Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordenveld

Damoclesbeleid gemeente Noordenveld

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordenveld
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDamoclesbeleid gemeente Noordenveld
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 13b van de Opiumwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-05-2021nieuwe regeling

06-04-2021

gmb-2021-145198

Tekst van de regeling

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Noordenveld

Inhoudsopgave

 

Inleiding

Maatschappelijke ontwikkelingen

Juridische ontwikkelingen

Reden tot herziening

Doelstelling beleid

1. Juridisch kader

1.1 Toepassing artikel 13b Opiumwet

1.2 Uitbereiding sluitingsbevoegdheid

1.3 Coffeeshops

2. Handhaving

2.1 Handhavingsmatrix

2.2 Ernst van de overtreding

2.3 Onderscheid woningen en lokalen

2.4 Recidive

2.5 Duur van de sluiting

2.6 Ernstig geval nog even verder bekijken

2.7 Sluiting en intrekking vergunning

3. Afwijking beleid

3.1 Hardheidsclausule

3.2 Verwijtbaarheid

3.3 Nieuwe huurder, zelfde pand

3.4 Overige bewoners

4. Toepassing

4.1 Voorbereiding

4.2 Vooraankondiging

4.3 Zienswijze

4.4 Begunstigingstermijn

4.5 Aanzegging kostenverhaal

4.6 Kenbaarheid en registratie van het besluit

4.7 Effectuering van de sluiting

4.8 Vervolgtraject

 

Inleiding

 

 

Maatschappelijke ontwikkelingen

De productie en handel in drugs is één van de meest voorkomende vormen van georganiseerde criminaliteit. Drugshandel vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en het woon- en leefklimaat. Hennepkwekerijen en drugslaboratoria vormen een groot gevaar voor de woon- en leefomgeving. Bij hennepkwekerijen is er vaak sprake van brandonveilige situaties, schade aan panden en diefstal van stroom. Bij de productie van synthetische drugs wordt het chemische schadelijke afval vaak gedumpt in het riool of in het publiek domein met risico’s voor de volksgezondheid. Bovendien hebben drugspanden een aanzuigende werking op drugsgebruikers en criminelen, met overlast voor de buurt tot gevolg.

De gemeente krijgt een steeds belangrijkere rol in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. De bestrijding hiervan is al lang niet meer alleen voorbehouden aan politie en justitie. Een integrale aanpak is noodzakelijk om het probleem aan te pakken. Hierbij is van belang dat verschillende overheidsorganen op zowel lokaal als regionaal niveau samenwerken. Uit het ondermijningsbeeld van de regio Noord-Drenthe blijkt dat het fenomeen drugs een belangrijke factor is in de georganiseerde criminaliteit in dit gebied. Zowel regionaal als lokaal is daarom prioriteit gegeven aan de aanpak van drugscriminaliteit.

 

Juridische ontwikkelingen

¬De bevoegdheid van de burgemeester om in geval van aanwezigheid van drugs op te treden is opgenomen in artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles). Sinds 1 januari 2019 is het oorspronkelijke artikel 13b Opiumwet uitgebreid met een passage over voorbereidingshandelingen. In het artikel voor 1 januari 2019 had de burgemeester alleen de bevoegdheid om te sluiten indien er daadwerkelijk een handelshoeveelheid drugs in een woning of lokaal aanwezig was. Per 1 januari 2019 vallen ook strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in en productie van drugs onder de sluitingsbevoegdheid.

Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet beschikt de burgemeester bij de uitoefening van de bevoegdheid over beleidsruimte. Dit beleidsstuk bevat de kaders die de burgemeester van de gemeente Noordenveld in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.

 

Reden tot herziening

Deze herziening is een aanscherping op het beleid dat in 2015 is vastgesteld. Dit is noodzakelijk gezien de bovenstaande omschreven maatschappelijke en juridische ontwikkelingen. Daarnaast is het drugsbeleid van veel gemeenten in Nederland, en met name ook van de omringende gemeenten, de laatste jaren aangescherpt. Hierdoor zou een mogelijk waterbedeffect kunnen ontstaan, namelijk de verplaatsing van drugshandel en productie naar de gemeente Noordenveld vanwege een strenger beleid in andere omliggende gemeenten. Met het herzien van het beleid en door de afstemming te zoeken met de andere Noord-Drentse gemeenten willen we dit voorkomen.

 

Doelstelling beleid

De sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet is een herstelsanctie waarmee het beëindigen of het opheffen van een illegale verkoop- of handelslocatie wordt beoogd. Met de sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en wordt de loop naar het pand eruit gehaald. Hierdoor wordt het pand aan het drugscircuit onttrokken. Tevens wordt met de sluiting van een woning de (brand)gevaarlijke situatie die vaak gepaard gaat met de productie van drugs weggenomen. Een sluiting beëindigt daarmee een situatie die schadelijk is voor de kwaliteit van de woon-en leefomgeving. Er wordt beoogd de rust terug te laten keren in de directe omgeving van het drugspand en verdere verstoring van de openbare orde te voorkomen.

 

1. Juridisch kader

1.1 Toepassing artikel 13b Opiumwet

De burgemeester is bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen indien er sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Een last onder bestuursdwang is een zogenaamde herstelsanctie. Een herstelsanctie is geen boete of straf, maar een maatregel die gericht is op het beëindigen van een overtreding en het herstellen van de rechtmatige situatie. Er is sprake van een overtreding van de Opiumwet als in woningen of lokalen of op daarbij behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of lijst II behorend bij de Opiumwet is verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is.

Artikel 13b Opiumwet

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

 

1.2 Uitbereiding sluitingsbevoegdheid

Sinds 1 januari 2019 is de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester in artikel 13b Opiumwet verruimd met voorbereidingshandelingen. Bij de verruiming gaat het om voorbereidingshandelingen en stoffen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a lid 1 onder 3° en 11a van de Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning, in het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het onder meer bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs of bedrijfsmatige hennepteelt.

De situatie zal van een zodanige aard moeten zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat. Kenmerk van die strafbare feiten is dat op zichzelf legale gedragingen, zoals het voorhanden hebben van dextrose, toch strafbaar zijn vanwege de intentie waarmee ze verricht worden, bijvoorbeeld het gebruik als versnijdingsmiddel. Het voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, lid 1 onder 3°, of artikel 11a is dus alleen verboden (en in dat geval ook strafbaar) als degene die het voorwerp of de stof voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het plegen van een drugsdelict. Dat vergt een bestuurlijke beoordeling aan de hand van de feitelijke omstandigheden zoals die door de politie zijn vastgesteld. Hierbij valt te denken aan feiten die de politie op grond van artikel 9 Opiumwet bevoegd maken om een pand te betreden, de ter plekke aangetroffen situatie en de hoeveelheid in beslag genomen stof. Op de burgemeester rust niet de bewijslast van een strafbaar feit, maar hij zal wel voor zijn rekening moeten nemen en moeten kunnen onderbouwen dat, gezien door de politie geconstateerde feitelijkheden, voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een verboden voorbereidingshandeling.

De verruiming van artikel 13b Opiumwet geldt niet voor in een pand aangetroffen vervoersmiddelen, gelden of andere betaalmiddelen als bedoeld in artikel 10a, lid 1 onder 3° of artikel 11a. In veel gevallen zal de relatie van vervoers- of betaalmiddelen met het pand onvoldoende duidelijk zijn om sluiting van het pand te rechtvaardigen. Evenmin geldt de verruiming van de sluitingsbevoegdheid als in een pand een (geheime) ruimte wordt aangetroffen als bedoeld in artikel 11a. Dit neemt niet weg dat het aantreffen van vervoers- of betaalmiddelen of (geheime) ruimten wel kunnen bijdragen aan het oordeel dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat het om strafbare voorbereidingshandelingen gaat.

 

1.3 Coffeeshops

De gemeente voert sinds lange tijd een 0-beleid met betrekking tot coffeeshops. Dit houdt in dat zich geen coffeeshops, van waaruit gedoogde verkoop van softdrugs kan plaatsvinden, in de gemeente Noordenveld kunnen vestigen. Uitgangspunt van dit 0-beleid is te voorkomen dat de veiligheid, de openbare orde, het woon- en leefklimaat en de gezondheid van de inwoners van de gemeente nadelig worden beïnvloed door de vestiging van een coffeeshop.

 

2. Handhaving

2.1 Handhavingsmatrix

Op basis van de algemene uitgangspunten van artikel 13b Opiumwet, waarbij de aansluiting is gezocht met de Noord-Drentse gemeenten Assen, Aa en Hunze en Tynaarlo, is de handhavingsmatrix opgesteld. Dit is een richtlijn waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken.

 

Tabel 1: Drugs in woningen, dan wel op bij woning behorende erven.

Overtreding

Ernst

Softdrugs

Harddrugs

1e

Middel

Waarschuwing, tenzij ernstig geval, dan 3 maanden sluiting

 

 

Zwaar

Sluiting 3 maanden

Sluiting 3 maanden

2e

Middel

Sluiting 3 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 6 maanden

 

 

Zwaar

Sluiting 6 maanden

Sluiting 6 maanden

3e

Middel

Sluiting 6 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 12 maanden

 

 

Zwaar

Sluiting 12 maanden

Sluiting 12 maanden

4e

Middel

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

Zwaar

Sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

Tabel 2: Drugs in niet voor publiek toegankelijke lokalen/gebouwen en onbewoonde woningen, dan wel op bijbehorende erven.

Overtreding

Ernst

Softdrugs

Harddrugs

1e

Middel

Waarschuwing, tenzij ernstig geval, dan 6 maanden sluiting

 

 

Zwaar

Sluiting 6 maanden

Sluiting 6 maanden

2e

Middel

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting onbepaalde tijd

 

 

Zwaar

Sluiting 6 maanden

Sluiting 12 maanden

3e of vaker

Middel

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

Zwaar

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

Tabel 3: Voorbereidingshandelingen

Overtreding

Ernst

Softdrugs

Harddrugs

1e

Middel

Waarschuwing, tenzij ernstig geval, dan 3 maanden sluiting

 

 

Zwaar

Sluiting 3 maanden

Sluiting 3 maanden

2e

Middel

Sluiting 3 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 6 maanden

 

 

Zwaar

Sluiting 6 maanden

Sluiting 6 maanden

3e

Middel

Sluiting 6 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 12 maanden

 

 

Zwaar

Sluiting 12 maanden

Sluiting 12 maanden

4e

Middel

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

Zwaar

Sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

2.2 Ernst van de overtreding

In de handhavingsmatrix is een onderscheid gemaakt in de ernst van de overtreding. Van een gebruikershoeveelheid softdrugs is sprake tot en met 5 gram hennep en/of 5 hennepplanten. Hierbij wordt aangesloten bij de hoeveelheden die het Openbaar Ministerie hanteert voor een gebruikershoeveelheid. We spreken bij softdrugs van een middelernstige overtreding bij 6 tot 50 gram hennep en/of 6 tot en met 20 hennepplanten. Van een zware overtreding bij softdrugs is sprake bij 51 gram hennep of meer en/of 21 hennepplanten of meer.

Bij het aantreffen van harddrugs is sprake van een zware overtreding wanneer er meer dan een gebruikershoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen. De hoeveelheden harddrugs voor een handelshoeveelheid zijn 0,5 gram (één bolletje/wikkel/ampul/pil etc.) of een consumptie-eenheid van 5 milliliter (GHB). Wanneer er meer dan deze hoeveelheden wordt aangetroffen is er sprake van een zware overtreding.

Bij het aantreffen van voorwerpen en stoffen die bestemd zijn voor het telen en produceren van drugs wordt aangesloten bij het voorgaande. Bij voorbereidende handelingen voor de teelt van softdrugs is sprake van een middelernstige overtreding als het gaat om middelen voor de teelt van 6 tot en met 20 gram hennep en/of 6 tot 20 hennepplanten. Bij voorbereidende handelingen voor de teelt van meer dan 50 gram hennep en/of meer dan 20 hennepplanten is er sprake van een zware overtreding. Bij het aantreffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van harddrugs is sprake van een zware overtreding als er voorwerpen en stoffen worden aangetroffen die bedoeld zijn voor het bereiden en produceren van meer dan 0,5 gram of 5 milliliter.

 

2.3 Onderscheid woningen en lokalen

Er wordt in dit beleid een onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Het begrip woningen omvat ook andere vormen van wonen, zoals woonwagens, woonschepen en woonketen. Het begrip lokalen omvat zowel voor publiek toegankelijke lokalen, zoals cafés en winkels, als niet voor het publiek toegankelijke lokalen, zoals loodsen, schuren en bedrijfsruimten. Een recreatiewoning kan, als deze uitsluitend recreatief wordt gebruikt, als lokaal gekwalificeerd worden, maar onder omstandigheden – bijvoorbeeld als daarin gewoond wordt – ook als woning.

Een sluiting van een woning grijpt meer in op de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene dan de sluiting van een lokaal. Gelet op het recht op respect voor ieders privé-, familie en gezinsleven dient bij de sluiting van een woning een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen. Bij het sluiten van een woning wordt daarom in eerste instantie een sluiting van 3 maanden gehanteerd, bij het sluiten van een lokaal 6 maanden.

 

2.4 Recidive

Bij een herhaling van een overtreding binnen 3 jaar is er sprake van recidive. Voor een sluiting van een woning of lokaal is het niet noodzakelijk dat er na een waarschuwing de volgende overtreding door dezelfde persoon wordt begaan. Het bestuursrechtelijk optreden is dus pand gebonden en niet persoonsgebonden.

 

2.5 Duur van de sluiting

De duur van de sluiting is onder andere afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding. Om de loop uit een pand te halen is een minimale sluiting van 3 maanden vaak nodig.

 

2.6 Ernstig geval

In de handhavingsmatrix wordt gesproken van een ernstig geval. Indien er sprake is van een ernstig geval wordt de duur van de op te leggen maatregel langer. Of hiervan sprake is, is af te leiden uit de onderstaande indicatorenlijst. Er wordt gesproken van een ernstig geval indien er sprake is van één of meer indicatoren uit de onderstaande lijst.

  • Er zijn signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) geld, weegschalen, assimilatielampen e.d.;

  • De mate waarin de woning is betrokken bij drugshandel in georganiseerd verband;

  • Er is sprake van gewelds- en/of andere openbare orde delicten;

  • Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • Er is sprake van recidive bij de betrokkene(n)

  • Er is sprake van een vermoeden van verwijtbaarheid van de betrokkenen/bewoners;

  • Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;

  • De mate van gevaar voor de omgeving en de mate van risico voor omwonenden;

  • De mate van overlast;

  • Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • Aannemelijkheid dat de woning of het daarbij behorende erf samen met nog één of meer locaties betrokken zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als de aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

 

2.7 Sluiting en intrekking vergunning

De herstelsanctie van de burgemeester laat onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden, zoals het intrekken van een vergunning. Als een lokaal dat gesloten wordt, beschikt over een vergunning/ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet of APV, dan kunnen de vergunningen worden ingetrokken. Als de eigenaar de vergunningen heeft aangevraagd, dan kunnen deze worden geweigerd. Intrekking of weigering is voor de betrokken eigenaar een ingrijpender maatregel dan sluiting, omdat sluiting een tijdelijke situatie is. Intrekking is een definitieve maatregel. Betrokkene kan na intrekking weliswaar een nieuwe vergunning aanvragen, maar de kans dat deze wordt verleend is klein, gelet op de omstandigheden die tot de sluiting en intrekking hebben geleid. Een vergunning wordt in beginsel alleen ingetrokken als de eigenaar mede schuldig is aan de drugshandel.

 

3. Afwijking beleid

3.1 Hardheidsclausule

De bestuurlijke handhaving zoals in het vorige hoofdstuk omschreven is een richtlijn. Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven, dan kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de richtlijn en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. De burgemeester kan ook van dit beleid afwijken als het voor belanghebbenden gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel van dit beleid. Dit moet blijken uit de bijzondere feiten en omstandigheden van de betreffende situatie. In elk individueel geval zal de burgemeester daarom alle relevante feiten en omstandigheden – zowel belastende als ontlastende- zorgvuldig in kaart brengen. Vervolgens worden deze tegen elkaar afgewogen om te beoordelen of de situatie dermate ernstig is dat moet worden afgeweken van de handhavingsmatrix.

 

3.2 Verwijtbaarheid

Persoonlijke verwijtbaarheid is niet noodzakelijk voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet. De bevoegdheid is in beginsel gericht op de locatie en niet op de eigenaar of de bewoner. De persoonlijke verwijtbaarheid van de betrokken eigenaar van de woning of het lokaal waar de overtreding wordt geconstateerd speelt dus geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die sluiting van het pand noodzakelijk maakt.

Hoewel persoonlijke verwijtbaarheid dus niet is vereist voor de toepassing van artikel 13b Opiumwet, kan de verwijtbaarheid wel aan de orde komen in het kader van evenredigheid. Hierbij speelt bijvoorbeeld mee welke inspanningen een verhuurder heeft geleverd aan controles op het gebruik van de woning of het lokaal. Er wordt van degene die een woning verhuurt verwacht dat hij zich tot zekere hoogte informeert over het gebruik van het pand. Mocht de verhuurder op geen enkele wijze inspanningen hebben geleverd om het gebruik van het pand te controleren, dan wordt dat beschouwd als verwijtbaar.

 

3.3 Nieuwe huurder, zelfde pand

Indien er sprake is van een onschuldige verhuurder, kan deze verzoeken om een sluiting van een woning of lokaal op te heffen. De burgemeester kan hier gevolg aan geven, indien de verhuurder van de woning/het lokaal met de betreffende verhuurder heeft opgezegd, de verhuurder geen enkele schuld treft, geen kennis had kunnen hebben van de overtreding van de Opiumwet en niet in relatie staat tot de huurder. Bij de beoordeling van dit verzoek zal de burgemeester afwegen of de handel in drugs inmiddels beëindigd is en de bekendheid van de woning als drugspand is doorbroken.

Indien er sprake is van een huurwoning van de woningcorporaties, wordt gehandeld in overleg met deze coöperaties. Deze zijn gerechtigd de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te sluiten. In dat geval is het niet noodzakelijk dat de burgemeester de bestuursdwangprocedure voortzet.

 

3.4 Overige bewoners

Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel of productie van drugs in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel of -productie in aanraking zijn geweest, getroffen worden door het besluit van artikel 13b Opiumwet. Onder een onschuldige bewoner wordt in beginsel verstaan een bewoner, die niets met de drugshandel of -productie te maken heeft gehad.

 

4. Toepassing

4.1 Voorbereiding

De feitelijke constatering van de verkoop, levering of verstrekking van drugs of het aantreffen van de daartoe aanwezige drugs is voldoende om op grond van artikel 13b Opiumwet bestuurlijk op te treden. De politie meldt aan de burgemeester alle feitelijke constateringen van drugshandel of productie. De gemeente verzamelt en bundelt deze samen met eventuele waarschuwingsbrieven aan de bewoners of exploitant. Op grond van deze feiten kan de burgemeester overgaan tot maatregelen en indien noodzakelijk tot de sluiting van het pand.

 

4.2 Vooraankondiging

Als de burgemeester een woning of lokaal wil sluiten wordt eerst een vooraankondiging verstuurd aan de overtreder. In deze brief wordt aangegeven dat de burgemeester het voornemen heeft het pand te sluiten en dat er geen omstandigheden bekend zijn die aanleiding geven tot het opleggen van een andere maatregel.

 

4.3 Zienswijze

Voordat de sluiting definitief wordt opgelegd, moet de overtreder op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld mondeling of schriftelijk een zienswijze in te dienen. Er moet in ieder geval sprake zijn van, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, een redelijke termijn. Bij een eventuele verlenging van de sluiting moet de overtreder opnieuw in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze over dat voornemen kenbaar te maken.

 

4.4 Begunstigingstermijn

Als over wordt gegaan tot sluiting van de woning wordt de overtreder een begunstigingstermijn geboden waarbinnen hij kan voldoen aan de opgelegde last, bijvoorbeeld door het pand zelf te verlaten en te sluiten. Op deze manier kunnen persoonlijke spullen uit het pand worden gehaald voordat het pand wordt gesloten door de gemeente. Behoudens spoedeisende gevallen wordt een begunstigingstermijn van 48 uur aangehouden.

De sluiting van een lokaal waarin drugshandel of -productie is geconstateerd, kan worden gesloten met spoedeisende bestuursdwang. Dit is gerechtvaardigd indien er sprake is van acuut gevaar waarbij er geen tijd meer is om de overtreder zelf nog de kans te geven om een einde te maken aan de overtreding. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt vervolgens schriftelijk bekend gemaakt aan de overtreder en/of rechthebbende op het gebruik van het lokaal.

 

4.5 Aanzegging kostenverhaal

In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang wordt tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal opgenomen in het geval het bestuursorgaan de last uitvoert. Dit gebeurt wanneer de last niet binnen de in het besluit aangegeven begunstigingstermijn geheel wordt uitgevoerd. De kosten van bestuursdwang kunnen op grond van artikel 5:25 van de Awb worden verhaald op de overtreder(s).

 

4.6 Kenbaarheid en registratie van het besluit

Een sluiting is een publiekrechtelijke beperking op een kadastraal perceel. Dit dient op grond van de Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen (Wkpb) te worden geregistreerd in de Basisregistratie Kadaster publiekrechtelijke beperkingen (BRK-PB). Het doel hiervan is dat eenvoudig inzicht kan worden gegeven in de door de overheid opgelegde beperkingen op een stuk grond of een gebouw. Wordt de sluiting opgeheven, dan dient dit ook te worden vermeld in de basisregistratie.

 

4.7 Effectuering van de sluiting

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder en/of rechthebbende op het gebruik van de zaak volgens artikel 5:24 lid 3 van de Awb. De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van de sluiting. Een aankondiging van de sluiting wordt daarbij duidelijk zichtbaar aangebracht op het pand. De sluiting zal door een feitelijke handeling van een verzegeling worden geëffectueerd volgens artikel 5:28 van de Awb. Het doorbreken van de verzegeling is strafbaar op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht. Ook is het betreden van een gesloten pand, woning of erf een overtreding van artikel 2:41 lid 2 van de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Noordenveld. Tevens zal door middel van een plakkaat zichtbaar worden gemaakt dat deze woning gesloten is op grond van artikel 13b Opiumwet.

 

4.8 Vervolgtraject

Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de rechthebbende, eigenaar en/of bewoners een overdracht van de sleutels van de woning of het lokaal plaats. Is er ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde, dan komt het betreffende pand in aanmerking voor een verlenging van de duur van de sluiting. De betrokkenen worden bij mogelijke verlening opnieuw gehoord.