Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent projectstimulering (Subsidieregeling Projectstimulering Herstel –en Investeringsplan (SP-HIP))

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent projectstimulering (Subsidieregeling Projectstimulering Herstel –en Investeringsplan (SP-HIP))
CiteertitelSubsidieregeling Projectstimulering Herstel –en Investeringsplan (SP-HIP)
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 160 van de Gemeentewet
  2. Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-02-2023artikel 9

07-02-2023

gmb-2023-64766

06-05-202116-02-2023nieuwe regeling

20-04-2021

gmb-2021-142927

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent projectstimulering (Subsidieregeling Projectstimulering Herstel –en Investeringsplan (SP-HIP))

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op artikel 160, Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende:

 

Subsidieregeling Projectstimulering Herstel- en Investeringsplan (SP-HIP)

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beschrijving wordt verstaan onder:

  • a.

    ASA 2013: de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • c.

    Economisch herstel- en investeringsplan: plan voor 2021 – 2024 zoals vastgesteld door het College op 25 november 2020 en behandeld in de commissie Financiën en Economische Zaken op 10 december 2020 opgesteld met het oog op de gevolgen van de Covid pandemie, met als pijlers versterken van de economische veerkracht en aanjagen van vernieuwing en werkgelegenheid in duurzame groeisectoren;

  • d.

    EU: de Europese Unie;

  • e.

    innovatie-agenda Amsterdam: door het college van Amsterdam vastgesteld beleidsdocument op het gebied van innovatie in de circulaire economie, schone en slimme mobiliteit, digitale stad en klimaat & energie;

  • f.

    kennisinstelling: openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis of een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

  • g.

    lokaal: het geografisch gebied van de gemeente Amsterdam;

  • h.

    MKB bedrijf: Midden- en kleinbedrijf: bedrijven met minder dan 250 werknemers, een jaaromzet van hoogstens 50 miljoen euro of een jaarlijks balanstotaal kleiner of gelijk aan 43 miljoen euro;

  • i.

    MRA: Metropoolregio Amsterdam, het samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam;

  • j.

    MRA Agenda: de Ruimtelijk-Economische Actie-Agenda 2020-2024, zoals bestuurlijk vastgesteld op 3 maart 2020;

  • k.

    partner: deelnemer in een samenwerkingsverband dat voornemens is om een Projectvoorstel in te dienen;

  • l.

    penvoerder: de door de deelnemers aan het samenwerkingsverband gemachtigde rechtspersoon die namens het samenwerkingsverband het Projectvoorstel indient, het project inhoudelijk aanstuurt, de ontvangen betalingen verdeelt onder de deelnemers, de deelnemers informeert over de voortgang van het project en de administratieve relatie met het college gedurende de termijn van het project verzorgt; kan zijn een bedrijf, overheidsinstelling, lokale of regionale overheid, kennisinstelling, etc., met een juridische entiteit (geen individuele personen of zzp-ers);

  • m.

    project: één activiteit of een samenhangend geheel van activiteiten met een aanvangsdatum en vermoedelijke einddatum, die/dat als oogmerk heeft een bijdrage te leveren aan de beleidsdoelstellingen van de gemeente Amsterdam inzake economische ontwikkeling en innovatie en waarvoor krachtens deze regeling subsidie wordt aangevraagd;

  • n.

    projectvoorstel: een voorstel met beschrijving van doelen, activiteiten en begroting, dat voldoet aan de indieningsvoorwaarden van betreffende Subsidieregeling van het rijk of de EU met een aan te vragen/aangevraagde bijdrage van minimaal 2.000.000 euro;

  • o.

    samenwerkingsverband: een afspraak tussen één of meerdere rechtspersonen - niet zijnde een als in artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk wetboek bedoelde groep verbonden rechtspersonen - die betrekking heeft op de gezamenlijke uitvoering van een project zonder dat hiervoor een aparte rechtspersoon is opgericht;

  • p.

    subsidie-aanvraag: een aanvraag voor de onderhavige SP-HIP met maximaal 25.000 euro als bijdrage.

Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 is van toepassing, tenzij daarvan in deze regeling uitdrukkelijk wordt afgeweken.

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van de ontwikkeling van projectvoorstellen voor nationale en Europese innovatie –en stimuleringsprogramma’s die bijdragen aan de doelen van het Economisch Herstel –en Investeringsplan Amsterdam 2021-2024.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Het college kan een eenmalige subsidie van maximaal € 25.000,- verstrekken ten behoeve van het initiëren, voorbereiden, opstellen en indienen van een Projectvoorstel voor de nationale en Europese subsidieprogramma’s gericht op het vergroten van investeringen ten behoeve van het aanjagen van vernieuwing en werkgelegenheid in duurzame groeisectoren met een minimale gevraagde subsidiebijdrage van tenminste € 2.000.000.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college stelt voor de activiteiten die volgens deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking komen jaarlijks het subsidieplafond vast. Het subsidieplafond voor 2021 bedraagt € 400.000,-.

Artikel 6 Rangschikking aanvragen, verdeelsleutel subsidieplafond

  • 1.

    De aanvragen van subsidie voor de activiteiten die volgens deze regeling voor subsidie in aanmerking komen worden behandeld op volgorde van binnenkomst van de volledige aanvragen.

  • 2.

    Het college toetst de aanvragen die voor subsidie als bedoeld in deze regeling in aanmerking komen op een viertal criteria.

  • 3.

    Over de beoordeling en de hoogte van de te verlenen subsidie laat het college zich adviseren door een door hem in te stellen toetsingscommissie.

  • 4.

    De beoordeling wordt bepaald door de gemiddelde score, waarbij de minimumscore die moet worden behaald om de aanvraag voor de subsidie in aanmerking te laten komen 70 is op een schaal van 100, en wordt bepaald op basis van de volgende 4 criteria:

    • a.

      In hoeverre draagt het Projectvoorstel bij aan de doelstellingen van het college binnen het Economisch Herstelplan 2021-2024: vernieuwing binnen ecosystemen rond thema’s die als maatschappelijke uitdagingen benoemd zijn, te weten circulaire economie, de energietransitie, schone en slimme mobiliteit, digitalisering en gezondheid, en de Innovatieagenda’s Amsterdam (max. 40 punten);

    • b.

      In hoeverre is het initiatief noodzakelijk op korte termijn en wordt het niet opgepakt door anderen (max. 20 punten);

    • c.

      In hoeverre geven de Projectactiviteiten een daadwerkelijke vernieuwende impuls en/of versnelling binnen het gekozen thema of sector (max. 20 punten);

    • d.

      wat is de inschatting dat het komt tot een ingediend Projectvoorstel (max. 20 punten).

  • 5.

    De aanvragen worden gewaardeerd door optellen van de scores op de criteria per commissielid en toegekend wanneer de gemiddelde score van de toetsingscommissieleden van een aanvraag gelijk is aan of groter is dan 70.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een penvoerder. Per kalenderjaar kan per penvoerder maximaal driemaal subsidie worden aangevraagd op grond van deze regeling.

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag de volgende gegevens en stukken overgelegd:

    • a.

      een schriftelijke verklaring/gespreksverslag of ander bewijs dat de aanvraag voor het Projectvoorstel inhoudelijk is besproken met een medewerker van de instantie bij wie aanvragers van subsidie terecht kunnen voor informatie/advies;

    • b.

      een verklaring dat de subsidieaanvraag is ingediend voorafgaand aan de indiening van het Projectvoorstel bij het betreffende subsidieprogramma ;

    • c.

      een korte beschrijving van het project, inclusief een begroting, conform het format en inclusief een opgave van de samenstelling van het beoogde samenwerkingsverband,

    • d.

      een toelichting op de vraag of het bedrag zal worden besteed aan de uitwerking van een Projectvoorstel via een externe partij (naam) of binnen de eigen organisatie.

Artikel 9 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 kan een subsidieaanvraag bij het college worden ingediend vanaf publicatie in het gemeenteblad tot 31 december 2025.

Artikel 10 Beslistermijn

Het college beslist binnen 4 weken na indiening van een volledige aanvraag; incomplete aanvragen worden niet in behandeling genomen.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college/algemeen bestuur een subsidie te verlenen als:

    • a.

      het gevraagde subsidiebedrag voor het in te dienen Projectvoorstel voor alle partners gezamenlijk kleiner is dan € 2.000.000;

    • b.

      niet tenminste 20% van de subsidiabele kosten van het Projectvoorstel worden aangevraagd door partners die zijn gevestigd in de MRA;

    • c.

      er niet tenminste 1 gemeente en minimaal 1 MKB bedrijf of kennisinstelling uit de MRA betrokken is bij het Projectvoorstel;

    • d.

      het Projectvoorstel draagt niet aantoonbaar bij aan vernieuwing en werkgelegenheid binnen een of meerdere van de groeisectoren circulaire economie, energietransitie, schone en slimme mobiliteit, digitalisering of gezondheid of de MRA-agenda;

    • e.

      het Projectvoorstel wordt ingediend voor een subsidieregeling van de gemeente Amsterdam, of voor dezelfde activiteiten al eerder een subsidieaanvraag is gedaan bij de gemeente Amsterdam;

    • f.

      de penvoerder reeds 3 keer een aanvraag op grond van deze regeling toegekend heeft gekregen in datzelfde jaar.

  • 2.

    Het college kan gemotiveerd afwijken van het bepaalde onder artikel 11 lid 1 sub a en b indien het Projectvoorstel naar het oordeel van het college een sterk vernieuwend of structuurversterkend effect heeft op een van de genoemde groeisectoren.

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:

  • a.

    de subsidieontvanger dient een Projectvoorstel binnen 12 maanden na de subsidietoekenning in bij het betreffende subsidie programma;

  • b.

    de subsidieontvanger stuurt het eindresultaat (het uiteindelijke definitief ingediende Projectvoorstel voor een Nederlandse of Europese subsidieregeling (niet zijnde een regeling van de gemeente Amsterdam) naar de gemeente Amsterdam binnen 1 week nadat het Projectvoorstel is ingediend, inclusief een bewijs van indiening;

  • c.

    de subsidieontvanger stelt de gemeente Amsterdam op de hoogte van het resultaat van de Projectaanvraag (toewijzing/afwijzing) zo spoedig mogelijk na het besluit over toekenning.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 13 Aanvraag tot vaststelling en verantwoording van de subsidie

  • 1.

    De subsidieontvanger dient uiterlijk binnen 4 weken na de definitieve indiening van het Projectvoorstel bij het betreffende subsidieprogramma een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college van de gemeente Amsterdam in.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens het in art. 12, lid a genoemde definitief ingediende Projectvoorstel inclusief een bewijs van indiening.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 14 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De regeling treedt in werking op de dag na bekenmaking in het Gemeenteblad.

  • 2.

    Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Projectstimulering Herstel –en Investeringsplan (SP-HIP)

Aldus vastgesteld in de vergadering van 20 april 2021.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Op 25 november 2020 heeft het college ingestemd met het Economisch herstel- en investeringsplan 2021-2024 als nadere uitwerking van de € 10 miljoen. Zie: https://amsterdam.raadsinformatie.nl/Economisch herstel- en investeringsplan

 

Algemeen

De impact van de COVID pandemie op de Amsterdamse economie is buitengewoon groot. Op dit moment is het alle hands aan dek om de economische schok op te vangen. De belangrijkste aanknopingspunten voor herstel liggen in het versnellen en (in de tijd) naar voren halen van investeringen die ten doel hebben de economische structuur in brede zin te versterken. Het college heeft hiervoor een economische investeringsruimte van € 21 miljoen beschikbaar gesteld.

Dit investeringsplan heeft als doel het versterken van de economische veerkracht van de stad, het aanjagen van vernieuwing in duurzame groeisectoren en het vergroten van waardevolle werkgelegenheid. Daarmee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het duurzaam economisch herstel. Dit wordt ingezet via 2 lijnen:

  • 1.

    Transitie naar diverse economie

  • 2.

    Economische structuur- en arbeidsmarktversterking

In het kader van dit economisch herstel- en investeringsplan kan de gemeente verder gebruik maken van diverse aanvullende landelijke en Europese budgetten die in reactie op de COVID-crisis zijn vrijgemaakt. Dit stimuleringsinstrument draagt bij aan deze doelstelling door de huidige inzet op deze aanvullende financieringsopties maximaal en meervoudig op te schalen.

 

Onder punt 1 Transitie naar een nieuwe economie is besloten om 1 miljoen te reserveren voor investeringen in duurzame groeimarkten. Het is meer dan ooit nodig om vernieuwende ideeën en projecten te combineren en optimaliseren, en meer samen te werken om tot projecten met impact voor de economie te komen. Het MKB heeft de tijd en middelen vaak niet om deel te nemen aan projecten, een businessplan te schrijven of partners te zoeken. Met deze regeling bieden we ondersteuning door professionalisering van projecten, en advies over funding strategies en de inzet van Amsterdamse (MRA) consortia van bedrijven, wetenschappers en maatschappelijke partners als cofinanciering voor nationale en Europese subsidieprogramma’s. Uitgangspunt daarbij is een versnelling en vergroting van de inzet op externe middelen. Niet alleen voor de projecten van de gemeente zelf, maar ook door consortia van bedrijven en kennisinstellingen aan te moedigen en te mobiliseren om goede projectvoorstellen met grote impact te ontwikkelen op onze prioritaire doelstellingen.

 

Er zijn twee argumenten om juist nu op de aanvullende externe programma’s in te zetten:

  • a)

    er zijn door de covid-crisis en de start van een nieuwe EU-meerjarige programmaperiode (2021-2027) veel nieuwe budgetten en dus nieuwe kansen bijgekomen (Groeifonds, Next Generation EU etc.)

  • b)

    er is tekort aan kennis, ervaring en capaciteit om deze fondsen maximaal te benutten voor bedrijven en kennisinstellingen in de MRA (deze hebben hun handen vol om te overleven)

Met de regeling kan er meer (meer aanvragen) en effectiever (betere coördinatie en sturing) worden ingezet op benutting van de bestaande en nieuwe fondsen en regelingen, zowel op EU- als nationaal niveau.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 3 Doel subsidieregeling

Het doel van de Subsidieregeling Projectstimulering volgt direct uit het Economische Herstel –en Investeringsplan van Amsterdam, onderdeel versterking duurzame groeimarkten. Met de regeling worden samenwerkingsverbanden gestimuleerd om in bepaalde (groei-)sectoren projectaanvragen te ontwikkelen en deze voor nationale en/of Europese subsidieprogramma’s in te dienen. De subsidie ten behoeve van het opstellen van een projectvoorstel is bedoeld om overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen uit te dagen hun kennis en ervaring in te zetten bij aanvraagtrajecten die anders niet van de grond zouden komen.

Hiermee worden gemeenten, bedrijven en kennisinstellingen gemobiliseerd om samen te werken en gezamenlijk vernieuwende activiteiten te ontwikkelen die nu (nog) niet van de grond komen door de covid-crisis. Dit sluit aan bij de genoemde beleidsterreinen van de ASA2013, art. 2 lid 1. Hoewel de thema’s en sectoren breed geformuleerd zijn, wordt bij de beoordeling vooral gekeken naar toegevoegde waarde van het project voor de sector, en of er daadwerkelijk een vernieuwende impuls of versnelling wordt geïnitieerd, wat op korte termijn (2-4 jaar) kan leiden tot een verbeterd verdienvermogen van bedrijven of kennisinstellingen binnen de sector wat zich verder op termijn vertaalt in behoud van of nieuwe banen. Door in te zetten op de multiplier via grotere nationale of Europese subsidieprogramma’s landen er meer financiële middelen in de MRA en worden nieuwe samenwerkingsmodellen bevorderd.

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Op grond van ASA 2013 art. 3 lid 2 kunnen nadere regels worden vastgesteld waaronder de subsidie kan worden verleend voor projectactiviteiten. Hier worden nadere regels aangegeven voor welke specifieke activiteiten de projectstimuleringsregeling is bedoeld, namelijk ten behoeve van het initiëren, voorbereiden, opstellen en indienen van een Projectvoorstel voor nationale en Europese subsidieprogramma’s, onder de in art. 11 genoemde voorwaarden.

 

Artikel 6 Rangschikking aanvragen

Er wordt een toetsingscommissie samengesteld die het college adviseert over honorering van de subsidieaanvragen. Deze toetsingscommissie bestaat uit 4 personen en is als volgt samengesteld:

  • Hoofd Domein S&O, Directie EZ (voorzitter)

  • Vertegenwoordiger van de Directie CTO

  • 2 x Inhoudelijk experts van EZ (1 tevens secretaris)

De toetsingscommissie komt zo vaak bij elkaar als nodig is, maar in ieder geval 1x per maand. De Commissie beslist bij consensus. De Commissie kan nadere vragen stellen over de ingediende aanvraag. De Commissie kan adviseren een lager bedrag toe te kennen dan gevraagd.

 

Artikel 7 De aanvrager

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een penvoerder. Per jaar kan per penvoerder maximaal drie maal subsidie worden aangevraagd op grond van deze regeling. Hiermee wordt een evenwichtige verdeling van de beschikbare middelen over de sectoren nagestreefd, en wordt voorkomen dat een bepaalde organisatie of bedrijf uit 1 sector beslag legt op alle middelen. Om toch enige flexibiliteit te behouden is het budget niet opgeknipt in een deelbudget per sector.

Het is van belang dat een penvoerder indient, als hoofdcontact en leidende organisatie van een beoogd samenwerkingsverband.

 

Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Aan art. 5 lid 2 a, b en c van de ASA 20213 wordt geacht te zijn voldaan als de aanvrager het Formulier (incl. bijlagen) van de SP-HIP correct en volledig heeft ingediend. Het schriftelijk bewijs van contact met de voorlichtende instantie kan ook digitaal worden verstrekt. Art. 5 lid 2, d en e blijven van toepassing. In aanvulling op artikel 5, tweede lid, van de ASA 2013 worden bij de subsidieaanvraag nog enkele aanvullende gegevens gevraagd om te voorkomen dat de subsidieaanvraag met terugwerkende kracht wordt ingediend, waardoor er geen sprake meer is van stimulering van nieuwe activiteiten. Tevens geeft de vraag over inzet van interne dan wel externe deskundigheid informatie over nut en noodzaak van externe kennis inhuur voor eventuele vervolgtrajecten.

 

Artikel 9 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies

In afwijking van artikel 6 van de ASA 2013 wordt een subsidieaanvraag voor een subsidie vóór 31 december 2022 ingediend bij het college/algemeen bestuur, omdat het specifiek middelen uit het Herstel –en Investeringsplan betreft, die tenslotte bedoeld zijn om snel na de crisis ondersteuning te bieden aan getroffen sectoren met groeipotentie.

 

Artikel 11 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 9, eerste lid, van de ASA 2013 weigert het college/algemeen bestuur een subsidie te verlenen onder bepaalde voorwaarden.

Onder lid 1, sub a wordt duidelijk dat er een minimum bedrag aan subsidie moet worden aangevraagd, zodat ook echt strategische projecten met voldoende impact worden ingediend. Soms kunnen dit kleinere projecten zijn van omvang, die echter toch een grote impact kunnen hebben en structuurversterkend kunnen werken voor een groeisector. De toetsingscommissie kan hiervoor kiezen maar moet dit dan wel motiveren (lid 2) .

Lid 1, sub b is bedoeld om zorg te dragen dat van de subsidiemiddelen die ter beschikking worden gesteld bij honorering een minimaal percentage ook daadwerkelijk ten goede komt aan bedrijven en kennisinstellingen uit de MRA, omdat daar activiteiten plaatsvinden en kosten worden gemaakt.

Met lid 1, sub c wordt een MRA-brede samenwerking bevorderd die bijdraagt aan het groei –en innovatievermogen van de sector, en ook het MKB als doelgroep meeneemt die veel te lijden heeft onder de covid-crisis.

Met lid 1, sub d wordt aangesloten op die sectoren in het Herstel –en Investeringsplan waar veel spin-off en dynamiek c.q. groeivermogen te verwachten is

Met lid 1, sub e wordt voorkomen dat dezelfde activiteiten dubbel worden gesubsidieerd.

 

Artikel 12 Aanvullende verplichtingen

Naast de verplichtingen op grond van artikel 10 en 11 van de ASA 2013, zijn aan de subsidie een aantal verplichtingen verbonden, die verband houden met de procedures van de verschillende nationale –en EU subsidieprogramma’s. 12 maanden indieningstijd is gekozen omdat grotere aanvragen vaak een aanzienlijke voorbereidingstijd kosten. Het uiteindelijk ingediende projectvoorstel is voor de gemeente Amsterdam van belang om inzicht te krijgen in de voorgenomen activiteiten en eventueel af te stemmen met eigen beleid. Uiteraard blijven de ingediende voorstellen geheim en zullen niet extern worden verspreid.

Het bewijs van indiening is van belang om zeker te zijn dat de Projectaanvraag ook daadwerkelijk is ingediend en kans maakt op subsidie.

Indien het Projectvoorstel wordt gehonoreerd moet dit worden gemeld om het resultaat van het stimuleringsprogramma vast te kunnen stellen na afloop van de looptijd van de SP-HIP (31 december 2022). De subsidieregelingen van de gemeente Amsterdam zijn uitgesloten van de nationale subsidieprogramma’s waarvoor een Projectvoorstel kan worden ingediend, omdat deze middelen al ten goede komen aan de MRA.

 

Artikel 13 Aanvraag tot vaststelling en verantwoording van de subsidie

In aanvulling op artikel 14, tweede lid, van de ASA 2013 bevat de aanvraag tot subsidievaststelling tevens het in art. 12, lid a genoemde definitief ingediende Projectvoorstel incl. bewijs van indiening. Hiermee is voldoende aangetoond dat de activiteit is uitgevoerd en is verder geen aanvullende rapportage nodig. Hiermee wordt de administratieve last van de aanvrager beperkt.