Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Regeling Bibob Den Haag 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling Bibob Den Haag 2021
CiteertitelRegeling Bibob Den Haag 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpRegeling Bibob Den Haag 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur van de gemeente Den Haag (RIS280746) wordt ingetrokken.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-05-2021nieuwe regeling

11-05-2021

gmb-2021-151898

RIS308678 BSD/10087363

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling Bibob Den Haag 2021

Toelichting

Deze regeling is opgesteld met inachtneming van de gewijzigde Wet Bibob per 1 augustus 2020 en de doelstellingen zoals genoemd in het Coalitieakkoord 2019-2022. In het Coalitieakkoord is bepaald dat er in het kader van de aanpak van ondermijnende criminaliteit meer gebruikt gemaakt moet worden van de bevoegdheden die voortvloeien uit de Wet Bibob. De capaciteit binnen het Gemeentelijk Bureau Bibob (hierna: GBB) is daartoe uitgebreid. Omdat de beschikbare capaciteit niet toereikend is om in alle gevallen de Wet Bibob toe te passen, zijn hierin keuzes gemaakt. Via diverse overleggen, onderzoeken en projecten is beoordeeld bij welk type vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten de inzet van het Bibob-instrument van de grootste toegevoegde waarde is in de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarom is ervoor gekozen het Bibob-instrument in te zetten vanaf bepaalde grensbedragen of alleen ten aanzien van specifiek benoemde risicobranches of prioritaire gebieden.

Nu het GBB conform het coalitieakkoord is uitgebreid, zullen hier de meeste Bibob-toetsen plaatsvinden voor alle diensten. Daardoor blijven de lasten voor de diensten zelf veelal beperkt tot het uitreiken en aannemen van Bibob-vragenformulieren. In uitzonderingsgevallen zullen de diensten zelf een (lichte) Bibob-toets uitvoeren, waarbij het GBB ondersteuning biedt. Ook ondersteunt het GBB de diensten met cursussen en werkinstructies.

Er wordt geen toename verwacht van de beschikbare handhavingscapaciteit, aangezien de Wet Bibob in de meeste gevallen toegepast zal worden bij de aanvraag van vergunningen en subsidies en bij de start van onderhandelingen voor wat betreft vastgoedtransacties en overheidsopdrachten. Wel zullen er daardoor mogelijk meer procedures gevoerd worden in geval van negatieve besluitvorming. Ook daarbij zal het GBB een rol vervullen door met de betreffende afdeling samen op te trekken bij een procedure met betrekking tot een Bibob-besluit.

Tot slot zullen de lasten voor met name de ondernemer toenemen nu de Wet Bibob op meer beleidsterreinen actief wordt ingezet. Dit is een ingecalculeerd neveneffect van de inzet van de Wet Bibob. Het bestaande uitgangspunt is dat waar mogelijk de lasten voor de ondernemer zo min mogelijk worden verzwaard door selectief naar de benodigde informatie te vragen, toegespitst op de omstandigheden van het geval en het soort beschikking of rechtshandeling.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen de navolgende Regeling Bibob Den Haag 2021:

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvraag:

een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb;

advies:

het advies als bedoeld in artikel 9 van de wet;

APV:

Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag;

Awb:

beschikking:

Algemene wet bestuursrecht;

een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Awb;

betrokkene:

betrokkene zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2° van de wet;

Bibob-toets:

een toets aan de wet door het bestuursorgaan;

Bureau:

het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

college:

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Den Haag;

overheidsopdracht:

een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

RIEC:

Regionaal Informatie- en Expertise Centrum

vastgoedtransactie:

een transactie zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

WABO:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

wet:

de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

 

Hoofdstuk 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

 

Artikel 2:1 Toepassingsbereik bij aanvragen om een beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan voert, met inachtneming van deze regeling, bij iedere aanvraag om een beschikking een Bibob-toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:

    a. informatie die bij de gemeente bekend is;

    b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    e. informatie uit open bronnen;

    f. overige signalen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan voert, met inachtneming van hetgeen in deze regeling daarover is bepaald, in ieder geval een Bibob-toets uit met betrekking tot aanvragen voor een vergunning of wijziging van een vergunning zoals vermeld in:

    a. artikel 3 van de Drank- en Horecawet betreffende een drank- en horecawetvergunning, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, of wijziging van rechtsvorm van de onderneming, tenzij sprake is van een slijterij die onderdeel uitmaakt van een landelijke keten;

    b. artikel 30a van de Drank- en Horecawet betreffende de wijziging van het aanhangsel drank- en horecawetvergunning;

    c. artikel 30b van de Wet op de kansspelen betreffende een vergunning voor aanwezigheid van kansspelautomaten;

    d. artikel 2 van de Verordening op de kansspelen betreffende een speelautomatenhalvergunning;

    e. artikel 2:25 van de APV betreffende een evenementenvergunning indien sprake is van een vechtsportgala;

    f. artikel 2:28 van de APV betreffende een exploitatievergunning voor een horeca-inrichting, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van leidinggevende(n);

    g. artikel 2:10 van de APV voor zover het een terrasvergunning betreft en indien:

    1° door de exploitant niet tevens een drank- en horecawetvergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet of een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de APV wordt aangevraagd;

    2° de vergunning uit het vorige onderdeel wel is aangevraagd, maar deze is geweigerd of ingetrokken of buiten behandeling is gelaten;

    3° sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf indien daarvoor een nieuwe vergunningaanvraag nodig is, of wijziging van rechtsvorm van de onderneming;

    h. artikel 4 van de Verordening op de binnenwateren voor de gemeente Den Haag betreffende een ligplaatsvergunning, indien:

    1° het horeca-terrasboten betreft of bedrijfsschepen voor zover hierop horeca-activiteiten plaatsvinden en door de exploitant niet tevens een drank- en horecawetvergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet of een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening wordt aangevraagd;

    2° de vergunning uit het vorige onderdeel wel is aangevraagd, maar deze is geweigerd of ingetrokken of buiten behandeling is gelaten;

    3° sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming;

    i. artikel 2:72 van de APV betreffende een vergunning voor verkoop van consumentenvuurwerk;

    j. artikel 5 van de Verordening straathandel Den Haag 2017 betreffende een standplaatsvergunning voor een seizoensplaats;

    k. artikel 3 van de Taxiverordening Den Haag 2014 betreffende een taxivergunning, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming;

    l. artikel 2.1, eerste lid, onder e en i van de WABO betreffende een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu of een omgevingsvergunning voor een beperkte milieutoets, voor zover deze betrekking heeft op de afvalbranche en de autobranche.

  • 3.

    De Bibob-toets zal niet worden uitgevoerd, indien de aanvraag afkomstig is van:

    a. overheidsinstanties;

    b. semi-overheidsinstanties;

    c. een rechtspersoon of organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;

    d. toegelaten woning(bouw)corporaties;

    e. door het college bij besluit aangewezen betrokkenen.

 

Artikel 2:2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

Het bestuursorgaan voert in ieder geval een Bibob-toets uit op reeds verleende beschikkingen, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:

  • a. informatie die bij de gemeente bekend is;

    b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    e. informatie uit open bronnen;

    f. overige signalen.

 

Artikel 2:3 Toepassingsbereik bij omgevingsvergunningen voor bouwactiviteiten

  • 1.

    Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit op een aanvraag voor een bouwvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de WABO, indien de aanvraag:

    a. betrekking heeft op een bouwwerk dat ziet op:

    1° transities van de bestemming niet-wonen naar wonen;

    2° woonruimte voor arbeidsmigranten;

    3° voorzieningen voor logies en verhuur aan toeristen;

    4° kamerverhuur;

    5° hotels;

    6° seks-inrichtingen, inclusief escortbedrijven;

    7° wellnessbranche (massage- en beautysalons en nagelstudio’s);

    8° zonnestudio’s;

    9° horeca-inrichtingen (inclusief coffeeshops);

    10° smart-, head- en growshops;

    11° speelautomatenhallen;

    12° kiosken;

    13° kapsalons;

    14° belwinkels, internetcafés en gamecenters;

    15° autobranche (autohandel, garages, leasebedrijven en autodemontage).

    b. betrekking heeft op een specifiek bouwwerk of een bouwwerk dat zich bevindt in een prioritair gebied dat krachtens artikel 2:98 van de APV bij een Aanwijzingsbesluit door de burgemeester of door het college is aangewezen, en waarvan de bouwsom hoger is dan € 50.000,-.

  • 2.

    Indien de aangevraagde of al verleende omgevingsvergunning gaat gelden voor een ander dan de aanvrager of vergunninghouder, zoals bedoeld in artikel 2:25, tweede lid van de WABO, wordt eveneens een Bibob-toets uitgevoerd.

 

Artikel 2:4 Toepassingsbereik bij coffeeshops

  • 1.

    In aanvulling op artikel 2:1, tweede lid, onder f, verzoekt het bestuursorgaan, indien de aanvrager een coffeeshophouder is, het Bureau een advies uit te brengen over de mate van gevaar, zoals bedoeld in artikel 9 van de wet:

    a. bij een nieuwe aanvraag om een vergunning;

    b. bij een aanvraag die betrekking heeft op de overname van een bedrijf.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid verzoekt het bestuursorgaan het Bureau niet om een advies, maar verricht het bestuursorgaan zelf een Bibob-toets, indien over de betrokkene reeds eerder een advies is ontvangen waaruit geen ernstig gevaar of mindere mate van gevaar is gebleken.

  • 3.

    Wanneer uit het eigen onderzoek door het bestuursorgaan, zoals bedoeld in het vorige lid, aanwijzingen naar voren komen dat sprake is van ernstig gevaar of een mindere mate van gevaar, kan het bestuursorgaan alsnog een verzoek om advies aan het Bureau doen.

  • 4.

    Het bestuursorgaan voert bij een reeds verleende vergunning één keer in de vier jaar een Bibob-toets uit.

 

Artikel 2:5 Toepassingsbereik bij seksinrichtingen en escortbedrijven

Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit op een aanvraag voor een vergunning, zoals genoemd in artikel 3:3 van de APV betreffende een vergunning voor een seksinrichting of escortbedrijf, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van de aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf of wijziging van rechtsvorm van de onderneming, en indien de aanvrager de vier voorgaande jaren niet is getoetst aan de wet.

 

Artikel 2:6 Toepassingsbereik bij gebouw-, gebieds- en branchegebonden vergunningen

  • 1.

    Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit voor een aangevraagde vergunning op grond van artikel 2:98, derde lid, van de APV betreffende een gebouw-, gebieds- of branchegebonden vergunning.

  • 2.

    Het bestuursorgaan voert één keer per vier jaar bij een reeds verleende vergunning een Bibob-toets uit.

 

Artikel 2:7 Toepassingsbereik bij marktvergunningen

  • 1.

    Het bestuursorgaan voert een Bibob-toets uit voor een aangevraagde marktvergunning op grond van artikel 7 van de Marktverordening Den Haag 2016.

  • 2.

    Het bestuursorgaan voert bij een reeds verleende marktvergunning een Bibob-toets uit, indien ten aanzien van de vergunninghouder de afgelopen twee jaar tenminste éénmaal handhavend is opgetreden in verband met een zware overtreding zoals genoemd in de Beleidsregels Sancties Markten Den Haag 2017.

 

Artikel 2:8 Toepassingsbereik bij subsidies

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een subsidieaanvraag op grond van een wettelijk voorschrift van de gemeente Den Haag, dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Het bestuursorgaan voert in ieder geval een Bibob-toets uit bij een subsidieaanvraag, een besluit tot intrekking of aanvraag tot vaststelling van een reeds verleende subsidie indien:

    a. de te subsidiëren activiteit plaatsvindt in een gebouw of prioritair gebied dat door het college als zodanig is aangewezen, dan wel krachtens artikel 2:98 van de APV bij een Aanwijzingsbesluit door de burgemeester is aangewezen. Dit geldt ook wanneer de subsidieaanvrager of -ontvanger in dit gebouw of gebied is gevestigd en de te subsidiëren activiteit op een andere locatie plaatsvindt;

    b. de subsidieaanvrager, niet zijnde in de hoedanigheid van een natuurlijk persoon, nog niet eerder subsidie heeft aangevraagd bij het bestuursorgaan en het een subsidie betreft van € 10.000,- of meer;

    c. de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt niet langer dan twaalf maanden geleden is opgericht;

    d. de afgelopen zes maanden sprake is geweest van een bestuurswisseling of directiewisseling bij de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt;

    e. de rechtspersoon die de subsidie aanvraagt (of diens (middellijk) bestuurders of een andere organisatie van die (middellijk) bestuurders van de rechtspersoon) de afgelopen vijf jaar betrokken is of is geweest bij een faillissement;

    f. het een rechtspersoon betreft waarbij de accountant zich bij de controle heeft onthouden van een oordeel, voor zover dat vereist was of waarbij de accountant bij de gevraagde assuranceverklaring niet met voldoende zekerheid een oordeel heeft kunnen geven; of

    g. er sprake is van andere onregelmatigheden of specifieke bijzonderheden bij de subsidieaanvraag, -verlening of vaststelling daarvan.

 

Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke vastgoedtransacties

 

Artikel 3:1 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    De gemeente, in de hoedanigheid van rechtspersoon met een overheidstaak, kan, met inachtneming van hetgeen in deze regeling daarover is bepaald, een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle vastgoedtransacties.

  • 2.

    De gemeente voert, met inachtneming van deze regeling, bij iedere (voorgenomen) vastgoedtransactie een Bibob-toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:

    a. informatie die bij de gemeente bekend is;

    b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    e. informatie uit open bronnen;

    f. overige signalen.

  • 3.

    De gemeente voert in ieder geval een Bibob-toets uit wanneer de vastgoedtransactie:

    a. betrekking heeft op een onroerende zaak of grond gelegen in een prioritair gebied dat krachtens artikel 2:98 van de APV bij een Aanwijzingsbesluit als zodanig is aangewezen, of anderszins door het college als zodanig is aangewezen, met uitzondering van de vastgoedtransactie die betrekking heeft op de heruitgifte, vervreemding of wijziging van een erfpachtrecht en de uitzonderingen zoals genoemd onder d en e;

    b. betrekking heeft op het aangaan van nieuwe huurcontracten met betrekking tot een huurafhankelijk recht van opstal ten aanzien van kiosken;

    c. betrekking heeft op het verlengen van bestaande huurcontracten met betrekking tot een huurafhankelijk recht van opstal ten aanzien van kiosken;

    d. betrekking heeft op (een voornemen tot) de uitgifte in eigendom of verhuur van vastgoed of gronden door de gemeente, met uitzondering van snippergroen en de omzetting van erfpachtgrond naar vol eigendom. Ten aanzien van verhuur van vastgoed of gronden geldt bovendien de uitzondering dat geen Bibob-toets zal worden uitgevoerd wanneer de huurder van overheidswege gesubsidieerd wordt;

    e. betrekking heeft op de vestiging van het recht van erfpacht, met uitzondering van snippergroen en de heruitgifte van het recht van erfpacht;

    f. betrekking heeft op het sluiten van ligplaatsovereenkomsten;

    g. betrekking heeft op de verkoop van aandelen die de gemeente houdt in een rechtspersoon, die vastgoed of gronden in bezit heeft of dat naar verwachting zal krijgen;

    h. grote financiële gevolgen heeft voor de gemeente.

  • 4.

    Bij de start van onderhandelingen, stelt de gemeente de wederpartij ervan in kennis, dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure. Indien de Bibob-toets is gestart en niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, dan wordt hieromtrent een opschortende of ontbindende voorwaarde opgenomen in de overeenkomst.

  • 5.

    De Bibob-toets kan worden uitgevoerd in geval de vastgoedtransactie de aankoop of huur van onroerende goederen of gronden door de gemeente betreft.

  • 6.

    De Bibob-toets wordt niet uitgevoerd, ingeval de betrokken partij:

    a. een overheidsinstantie is;

    b. een semi-overheidsinstantie is;

    c. een rechtspersoon is of een organisatie waaraan de gemeente zelf deelneemt;

    d. een toegelaten woning(bouw)corporatie is;

    e. een door het college bij (specifiek) besluit aangewezen betrokkene is.

 

Artikel 3:2 Toepassingsbereik bij overheidsopdrachten

  • 1.

    De gemeente kan een Bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten.

  • 2.

    De gemeente voert, met inachtneming van deze regeling, bij iedere overheidsopdracht een Bibob-toets uit, indien er aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen dat sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, op grond van:

    a. informatie die bij de gemeente bekend is;

    b. informatie verkregen van het Bureau, zoals een tip als bedoeld in artikel 11 van de wet;

    c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    d. informatie verkregen op grond van artikel 26 van de wet;

    e. informatie uit open bronnen;

    f. overige signalen.

  • 3.

    De gemeente voert standaard een Bibob-toets uit, indien de overheidsopdracht betrekking heeft op de volgende branches:

    a. zorg;

    b. (taxi)vervoer in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en (speciaal) kinderen- en leerlingenvervoer;

    c. glasbewassing;

    d. milieu.

 

Hoofdstuk 4 Uitvoering en beoordeling

 

Artikel 4:1 Beoordeling door bestuursorgaan

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan voert het bestuursorgaan een Bibob-toets uit in het geval een standaard Bibob-toets conform deze regels is voorgeschreven.

  • 3.

    Indien deze toets hiertoe aanleiding geeft, doet het bestuursorgaan een verzoek om informatie bij de Justitiële Informatiedienst, de politie, of het RIEC of verzoekt het Bureau om een advies.

 

Artikel 4:2 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door het bestuursorgaan.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    a. het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden; en

    b. het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3.

    Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, kan ingevolge artikel 9 van de wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.

 

Artikel 4:3 Informatieverstrekking

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan besluit om een Bibob-toets uit te voeren in geval van een aangevraagde beschikking dient betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, tevens het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 2.

    Verleende beschikkingen, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten worden getoetst indien hier aanleiding toe bestaat. Om de reeds verleende beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht te kunnen beoordelen, dient betrokkene het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 3.

    In afwijking van hetgeen in het vorige lid is bepaald, hoeft geen Bibob-vragenformulier ingediend te worden door betrokkene indien dit naar het oordeel van het bestuursorgaan niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.

 

Artikel 4:4 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden, niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden, of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om over een kopie van het adviesrapport te beschikken.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

 

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

 

Artikel 5:1 Uitvoering Bibob-toets in afwijking van de regeling

Deze regeling laat onverlet dat al dan niet in afwijking van de bovengenoemde bepalingen tot uitvoering van een Bibob-toets kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 5:2 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 5:3 Evaluatie

Het college evalueert deze regeling minimaal eens in de 3 jaar.

 

Artikel 5:4 Intrekking oude regeling

De Beleidslijn voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur van de gemeente Den Haag (RIS280746) wordt ingetrokken.

 

Artikel 5:5 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na datum publicatie in het Gemeenteblad.

 

Artikel 5:6 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Bibob Den Haag 2021.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2:1, eerste lid en artikel 2:2:

Hieronder valt ook de situatie dat uit deze informatie of signalen is gebleken dat ten aanzien van de betrokkene of andere (rechts)personen in de organisatie van betrokkene (zogenaamde boven-, onder- of nevengeschikten) elders in het land in de achterliggende periode van vijf jaar een ernstig gevaar, danwel een mindere mate van gevaar is vastgesteld in het kader van een Bibob-toets.

 

Artikel 2:7, tweede lid:

Concreet moet bij de zware overtredingen zoals genoemd in de Beleidsregels Sancties Markten Den Haag 2017 gedacht worden aan onder meer: het zonder vergunning innemen van een standplaats op de markt, het zich schuldig maken aan wangedrag of bedrog, belemmering van een toezichthouder, het niet tijdig voldoen van het marktgeld of een verkoper die niet beschikt over een VOG of anderszins niet voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de vergunninghouder.

 

Artikel 3:1, tweede lid, onder h:

Bij de beoordeling of een vastgoedtransactie voor de gemeente grote financiële gevolgen met zich meebrengt, zal ook de bestuurlijke gevoeligheid van een vastgoedtransactie in overweging worden genomen.

 

Artikel 3:1, vijfde lid:

Een Bibob-toets zal doorgaans niet plaatsvinden in geval van aankoop van vastgoed of gronden door de gemeente. De belangen van de aankoop van vastgoed (of onteigening) zullen vrijwel altijd voorgaan op andere belangen, echter in zeer uitzonderlijke gevallen zou dit anders kunnen zijn. Een Bibob-toets behoort dan tot de mogelijkheden.

 

Artikel 4:1 tot en met artikel 4:4:

In deze artikelen wordt het begrip ‘bestuursorgaan’ genoemd. Voor zover het niet gaat om beschikkingen, maar om (het aangaan van) vastgoedtransacties en overheidsopdrachten geldt dat deze niet worden uitgevoerd in de hoedanigheid van bestuursorgaan, maar als ‘rechtspersoon met een overheidstaak’.

Waar in deze artikelen gesproken wordt over ‘bestuursorgaan’ moet in geval van vastgoedtransacties en overheidsopdrachten daarom ‘rechtspersoon met een overheidstaak’ worden gelezen.

 

Artikel 5:2:

In deze regeling is zoveel mogelijk rekening gehouden met de op dit moment bestaande beschikkingen en overige handelingen waarop de wet kan worden toegepast en waarbij een Bibob-toets wenselijk of noodzakelijk wordt geacht. Voor zover na inwerkingtreding van deze regeling bepaalde activiteiten worden vergund waarmee in deze regeling geen rekening is gehouden, geldt dat naar die activiteiten ook een Bibob-toets kan of zal worden uitgevoerd wanneer dit legitiem wordt geacht. Waar mogelijk wordt het Bibob-beleid dat ten aanzien van gelijksoortige andere gevallen geldt dan toegepast. Dat betekent bijvoorbeeld dat indien een vergunningstelsel door gewijzigde wet- en regelgeving op een andere manier vormgegeven zal worden, de betreffende branche op dezelfde wijze aan een Bibob-toets wordt onderworpen als bij het eerdere vergunningstelsel was bepaald. Het artikel biedt bovendien de mogelijkheid om al dan niet in afwijking van de in de regeling genoemde bepalingen een Bibob-toets uit te voeren, wanneer feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven. Deze bepaling is opgenomen nu mogelijk niet met alle voorkomende gevallen rekening gehouden kan worden. Vanzelfsprekend dient er altijd wel een wettelijke grondslag te bestaan om een Bibob-toets uit te kunnen voeren.

 

Den Haag, 11 mei 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen