Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellevoetsluis

Beleidsregels Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellevoetsluis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022
CiteertitelVervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpVervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

26-05-2021nieuwe beleidsregels

30-03-2021

gmb-2021-161374

20210168

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022

 

De gemeente Hellevoetsluis;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 maart 2021; nummer:20210168;

 

BESLUIT

 

vast te stellen de Beleidsregels Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022.

 

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      boven-gebruikelijke zorg:Dit is zorg die, gelet op leeftijd en ontwikkelingsniveau boven de normale, dagelijkse zorg uitgaat die van ouders en/of netwerk verwacht kan worden;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      gebruikelijke zorg:Dit is zorg die normaliter verwacht wordt van de verantwoordelijke verzorgers van een jeugdige en hun netwerk welke voorliggend is aan de inzet van jeugdvoorzieningen;

    • d.

      hoofdverblijf: de feitelijke verblijfplaats van de jeugdige. Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening en daarmee twee hoofdverblijven.

    • e.

      jeugdige: persoon die:

      • i.

        de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt,

      • ii.

        de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht recht is gedaan overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht, of

      • iii.

        de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van de Jeugdwet:

        • is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;

        • vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of

        • is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is;

    • f.

      ouder: gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder;

    • g.

      pleegouder: persoon die een jeugdige die niet zijn kind of stiefkind is, als behorende tot zijn gezin verzorgt en daartoe een pleegcontract als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid van de Jeugdwet, heeft gesloten met een pleegzorgaanbieder;

    • h.

      pleegoudervoogd: pleegouder die tevens belast is met voogdij als bedoeld in boek 1 Burgerlijk Wetboek;

    • i.

      wettelijk vertegenwoordiger:Pleegouder , pleegoudervoogd of anderzijds wettelijk verantwoordelijk voor de verzorging van de jeugdige.

    • j.

      woonplaatsbeginsel: volgens de uitgangspunten die gelden in de Jeugdwet.

Artikel 2. Uitgangspunt is verantwoordelijkheid van de ouders en de jeugdige zelf

  • 1.

    Voor het organiseren van vervoer om te komen bij een locatie voor jeugdhulp is het uitgangspunt dat de jeugdige en diens ouders of wettelijk vertegenwoordigers dit doen op eigenkracht met behulp van hun eigen netwerk en dit zelf bekostigen.

  • 2.

    Voor eigenkracht oplossingen zoals bedoeld in lid 1 wordt geen vergoeding verstrekt.

Artikel 3. Vervoer in verband met medische noodzaak

  • 1.

    Het college acht een vervoersvoorziening voor de jeugdige noodzakelijk indien er een medische noodzaak tot vervoer is. Daarvan is sprake als de jeugdige vanwege een lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke beperking niet in staat is (eventueel onder begeleiding van een volwassenen) gebruik te maken van het openbaar vervoer of eigen vervoer.

  • 2.

    Bij vervoer in verband met een medische noodzaak dient in eerste instantie een beroep te worden gedaan op de regeling zittend ziekenvervoer vanuit de zorgverzekeringswet. Als het mogelijk is van deze regeling gebruik te maken geldt dit als uitsluitende voorliggende voorziening op vervoer vanuit de Jeugdwet.

  • 3.

    Het is aan de jeugdige en/of diens ouders of wettelijk vertegenwoordigers om aan te tonen dat er sprake is van een medische noodzaak tot vervoer. Het college kan ter vaststelling van de medische noodzaak onafhankelijk medisch advies inwinnen als naar het oordeel van het college dit niet voldoende is aangetoond.

  • 4.

    Als er medisch onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het vaststellen van de aanspraak op Leerlingenvervoer dan kan dit onderzoek gebruikt worden bij het beoordelen van de aanspraak op Jeugdvervoer.

Artikel 4. Vervoer in verband met beperkingen in de zelfredzaamheid

  • 1.

    Indien ouders en/of de jeugdige niet in staat zijn op eigen kracht, of met behulp van hun sociaal netwerk, vervoer te organiseren, of wel in staat zijn het te organiseren maar de afstand en frequentie van vervoer naar jeugdhulp is dermate groot dat dit de gebruikelijke zorgplicht van ouders overschrijdt, kan een vervoersvoorziening toegekend worden. Om te beoordelen of er sprake is van boven gebruikelijke zorg maakt het college gebruik van de volgende berekeningsformule: (aantal maanden) x (aantal keren per week) x (aantal weken per maand) x (afstand enkele reis) x 0,25. Indien de uitkomst 250 of hoger is kan een vervoersvoorziening worden toegekend*.

  • 2.

    In afwijking van hetgeen bepaald in artikel 4 lid 1 kan, als naar het oordeel van het college de toegang tot Jeugdzorg niet gegarandeerd kan worden, door de ouders, het eigen netwerk, en of wettelijk vertegenwoordigers een vervoersvoorziening worden ingezet ook als niet aan de norm van 250 uit het eerste lid wordt voldaan.

  • 3.

    De in lid 2 genoemde vervoersvoorziening wordt in eerste instantie tijdelijk ingezet waarbij de jeugdige en diens ouders of wettelijk vertegenwoordigers, en het eigen netwerk een redelijke termijn krijgen om het vervoer zelf te organiseren variërend van maximaal 3 maanden. Deze termijn wordt in de beschikking voor Jeugdhulp opgenomen. Na het verstrijken van deze termijn vervalt de vervoersvoorziening en wordt de situatie opnieuw beoordeeld.

 

*Deze formule is dezelfde als gebruikt werd door de ziektekostenverzekeraars voor de toekenning van zittend ziektevervoer op grond hardheidsclausule zorgverzekeringswet.

Artikel 5. Vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Indien een vervoersvoorziening voor de jeugdige naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan kent het college de goedkoopst adequate vervoersvoorziening toe.

  • 2.

    De vervoersvoorziening, bedoeld in het eerste lid, betreft uitsluitend vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden (vervoer enkel tussen huis of school en zorgaanbieder).

  • 3.

    Indien de jeugdhulp in Pgb is verstrekt wordt geen vervoersvoorziening in natura toegekend. Een eventuele vervoerskostenvergoeding wordt gebaseerd op de kosten die de gemeente bij de gecontracteerde aanbieder van jeugdvervoer had gemaakt bij een verstrekking in natura. Indien naar het oordeel van het college een vervoersvoorziening in natura noodzakelijk is, kan deze, mits gemotiveerd, worden toegekend.

  • 4.

    Het college kan vervoer in de vorm van een Pgb weigeren indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er een risico bestaat op het niet gebruiken van de middelen voor het beoogde doel. Hierbij geldt dat in ieder geval geen Pgb wordt verstrekt als er sprake is van een schuldenproblematiek of een verstandelijke beperking bij de budgetverantwoordelijke.

  • 5.

    De volgende vervoersvoorzieningen kunnen worden geboden:

    • a.

      vervoer gecontracteerd bij de zorgaanbieder indien sprake is van zorg in natura. De maximale bijdrage die het college vergoedt aan de aanbieder bedraagt € 20,00 per dag per cliënt.

    • b.

      vervoer door een door het college gecontracteerde vervoerder indien sprake is van zorg in natura;

    • c.

      vervoer door een door de jeugdige ingekochte vervoerder indien sprake is van jeugdhulp in de vorm van een PGB of, indien gemotiveerd, vervoer door een door het college gecontracteerde vervoerder;

    • d.

      kilometer vergoeding voor eigen vervoer van 21 cent per kilometer voor zover dit boven de norm van 250 punten uitkomt zoals bedoeld in artikel 4 lid 1. Als dit wordt geleverd door iemand uit het netwerk van de jeugdige ter stimulering van betrokkenheid bij het behandeltraject.

Artikel 6. Voorzieningen rondom onderwijs/zorg

  • 1.

    Een jeugdige komt alléén in aanmerking voor een vervoersvoorziening in het kader van deze beleidsregels wanneer de school/zorgvoorziening 50% of méér zorg levert dan onderwijs.

  • 2.

    De school/zorgvoorziening dient dit aantoonbaar te kunnen maken door middel van een schriftelijke verklaring welke naar het oordeel van het college voldoende gemotiveerd is.

Artikel 7. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, als toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Doorgeven van wijzigingen

  • 1.

    De jeugdige en/of de ouders doen op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit over de vervoersvoorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit over een vervoersvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 3.

    Indien het college een besluit op grond van het tweede lid heeft ingetrokken zal het college geheel de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten bekostiging van Jeugdvervoer verstrekt op grond van deze regeling.

Artikel 9. Overgangsbepalingen

  • 1.

    De Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022 treedt als grondslag in de plaats van de Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2018.

  • 2.

    Voor de lopende voorzieningen blijft de Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2018 van toepassing.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend voor 1 april 2021, worden afgehandeld krachtens de Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2018.

Artikel 10. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking één dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2018.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Vervoersregeling Jeugdhulp Hellevoetsluis 2021-2022.

 

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van het college van burgemeester en wethouders, gehouden op 30 maart 2021.

De waarnemend secretaris

S.J.A. Bronsveld

De voorzitter

M.C. Junius