Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noordoostpolder

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent raadscommissies (Verordening op de raadscommissies 2021)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoordoostpolder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent raadscommissies (Verordening op de raadscommissies 2021)
CiteertitelVerordening op de raadscommissies 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op de raadscommissies 2014.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 82 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-05-2021nieuwe regeling

28-04-2021

gmb-2021-143137

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordoostpolder houdende regels omtrent raadscommissies (Verordening op de raadscommissies 2021)

De raad van de gemeente Noordoostpolder,

 

gezien het voorstel van van de voorzitter en de griffier van 09-04-2021

gelet op artikel 82 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

 

vast te stellen de volgende Verordening op de raadscommissies 2021

 

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    lid: lid van een raadscommissie;

  • b.

    voorzitter: voorzitter van een raadscommissie of diens vervanger;

  • c.

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie of diens vervanger;

  • d.

    griffier: griffier van de raad of de plaatsvervangend griffier;

  • e.

    vergadering: vergadering van een raadscommissie.

  • f.

    wet: Gemeentewet

Hoofdstuk 2 Instelling, taken en samenstelling

Artikel 2 Instelling raadscommissies

  • 1.

    De raad stelt de volgende raadscommissies in:

    • a.

      Commissie Bestuur, financiën en economische zaken (BFE)

    • b.

      Commissie Woonomgeving (WO)

    • c.

      Commissie Samenlevingszaken (SLZ)

  • 2.

    De commissies worden ingesteld voor een periode, gelijk aan de zittingsperiode van de raad.

  • 3.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij de voorzitters van de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 4.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

Artikel 3 Taken

Een raadscommissie:

  • a.

    brengt advies uit aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • b.

    kan advies uitbrengen aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a; en

  • c.

    voert overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van onderwerpen, bedoeld onder a;

  • d.

    voert overleg met ambtenaren, inwoners, bedrijven en maatschappelijke instellingen, gericht op het verzamelen van informatie.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit twee commissieleden per fractie. Fracties met meer dan zes raadsleden kunnen drie commissieleden afvaardigen.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 3.

    Zowel raadsleden als niet-raadsleden kunnen lid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden die geen raadslid zijn. Per fractie kunnen er maximaal twee niet-raadsleden tot commissielid worden benoemd.

  • 4.

    Een commissielid kan zich laten vervangen door een door hem per vergadering aan te wijzen lid van de raad of een commissielid.

Artikel 5 Voorzitter

  • 1.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden door de raad uit zijn midden benoemd. Dit heeft nadrukkelijk de voorkeur, boven het aantrekken van een externe voorzitter, mocht een eventuele wijziging van de Gemeentewet hiertoe ruimte bieden.

  • 2.

    De voorzitter is geen lid van de raadscommissie en fungeert als technisch voorzitter.

  • 3.

    Indien de vaste voorzitter verhinderd is treedt een van de plaatsvervangend voorzitters op, of wijst de raadscommissie uit haar midden een lid aan dat als voorzitter optreedt.

  • 4.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 6 Zittingsduur en vacatures

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitters en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Het lidmaatschap van een commissielid eindigt als niet meer wordt voldaan aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen.

  • 3.

    De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid voor benoeming heeft voorgedragen.

  • 4.

    De raad kan de voorzitter ontslaan.

  • 5.

    Een commissielid en de voorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6.

    Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan.

  • 7.

    Het lidmaatschap van commissieleden, benoemd op voordracht van een fractie die niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt van rechtswege.

Artikel 7 Griffier en commissiegriffier

  • 1.

    De griffier van de raad wijst ter ondersteuning van iedere raadscommissie een commissiegriffier aan. Een beoogd commissiegriffier die niet op de griffie werkzaam is, wordt op voordracht van de griffier, in overleg met het college, door de werkgeverscommissie benoemd.

  • 2.

    De commissiegriffier is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de commissiegriffier vervangen door de commissiegriffier van een andere commissie of door de (plaatsvervangend) griffier.

  • 4.

    Een commissiegriffier kan op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen in vergaderingen deelnemen.

  • 5.

    De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

     

Hoofdstuk 3 Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris

Artikel 8 Burgemeester en wethouders

  • 1.

    De leden van het college van wie delen van diens portefeuille tot het takenpakket van de commissie behoort, zijn in de regel in de vergadering aanwezig en kunnen, na toestemming van de voorzitter, deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Indien de burgemeester of een wethouder niet aanwezig kan zijn meldt hij dit aan de (commissie-) griffier.

Artikel 9 Gemeentesecretaris

De voorzitter kan het college verzoeken de secretaris of diens plaatsvervanger aanwezig te laten zijn in de vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

 

Hoofdstuk 4 Vergaderingen

 

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De raadscommissies vergaderen volgens een jaarlijks door de agendacommissie vast te stellen rooster. De vergaderingen van de raadscommissies vinden in de regel plaats in het gemeentehuis.

  • 2.

    Een raadscommissie vergadert voorts indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien tenminste drie fracties schriftelijk met opgaaf van redenen daarom verzoeken.

  • 3.

    De voorzitter kan in voorkomende gevallen een andere dag of aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover overleg met de griffier.

Artikel 11 Oproep

  • 1.

    De voorzitter doet ten minste vijf dagen voor een vergadering een oproep aan de commissieleden onder vermelding van de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de oproep aan de leden ter beschikking gesteld.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, zal deze agenda en de daarop vermelde voorstellen of onderwerpen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering in het bezit zijn van de commissie. Hiervoor volstaat digitale toezending van de stukken.

Artikel 12 De agenda

  • 1.

    De agendacommissie stelt de agenda van de vergadering voorlopig vast.

  • 2.

    Commissieleden kunnen een agendaverzoek, middels het daarvoor bestemde formulier, indienen bij de agendacommissie, wanneer minimaal drie fracties dit verzoek ondersteunen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter, in afstemming met de agendacommissie, na de oproep tot uiterlijk 24 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 4.

    Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van de voorzitter of een lid kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 5.

    Wanneer de raadscommissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan hij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De raadscommissie bepaalt, op voorstel van de agendacommissie, in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 6.

    Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met de oproep voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14.

  • 2.

    Indien na de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid kunnen stukken ook op elektronische wijze aan een ieder ter beschikking worden gesteld.

  • 4.

    Digitaal beschikbare stukken worden op de website van de gemeenteraad geplaatst.

  • 5.

    Stukken waar op grond van artikel 86, eerste en tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven in afwijking van het bepaalde in dit artikel onder berusting van de griffier. De griffier verleent commissieleden op verzoek inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1.

    Commissievergaderingen worden ter openbare kennisgeving gebracht door aankondiging in het door de gemeente daarvoor gebruikte huis-aan huis-blad en op de website van de gemeenteraad.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de openbare kennisgeving uitsluitend langs elektronische weg plaatsvinden.

  • 3.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

    • c.

      de mogelijkheid tot inspreken het als bedoeld in artikel 16;

    • d.

      de voorlopige agenda.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering als meer dan de helft van het aantal fracties vertegenwoordigd is.

  • 2.

    Als op grond van het eerste lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter opnieuw een vergadering. op een tijdstip van ten minste 24 uur na de oproep. Een dergelijke oproep kan ook via de digitale weg aan de commissieleden worden gedaan.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raads-commissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerste vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, als meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

Artikel 16 Inspreken inwoners

  • 1.

    Inwoners en andere belanghebbenden kunnen in een vergadering inspreken over onderwerpen die zijn geagendeerd.

  • 2.

    Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.

  • 3.

    Elke inwoner of andere belanghebbende die wil inspreken krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 4.

    Een spreker voert het woord nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter kan de leden van de commissie toestaan om een korte, verhelderende vraag te stellen. Ook de wethouder krijgt de gelegenheid om een reactie te geven. Er vindt geen discussie plaats tussen een spreker en de deelnemers aan de vergadering.

  • 5.

    De voorzitter of een lid doet een voorstel voor de behandeling van de inbreng van de inwoner of belanghebbende.

Artikel 17 Vragenhalfuur

  • 1.

    Voorafgaand aan de commissievergaderingen is er een vragenhalfuurtje, bedoeld voor het stellen van vragen door leden van de commissie aan portefeuillehouder of aan elkaar. Dit vragenhalfuurtje vindt in gezamenlijkheid van alle commissies plaats.

  • 2.

    Het commissielid dat tijdens het vragenhalfuurtje vragen wil stellen, meldt dit uiterlijk voor 8.00 uur op de dag van de vergadering aan de griffie, onder vermelding van het onderwerp. Bij voorkeur wordt ook de (richting van de) vraag aangereikt. De voorzitter kan een vraag niet toelaten indien er onvoldoende tijd is om alle vragen te behandelen of wanneer de vraag een technisch/informatief karakter heeft.

  • 3.

    Na de beantwoording door de portefeuillehouder of het bevraagde commissielid krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 4.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de commissie het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan de portefeuillehouder vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 18 Verslag

Van de commissievergadering worden beeld- en/of geluidopnames gemaakt. Deze opnames worden gearchiveerd en zijn via de website van de raad te raadplegen.

Artikel 19 Advies; geen stemmingen

  • 1.

    Als een raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 2.

    In het advies worden de standpunten opgenomen van alle fracties.

  • 3.

    In een vergadering vinden geen stemmingen plaats, met uitzondering van stemmingen over geheimhouding en met betrekking tot de orde.

Artikel 20 Vergaderwijze

  • 1.

    Commissievergaderingen zijn beeldvormend of oordeelsvormend van aard. Beeldvorming is gericht op informatie ophalen bij het college of bij belanghebbenden. Oordeelsvorming is gericht op politieke invloed en ruimte zoeken door middel van debat met het college en tussen fracties.

  • 2.

    De agendacommissie doet een voorstel over de wijze van behandeling van de betreffende agendapunten.

  • 3.

    De behandeling van het onderwerp wordt afgesloten met de vraag hoe het voorstel dient te worden behandeld in de raadsvergadering: als hamerstuk, stemstuk of debatstuk.

  • 4.

    Tijdens de beraadslagingen is er steeds één woordvoerder per fractie. In principe neemt enkel de woordvoerder plaats aan de vergadertafel.

  • 5.

    Een raadscommissie kan besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 6.

    Bij experimenten met betrekking tot de vergaderwijze is het de agendacommissie die voorstellen doet aan het fractievoorzittersoverleg voor de werkwijze van de raadscommissies.

Artikel 21 Spreektijd

Een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

Artikel 22 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde door een commissielid beslist de raadscommissie terstond.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    De voorzitter handhaaft de orde in de vergadering.

  • 2.

    De voorzitter roept sprekers tot de orde die zich in beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen uitlaten, afwijken van het in behandeling zijnde onderwerp, andere sprekers herhaaldelijk interrumperen, dan wel anderszins de orde verstoren. Sprekers die hieraan geen gevolg geven, kan de voorzitter het woord ontnemen over het aanhangige onderwerp.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en, als na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord, de vergadering sluiten.

  • 4.

    De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.

     

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 24 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepas-sing voor zover dat niet strijdig is met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 25 Verslag

  • 1.

    In afwijking op artikel 18 van deze verordening wordt er van een besloten vergadering geen beeldopname gemaakt. Er zal een schriftelijk kort verslag worden gemaakt, indien gewenst een woordelijk verslag.

  • 2.

    Het concept-verslag van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de commissieleden ter inzage bij de griffier.

  • 3.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raadscommissie een beslissing over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de commissiegriffier ondertekend.

Artikel 26 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheim-houding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 27 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.

 

Hoofdstuk 6: Toehoorders en pers

Artikel 28 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is ver-boden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, wanneer de orde in de vergadering op enigerlei wijze door toehoorders wordt verstoord, deze en zo nodig andere toehoorders te doen vertrekken.

  • 4.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen.

Artikel 29 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de vergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van de pers aantasten.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 30 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing van de verorde-ning, beslist de raadscommissie op voorstel van de voorzitter.

Artikel 31 Intrekking oude verordening

De ‘Verordening op de raadscommissies 2014’ wordt ingetrokken.

Artikel 32 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 01-05-2021

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de raadscommissies 2021

Aldus besloten in de openbare vergadering

van 28-04-2021

de griffier,

de voorzitter,

Toelichting

Artikelsgewijs

 

Artikel 3. Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet (hierna: wet). De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad. Voor Noordoostpolder is het eerste model van toepassing, al wordt er geëxperimenteerd met het tweede model.

 

De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.

 

De raadscommissie bepaalt evenals de raad haar eigen agenda. Dit betekent dat niet het college, maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. In artikel 3 van het Model Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad 2021 is om dit te coördineren een agendacommissie ingericht. Deze commissie is verantwoordelijk voor de inhoudelijke afstemming van raads- en commissievergaderingen. Veelal zal het echter wel zo zijn dat een onderwerp eerst in een raadscommissie wordt besproken.

 

Tegenwoordig komen varianten van vergaderen voor die geen vaste samenstelling hebben. Te denken valt aan vergaderingen in sessies en vergadertafel. De wettelijke bepalingen omtrent de raadscommissies zijn, ondanks het feit dat er niet gesproken kan worden van een vaste samenstelling, op deze varianten van vergaderen van toepassing. Indien vergaderingen in het teken staan van de voorbereiding van besluitvorming van de raad en het overleg met het college of de burgemeester, is er sprake van een raadscommissie. Dergelijke voorbereiding van de besluitvorming van de raad is exclusief voorbehouden aan de raadscommissies en kan niet worden opgedragen aan overige commissies. Er dient bij deze varianten van vergaderen dus rekening gehouden te worden met alle vereisten die voor een raadscommissie gelden, zoals een evenwichtige vertegenwoordiging (artikel 82, derde lid, van de wet).

 

Artikel 4. Samenstelling

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de wet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid voor dat een raadscommissie bestaat uit een minimum en maximum aantal leden per fractie, naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad.

 

De commissieleden worden door de raad benoemd, op voordracht van de fracties (tweede lid). Dit houdt in dat het aan de fracties zelf is om te bepalen wie de betreffende fractie vertegenwoordigen in de verschillende commissies. Het is enkel mogelijk – overeenkomstig het derde lid zelfs verplicht - de benoeming van een voorgedragen lid te weigeren als het een ‘burgerraadslid’ betreft dat niet voldoet aan bepaalde vereisten van de wet (zie verder de toelichting op het derde lid).

 

Uit het derde lid volgt dat de leden van een raadscommissie geen raadslid hoeven te zijn. Wel zijn het de fracties die de leden voordragen.

 

Op grond van het derde lid moeten commissieleden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de wet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken en geen functie als bedoeld in artikel 13 van de wet mogen vervullen. Om te beoordelen of wordt voldaan aan de eisen van de wet ligt het voor de hand om gebruik te maken van een geloofsbrievenonderzoek. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door een commissie gelijk aan die voor raadsleden en wethouders het op basis van artikel V 4 van de Kieswet verplichte geloofsbrievenonderzoek uitvoert. De vereisten die onderzocht moeten worden zijn immers gelijk. Dit onderzoek (alleen naar de niet-raadsleden) gaat vooraf aan het raadsbesluit waarmee de commissieleden benoemd worden.

 

Om er voor te zorgen dat iedere fractie – met name ook de kleine fracties – in staat zijn om deel te nemen aan de vergaderingen van de raadscommissie bepaalt het vierde lid dat iedere fractie een plaatsvervangend (raads- of burgerraads-)lid kan voordragen. Voor hen gelden dezelfde eisen als voor commissieleden.

 

Artikel 5. Voorzitter

De raad benoemt de voorzitters. Op grond van artikel 82, vierde lid, van de wet kan enkel een raadslid als voorzitter van een raadscommissie benoemd worden. Een voorstel van de regering om dit vereiste op te heffen is in 2019 in de Eerste Kamer gesneuveld, mogelijk dat dit op termijn alsnog mogelijk wordt gemaakt.

 

Artikel 6. Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden van een commissie en de voorzitter is even lang als de zittingsperiode van raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

 

Het lidmaatschap van een raadscommissie eindigt eveneens van rechtswege, indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen (tweede lid) en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).

 

De raad kan een lid van een raadscommissie, op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan (derde lid). Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van het eerste lid recht op een eigen lid.

 

Artikel 11 en 12. Oproep en agenda

Het eerste lid stelt verplicht dat de voorzitter een vastgesteld aantal dagen vóór een vergadering de leden van zijn raadscommissie een schriftelijke oproep, waarin de vergadering wordt aangekondigd, en de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken stuurt (eerste lid). Uiteraard is het mogelijk, indien de raad dit wenst de oproep en stukken niet per post maar elektronisch te versturen. De oproep vermeldt de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering.

 

In het eerste lid gaat het om een voorlopige agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om ruim voor de commissievergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de actualiteiten. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda en stukken rondsturen (tweede lid).

 

Als omtrent stukken op grond van artikel 86, eerste of tweede lid, van de wet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage (derde lid juncto artikel 8, derde lid). Van geheimhouding wordt melding gemaakt op de stukken.

 

Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het tweede en vierde lid.

 

Het opstellen van de voorlopige agenda gebeurt door de agendacommissie. De instelling en taken van deze commissie zijn geregeld in het Reglement van Orde 2021 van de gemeenteraad Noordoostpolder.

 

Artikel 13. Ter inzage leggen van stukken

Geïnteresseerden moeten de mogelijkheid hebben om stukken in te zien. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage aangeboden (eerste lid). Naast de fysieke terinzagelegging in het gemeentehuis, zullen de stukken doorgaans op elektronische wijze worden aangeboden (tweede lid). Dit gaat bijvoorbeeld via een digitaal raadsinformatiesysteem en door plaatsing op de gemeenteraadssite.

 

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Daarom worden stukken die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de commissievergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage gelegd. Op verzoek van de commissieleden kan de griffier inzage aan hen verlenen (vijfde lid).

 

Artikel 14. Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 82, vijfde lid, van de wet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Hier wordt expliciet vastgelegd in welke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen de aankondiging van de vergadering van de raad wordt geplaatst. Indien de kennisgeving uitsluitend elektronisch plaatsvindt, dan dient er een grondslag te zijn, zie artikel 3:42, tweede lid, juncto 2:14 van de Awb. In het tweede lid wordt deze grondslag gecreëerd om ook in spoedeisende gevallen een openbare kennisgeving uit te kunnen doen gaan.

 

Artikel 15. Opening vergadering en quorum

Artikel 20 van de wet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet. Artikel 11 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, kan worden vergaderd (eerste lid).

 

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet bereikt is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter de datum en het tijdstip van de nieuwe vergadering bepaalt, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zitten, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen (tweede lid). Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Artikel 16. Inspreken inwoners

Het mogelijk maken voor inwoners om in te spreken is een manier om burgers meer te betrekken bij de besluitvorming van de raad. Doordat de raadsvergadering het sluitstuk is van het besluitvormingsproces dat lang daarvoor is begonnen (ambtelijke organisatie, college, commissies) is ervoor gekozen het inspreken door middel van deelname mogelijk te maken bij de commissies. In die fase zijn de fracties nog bezig hun mening te vormen. Een inspreekmogelijkheid tijdens de raadsvergadering is doorgaans minder effectief (‘schijnspreekrecht’) en daarom in Noordoostpolder ook niet mogelijk.

Het spreekrecht geldt alleen voor onderwerpen die op de agenda van de commissie staan (eerste lid).

De uitzondering op het spreekrecht voor besluiten waartegen bezwaar en beroep openstaat of heeft opengestaan (tweede lid) is niet van toepassing is op voorgenomen besluiten.

In het vierde lid is ervoor gekozen om een inwoner maximaal vijf minuten het woord te geven en geen discussie te laten plaatsvinden. Op voorstel van de voorzitter, die in eerste instantie voor een ordentelijk verloop van de vergadering moet zorgen en dus moet kunnen aanvoelen of een verkorting of verlenging van de spreektijd gewenst is, kan van deze richtlijn worden afgeweken.

 

Artikel 19. Advies; geen stemmingen

Door gebruik van het woord beslissen in het eerste lid kan de suggestie gewekt worden dat in de commissievergadering ook ‘echte’ Awb-besluiten kunnen worden genomen. Dit is echter niet het geval. Een raadscommissie neemt geen beslissingen maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Alleen in de raadsvergadering kunnen besluiten worden genomen. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties in het advies opgenomen. Het ligt voor de hand dat, indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.

 

Artikel 20. Vergaderwijze

Lid 5, Deelname aan beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met de in artikel 22 van de wet geregelde immuniteit, dat in artikel 82, vijfde lid, van de wet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen. Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders. Deze hebben op grond van artikel 21, gelezen in samenhang met artikel 82, vijfde lid, van de wet de mogelijkheid om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op grond van dit artikel kan bijvoorbeeld de secretaris uitgenodigd worden. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering te doen.

 

Artikel 22. Voorstellen van orde

Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie. Bij het staken van stemmen is het voorstel niet aangenomen (artikel 32, vierde lid, van de wet is hierop niet van toepassing). Een voorstel van orde betreft bijvoorbeeld het schorsen van de vergadering voor een (overleg) pauze of een voorstel over de (beperking van de) spreektijden van de leden en overige deelnemers aan de commissievergadering.

 

Artikel 23. Handhaving orde en schorsing

Artikel 26 van de wet geeft aan dat de voorzitter bij raadsvergadering bevoegd is om de orde in de vergadering te handhaven. Voor de commissievergaderingen ontbreekt een dergelijke bepaling, deze is daarom in artikel 23 opgenomen. Ingevolge het eerste lid is de voorzitter belast met de handhaving van de orde in de commissievergaderingen. Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde de vergadering sluiten (derde lid). In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd (vierde lid). Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 28.

 

Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de wet bovendien dat artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als commissieleden.

 

Artikel 24. Toepassing verordening op besloten vergaderingen

Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de wet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

 

Artikel 25. Verslag besloten vergadering

Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de wet is artikel 23 van de wet van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de wet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het eerste lid dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de griffier.

 

Artikel 27. Opheffing geheimhouding

De raad kan de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. Wel bestaat er een overlegverplichting, waarmee recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

 

Artikel 28. Toehoorders en pers

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de wet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de wet, het derde lid voorziet hierin.

 

Artikel 29. Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.