Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reusel-De Mierden

Beleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReusel-De Mierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder
CiteertitelBeleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerponderwijs en wetenschap

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze beleidsregel vervangt de Beleidsregels Peuterprogramma 2013.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 166 van de Wet op het primair onderwijs

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-05-202101-01-2021Nieuwe regeling

18-05-2021

gmb-2021-161429

BW21.0175

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder

Het college van de gemeente Reusel-De Mierden;

 

gelezen het voorstel BW21.0175 van 18 mei 2021;

 

overwegende dat,

 

Gemeenten de wettelijke verplichting hebben om voor voldoende voorzieningen te zorgen, waar kinderen met een risico op een taalachterstand (kinderen met VVE-indicatie) deel kunnen nemen aan voorschoolse educatie;

 

Gemeenten een minimaal aanbod dienen te realiseren van 16 uur voorschoolse educatie per week;

 

De gemeente Reusel-De Mierden wil dat alle kinderen, dus ook kinderen zonder VVE-indicatie, deel kunnen nemen aan een voorschoolse voorziening;

 

De gemeente Reusel-De Mierden per 1 januari 2021 gedurende 2,5 jaar plaatsen inkoopt bij een kinderopvangaanbieder met de optie tot verlenging met één jaar;

 

Deze aanbieder voldoet aan de door de gemeente gestelde eisen;

 

Gemeentelijk gesubsidieerde peuterplaatsen worden aangeboden in Reusel en Hooge Mierde;

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op de bepalingen in de Wet kinderopvang (Wko), artikel 167 van de Wet op het primair onderwijs (Wpo) en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Gemeente: de gemeente Reusel-De Mierden

  • b.

    Voor- en Vroegschoolse educatie (VVE): uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

  • c.

    VVE-indicatie: Indicatie voor Voor- en Vroegschoolse Educatie, afgegeven door het consultatiebureau. Kinderen met een VVE-indicatie behoren tot de zogenaamde 'doelgroepkinderen'.

  • d.

    d. Doelgroepkinderen: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar uit de gemeente Reusel-De Mierden dat een VVE-indicatie krijgt op basis van één of meer van de volgende criteria:

- Het kind heeft (een risico op) een achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling;

- Het kind heeft (een risico op) een achterstand in de spraak/taalontwikkeling;

- Het kind heeft (een risico op) een spraak- of taalachterstand in de Nederlandse taal bij wie de thuistaal niet Nederlands is.

  • e.

    Niet-doelgroepkinderen: kinderen in de leeftijd 2 tot 4 jaar uit de gemeente Reusel-De Mierden zonder VVE-indicatie.

  • f.

    Kinderopvang: een in het landelijk register kinderopvang (LRK) ingeschreven kindercentrum als bedoeld in artikel 1.46, tweede lid van de Wet Kinderopvang.

  • g.

    Kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, in de kosten van kinderopvang en als geregeld in Hoofdstuk 1, Afdeling 2, van de Wet kinderopvang.

  • h.

    Peuterprogramma: het door de databank van het Nederlands Jeugdinstituut erkende voorschoolse programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen van 2 jaar en 3 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel en algemene voorschriften voor een gesubsidieerde plaats in het peuterprogramma

Ouders/verzorgers kunnen in aanmerking komen voor een gemeentelijke subsidieplaats in het peuterprogramma.

  • 1.

    Doelgroepkinderen hebben recht op een peuterplaats van maximaal 16 uur verspreid over 4 dagdelen:

    • a.

      indien er recht is op kinderopvangtoeslag: voor de eerste twee dagdelen moet de kinderopvangtoeslag worden aangewend. Er is geen recht op het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Voor het derde en vierde dagdeel kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Voor deze twee dagdelen zijn daar geen kosten voor ouders aan verbonden.

    • b.

      indien er geen recht is op kinderopvangtoeslag: voor alle vier de dagdelen kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Voor het eerste en tweede dagdeel wordt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage gevraagd. Voor het derde en vierde dagdeel wordt aan de ouders geen kosten in rekening gebracht.

  • 2.

    Niet-doelgroepkinderen hebben recht op een peuterplaats van maximaal 8 uur verspreid over 2 dagdelen:

    • a.

      indien er recht is op kinderopvangtoeslag: voor beide dagdelen moet de kinderopvangtoeslag worden aangewend. Er is geen recht op het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma.

    • b.

      indien er geen recht is op kinderopvangtoeslag: voor beide dagdelen kan gebruik worden gemaakt van het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. De ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage.

Artikel 3: Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders/verzorgers betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage conform de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuterwerk’. Deze tabel wordt jaarlijks aangepast en de ouderbijdrage wordt daarmee jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast.

  • 2.

    Wanneer gebruik gemaakt wordt van een gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma dienen de ouders/verzorgers een ouderbijdrage te betalen aan de kinderopvangaanbieder.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder brengt geen andere ‘verplichte kosten’ bij ouders/verzorgers in rekening.

Artikel 4: Inhoud peuterprogramma

  • 1.

    Voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt een door de databank van het Nederlands Jeugdinstituut erkend VVE programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

  • 2.

    Het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma voor niet-doelgroepkinderen duurt in totaal 8 uur per week, verdeeld over twee dagdelen per week. Het gemeentelijke gesubsidieerd peuterprogramma voor doelgroepkinderen duurt in totaal 16 uur per week, verdeeld over vier dagdelen.

  • 3.

    Het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt aangeboden gedurende 40 weken per jaar.

  • 4.

    Het peuterprogramma wordt aangeboden aan kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar (of wanneer gestart wordt met het basisonderwijs).

  • 5.

    Op een groep waaraan het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen staan twee beroepskrachten.

  • 6.

    Op de locaties waar doelgroepkinderen worden geplaatst wordt op de betreffende groep voldaan aan de eisen vanuit Domein 8 waar de GGD op toetst.

  • 7.

    Er wordt gebruik gemaakt van een kind-volgsysteem.

Artikel 5: Kinderopvangaanbieder

  • 1.

    De kinderopvangaanbieder houdt altijd een intake- en eindgesprek met de ouders/verzorgers. Daarnaast vindt jaarlijks een tienminutengesprek met de ouders/verzorgers plaats.

  • 2.

    De kinderopvangaanbieder zorgt ervoor dat informatie over het kind, met toestemming van de ouders/verzorgers, wordt overgedragen aan de ontvangende basisschool wanneer het kind naar groep 1 gaat. Bij doelgroepkinderen en kinderen met behoefte aan extra zorg betreft het een zogeheten warme overdracht van voorschoolse- naar vroegschoolse educatie. Dit houdt in dat het overdrachtsformulier in een persoonlijk gesprek met de leerkracht van groep 1 wordt besproken.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder werkt aantoonbaar samen met het basisonderwijs, op het gebied van pedagogische visie en thema’s.

  • 4.

    De kinderopvangaanbieder heeft bindende en aantoonbare afspraken met alle relevante basisscholen over de doorlopende leerlijn.

  • 5.

    De kinderopvangaanbieder zorgt ervoor dat er periodiek overleg is met de aanbieder jeugdgezondheidszorg over doelgroepkinderen en kinderen met behoefte aan extra zorg.

  • 6.

    De kinderopvangaanbieder voldoet aan alle wettelijke eisen die gesteld worden in de Wet OKE (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie), Wet kinderopvang en Wet Primair Onderwijs. De kinderopvangaanbieder houdt zich ook aan de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarnaast voldoen de beroepskrachten aan de wettelijke vereisten. De kinderopvangaanbieder stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.

  • 7.

    De kinderopvangaanbieder participeert in de Lokale Educatieve Agenda.

  • 8.

    De kinderopvangaanbieder betrekt ouders/verzorgers actief bij het VVE-aanbod.

  • 9.

    De kinderopvangaanbieder werkt mee aan de uitvoering van de VVE monitor en past verbeteraspecten toe volgens de kwaliteitscyclus.

Artikel 6: Totstandkoming opdracht

  • 1.

    De ouders/verzorgers die in aanmerking willen komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma maken dit kenbaar bij de kinderopvangorganisatie die het gesubsidieerde peuterprogramma biedt en de locatie waar zij hun peuter naar toe willen brengen.

  • 2.

    De ouders/verzorgers leveren vervolgens het aanmeldformulier en benodigde bescheiden aan bij de kinderopvangaanbieder.

  • 3.

    De kinderopvangaanbieder toetst of de ouders/verzorgers in aanmerking komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma en wat de hoogte van de ouderbijdrage is.

  • 4.

    De kinderopvangaanbieder start de plaatsingsprocedure op het moment dat is vastgesteld dat de ouders/verzorgers in aanmerking komen voor een gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma. Aanmelding door de ouders/verzorgers is mogelijk vanaf 9 maanden voor de startleeftijd.

  • 5.

    De ouders/verzorgers sluiten een overeenkomst met de kinderopvangaanbieder.

  • 6.

    Het recht op een gemeentelijke peuterplaats stopt of wijzigt in ieder geval op het moment dat een kind naar de basisschool gaat, de duur van de VVE-indicatie is verstreken en/of de ouders/verzorgers hier niet meer voor in aanmerking komen.

Artikel 7: Plaatsingsprocedure en wachtlijstbeleid

  • 1.

    Kinderen die in aanmerking komen voor het gemeentelijk gesubsidieerd peuterprogramma worden door de kinderopvangaanbieder zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen drie maanden geplaatst nadat de kinderen de startleeftijd hebben bereikt indien er voldaan is aan:

    • a.

      het kind uiterlijk 6 maanden voor startleeftijd / gewenste ingangsdatum is aangemeld; en

    • b.

      de ouder uiterlijk 3 maanden voor startleeftijd / gewenste ingangsdatum heeft voldaan aan de geëiste toetsing.

  • 2.

    Gewenste dagdelen worden zoveel mogelijk toegekend maar kunnen niet worden gegarandeerd.

  • 3.

    Plaatsing is afhankelijk van beschikbaarheid. Indien er geen plaats is op de gewenste locatie dan wordt er een plaats aangeboden op een andere locatie binnen de gemeente. Uiterlijk drie maanden na de startleeftijd / gewenste ingangsdatum, mits voldaan is aan de voorwaarden genoemd onder lid 1, wordt er een plaats aangeboden op de gewenste locatie.

  • 4.

    Indien een kind minder dan 6 maanden voor de startleeftijd is aangemeld of de ouders/verzorgers hebben niet tijdig voldaan aan de toetsingseisen kunnen de gegarandeerde plaatsingstermijnen worden verlengd.

  • 5.

    De kinderopvangaanbieder heeft acceptatieplicht. Doelgroepkinderen krijgen voorrang indien er sprake is van een wachtlijst. Op het moment dat de kinderopvangaanbieder een kind niet kan plaatsen, meldt zij dit per ommegaande aan de ouders/verzorgers. Indien het een doelgroepkind betreft, wordt dit, na schriftelijke toestemming van de ouders/verzorgers ook gemeld aan het consultatiebureau.

Hoofdstuk 2: Slotbepalingen

Artikel 8: Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van één of meer bepalingen van deze beleidsregel afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 9: Intrekking oude beleidsregels

De ‘Beleidsregels Peuterprogramma 2013’, vastgesteld op 23 april 2013, worden ingetrokken met ingang van de datum waarop deze beleidsregel in werking treedt.

Artikel 10: Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op de dag na bekendmaking, en werkt terug tot 1 januari 2021.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel gemeentelijk gesubsidieerde plaatsen in het peuterprogramma gemeente Reusel-De Mierden 2021 en verder.

 

Aldus vastgesteld door het college van de gemeente Reusel-De Mierden in de vergadering van 18 mei 2021.

Burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden,

de secretaris,

mr. R.P.B.M. Brekelmans

de burgemeester,

mw. A.J.M.H. van de Ven