Organisatie | Hollands Kroon |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Onderzoeksplan Participatiewet 2021 |
Citeertitel | Onderzoeksplan Participatiewet 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-05-2021 | Onderzoeksplan Participatiewet 2021 | 04-05-2021 |
Het college is verantwoordelijk voor de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet, IOAW en IOAZ (de wetten). Om dit te borgen is een goede administratie van belang en zijn controles nodig.
Uit de administratie moet in ieder geval blijken dat alle acties hebben plaatsgevonden die noodzakelijk zijn om tot een juiste beslissing en uitvoering daarvan te komen. Dit houdt in dat wij informatie van geraadpleegde instanties en van de aanvrager vastleggen in het dossier. Het gaat er om dat aantoonbaar is vastgelegd dat er een juiste, op de wet gebaseerde beslissing is genomen. Het is niet voldoende om vast te leggen dat er geverifiëerd is, de administratie waaraan getoetst is moet in het dossier aanwezig zijn.
Van belang is dat uit de administratie de samenhang moet blijken tussen hetgeen is vastgelegd in rapportages en bewijstukken. Het logische verband tussen de verschillende bewijsstukken, de daaraan verbonden conclusies en de daaruit voortvloeiende beslissingen moeten altijd gereconstrueerd kunnen worden (met name door de intern controleur en de accountant).
De controles richten zich op het naleven van wetgeving. Hoe en wat wij controleren is aan het college. Ook hierbij geldt dat de conclusies en beslissingen volgend uit de controles onderbouwd moeten worden door vastgelegde administratie. Dit alles rekening houdend met het proportionaliteitsbeginsel. Het heeft de voorkeur om in besluiten richting de inwoner te benoemen waarom wij bepaalde gegevens opvragen.
Alle informatie die wij ontvangen en gebruiken over inwoners in verband met controles of aanvragen, verwerken wij met inachtneming van de AVG en de regels omtrent de bewaartermijnen van bewijsstukken, zoals vastgelegd in de selectielijst van de VNG. Op deze manier wordt de privacy van de inwoner gewaarborgd.
In het onderzoeksplan leggen wij de omvang en mate van controles bij aanvang van de uitkering, tijdens de uitkering en bij beëindiging van de uitkering vast. In de bijbehorende ‘Onderzoeksplan werkwijzer’ leggen wij de acties en de minimaal vereiste bewijstukken vast. In dit verband spreken wij van minimaal vereist, in de praktijk kunnen zich namelijk situaties voordoen waarbij meer of niet benoemde bewijsstukken noodzakelijk zijn voor de controle op rechtmatige uitvoering van de wetten.
2.1 Doel en nut van het onderzoeksplan
In de wet is bepaald dat de gemeenteraad een Handhavingsverordening vast moet stellen. In diverse wetten is de opdracht verschillend verwoord, maar de strekking is in alle wetten hetzelfde. Het gaat er om dat misbruik en oneigenlijk gebruik moet worden bestreden.
In de Handhavingsverordening staat in hoofdstuk 2 (2.1) dat:
- Het college verantwoordelijk is voor het nemen van preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van fraude. Hieronder verstaan wij onder meer dat het college inwoners vroegtijdig voorlicht over verplichtingen en rechten. Daarnaast dat het college activiteiten en instrumenten inzet om de dienstverlening te optimaliseren waardoor wij een spontane naleving van regels bevorderen.
Het onderzoeksplan is de praktische uitwerking van de Handhavingsverordening voor wat betreft bovenstaande onderwerpen.
2.2 Uitgangspunten voor het onderzoeksplan
2.3 Het onderzoeksplan en de kernwaarden van Hollands Kroon
Gemeente Hollands Kroon heeft de volgende kernwaarden: vertrouwen, lef, respect, bevlogenheid, contact en innovatie. Deze kernwaarden lopen als een rode draad door de activiteiten die wij ondernemen.
Hoofdstuk 3. Sociale recherche
De Sociale recherche (SR) werkt als sociaal rechercheur en toezichthouder voor de gemeente Hollands Kroon. Bij vermoeden van fraude met een waarschijnlijk fraudebedrag hoger dan € 50.000,- dragen wij de zaak over aan de sociale recherche. De sociaal rechercheur voert het onderzoek met de bevoegdheden op basis van het strafrecht.
Voor uitoefening van de bevoegheid van toezichthouder is een minder sterk vermoeden van fraude nodig. De bevoegdheden van de toezichthouder zijn gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht en gaan minder ver dan de bevoegdheden van de sociaal rechercheur. Er zijn minder regels en voorwaarden aan gebonden.
De consulent zet de sociaal rechercheur (al dan niet in de rol van toezichthouder) in. De consulent levert gegevens aan op grond waarvan een vermoeden van fraude is. De sociaal rechercheurs werken nauw samen met de consulent. Het onderzoek (huisbezoek, onderzoek in de omgeving van de inwoner, afnemen van verhoor) doen wij samen. Dit is nodig om de betrouwbaarheid van het onderzoek te garanderen.
Op verzoek van de consulent kan één van de sociaal rechercheurs aanwezig zijn bij een gesprek op locatie of bij een huisbezoek. Wij maken resultaatafspraken met elkaar.
Hoofdstuk 4. De aanvraag van een uitkering
Het risicoprofiel bepaalt de mate van controle. Er kan gekozen worden voor enkelvoudige of meervoudig risicoprofielen. Een enkelvoudig risicoprofiel is gebaseerd op 1 kenmerk, bijvoorbeeld kamerbewoner, alleenstaande ouder etc. Een meervoudig risicoprofiel is gebaseerd op meerdere kenmerken. Wij kiezen voor het vaststellen van een meervoudig risicoprofiel op basis van de mening van ervaren consulenten.
Het is van belang om een goede inschatting te maken van het profiel. Er is niet altijd sprake van bewuste fraude. Fraude kan ook liggen aan de onmogelijkheden van een persoon. Onrechtmatige verstrekking van een uitkering kan ook voortkomen door gebrek aan informatie, onwetendheid of een eigen aanname.
Regels worden in de basis om een aantal redenen niet nageleefd:
Het risicoprofiel stellen wij vast bij aanvang van de uitkering en kan wijzigen tijdens de uitkerings- periode.
De kans op bewuste of onbewuste fraude stellen wij vast aan de hand van het onderzoek. Er is sprake van verhoogd risico als 1 of meer van onderstaande aspecten van toepassing zijn. In het rapport benoemt de consulent de reden voor risico profiel rood.
Let op: bij deze signalen is overleg met Team Veiligheid een vereiste in verband met mogelijke identiteitsfraude.
Administratieve onbekwaamheid/ernstige persoonlijke problemen
Geen van bovenstaande aspecten is van toepassing. Wij voeren geen heronderzoek uit. Er zijn geen signalen geconstateerd dat er sprake is van een verhoogd risico.
Zoals genoemd onder doel en nut van het onderzoeksplan is het college verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van fraude. Dit doen wij als volgt:
Dit alles doen wij bij voorkeur in een persoonlijk gesprek.
Hoofdstuk 5. Tijdens de uitkering
Het risico profiel is bij toekenning van de uitkering vastgesteld. Hieruit volgt een risico-onderzoek.
Onderdelen van het risico onderzoek:
Resultaat van een onderzoek tijdens de uitkering kan zijn:
Bij deze methode controleren wij op basis van signalen. Deze methode begint bij de aanvraag om bijstand en hanteren wij gedurende de uitkeringsperiode. Signalen kunnen op verschillende manieren binnenkomen: via medewerkers, op basis van gegevens van belanghebbende(n), door een externe melding (tips), via het inlichtingenbureau (IB) of Suwinet, Basisregistratie Personen (BRP) en via andere instanties zoals woningcorporatie en dergelijke.
Wij voeren voor het hele bestand periodiek bestandsvergelijkingen uit. Dit doen wij aan de hand van IB-signalen en BRP-meldingen. Het gaat om vergelijking van de volgende gegevens:
Bij meldingen die niet bekend zijn, verrichten wij onderzoek. De acties die hiervoor nodig zijn, zijn vastgelegd in het ‘Onderzoeksplan werkwijzer’.
Bestandsvergelijking IB-signalen vindt maandelijks plaats door de koppeling tussen de suite en het Inlichtingenbureau.
BRP-meldingen ontvangen door de uitkeringsadministratie worden maandelijks aangeleverd bij de consulenten.
Bij systeemcontroles gaat het om:
- het jongste thuiswonende kind bereikt de 18 jarige leeftijd.
- inwonend kind bereikt de 21 jarige leeftijd.
De uitkeringsadministratie is verantwoordelijk voor de systeemcontroles en draagt de melding over aan de consulenten in het geval er een vervolgactie is.
Systeemcontroles door de uitkeringsadministratie vinden maandelijk plaats.
Jaarlijks sturen wij in januari een informatiebrief naar uitkeringsgerechtigden met inwonende kinderen die in het lopende kalenderjaar de 21 jarige leeftijd bereiken. Hiermee informeren wij de uitkerings- gerechtigden tijdig over de kostendelersnorm.
Bij het bereiken van de 18 jarige leeftijd stuurt de rijksoverheid informatie over de wijzigen die plaats gaan vinden en welke acties er ondernomen moeten worden.
Hoofdstuk 6. Tijdens de uitkering, informatie uitkeringsgerechtigden en derden
6.1 Wijzigingsformulieren, inkomstenformulieren en overige gegevens
Doorgegeven informatie moet snel en goed worden verwerkt. Hiermee voorkomen wij onnodige vorderingen en vergroten wij de bereidbaarheid om informatie zo snel mogelijk door te geven. De uitkeringsgerechtigde kan op verschillende manieren informatie doorgeven, bijv. via de website, telefonisch, via de mail of tijdens een gesprek. Afhankelijk van de soort informatie, kan schriftelijk aanleveren een vereiste zijn.
Via de website kunnen de volgende wijzigingen doorgegeven worden:
De uitkeringsadministratie ontvangt de wijzigingsformulieren en draagt de melding over naar de consulent in het geval van een vervolgactie.
Inkomstenformulier (IF) wordt in het geval van wisselende inkomsten maandelijks ingeleverd. De uitkeringsadministratie verwerkt de inkomsten. In de “Onderzoeksplan Werkwijzer” staat de procedure die wij volgen bij het niet inleveren van de IF’s.
De uitkeringsgerechtigde kan op verschillende manieren informatie doorgeven, bijv. via de website, telefonisch, via de mail of tijdens een gesprek. Verwerking van de informatie is afhankelijk van de aard van de informatie.
Instanties en burgers geven ook informatie door. Alle ontvangen informatie beoordelen wij op relevantie. Bij informatie van burgers is het van belang om onderscheid te maken tussen burgers die namens de uitkeringsgerechtigde spreken of schrijven en burgers die over de uitkeringsgerechtigde spreken of schrijven. Namens de uitkeringsgerechtigde spreken of schrijven kan alleen met een schriftelijke machtiging van de uitkeringsgerechtigde. Als er over de uitkeringgerechtigde wordt gesproken of geschreven dan gaan dit meestal om anonieme tips. Deze nemen wij in behandeling als de informatie relevant en voldoende onderbouwd is, pas dan kan dit aanleiding zijn voor een onderzoek.
Informatie die door wordt gegeven aan een medewerker van de gemeente - op welke wijze dan ook - merken wij aan als ‘te zijn ontvangen’. Dit verwerken wij tijdig en adequaat.
Hoofdstuk 7. Beëindigingsonderzoeken
Bij de beëindiging van de uitkering stellen wij op juiste wettelijke gronden vast dat er geen recht meer op uitkering is en met ingang van welke datum. Het beëindigingsonderzoek voeren wij binnen 8 weken uit. Het is immers van belang dat wij de inwoner zo snel mogelijk infomeren over de beëindiging van de uitkering en de gevolgen daarvan.
Tijdens het beëindigingsonderzoek wordt in ieder geval vastgesteld of:
Indien nodig dragen wij het dossier over aan terugvordering en verhaal medewerkers.
Bij beëindiging van de uitkering sturen wij een informatiebrief mee met de beëindigingsbeschikking die wij naar de inwoner toesturen. Hiermee informeren wij de inwoner over mogelijke gevolgen van de beëindiging van de uitkering. Bijvoorbeeld het melden van een gewijzigd inkomen bij de belastingdienst ten behoeve van de toeslagen.
Hoofdstuk 8. Bijzondere bijstand
In het handboek bijzondere bijstand is deels geregeld hoe de rechtmatigheid van de verstrekking wordt gecontroleerd. In de “Onderzoeksplan Werkwijzer” stellen wij verdere eisen aan controle en het opvragen van bewijsstukken.
Wij sturen op risico door middel van een brede uitvraag voordat wij het aanvraagformulier verstrekken. Wij maken een voorbeoordeling om na te gaan of:
Hiermee wordt voorkomen dat er onterecht Bbz wordt verstrekt.
9.1.1 Mate van controle bij starters
9.1.2 Mate van controle bij een gevestigde
Zoals genoemd onder doel en nut van het onderzoeksplan is het college verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van fraude. Dit doen wij als volgt:
Dit alles doen wij bij voorkeur in een persoonlijk gesprek.
Hoofdstuk 10. Tijdens de Bbz uitkering
Bij deze methode controleren wij op basis van signalen. Deze methode begint bij de aanvraag van de Bbz uitkering en hanteren wij gedurende de uitkeringsperiode. Signalen kunnen op verschillende manieren binnenkomen: via medewerkers, op basis van gegevens van belanghebbende(n), door een externe melding (tips), via het inlichtingenbureau (IB) of Suwinet, Basisregistratie Personen (BRP) en via andere instanties zoals woningcorporatie en dergelijke.
Wij voeren voor het hele bestand periodiek betandsvergelijkingen uit. Dit doen wij aan de hand van IB-signalen en BRP-meldingen. Het gaat om vergelijking van de volgende gegevens:
Bij meldingen die nog niet bekend zijn, verrichten wij onderzoek. De acties die nodig zijn, zijn vastgelegd in het ‘Onderzoeksplan werkwijzer’.
Bestandsvergelijking IB-signalen vindt maandelijks plaats door de koppeling suite en het Inlichtingen- bureau. BRP-meldingen ontvangen door de uitkeringsadministratie worden maandelijks aangeleverd bij de consulenten.
Bij systeemcontroles gaat het om:
De uitkeringsadministratie is verantwoordelijk voor de systeemcontroles en draagt de melding over aan de consulenten in het geval er een vervolgactie is.
Hoofdstuk 11. Beëindiging van uitkering of krediet in het kader van de Bbz
Bij de beëindiging van de uitkering stellen wij op de juiste wettelijke gronden vast dat er geen recht meer is op een uitkering en per welke datum. Het beëindigingsonderzoek voeren wij uit binnen 8 weken na constatering beëindiging. Door een snel beeindigingsonderzoek voorkomen wij het ontstaan van vorderingen.
Bij toekenning van de Bbz voor levensonderhoud stellen wij gelijktijdig een einddatum vast. De maximale duur van Bbz levensonderhoud bedraagt 3 keer 12 maanden. Belanghebbende dient zelf tijdig een verlengingsaanvraag in te dienen. De uitkering wordt niet stilzwijgend verlengd.
Bij beëindiging van het krediet sturen wij een beschikking. Hierin vermelden wij dat de vordering is voldaan. In het geval er nog rente verschuldigd is, sturen wij bij de beëindigingsbeschikking de laatste rentenota mee.
In het geval bij de beëindiging van het Bbz levensonderhoud/ krediet nog vorderingen openstaan, stellen wij de inwoner met een beschikking op de hoogte. Hierin nemen wij de hoogte van de maandelijkse aflossingsplicht mee.
Wij sturen op risico door bij de aanvraag levensonderhoud duidelijk te vermelden dat de inwoner altijd zo snel mogelijk inkomen uit arbeid moet doorgeven. Hiervoor maakt de inwoner gebruik van het inkomstenformulier op de gemeentelijke website. Het is van belang dat de inwoner begrijpt dat het doorgeven van inkomen ervoor zorgt dat wij niet teveel uitkering betalen en er geen terugvordering ontstaat.
Zoals genoemd onder doel en nut van het onderzoeksplan is het college verantwoordelijk voor het nemen van preventieve maatregelen gericht op het voorkomen van fraude. Dit doen wij als volgt:
Dit alles doen wij bij voorkeur in een persoonlijk gesprek.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Onderzoeksplan Participatiewet 2021
Aldus vastgesteld op 4 mei 2021