Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schiedam

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent het leerlingen- en jeugdhulpvervoer (Beleidsregels Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer gemeente Schiedam 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchiedam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent het leerlingen- en jeugdhulpvervoer (Beleidsregels Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer gemeente Schiedam 2021)
CiteertitelBeleidsregels Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer gemeente Schiedam 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer 2016

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/XHTMLoutput/Historie/Schiedam/637098/CVDR637098_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-05-2021nieuwe regeling

23-03-2021

gmb-2021-151376

BPR2100106

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent het leerlingen- en jeugdhulpvervoer (Beleidsregels Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer gemeente Schiedam 2021)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam;

 

Overwegende dat;

  • -

    Enkele bepalingen in de Verordening Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer gemeente Schiedam 2020 nadere uitleg behoeven;

  • -

    Het wenselijk is om ten behoeve van de uitvoering van het Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer beleidsregels vast te stellen;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer Schiedam 2020;

 

BESLUIT vast te stellen de:

 

BELEIDSREGELS LEERLINGEN- EN JEUGDHULPVERVOER GEMEENTE SCHIEDAM 2021

 

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer Schiedam 2020.

 

En

 

Verordening: Verordening Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer Schiedam 2020

Artikel 1 Dichtstbijzijnde toegankelijke school (artikel 3 en 10; toelichting artikel 1 en 3 van de Verordening)

  • 1.

    Als dichtstbijzijnde toegankelijke school kan worden aangemerkt de school van de gewenste richting die naar afstand het dichtstbij de woning gelegen is, gemeten langs de kortste weg voor de leerling voldoende (meest) begaanbare, veilige weg. Wanneer een leerling een school bezoekt die, met voorbijgaan van een vergelijkbare school van dezelfde gewenste richting, verder van de woning van de leerling is verwijderd, blijft de aanspraak in principe beperkt tot de kosten verbonden aan het vervoer naar en van de dichtst bij de woning gelegen school.

  • 2.

    De dichtstbijzijnde toegankelijke school voor speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs is een school die de onderwijssoort biedt waarop een kind is aangewezen op grond van zijn beperking;

    • de school waarvoor een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) is afgegeven door het regionale samenwerkingsverband (betreft cluster 3 en 4), of

    • de onderwijsinstelling waarvan de Commissie van onderzoek van de instelling zelf beoordeelt dat het kind in aanmerking komt voor onderwijs aan slechtziende/blinde kinderen of slechthorende/dove kinderen (betreft cluster 1 en 2).

  • 3.

    Bij de beoordeling of sprake is van de dichtstbijzijnde toegankelijke school wordt rekening gehouden met de op godsdienstige of levensbeschouwing berustende keuze van de ouders voor een school (= gewenste richting). Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplan-, montessori-, dalton-, en freinetscholen.

Artikel 2 Goedkoopst adequate bekostiging van het vervoer (artikel 4 lid 2 van de Verordening)

  • 1.

    Het college gaat bij de bekostiging uit van de goedkoopst adequate mogelijkheid van vervoer.

  • 2.

    Indien de goedkoopst adequate mogelijkheid van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer gaat het college bij de bekostiging daarvan uit.

  • 3.

    De ouders dienen door middel van een verklaring van de school of wijkteam en zo nodig aanvullende (medische) verklaringen aan te tonen dat een voor de gemeente goedkopere wijze van vervoer niet adequaat is.

Artikel 3 Het vaststellen van de reistijd, de afstand en de vergoeding (artikel 10 lid 1, 12 lid 1, 13, 19 en 21 lid 2; toelichting artikel 10 van de Verordening)

  • 1.

    Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school en/of de locatie waar jeugdhulp wordt geboden.

  • 2.

    Het vaststellen van de afstand tussen de woning en de school en/of de locatie waar jeugdhulp wordt geboden vindt plaats op basis van de kortste route berekend op basis van de ANWB-routeplanner, www.anwb.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school en/of de locatie waar jeugdhulp wordt geboden.

  • 3.

    Als de ouders toestemming krijgen om de leerling of jeugdige zelf te vervoeren, dan wordt een vergoeding per kilometer die de leerling of jeugdige aflegt, verstrekt. De hoogte van deze kilometervergoeding is afgeleid van de Reisregeling binnenland.

  • 4.

    Het vaststellen van de vergoeding met het eigen vervoer vindt plaats op basis van de kortste route berekend op basis van de ANWB-routeplanner, www.anwb.nl. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school en/of de locatie waar jeugdhulp wordt geboden.

  • 5.

    De vergoeding op basis van openbaar vervoer (met begeleiding) wordt berekend op basis van de kosten van een maandabonnement voor het vervoer met de bus, ook indien de leerling of jeugdige van een ander openbaarvervoermiddel gebruik maakt.

Artikel 4 Uitbetaling van de vergoeding openbaar vervoer en eigen vervoer (artikel 5 lid 5 sub a, 7; toelichting artikel 4 van de Verordening)

  • 1.

    De uitbetaling van vergoeding van de kosten voor openbaar vervoer van de leerling (en eventueel van een begeleider) en het eigen vervoer vindt voor het leerlingenvervoer, gerekend over een schooljaar, in drie termijnen plaats. De bedragen en termijnen worden in het besluit op de aanvraag leerlingenvervoer of jeugdhulpvervoer vermeld.

  • 2.

    De ingangsdatum voor een vergoeding ligt nooit voor de datum waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 3.

    Indien het vermoeden bestaat dat de vergoeding voor andere doeleinden dan het vervoer van de leerling of jeugdige wordt gebruikt, kan het college de bekostiging doen toekomen aan een ander dan de ouders (bijvoorbeeld de school of hulpverleningsinstantie).

  • 4.

    Indien de leerling verwijtbaar verzuimt van school of geschorst is, wordt over de dagen dat sprake is van verzuim of de schorsing, geen bekostiging verstrekt dan wel wordt de bekostiging over die dagen teruggevorderd of verrekend.

  • 5.

    Indien de jeugdige een jeugdhulplocatie (tijdelijk) niet bezoekt, wordt over de dagen dat daarvan sprake is geen bekostiging verstrekt dan wel wordt de bekostiging over die dagen teruggevorderd of verrekend.

Artikel 5 Maximale reistijd aangepast leerlingenvervoer (toelichting artikel 1 van de Verordening)

  • 1.

    Bij het vervoer van leerlingen in een taxi(bus) of schoolbus bedraagt de reistijd maximaal 1,5 uur indien de afstand tussen de woning en de school minder dan 50 kilometer bedraagt.

  • 2.

    De in het vorige lid genoemde maximale reistijd geldt niet voor leerlingen die vanwege lichamelijke of geestelijke beperkingen aangewezen zijn op een kortere reistijd. De maximale reistijd is in die gevallen afhankelijk van individuele mogelijkheden.

  • 3.

    De ouders dienen door middel van een verklaring van de school en zo nodig aanvullende (medische) verklaringen aan te tonen dat sprake is van een in het vorige lid bedoelde beperking.

Artikel 6 Begeleiding niet mogelijk door ernstige benadeling (artikel 12 lid 1 sub c, 20 sub c en 24; toelichting artikel 12 van de Verordening)

  • 1.

    Onder ernstige benadeling van het gezin wordt één van de volgende situaties verstaan:

    • De ouder(s)/verzorger(s) kunnen aantonen dat zij niet langer het werk kunnen uitoefenen als zij zorg moeten dragen voor de begeleiding naar school of jeugdhulplocatie van hun kind. Hiervoor dient (dienen) werkgeversverklaring(en) te worden overlegd waaruit per werkdag blijkt, dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien. Het volgen van een voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan (kunnen) inschrijfbewijs (bewijzen) van de school worden overlegd;

    • Er is sprake van een éénoudergezin – of vergelijkbare situatie – waar nog een ander kind is jonger dan 9 jaar dat naar school gebracht moet worden op hetzelfde tijdstip: of

    • De reisduur van de begeleiding neemt meer dan vier uur per dag in beslag.

  • 2.

    Naast deze criteria, kan per situatie bekeken worden wat in redelijkheid van de ouder(s)/verzorger(s) kan worden verwacht. De deskundigen van het wijkteam kunnen hierin adviseren.

Artikel 7 Leren zelfstandig reizen (artikel 22; toelichting artikel 14 van de Verordening)

  • 1.

    Op ieder moment in het schooljaar kunnen ouders/verzorgers en leerlingen/jeugdigen met de gemeente in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen.

  • 2.

    Daarnaast kan de gemeente aan deskundigen op school of in het wijkteam, of aan andere deskundigen vragen om te beoordelen of (leren) zelfstandig reizen passend is voor de leerling/jeugdige.

  • 3.

    Indien het nodig is om zelfstandig reizen te oefenen met de leerling/jeugdige, zijn ouders/verzorgers en het eigen netwerk de eerste aangewezenen om dit te doen.

  • 4.

    Als begeleiding door een vrijwilliger of professional nodig is en de leerling/jeugdige heeft via de Jeugdwet al een vorm van persoonlijke begeleiding, zal worden bekeken op deze begeleider ook de hulpvraag van het zelfstandig(er) reizen op kan nemen in het hulpverleningsplan. Zo niet, dan wordt een passende voorziening getroffen in overleg met de ouders en de leerling/jeugdige.

  • 5.

    Als tijdens de oefenperiode de vervoersvoorziening moet worden aangepast, zal vanuit leerling- en jeugdhulpvervoer hiervoor medewerking worden verleend. Daarbij kan gedacht worden aan aangepast vervoer op alleen de heen-/terugreis, of op enkele dagen in de week, in plaats van elke dag.

  • 6.

    Als het zelfstandig(er) reizen toch niet haalbaar blijkt te zijn, dan is er (weer) aanspraak op een vervoersvoorziening op basis van een beperking in zelfstandig reizen, conform de verordening.

  • 7.

    Ouders die niet meewerken aan het (leren) zelfstandig reizen, kunnen na een redelijke geachte periode geen aanspraak meer maken op de vervoersvoorziening. Als redelijk wordt een periode aangehouden tussen de 1 en maximaal 3 maanden, namelijk de periode waarin de leerling/jeugdige zelfstandig zou kunnen leren reizen. Ouders worden hierover vooraf bericht.

  • 8.

    Als de leerling/jeugdige naar oordeel van de deskundige per direct zelfstandig kan reizen, geldt een overgangsperiode van 1 maand.

Artikel 8 Combineren van vergoedingen (artikel 4 lid 2 van de Verordening)

Voorop staat dat de leerling/jeugdige zo zelfstandig en normaal mogelijk naar school/jeugdhulplocatie reist. Het is mogelijk om de ouders/verzorgers van één leerling/jeugdige verschillende vervoersvoorzieningen en –vergoedingen tegelijkertijd te verstrekken. Bijvoorbeeld als:

  • Ouders/verzorgers één of meerdere dagen in staat zijn de leerling/jeugdige met eigen vervoer naar school/jeugdhulplocatie te brengen en de leerling/jeugdige andere dagen gebruik maakt van aangepast vervoer;

  • De leerling/jeugdige op de heen- of de terugreis wel in staat is om met het openbaar vervoer te reizen en de andere reis gebruik maakt van het aangepaste vervoer;

  • De leerling/jeugdige in de zomer naar school/jeugdhulplocatie kan fietsen en in de winter niet; of

  • De leerling/jeugdige niet vaker dan één keer per dag in staat is om naar school/locatie waar jeugdhulp wordt geboden te fietsen.

Artikel 9 Doorgeven wijzigingen (artikel 7; toelichting artikel 7 van de Verordening)

  • 1.

    In artikel 7 van de verordening is bepaald dat ouders verplicht zijn wijzigingen door te geven aan het college, die van directe invloed zijn op de verstrekte vervoersvoorziening. Hieronder vallen in ieder geval de volgende situaties:

    • wijzigingen in het verblijfadres van de leerling of jeugdige, door bijvoorbeeld verhuizing;

    • wijziging van het adres van de school of de locatie waar jeugdhulp geboden wordt;

    • ziekte of andere omstandigheden waardoor de leerling tijdelijk of blijvend de school niet langer bezoekt, en/of de jeugdige tijdelijk of blijvend niet langer de jeugdhulplocatie bezoekt;

    • wijzigingen in de gezinssituatie of omstandigheden op grond waarvan bekostiging op basis van aangepast vervoer is verstrekt;

    • verandering in de beperking van de leerling/jeugdige.

  • 2.

    Indien een ouder verzuimt een wijziging als bedoeld in het vorige lid tijdig te melden en hierdoor onnodige kosten worden gemaakt, dient de ouder de onnodig gemaakte kosten te vergoeden.

Artikel 10 Drempelbedrag leerlingenvervoer (artikel 15; toelichting artikel 15 van de Verordening)

  • 1.

    Op aanvraag van de ouders wordt bij de toepassing van het drempelbedrag uitgegaan van het inkomen van een ander, recenter jaar, dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, indien:

    • a.

      sprake is van een terugval in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld; of

    • b.

      sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

  • 2.

    Voor voogdijinstellingen die als ‘ouder’ kunnen worden aangemerkt en een aanvraag voor een leerling hebben ingediend, geldt geen drempelbedrag omdat zij geen natuurlijke persoon zijn en derhalve geen inkomen in de zin van de Wet op de inkomstenbelasting hebben.

Artikel 11 Beperking (artikel 2 lid 6, 11, 12, 19, 20 en 24; toelichting artikel 1 en 11 van de Verordening)

  • 1.

    Indien in de verordening gesproken wordt over beperking, wordt een beperking van structurele aard bedoeld. Het college verstrekt geen vervoersvoorziening om tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft.

  • 2.

    Bij een tijdelijke beperking die langer duurt dan drie maanden beoordeelt het college of de leerling op grond van de verordening in aanmerking komt voor aangepast vervoer.

Artikel 12 Opstapplaatsen (toelichting artikel 1 van de Verordening)

  • 1.

    Het college kan gebruik maken van opstapplaatsen. Hiervan zal in ieder geval sprake zijn bij aangepast vervoer in de vorm van vervoer met een bus of een touringcar.

  • 2.

    Het vervoer tussen de woning en de opstapplaats is een verantwoordelijkheid van de ouders.

  • 3.

    De opstapplaats is maximaal 1 kilometer van de woning gelegen.

Artikel 13 Vervoer naar een opvangadres, anders dan het woonadres (artikel 3 lid 4, 12 lid 2; toelichting artikel 1 van de Verordening)

  • 1.

    Vervoer vanaf de BSO of het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden.

  • 2.

    Indien het vervoer naar de BSO of het opvangadres meerkosten met zich meebrengt, wordt het vervoer in beginsel niet toegestaan. Indien het college dit wel toestaat, dienen de ouders de meerkosten te vergoeden.

  • 3.

    Indien sprake is van co-ouderschap moeten beide ouders een aanvraag indienen bij het college van de gemeente waar de leerling feitelijk verblijft. Dit is de gemeente waar de woning staat vanwaar uit de leerling de school bezoekt.

Artikel 14 Begin- en eindtijd van de school en incidentele wijzigingen (toelichting artikel 1 van de Verordening)

  • 1.

    Het leerlingenvervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere begin- en eindtijd van de school volgens de schoolgids. Hiervan kan slechts worden afgeweken indien om medische redenen de leerling op andere breng- en ophaaltijden is aangewezen.

  • 2.

    Het college is niet verantwoordelijk voor wijzigingen in het leerlingenvervoer indien vanwege ziekte, vervallen lesuren, feestdagen, examens of om andere redenen afgeweken wordt van de in de schoolgids aangegeven lestijden. In voorkomende situaties dienen de ouders zelf zorg te dragen voor het leerlingenvervoer.

  • 3.

    Uitsluitend indien de structurele beperking van de leerling noodzaakt tot het volgen van slechts een deel van het onderwijsprogramma, kan leerlingenvervoer buiten de schooltijden plaatsvinden. De ouders moeten de noodzaak hiervan met een verklaring van de school of medische verklaring aantonen. Sociale omstandigheden, lichamelijke problemen van tijdelijke aard of leeftijd zijn geen grond voor het vervoer tijdens schooltijd.

Artikel 15 Gedragsregels ten behoeve van aangepast vervoer (artikel 6; toelichting artikel 6 van de Verordening)

  • 1.

    Het college stelt, in samenwerking met de vervoerder, gedragsregels op voor de ouders en leerlingen/jeugdigen die gebruik maken van het aangepast vervoer. Deze regels zijn noodzakelijk om de veiligheid van de kinderen tijdens het vervoer zoveel mogelijk te garanderen.

  • 2.

    De ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kind tijdens het vervoer.

  • 3.

    De ouders van een leerling of jeugdige die zich niet houdt aan de gedragsregels krijgen een schriftelijke waarschuwing. Bij herhaling van het gedrag kan de leerling of jeugdige van het vervoer worden geschorst voor maximaal tien vervoersdagen. Tijdens de schorsing dienen de ouders het kind zelf naar school of de jeugdhulplocatie te vervoeren.

  • 4.

    Indien na een schorsing de leerling of jeugdige zich binnen 6 maanden (vakantiemaanden niet meegerekend) niet aan de gedragsregels houdt, kan de leerling of jeugdige van het aangepast vervoer worden uitgesloten.

  • 5.

    Indien sprake is van een ernstige misdraging die tevens een strafbaar gesteld feit betreft, kan de leerling of jeugdige zonder waarschuwing direct van het aangepast vervoer worden geschorst of uitgesloten.

  • 6.

    Indien het gedrag terug te voeren is op de ernstige verstandelijke beperking van de leerling of jeugdige, en derhalve niet aan de leerling/jeugdige of diens ouders kan worden toegerekend, wordt met de vervoerder, ouders, en eventueel de school of jeugdhulplocatie een passende oplossing gezocht (bijv. begeleiding in het aangepast vervoer, eigen vervoer).

Artikel 16 Stagevervoer (toelichting artikel 1 en 3 van de Verordening)

  • 1.

    Leerlingen komen slechts voor stagevervoer in aanmerking indien de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar school ontvangt én de stage onderdeel van het onderwijsprogramma is zoals beschreven in de schoolgids.

  • 2.

    Een verzoek om vervoer naar een stageplek moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst.

  • 3.

    Vervoer naar stageplekken vindt zoveel mogelijk binnen de reguliere schooltijden plaats zodat de kosten beperkt zijn.

  • 4.

    Stagevervoer vindt niet plaats indien de leerling in staat is om de stageplek zelfstandig te bezoeken met openbaar vervoer, bromfiets of fiets.

Artikel 17 Gebruik hardheidsclausule (artikel 28; toelichting artikel 28 van de Verordening)

  • 1.

    Slechts wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden waarin de verordening niet voorziet en waarbij de toepassing van de bepalingen in de verordening tot een kennelijke onbillijke situatie zou leiden, kan een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule.

  • 2.

    De ouders dienen aan te tonen dat sprake is van bijzondere omstandigheden die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigen.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag nadat zij zijn bekend gemaakt onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Leerlingenvervoer 2016.

Artikel 19 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: ‘Beleidsregels Leerlingen- en Jeugdhulpvervoer gemeente Schiedam 2021’.

Aldus op 23 maart 2021 vastgesteld door burgemeester en wethouders van Schiedam,

de secretaris,

drs. M.A. van den Hende, wnd.

de burgemeester,

C.H.J. Lamers