijn vormgeving en maatvoering van een gevelwijziging bij een identieke woning in een vergelijkbare situatie bepalend (op voorwaarde dat het uiterlijk van dat bouwwerk eerder goedgekeurd is)

  • materialen en kleuren gelijk aan of gelijkend op die van het hoofdgebouw

Rolluiken

  • aan de binnenzijde van de pui, mits voor minstens 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen

  • in een gebied met soepel of gewoon niveau aan de buitenzijde van de pui, mits:

    • o

      voor minstens 80% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen

    • o

      rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel worden ingepast

  • kleuren zijn ingetogen en afgestemd op de gevel

Bestaande indeling gerespecteerd bij wijziging

 

Aan de binnenzijde van de pui voor minstens 70% bestaand uit openingen

 

Aan de buitenzijde van de pui voor minstens 80% bestaand uit openingen in gebieden met een soepel of gewoon niveau

 

OBJECT 7 DAKRAMEN, PANELEN EN COLLECTOREN

 

Dakramen zijn toevoegingen aan een dakvlak, die in het straatbeeld niet snel zullen storen en die mede daarom in veel gevallen vergunningvrij zijn. Ze kunnen met gemak zo worden aangebracht, dat de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en dakbedekking rondom aanwezig is. Het plaatsen ervan mag niet ten koste gaan van de eenheid van het dakvlak.

Zonnepanelen en -collectoren zijn veelal nadrukkelijker aanwezig in het straatbeeld. Vanuit andere overwegingen is voor de plaatsing hiervan vergunningvrij veel mogelijk.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een dakraam, paneel of collector voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken.

Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Dakramen, panelen en collectoren worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • dakramen, panelen en collectoren zijn ondergeschikte toevoegingen aan een gebouw

Plaatsing

  • alleen op daken (niet aan gevels)

  • in het gebied met een bijzonder niveau niet aan voorkanten en niet nadrukkelijk in het zicht vanuit de openbare ruimte

  • panelen en collectoren op platte daken binnen het dakvlak plaatsen, afstand tot dakrand minstens gelijk aan de hoogte van het paneel of de collector met een minimum van 0,50 m

Uitwerking

  • meerdere exemplaren regelmatig rangschikken op horizontale of verticale lijn

  • • op schuine daken aanbrengen binnen het vlak van het dak met de hellingshoek gelijk aan die van het dakvlak (vlak aanbrengen)

  • kleuren gelijk aan achterliggend dakvlak danwel zwart, antraciet of donker grijs

  • panelen en collectoren integraal opnemen in het ontwerp van het bouwwerk en vormen een geheel met bijbehorende installaties (of de installatie in het bouwwerk plaatsen)

Een ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak

 

Op schuine daken is de hellingshoek gelijk aan die van het dakvlak

 

OBJECT 8 INSTALLATIES

 

Installaties voor bijvoorbeeld airconditioning en antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op of aan een bouwwerk worden aangebracht. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een installatie voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken.

Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

Installaties worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • installaties zijn ondergeschikte toevoegingen aan een gebouw

Plaatsing en aantal

  • meerdere installaties per pand clusteren (eventueel afschermen)

  • plaats:

    • o

      achter de voorgevellijn plaatsen, in beginsel aan de achtergevel bevestigen of op een plat dak plaatsen

    • o

      niet nadrukkelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte

  • bij gestapelde woningbouw op het platte dak plaatsen danwel op of aan het balkon binnen het vlak van het balkon

Vorm, maat en uitwerking

  • in het gebied met een bijzonder niveau:

    • o

      een installatie aan een gebouw is maximaal 0,50 m hoog en 1,00 m breed

  • slank vormgeven

  • hoogte relateren aan nabijgelegen bebouwing

  • installatie en bijbehorende voorzieningen, zoals afvoerpijpen en bevestigingsconstructie, als één geheel vormgeven

  • materialen en kleuren onopvallend (zoals verzinkt staal, antraciet of grijs)

OBJECT 9 KLEINE WINDTURBINES

 

Kleine windturbines worden op of in de directe nabijheid van een vrijstaand gebouw geplaatst. Een zorgvuldige plaatsbepaling kan een goed middel zijn om deze voorzieningen in te passen in de omgeving.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een kleine windturbine voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van belendingen heeft de voorkeur in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken.

Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden).

 

Criteria

 

Kleine windturbines worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • een windturbine is een ondergeschikte toevoeging aan een gebouw of bij een gebouw

Plaatsing en afmetingen

  • plaats:

    • o

      op een gebouw plaatsen op een plat dak uit het zicht vanuit de openbare ruimte met een hoogte tot 4 meter

    • o

      bij een gebouw plaatsen op een achtererf in het buitengebied of op een bedrijventerrein op het achtererf en hoogte relateren aan nabijgelegen bebouwing ( as-hoogte niet meer dan 10 meter met wieken tot 3 meter)

Vorm en uitwerking

  • vormgeving:

    • o

      op een dak kiezen voor een compacte turbine

    • o

      vrijstaande windturbines plaatsen op een slanke paal en horizontale as met twee of drie slanke wieken

  • bijbehorende voorzieningen en ondersteunende constructie als één geheel vormgeven

  • onopvallend uitvoeren in neutrale kleuren afgestemd op de omgeving zoals donkergroen of lichtgrijs

OBJECT 10 RECLAME

 

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is.

 

Beoordeling

Het uiterlijk van een reclame voldoet aan redelijke eisen als deze gelijk is aan een standaardplan of als aan de onderstaande criteria wordt voldaan.

Voldoet het plan hier niet aan of twijfel aan de toepasbaarheid van de criteria zoals bijvoorbeeld in beschermde gezichten of bij monumenten en beeldbepalende panden, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de criteria en overwegingen in hoofdstuk 2 (hoofdlijnen) en hoofdstuk 3 (gebieden). Plannen in de binnenstad van Vianen die vallen onder het gebied ‘Voorstraat en omgeving’ (zie gebiedenkaart) worden getoetst aan de hand van het daarvoor geldende beeldkwaliteitsplan.

 

Criteria

Reclames worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:

 

Algemeen

  • plaatsen tegen een gebouw of op het eigen erf

  • alleen reclame voor diensten of producten die in het pand of op het erf plaatsvinden respectievelijk worden verkocht

  • een reclame is niet onevenredig sterk aanwezig in het straat- of gebiedsbeeld

  • plaatsen met behoud van uitzicht op of vanaf de openbare ruimte (voorkom hinder voor voetgangers en ander verkeer)

  • op sportvelden in gebied in de vorm van naar binnen gerichte reclameborden

  • geen bewegende delen of veranderlijk licht

Reclame aan gebouwen

  • Plaatsing en aantal:

    • o

      maximaal één reclame loodrecht op en één evenwijdig aan de gevel, bij complexen één per winkel

    • o

      loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan de gevel op bouwlagen met winkel- of bedrijfsbestemming (voorkom hinder voor woningen in de omgeving)

    • o

      in het landelijk gebied totaal hoogstens twee reclames per perceel

  • Vorm:

    • o

      in binnensteden en dorpskernen vormgeven als zelfstandig element, detaillering afstemmen op de gevel/straatwand, uitvoeren in losse letters en aangelichte reclameteksten toepassen (geen lichtbakken en mechanisch bewegende delen)

    • o

      aan of bij woningen met beroep of bedrijf aan huis in totaal hoogstens 0,50 m2 bestaande uit naam- en beroepsaanduiding (eventueel aangelicht)

    • o

      maatvoering en detaillering afstemmen op de oorspronkelijke gevel en architectuur van het pand (aanwezige samenhang en gevelritmiek behouden)

    • o

      bij voorkeur naamsvermelding uit losse letters

    • o

      in het landelijk gebied uitgevoerd met lichte belettering op een donkere achtergrond

    • o

      op sportvelden in gebied in de vorm van naar binnen gerichte reclameborden

  • Maat:

    • o

      in binnensteden en dorpskernen platte reclame tot een breedte van 70% van de gevel met een maximale hoogte van 0,75 m of als haakse reclame met bescheiden afmetingen en aanbrengen onder de borstwering van de eerste verdieping

    • o

      naamaanduiding van 1,00 m2 aan bedrijven in woongebieden

    • o

      op bedrijventerreinen als vlakke reclame aan de gevel met een breedte tot 70% van het pand en maximaal 0,75 m hoog of als reclame loodrecht op de gevel van maximaal 1,00 bij 1,00 met een dikte tot 0,25 m

    • o

      in het landelijk gebied als alleen naamsaanduiding van een agrarisch bedrijf met een afmeting tot 3% van de geveloppervlakte (hoogstens 2,50 m2)

Vrijstaande reclames

  • Plaatsing en aantal:

    • o

      vrijstaande reclame in beginsel alleen op bedrijventerreinen bij de entree van het erf of op een parkeerterrein en in beperkte mate in het landelijk gebied

    • o

      in het landelijk gebied totaal hoogstens twee reclames per perceel

    • o

      in gebied met een soepel of gewoon niveau hoogstens één losse reclame en drie geclusterde vlaggenmasten per erf

  • Vorm en maat:

    • o

      afstemmen op hoofdgebouw en architectuur van de gevel

    • o

      reclame los van de gevel maximaal 2,50 m bij 1,00 m

    • o

      reclamezuilen alleen op bedrijventerreinen in gebied met een soepel of gewoon niveau en maximaal 6,00 m hoog en lager dan het hoofdgebouw op het betreffende er

Reclame loodrecht op of evenwijdig en vlak aan de gevel plaatsen

 

Reclame blijft onder de daklijnen binnen de hoofdlijnen van de architectuur

 

Maximaal twee reclame-uitingen per gebouw op een bedrijventerrein

 

Reclame is ondergeschikt aan het hoofdgebouw

 

Losse reclame plaatsen bij de entree van het erf of op een parkeerplaats

 

Alleen reclame voor diensten of producten die in het pand worden aangeboden

 

BIJLAGEN

De nota ruimtelijke kwaliteit bevat de volgende bijlagen:

  • begrippenlijst

  • kaart niveaus ruimtelijke kwaliteit Vijfheerenlanden (separaat bestand)

  • kaart gebieden ruimtelijke kwaliteit Vijfheerenlanden (separaat bestand)

Aldus besloten door de raad van Vijfheerenlanden

in zijn openbare vergadering van 22 april 2021

de raadsgriffier

K.I. (Krista) Goossens

de voorzitter

(Sjors) Fröhlich

Bijlage 1: BEGRIPPENLIJST

 

Aanbouwen grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw

 

Achterkant het erf achter de lijn op 1 m achter de voorgevellijn die evenwijdig loopt aan het openbaar toegankelijk gebied, inclusief de grond onder het hoofdgebouw en het gehele achtererf, alsmede de gevels en dakvlakken ter plaatse van dit deel van het erf

 

Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen

 

Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen

 

Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter

 

Belending aangenzend pand of perceel

 

Beschermd dorps- of stadsgezicht gebied dat vanwege de ruimtelijke of cultuurhistorische waarde is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet of op grond van de Erfgoedverordening

 

Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen

 

Bestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd

 

Bestrating verharding zoals straatstenen of tegels

 

Bijgebouw gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage

 

Bij voorkeur dit is het uitgangspunt en de commissie kan hier onderbouwd van afwijken

 

Blinde muur of gevel gevel of muur zonder raam, deur of andere opening

 

Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte

 

Boeiboord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal

 

Boerderij gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis waaronder de stolp, kop-hals-romp en andere typen

 

Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebouwen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt

 

Bouwlaag verdieping van een gebouw

 

Bouwmassa volume van een gebouw of bouwdeel

 

Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels

 

Buitengebied zie landelijk gebied

 

Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd

 

Buurtschap verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom

 

Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning

 

Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aangebracht

 

Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak

 

Dakkapel toevoeging op een hellend dakvlak

 

Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert

 

Dakraam raam in een hellend dak

 

Dakrand bovenkant van het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel

 

Dakvlak deel van een dak

 

Deelplan een stedenbouwkundig plan, waarin een stuk van een wijk of stad gedetailleerd is uitgewerkt

 

Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam

 

Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)

 

Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden

 

Erf onbebouwd stuk grond behorende bij een gebouw

 

Erker kleine toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas

 

Flat  groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen

 

Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen

 

Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen

 

Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan

 

Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)

 

Gevelopbouw geveldeel dat boven de dakrand uitkomt

 

Goothoogte bovenkant van de goot, danwel de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel

 

Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportterreinen en natuurgebieden

 

Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen

 

In beginsel dit is het uitgangspunt en de commissie kan hier bij uitzondering en goed onderbouwd van afwijken

 

In het algemeen dit is het uitgangspunt en de commissie kan hier bij uitzondering en goed onderbouwd van afwijken

 

In hoofdzaak dit is het uitgangspunt en de commissie kan hier bij uitzondering en goed onderbouwd van afwijken

 

In principe dit is het uitgangspunt en de commissie kan hier bij uitzondering en goed onderbouwd van afwijken

 

Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw

 

Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming

 

Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie

 

Kap hellend dak

 

Kavel grondstuk, kadastrale eenheid

 

Kern centrum van een dorp of stad

 

Klossen uit de muur stekende houten blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten

 

Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw

 

Laag zie bouwlaag

 

Laagbouw gebouwen van één of twee lagen

 

Lak afwerklaag van schilderwerk

 

Landelijk gebied buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel buitengebied genoemd

 

Latei draagbalk boven gevelopening

 

Lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak

 

Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel

 

Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel

 

Lint langgerekte weg met daarlangs bebouwing

 

Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur

 

Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht

 

Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat

 

Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk

 

Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen

 

Middenstijl verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn.

 

Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

 

Noodzakelijk wenselijk

 

Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak

 

Ondergeschikt voert niet de boventoon

 

Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw

 

Oriëntatie de richting van een gebouw

 

Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel

 

Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting

 

Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)

 

Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan

 

Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw

 

Portiek nis met voordeur of gemeenschappelijk trappenhuis

 

Piramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar bovenaan in een punt ontmoeten

 

Rabatdelen betimmering bestaande uit horizontaal verwerkte houten delen met duidelijke groeven

 

Renovatie vernieuwing van een gebouw

 

Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen

 

Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand

 

Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden

 

Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw

 

Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken

 

Schroten betimmering bestaande uit verticaal verwerkte houten delen met duidelijke groeven

 

Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag

 

Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving

 

Speklaag doorlopende horizontale metselwerklaag in contrasterende kleur

 

Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervanging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen

 

Strookramen horizontaal raam met onderverdeling, veelal net zo breed als de gevel

 

Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)

 

Uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat rechtstreeks vanuit het gebouw toegankelijk is

 

Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk

 

Voorkant het erf en de daarboven gelegen gevels en dakvlakken die geen onderdeel van een achterkant zijn

 

Waterbord plank die op een windveer ligt en de naad met de dakbedekking afdekt

 

Wenselijk noodzakelijk

 

Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, die bevestigd is langs de buitenste rij pannen

 

Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen

 

Zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs zijgevel van een bouwwerk

 

Bijlage 2: Kaart niveaus ruimtelijke kwaliteit Vijfheerenlanden (separaat bestand)

 

 

Bijlage 3: Kaart gebieden ruimtelijke kwaliteit Vijfheerenlanden (separaat bestand)