Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Subsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021
CiteertitelSubsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpRegeling tot wijziging van de Subsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/%27s-Gravenhage/643067/CVDR643067_1.html
  2. https://denhaag.raadsinformatie.nl/document/9484451/2/DSO10025859_RV_kerkenvisie_bijlage_geamendeeerd_ONTMOETINGSKERK
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-11-202331-12-2026wijziging

31-10-2023

gmb-2023-469891

RIS316942 DSO/10626222
01-07-202104-11-2023nieuwe regeling

11-05-2021

gmb-2021-151272

RIS308658 DSO/10102786

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021

Toelichting

 

Kerkgebouwen zijn belangrijke en beeldbepalende gebouwen voor de stad Den Haag. Veel kerkgebouwen, in het bijzonder christelijke kerken, worden aangemerkt als monumenten. Samen met andere monumenten vormen zij een onderdeel van het Haagse cultureel erfgoed. De instandhouding van een kerkgebouw, met name de grotere kerken, is kostbaar. Sinds 1985 bestaat daarom de mogelijkheid tot een onderhoudsbijdrage voor beschermde kerkgebouwen. Overheidsfinanciering vindt alleen plaats op indirecte wijze. Voor dergelijke kerkgebouwen, strikt genomen geen kerken in het kader van de financiering, bestaat er de mogelijkheid tot publieke financiering voor het behoud op grond van de Kerkennota (rv 74 van 1985) en de door de raad in 2020 vastgestelde ‘Visie op religieus erfgoed’ (RIS 306362).

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag,

 

gelet op

  • -

    artikel 5 van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020,

  • -

    de ‘Visie op religieus erfgoed’, door de raad vastgesteld in 2020,

 

besluit vast te stellen de navolgende Subsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

ASV:

Algemene subsidieverordening Den Haag 2020;

beschermd kerkgebouw:

kerkgebouw, dat ingeschreven staat in het gemeentelijke monumentenregister of het rijksmonumentenregister;

casco:

de hoofdstructuur van het monument;

kerkgebouw:

een gebouw dat is gebouwd in opdracht van een religieus genootschap ten behoeve van het gezamenlijk uitoefenen van de eredienst;

Monumentenwacht:

een provinciale instelling die periodiek monumenten inspecteert en op basis daarvan een rapport met aanbevelingen met betrekking tot onderhoud en herstel opstelt.

 

Artikel 1:2 Toepassingsbereik

Deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 1:4 bedoelde activiteiten.

 

Artikel 1:3 Doel van de subsidie

  • 1.

    Het doel van de subsidieregeling is planmatig en deskundig laten uitvoeren van bouwkundig onderhoud aan beschermde kerkgebouwen.

  • 2.

    Het achterliggende maatschappelijke doel van de subsidieregeling is eigenaren van beschermde kerkgebouwen te ondersteunen bij de instandhouding van het gebouw en het zo te behouden en te bewaren voor toekomstige generaties.

 

Artikel 1:4 Activiteiten

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor sober en doelmatig onderhoud aan het casco van beschermde kerkgebouwen.

 

Artikel 1:5 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen en natuurlijke personen.

 

Artikel 1:6 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    De subsidie heeft uitsluitend betrekking op de redelijkerwijs gemaakte kosten die resteren na aftrek van bijdragen van derden en die naar het oordeel van het college direct zijn verbonden met en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 1:4.

  • 2.

    Voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de BTW over de gesubsidieerde kosten voor zover die BTW niet teruggevorderd, verrekend of anderszins in mindering kan worden gebracht;

    b. de kosten voor onderhoud aan het casco van kerkgebouwen, voor zover deze werkzaamheden:

    1° sober en doelmatig zijn;

    2° technisch noodzakelijk zijn; en

    3° strekken tot instandhouding van het monument en de monumentale waarden;

    c. de kosten voor werkzaamheden die gericht zijn op het voorkomen van verval of het voorkomen van vervolgschade, zoals bliksemafleiding;

    d. de kosten die gemaakt worden voor abonnementen, zoals:

    1° de Monumentenwacht, inclusief de kosten van het inspecteren en uitvoeren van noodreparaties en het treffen van noodmaatregelen om verdere degradatie te voorkomen;

    2° de controle van de bliksembeveiligingsinstallatie;

    3° de controle van de brandbeveiligingsinstallatie;

    e. het opstellen van het meerjarenonderhoudsplan met de daarbij behorende stukken, zoals het plan, de begroting, de werkomschrijving en eventuele tekeningen;

    f. het begeleiden van de uitvoering van de werkzaamheden, zoals het jaarlijks opstellen van het jaarprogramma, het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van de opdrachten, de begeleiding en controle tijdens de uitvoering, de oplevering van het uitgevoerde werk en de financiële verantwoording;

    g. de kosten voor specifieke onderzoeken, zoals bouwfysisch onderzoek, onder andere naar vocht- en zoutproblemen, bouw- en kleurhistorisch onderzoek, voor zover dit onderzoek noodzakelijk is als uitgangspunt voor de werkzaamheden;

    h. de kosten voor specialistische werkzaamheden door derden, zoals voor beeldhouwwerk, bijzonder schilderwerk of advisering inzake specifieke onderwerpen of specifieke problemen.

  • 3.

    Niet voor subsidie in aanmerking komen:

    a. de kosten voor werkzaamheden voor zover die reeds aangevangen of voltooid zijn voor de datum van subsidieverlening;

    b. de kosten voor werkzaamheden die voortvloeien uit veranderd gebruik, alsmede kosten voor werkzaamheden die zijn gericht op comfortverbetering of verfraaiing;

    c. kosten voor werkzaamheden gericht op reconstructie, tenzij deze in uitzonderlijke gevallen naar het oordeel van het college ter versterking van de monumentale waarden gewenst zijn.

 

Artikel 1:7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie bedraagt:

    a. voor een rijksmonument: maximaal 20 procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,00 per aanvraag;

    b. voor een gemeentelijk monument: maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 1:8 Subsidieplafond

  • 1.

    Voor subsidieverlening op grond van deze regeling geldt voor 2024 een subsidieplafond van:

    a. € 58.333 voor rijksmonumenten; en

    b. € 116.666 voor gemeentelijke monumenten.

  • 2.

    Het college stelt het subsidieplafond voor het jaar 2025 en 2026 bij afzonderlijk besluit vast.

  • 3.

    In aanvulling op het eerste lid kan, indien binnen een kalenderjaar voor een categorie het subsidieplafond niet wordt gehaald, het resterende budget voor de andere categorie worden ingezet.

 

Artikel 1:9 Wijze van verdeling van rijksmonumenten

Honorering van aanvragen krachtens artikel 1:8, eerste lid, onder a, die aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats als volgt:

  • a. indien het subsidieplafond niet wordt overschreden: honorering van alle aanvragen;

    b. indien het subsidieplafond wordt overschreden: honorering vindt plaats naar rato.

 

Artikel 1:10 Wijze van verdeling van gemeentelijke monumenten

Honorering van aanvragen krachtens artikel 1:8, eerste lid, onder b, die aanmerking komen voor subsidie en die niet worden geweigerd, vindt plaats op de volgende wijze:

  • a. indien het subsidieplafond niet wordt overschreden: honorering van alle aanvragen;

  • b. indien het subsidieplafond wordt overschreden: honorering vindt plaats naar rato.

 

Hoofdstuk 2 Aanvraag subsidie en termijnen

 

Artikel 2:1 Aanvraag subsidie

  • 1.

    Onverminderd artikel 8, tweede en derde lid, van de ASV legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    a. een recent meerjarenonderhoudsplan;

    b. een werkomschrijving of gespecificeerde offerte(s);

    c. een begroting, inclusief dekkingsplan, van de in het betreffende jaar geplande werkzaamheden;

    d. een specificatie van verrekenbare en niet-verrekenbare BTW;

    e. een rapport van Monumentenwacht, van maximaal drie jaar oud.

  • 2.

    De aanvrager maakt voor de aanvraag gebruik van het door het college voor deze regeling vastgestelde aanvraagformulier.

 

Artikel 2:2 Aanvraagtermijn

In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de ASV wordt een aanvraag om subsidie ingediend uiterlijk 1 augustus voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Artikel 2:3 Subsidievaststelling zonder verlening vooraf: direct vaststellen

Het college stelt subsidies tot en met € 10.000,00 direct vast.

 

Hoofdstuk 3 Verplichtingen en betaling

 

Artikel 3:1 Verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 12 en 14 van de ASV, is de subsidieontvanger verplicht mee te werken aan een steekproefcontrole door het college om te beoordelen of de subsidie terecht is verstrekt. Daarbij stelt de subsidieontvanger relevante facturen en de financiële administratie aan het college ter beschikking.

  • 2.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten om een zakelijk zekerheidsrecht aan de gemeente te verlenen of een andere vorm van zekerheidsstelling voor de vorderingen die ontstaan uit vorderingen op grond van 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen die:

    a. voortvloeien uit het door de aanvrager aangeleverde rapport van de Monumentenwacht;

    b. bijdragen aan het bevorderen van duurzaamheid.

 

Artikel 3:2 Kostensoorten

Subsidie die bij de beschikking tot verlening verdeeld is over verschillende kostensoorten, mag van de ene kostensoort naar de andere kostensoort worden overgeheveld.

 

Artikel 3:3 Bevoorschotting

Bevoorschotting vindt plaats op de volgende wijze:

  • a. 100% van de verleende subsidie in één keer bij subsidies tot en met € 10.000,00;

  • b. 90% van de verleende subsidie in één keer bij subsidies vanaf € 10.000,00.

 

Hoofdstuk 4 Eindverantwoording en vaststelling na verlening vooraf

 

Artikel 4:1 Indieningstermijn aanvraag tot vaststelling

In afwijking van artikel 17, eerste lid, van de ASV dient de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling in uiterlijk 30 april van het jaar volgend op het van toepassing zijnde subsidiejaar.

 

Artikel 4:2 Wijze van verantwoorden

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bij subsidies van meer dan € 10.000,00 bevat:

    a. een voor openbaarmaking geschikt inhoudelijk verslag conform artikel 17, vierde lid, van de ASV;

    b. een voor openbaarmaking geschikt financieel verslag conform artikel 17, vijfde lid, van de ASV; en

    c. een verklaring dat de verantwoording juist en volledig is. Bij verantwoording door een rechtspersoon wordt hiervoor een bestuursverklaring of directieverklaring ingediend volgens het door burgemeester en wethouders vastgestelde model.

  • 2.

    Het inhoudelijk verslag bevat:

    a. een beknopte beschrijving van de gesubsidieerde werkzaamheden, waaruit blijkt dat de werkzaamheden verricht zijn;

    b. een fotorapportage;

    c. een toelichting op de gerealiseerde verschillen ten opzichte van de verleningsbeschikking.

  • 3.

    Het financieel verslag bevat:

    a. een gespecificeerd overzicht van de gesubsidieerde werkzaamheden;

    b. de daaraan verbonden inkomsten en uitgaven; en

    c. een toelichting op de gerealiseerde verschillen ten opzichte van de verleningsbeschikking.

 

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

 

Artikel 5:1 Hardheidsclausule

Het college kan een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan gelet op het belang van het doel van deze regeling leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 5:2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021 en vervalt met ingang van 31 december 2026.

 

Artikel 5:3 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling beschermde kerkgebouwen Den Haag 2021.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1:4

De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het monument of het zelfstandig onderdeel daarvan, ze moeten sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn en gericht op maximaal behoud van monumentale waarden.

 

Artikel 1:6 , tweede liden derde lid

Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, dat ze op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.

 

Alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van het monument worden gesubsidieerd. Niet alle werkzaamheden zullen altijd noodzakelijk zijn en dus ook niet altijd zonder meer subsidiabel. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere installaties is evenmin subsidiabel.

 

Artikel 2:1

Het meerjarenonderhoudsplan wordt getoetst aan de hand van de bevindingen in het inspectierapport en detailfoto’s van de gebreken enerzijds en de in het plan opgenomen werkzaamheden anderzijds. De blijkens het inspectierapport meest urgente werkzaamheden zullen normaal gesproken in het plan moeten zijn opgenomen. Is dat niet het geval en wordt subsidie gevraagd voor andere werkzaamheden, dan zal dit in de aanvraag moeten worden onderbouwd. Om het plan als doelmatig te kunnen aanmerken, zal de eigenaar moeten verklaren dat de niet opgenomen urgente werkzaamheden wel worden uitgevoerd en wanneer ze zijn gepland. Indien het plan betrekking heeft op andere dan de meest noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden of op restauratie, zal de aanvrager moeten verklaren dat ook het noodzakelijke onderhoud in de desbetreffende planperiode zal worden uitgevoerd.

 

Den Haag, 11 mei 2021

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen