Organisatie | Nederweert |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent het leerlingenvervoer |
Citeertitel | Beleidsregels leerlingenvervoer Gemeente Nederweert 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Nederweert 2014.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-05-2021 | nieuwe regeling | 26-04-2021 |
1.2. Tijdelijke beperking van de leerling
Leerlingenvervoer is bedoeld voor kinderen met structurele beperking. Maar, als een leerling een groot deel van het schooljaar afhankelijk is van een rolstiel en/of krukken vanwege herstel, dan kan een leerling misschien tijdelijk een beroep doen op de voorziening leerlingenvervoer.
2. AANVRAAGPROCEDURE (ARTIKEL 3)
Voor de bepaling van het recht op leerlingenvervoer wordt gekeken naar het adres waar de leerling structureel verblijft.
Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Wanneer er bijvoorbeeld sprake is van co-ouderschap, waarbij het kind zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, is er sprake van twee hoofdverblijven. Waar de leerling staat ingeschreven doet niet ter zake; doorslaggevend is de feitelijke verblijfplaats van de leerling.
Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer moeten beide ouders afzonderlijk, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is.
De gemeente toetst de aanvraag aan de eigen verordening leerlingenvervoer, waarbij onder meer wordt bekeken of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het kan voorkomen dat slechts voor één van beide woningen aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de betreffende school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.
2.4. Tijdelijk-/crisis verblijf buiten de gemeente
Door crisissituaties kunnen leerlingen tijdelijk of voor langere duur worden opgevangen bij bijvoorbeeld een pleeggezin/ familie wonende buiten de Nederweertse gemeentegrenzen. Indien de leerling de oude school blijft bezoeken (i.v.m. stabiliteit en veiligheid) verzorgt de gemeente gedurende maximaal zes weken het vervoer naar de oude school.
3. GESPREK OVER ZELFSTANDIGHEID EN ZELFREDZAAMHEID BIJ DE AANVRAAG (ARTIKEL 4)
De gemeente bepaalt met welke ouders een gesprek wordt aangegaan en op welk moment. Daarbij kunnen veel verschillende factoren een rol spelen, soms ook factoren die meer met omstandigheden te maken hebben dan met de leerling zelf.
Hieronder staan enkele voorbeelden.
Een leerling gaat als enige met aangepast vervoer naar een bepaalde school, waardoor de taxi geheel of voor een aanzienlijk deel van de rit uitsluitend voor deze leerling reist. De kosten liggen in dat geval vaak erg hoog. Dit kan een reden te zijn om prioriteit te geven aan deze leerling bij het onderzoeken en stimuleren van de eigen kracht.
De gemeente heeft de focus voor het bevorderen van zelfredzaamheid gericht op leerlingen vanaf 11 jaar die op SBO het Palet zitten. Met deze groep leerlingen wordt het gesprek aangegaan. Het betreft maatwerk en er wordt per leerling gekeken wat de mogelijkheden zijn.
4. ALGEMENE VOORWAARDEN VOOR TOEKENNING VAN DE VERVOERSVOORZIENING (ARTIKEL 6)
Als structurele verblijfsplaats mogen per leerling twee adressen worden opgegeven. Beide adressen dienen gelegen te zijn binnen dezelfde gemeente of buiten indien dit past in de route (zonder omrijd kilometers en tijd). Met structureel wordt hier bedoeld dat dit adres volgens een vast stramien in de planning is verwerkt. Leerlingen hebben recht op maximaal twee vervoersbewegingen per dag. Ouders van leerlingen uit het leerlingenvervoer kunnen buitenschoolse opvang gebruiken als "structurele verblijfsplaats. Dit betekent dat leerlingen na bezoek aan school (waarvoor aan een leerling leerlingenvervoer is toegekend) gebracht kunnen worden naar de afwijkende tweede afzet adres i.p.v. naar thuisadres. Het betreft alleen vervoer naar de afwijkende tweede afzet adres binnen de gemeentegrenzen. Voor de duidelijkheid, de afwijkende tweede afzet adres wordt niet gezien als "school" die valt onder het leerlingenvervoer. Daarvoor is het leerlingenvervoer niet van toepassing (zoals ook in de verordening is vermeld). Er vindt geen vervoer plaatst van het afwijkende tweede afzet adres naar het thuisadres.
4.2. Combinatie onderwijs en zorg
Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke vallen hier niet onder. Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, als het kind voor meer dan 50% onderwijs ontvangt en aan de overige eisen van de verordening is voldaan. Hierbij geldt dat het college leerlingenvervoer aanbiedt in aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids verordening Krijgen leerlingen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer.
5. HERZIEN, OPSCHORTING, INTREKKING OF TERUGVORDERING (ARTIKEL 7)
Op de heenrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien een leerling niet aanwezig is op het ophaaladres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. Bij herhaalde loosmeldingen, wordt de gemeente geïnformeerd en volgt vanuit de gemeente een waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers. Dit wordt gezien als wangedrag.
Op de terugrit: de chauffeur stelt de centrale in kennis indien er niemand aanwezig is op het afzetadres. De centrale probeert contact op te nemen met de ouders om te informeren naar de situatie. De leerling blijft in het voertuig en de chauffeur rijdt aan het einde van de route nogmaals langs het afzetadres. Indien er nog niemand aanwezig is wordt de leerling mogelijk bij de buren afgezet en zo nodig bij de politie. Bij herhaalde loosmeldingen wordt de gemeente geïnformeerd en volgt een waarschuwingsbrief. Dit wordt gezien als wangedrag.
Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, kan tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit ontzegd indien bij herhaling is gebleken dat de leerling (of diens ouders/verzorgers) door agressief gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. Hierbij worden de volgende stappen ondernomen:
Na de melding van een klacht door de vervoerder bij de gemeente wordt een onderzoek opgestart. In het kader van dat onderzoek spreekt de contactpersoon van de gemeente Nederweert met vervoerder, uitvoerende chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Indien na het onderzoek blijkt dat sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling (of diens ouder(s)/verzorgers) volgt een eerste waarschuwingsbrief aan ouders/verzorgers.
Bij een volgende klacht wordt stap twee herhaald en volgt een tweede waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Als er een begeleider meegaat, anders dan de ouder of verzorger en hier kosten aan zijn verbonden, zijn de kosten voor de ouder/verzorger.
Bij wapenbezit, geweld, bedreiging en vernieling bestaat de mogelijkheid om per direct te schorsen voor een of meerdere dagen (maximaal één week). Dit is ook van toepassing wanneer niet direct kan worden vastgesteld wat er is gebeurd. Voordat het vervoer weer wordt opgestart vindt eerst een gesprek plaats met alle betrokkenen.
6. VERVOERSVOORZIENING NAAR DE DICHTSTBIJZIJNDE TOEGANKELIJKE SCHOOL (ARTIKEL 8)
Naar deeltijd NT2-onderwijs bestaat géén recht op een voorziening leerlingenvervoer. Indien de ondersteuningsbehoefte van de leerling voltijds NT2-onderwijs behoeft, is de dichtstbijzijnde voltijds NT2-aanbod door het samenwerkingsverband Weert-Nederweert PO 3031 de dichtstbijzijnde best passende school.
Het college biedt leerlingenvervoer naar voltijds NT2-onderwijs aan voor de periode van maximaal twee jaar.
6.2. Voltijd onderwijs voor hoogbegaafden
De ouders moeten aantonen door een verklaring van het schoolbestuur van dichterbij gelegen scholen dat hun kind in de dichtstbijzijnde school niet in de onderwijs behoefte kunnen voorzien. Hoogbegaafdheid alleen is geen reden om vervoer te verstrekken naar een verder weg gelegen school voor primair onderwijs. Vervoer van hoogbegaafde leerlingen is alleen mogelijk als de ouders aantonen dat de leerling is aangewezen op voltijds hoogbegaafden onderwijs, en aan de overige vereisten van de verordening is voldaan.
Het praktijkonderwijs valt onder het VMBO en daarmee onder het regulier voortgezet onderwijs. Naar dit type onderwijs wordt in principe geen vergoeding leerlingenvervoer verstrekt, tenzij de structurele beperking van de leerling maakt, dat hij/zij daardoor niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. De gemeente kan zich laten adviseren door een medisch deskundige over de vervoersmogelijkheden van de leerling.
De Syntheseklas is een kleine klas van maximaal 12 leerlingen die behoefte hebben aan meer individueel begeleiding op school. Het doel van de Syntheseklas is dat een leerling aan de hand van een individueel handelingsplan zo groeit dat de Syntheseklas niet meer nodig is.
Voor leerlingen die in een syntheseklas worden geplaatst is sprake van een arrangement afgegeven door het samenwerkingsverband. Via het samenwerkingsverband kunnen ouders/verzorgers de plaatsing aantonen, voor de beoordeling of er recht is op een voorziening wordt getoetst aan de verordening.
6.5. Dependances/nevenvestigingen van scholen
Het vervoer voor leerlingen die op dislocaties/nevenvestigingen worden geplaatst waar passend onderwijs wordt gegeven dat aansluit op de levensovertuiging van de ouders en/of de beperking of stoornis van het kind, wordt getoetst aan de afstandscriteria dichtstbijzijnde toegankelijke school.
6.6. Scholen in het buitenland
De Verordening Leerlingenvervoer is voortgekomen en gebaseerd op de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC) en de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO). Dit brengt met zich mee,
dat schoolsoorten waarop deze wetten geen betrekking hebben, niet voor een vergoeding in aanmerking komen. Buitenlandse scholen zijn dan ook uitgesloten van een vergoeding.
Krijgt de leerling dagelijks leerlingenvervoer naar de school, en is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma dan bestaat er aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres indien voldaan wordt aan de overige eisen van de verordening.
Een verzoek om vervoer naar een stageplek moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst en een stageplan.
Naar analogie van de ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ hanteert het college het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’. Het college gaat ervan uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling in een straal van 6 km.
Het gehanteerde uitgangspunt houdt in dat het college alleen vervoer naar een stageplek buiten de gemeente bekostigt, als de school toereikend motiveert waarom in het betreffende geval een stage binnen de gemeente niet voldoet en een stage buiten de gemeente een duidelijk meerwaarde heeft voor de leerling. De motivering dient specifiek op de betreffende leerling geschreven te zijn.
Om het plannen van stageritten beter mogelijk te maken, vindt aangepast vervoer naar en van een stageadres op schooldagen plaats op vaste uren in de ochtend (tussen 07:30 uur en 09:00 uur) en de middag (tussen 15:00 uur en 17:30 uur) of aansluitend aan de schooltijden zoals die in de schoolgids zijn opgenomen, met een marge van plus of min 30 minuten.
Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties. Op het moment dat een school een studie(mid)dag heeft en de stage doorgang vindt, biedt het college vervoer naar het stageadres.
Stagevervoer vindt alleen plaats in het kader van een arbeidsgericht uitstroomprofiel. Als de leerling een ander, niet arbeidsgericht uitstroompofiel volgt is geen beroep op het leerlingenvervoer mogelijk. De ouders zullen dan een beroep moeten doen op een andere (voorliggende) voorziening. In uitzonderlijke situaties kan het college hiervan afwijken.
Wanneer leerlingen te maken krijgen met wachtlijsten op de dichtstbijzijnde school, wordt het vervoer naar de dan dichtstbijzijnde school vergoed voor de duur van een schooljaar. Bij het nieuwe schooljaar, indien er dan wel plek is voor de leerling, zal de vergoeding echter wel worden gebaseerd op dichtstbijzijnde toegankelijke school. Hieraan wordt wel als voorwaarde gesteld, dat de leerling op de wachtlijst blijft staan. Wanneer de ouders de leerling van de wachtlijst afhalen, vervalt het recht op een vergoeding naar de verdere weg gelegen school. Ditzelfde geldt wanneer bij het nieuwe schooljaar blijkt, dat er voor de nog op de wachtlijst staande leerling plaats is op dichtstbijzijnde school.
9. SCHOOLTIJDEN EN WACHTTIJDEN (ARTIKEL 13)
Voor de bepaling van het recht op leerlingenvervoer wordt aangesloten op de schoolgids van de betreffende school.
Indien de leerling aantoonbaar niet in staat is het gehele lesprogramma te volgen en hierdoor op afwijkende tijden leerlingenvervoer nodig heeft, wordt dit uitsluitend toegestaan na overleg en toestemming van de leerplichtambtenaar of onderwijsinspectie. De gemeente streeft ernaar om in overleg met de school het vervoer in de ochtend of in de middag gelijktijdig plaats te laten vinden met het aangepast vervoer.
Voor het vervoeren van leerlingen van dezelfde locatie of van meerdere locaties gecombineerd in een route, die afwijkende begintijden of eindtijden hebben, geldt als uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk op dezelfde begin- en/of eindtijden worden vervoerd. Wachttijden tot maximaal twee lesuren (twee maal 50 minuten) worden bij het voorgezet onderwijs geaccepteerd.
11. AANGEPAST VERVOER (ARTIKEL 18)
11.1. Ernstige benadeling van het gezin
Indien het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, kan de ouder worden vrijgesteld van begeleiding en kan aangepast vervoer worden toegekend. Er dient rekening te worden gehouden met van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet. Uiteraard indien er voldaan wordt aan de in de verordening genoemde afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd c.q. er is sprake van redelijkerwijs te vergen inzet van ouders, indien er aantoonbaar sprake is van minimaal één van onderstaande situaties:
De ouder van een eenoudergezin kan niet langer zijn/haar werk uitoefenen als hij zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van zijn kind. Het volgen van een (re-)integratietraject of voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de opleiding worden opgevraagd;
Er sprake is van een eenoudergezin waar nog een ander jonger kind is dat, gelet op de leeftijd van het kind in kwestie niet geacht kan worden zelfstandig naar school te gaan, en tevens vaststaat dat de ouder de begeleiding van het ene kind niet kan combineren met het vervoeren van en naar school van het andere kind.
Slechts in uitzonderlijke situaties kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden met een beperkt aantal andere leerlingen vervoerd moet worden. De gemeente kent deze indicatie uitsluitend toe op basis van een advies van een van onderstaande deskundige:
12. EIGEN BIJDRAGE (ARTIKEL 22 & 23)
Voor vervoer naar het basisonderwijs (BO) en het speciaal basisonderwijs (SBO) mag de gemeente een drempelbedrag in rekening brengen. Dit drempelbedrag is gekoppeld aan de kilometergrens. Ouders boven een verzamelinkomen van € 27.450 (schooljaar 2021-2022; wordt jaarlijks geïndexeerd) met kinderen in het BO of SBO, moeten de kosten van het vervoer tot aan deze kilometergrens zelf betalen. De gemeente moet voor het drempelbedrag een tarief hanteren dat gelijk ligt aan een busabonnement op zone-indeling. De zone-indeling is afhankelijk van de afstand van de woning tot de kilometergrens. De bedragen worden jaarlijks aangepast. De gemeente mag geen drempelbedrag in rekening brengen voor leerlingen van het speciaal onderwijs of voor leerlingen in het regulier onderwijs met een beperking en die niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.
De gemeente heeft de kilometergrens voor het basisonderwijs vastgesteld op 6 kilometer en het (voortgezet) speciaal basisonderwijs vastgesteld op 4 kilome ter. Dit betekent dat vrijwel altijd de hoogte van het drempel bedrag gelijk is aan de kosten van een 1- of 2-sterren ov-abonnement. In het schooljaar 2021-2022 is dit een bedrag van €575,90 per jaar.