Organisatie | Werkzaak Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Werkzaak Rivierenland houdende regels omtrent de afstemming van de hoogte van de bijstand indien er sprake is van een niet-rechthebbende partner (Beleidsregels niet-rechthebbende partner Werkzaak Rivierenland) |
Citeertitel | Beleidsregels niet-rechthebbende partner Werkzaak Rivierenland |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels niet-rechthebbende partner Werkzaak Riviereland 2019.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-05-2021 | nieuwe regeling | 17-05-2021 |
Het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland;
Gelet op de artikelen 18, 24 en 32 lid 4, van de Participatiewet,
Overwegende dat in het kader van de uitvoering van de Participatiewet het belangrijk is regels te stellen over de afstemming van de hoogte van de bijstand indien er sprake is van een niet-rechthebbende partner,
Besluit vast te stellen de beleidsregels niet-rechthebbende partner,
Het dagelijks bestuur verhoogt de bijstand van de rechthebbende partner met 20% van de gehuwdennorm in de volgende situaties:
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op de ALO-kop.
De Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en de Participatiewet hebben een andere definitie van het begrip 'echtgenoot'. Dit maakt dat een bijstandsgerechtigde met een niet-rechthebbende partner de ALO-kop mis kan lopen. Dit is het geval als een van de echtgenoten in detentie verblijft, geen statushouder is, in een inrichting of in het buitenland verblijft. Om dit gemis aan ALO-kop te compenseren kan bijstand verstrekt worden. In onderstaand artikel wordt uitgelegd wanneer dit het geval is en wat de voorwaarden hiervoor zijn.
Aldus vastgesteld door het dagelijks bestuur van Werkzaak Rivierenland op 17 mei 2021.
De secretaris,
mevrouw E. Boer MBA
de voorzitter,
dhr. C. Stolwijk
De niet-rechthebbende echtgenoot kan in het buitenland wonen. In maart 2012 is de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid aangenomen. De hoogte van een uitkering wordt afgestemd op het kostenniveau van het land buiten de EU, de EER en Zwitserland, waar de uitkeringsgerechtigde of het kind woont.
De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de woonlandfactor. De woonlandfactor is een percentage dat het kostenniveau van een bepaald land ten opzichte van het kostenniveau in Nederland aangeeft. Het kostenniveau voor de niet-rechthebbende partner in het buitenland is dan de woonlandfactor voor dat land, maal de hoogte van de bijstandsnorm in Nederland.
Zie voor meer informatie de Memorie van Toelichting van de Wet woonlandbeginsel in de sociale zekerheid (TK 2010/2011, 32 878, nr. 3) en de Regeling woonlandbeginsel in de sociale zekerheid (Stcrt. 8306, 27 april 2012). De woonlandfactoren voor de betreffende landen staan in de bijlage van laatstgenoemde regeling.
Sinds 1 januari 2015 is een alleenstaande ouder-kop ingevoerd in het kindgebonden budget. Op grond van artikel 2 lid 6 van de Wet op het kindgebonden budget heeft de ouder die geen echtgenoot heeft recht op de alleenstaande ouder kop, de ALO-kop. In dit verband wordt bedoeld de echtgenoot zoals omschreven in artikel 3 lid 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna Awir). Er wordt hierbij gekeken naar de registratie en niet naar de feitelijke omstandigheden. In de Participatiewet is de feitelijke situatie juist van belang voor de bijstandsnorm. In de volgende situaties heeft een belanghebbende op grond van de Awir wel een echtgenoot, maar heeft hij op grond van de Participatiewet recht op bijstand naar de norm voor een alleenstaande (ouder): de echtgenoot zit in detentie, de echtgenoot is geen statushouder, de echtgenoot verblijft in een inrichting of de echtgenoot verblijft in het buitenland.
De Awir en de Participatiewet definiëren het begrip 'echtgenoot' ieder op een eigen wijze. De Awir kent daarnaast ook Awir-partners die we in de bijstand niet kennen. Dit zijn degene die als ingezetenen op hetzelfde woonadres als de alleenstaande ouder zijn ingeschreven in de BRP en voldoen aan een vereiste uit artikel 3 lid 2 Awir. Denk hierbij aan de situatie dat de alleenstaande ouder inwoont bij zijn eigen ouder(s) of bij een kennis. Daardoor kan het voorkomen dat een belanghebbende bijstand naar de norm van een alleenstaande ouder ontvangt, maar dat hij belastingtechnisch wel een echtgenoot of andere Awir-partner heeft.