Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tynaarlo

Drugsbeleid gemeente Tynaarlo 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTynaarlo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDrugsbeleid gemeente Tynaarlo 2021
CiteertitelDrugsbeleid gemeente Tynaarlo 2021
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpDrugsbeleid
Externe bijlageDrugsbeleid gemeente Tynaarlo 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-2021Nieuwe regeling

05-04-2021

gmb-2021-138384

Tekst van de regeling

Intitulé

Drugsbeleid gemeente Tynaarlo 2021

1. Inleiding

1.1 Achtergrond problematiek en ontwikkeling wetgeving

De productie en het gebruik van en de handel in drugs in Nederland zijn omvangrijk, geprofessionaliseerd en zorgen voor veel criminaliteit, overlast, verloedering en gevaarzetting, zowel in woonwijken en op het platteland als op bedrijventerreinen. Daarbij gaat de productie van hennep (en in het algemeen: drugs) vaak gepaard met (uitkerings)fraude, belastingontduiking (inclusief fraude met toeslagen), energiediefstal, vervuiling en andere strafbare feiten, waardoor de overheid (uitkeringsinstanties, politie, gemeenten, etc.) en private partijen (wooncorporaties, netbeheerders, energiebedrijven, etc.) worden benadeeld.

Tot 1999 was het Openbaar Ministerie de enige handhaver van de Opiumwet en kon tegen overtredingen van de Opiumwet uitsluitend strafrechtelijk worden opgetreden. De regering was echter van mening dat de handhaving van de Opiumwet vraagt om een gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie. Daarbij is ingezien dat een actieve opstelling van het openbaar bestuur vereist dat dit bestuur over een adequaat en sluitend wettelijk instrumentarium beschikt om zowel preventief als repressief op te kunnen treden. Bij wet is toen artikel 13b Opiumwet ingevoerd, de zogenoemde Wet Damocles. Op 1 januari 2019 is het gewijzigde artikel 13b in werking getreden. Met het nieuwe artikel 13b Opiumwet is de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester verruimd. Vanaf 1 januari 2019 kunnen ook strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en productie van drugs de sluitingsbevoegdheid scheppen.

In deze beleidsnota wordt vastgesteld hoe de burgemeester van de gemeente Tynaarlo omgaat met de bevoegdheden als genoemd in de Wet Damocles. Daarnaast schrijft deze nota hoe we in Tynaarlo omgaan met coffeeshops. Het continue herzien van het beleid is noodzakelijk gezien de voortdurende maatschappelijke en juridische ontwikkelingen.

 

1.2 Doel van de gemeente Tynaarlo

In het verlengde van het doel dat de wetgever nastreeft bij het opstellen van de Wet Damocles, beoogt de gemeente Tynaarlo met dit beleid:

  • De preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid;

  • Het beheersen van de negatieve effecten van de handel in en het gebruik van drugs, op het openbare leven en andere lokale omstandigheden in de gemeente Tynaarlo;

  • Het tegengaan van de productie en het gebruik van harddrugs;

  • Het kenbaar te maken hoe het bevoegde bestuursorgaan (de burgemeester) omgaat met de discretionaire (elementen van de) bevoegdheid, zoals deze is neergelegd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet.

  • Het minimaliseren van verschillen in beleid en handhaving tussen de Noord-Drentse gemeenten en daarmee een waterbedeffect (de verplaatsing van drugshandel en –productie van andere gemeenten naar de gemeente Tynaarlo) voorkomen.

 

2. Juridisch kader

 

 

2.1 Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles)

Met de Wet Damocles heeft de burgemeester de bevoegdheid gekregen om een last onder bestuursdwang op te leggen indien middelen als bedoeld in de artikelen 2 (harddrugs) en 3 (softdrugs) van de Opiumwet in, voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven, worden geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd dan wel daartoe aanwezig zijn. Een last onder bestuursdwang is een zogenaamde herstelsanctie. Een herstelsanctie is geen boete of straf, maar een maatregel die gericht is op het beëindigen van een overtreding en het herstellen van de rechtmatige situatie. De volledige tekst van artikel 13b van de Opiumwet luidt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

De Opiumwet richt zich primair op de preventie en beheersing van de uit drugsgebruik

voortvloeiende risico’s voor de gezondheid. De uitbreiding van de Opiumwet met artikel 13b is gericht op de beheersing van de effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden. Artikel 13b is de bestuursrechtelijke component van een wet uit het strafrecht.

Het biedt de burgemeester de mogelijkheid verschillende instrumenten van bestuursdwang toe te passen (waaronder het opleggen van een dwangsom of uiteindelijk sluiten van een pand). De bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester is een discretionaire bevoegdheid. De toepassing van bestuursdwang kan zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de betrokkenen, met name bij bewoners van een woning. Gebruikmaken van

bestuursdwang wordt in beginsel pas toelaatbaar geacht wanneer:

  • 1.

    Er sprake is van een verboden situatie en/of een overtreding van een wettelijk voorschrift;

  • 2.

    Én het belang van daadwerkelijk optreden zorgvuldig wordt gemotiveerd;

  • 3.

    Én de op te leggen maatregel in redelijke verhouding staat met de overtreding (er is voldaan aan proportionaliteit en subsidiariteit).

In beginsel dient de meest effectieve en minst kostbare maatregel te worden gekozen. De burgemeester is op grond van de Wet Damocles bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen, indien sprake is van een overtreding van de Opiumwet. Tot 1 november 2007 was deze bevoegdheid slechts toepasbaar op voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven. Inmiddels kan de burgemeester deze bestuursdwang ook toepassen op woningen, of daarbij behorende erven. Het begrip woningen omvat ook andere vormen van wonen, zoals woonwagens, woonschepen, recreatiewoningen en woonketen. Sinds 1 januari 2019 is de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester in artikel 13b Opiumwet verruimd met voorbereidingshandelingen. Bij de verruiming gaat het om voorbereidingshandelingen en stoffen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a lid 1 onder 3° en 11a van de Opiumwet. Die bepalingen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het onder meer bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs of bedrijfsmatige hennepteelt.

Artikel 13b Opiumwet wordt tevens gebruikt ten behoeve van handhaving van het coffeeshopbeleid van de gemeente Tynaarlo.

 

2.2 Artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria)

Bij de Wet Victoria is, reeds voorafgaand aan artikel 13b van de Opiumwet, de bevoegdheid gecreëerd voor de burgemeester om een last onder bestuursdwang op te leggen tegen illegale verkooppunten van drugs. Op grond van de Wet Victoria kan de burgemeester besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of lokaal behorend erf te sluiten indien door gedragingen op of rond de betreffende locatie de openbare orde wordt verstoord.

Artikel 13b van de Opiumwet is niet in de plaats getreden van de bevoegdheid op grond van artikel 174a van de Gemeentewet. De reden hiervoor is dat artikel 174a van de Gemeentewet de burgemeester de bevoegdheid toekent om woningen en dergelijke te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor zonder dat dit gekoppeld wordt aan bepaalde strafbare feiten. Artikel 174a van de Gemeentewet heeft dus een ruimere werkingssfeer en wordt ook als zodanig gebruikt (ook bij bijvoorbeeld wapenhandel of prostitutie).

 

2.3 Artikel 14 Woningwet (Wet Victor)

De Wet Victor regelt het traject na een sluiting op grond van artikel 13b Opiumwet of artikel 174a Gemeentewet, indien tijdelijke of definitieve sluiting van een drugspand niet voldoende wordt geacht om de overlast als gevolg van drugsgebruik en –handel te bestrijden. Als uiterste mogelijkheid om overlast te bestrijden bevat de wet het instrument van de onteigening. Deze wet is in eerste instantie bedoeld voor gebruik bij overlast veroorzaakt door drugshandel en drugsgebruik. Maar de Wet Victor kan, net als bij artikel 174a Gemeentewet, ook worden toegepast bij andere vormen van overlast (bijvoorbeeld wapenhandel of prostitutie).

3 Handhavingsstrategie

 

 

3.1 Constatering overtreding en informatievoorziening

Indien er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester informatie nodig van de politie en het Openbaar Ministerie. De politie verstrekt een bestuurlijke rapportage aan de burgemeester, waarin alle relevante meldingen en feitelijke constateringen zijn opgenomen. Daarnaast kan contact worden gezocht met externe partijen, bijvoorbeeld een woningcorporatie, om aanvullende informatie te verkrijgen. Samenwerking met externe partners is geborgd in het Hennepconvenant 2015.

 

3.2 Toetsing noodzakelijkheid

Op basis van de beschikbare informatie vindt allereerst een toetsing plaats op noodzakelijkheid. Er wordt gekeken of er indicatoren zijn zoals in bijlage 1. Op grond van de eerste toets kan de conclusie zijn dat sluiting van een pand noodzakelijk wordt geacht (zie Bijlage 2 Handhavingsmatrix).

 

3.3 Toetsing evenredigheid

Vervolgens wordt gekeken of de omstandigheden evenredig zijn met het doel van de sluiting.

De volgende omstandigheden kunnen daarvoor van belang zijn:

- De verwijtbaarheid (wat is de betrokkenheid van de persoon bij de drugs);

- De aanwezigheid van minderjarige kinderen;

- De gevolgen van de sluiting.

Indien de betrokken persoon/personen een bijzondere binding heeft/hebben met de woning (bijvoorbeeld medisch of economisch) wordt bekeken of maatwerk mogelijk is.

 

3.4 Besluit burgemeester

Na de toetsing op noodzakelijkheid en evenredigheid dient de burgemeester de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de burgemeester in principe verplicht om het eigen beleid te volgen zoals weergegeven in bijlage 2. Mochten de omstandigheden daartoe aanleiding geven, dan kan de burgemeester gemotiveerd afwijken van de richtlijn en de daarin genoemde (zwaarte van de) maatregel. De burgemeester kan ook van dit beleid afwijken als het voor belanghebbenden gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot het te dienen doel van dit beleid. Dit moet blijken uit de bijzondere feiten en omstandigheden van de betreffende situatie. In elk individueel geval zal de burgemeester daarom alle relevante feiten en omstandigheden – zowel belastende als ontlastende- zorgvuldig in kaart brengen. Vervolgens worden deze tegen elkaar afgewogen om te beoordelen of de situatie dermate ernstig is dat moet worden afgeweken van de handhavingsmatrix. De burgemeester maakt een keuze tussen het geven van een waarschuwing en het toepassen van bestuursdwang. In dat laatste geval wil de burgemeester het volgende realiseren:

- Door sluiting van het pand de overtreding te stoppen;

- De loop naar het pand te beëindigen;

- Voorkomen dat herhaling van de overtreding plaatsvindt;

- Herstel van het woon- en leefklimaat;

- De naamsbekendheid van het pand als drugspand te niet doen gaan;

- Aan eenieder kenbaar maken welke maatregel hij kan verwachten bij overtreding van de Opiumwet.

 

De duur van de sluiting is onder andere afhankelijk van de aard en de ernst van de overtreding. Om de loop uit een pand te halen is een minimale sluiting van 3 maanden vaak nodig. Er wordt in dit beleid een onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Een sluiting van een woning grijpt meer in op de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene dan de sluiting van een lokaal. Gelet op het recht op respect voor het/ieders privé-, familie en gezinsleven en de woning dient bij de sluiting van een woning een nog zorgvuldigere belangenafweging plaats te vinden dan bij lokalen. Bij het sluiten van woning wordt daarom in eerste instantie een sluiting van 3 maanden gehanteerd, bij het sluiten van een lokaal 6 maanden. In gevallen waarin het betrokken lokaal/woning al eerder is gewaarschuwd c.q. gesloten, of waarin het gaat om een eigenaar/bewoner waarvan in het verleden al een andere woning als drugspand is gesloten, deze eerdere overtreding meegenomen wordt in de te volgen gedragslijn op grond van de handhavingsmatrix.

De herstelsanctie van de burgemeester laat onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden, zoals het intrekken van een vergunning. Als een lokaal dat gesloten wordt, beschikt over een vergunning / ontheffing op grond van de Drank- en Horecawet of APV, dan kunnen de vergunningen worden ingetrokken. Als de eigenaar de vergunningen heeft aangevraagd, dan kunnen deze worden geweigerd. Intrekking of weigering is voor de betrokken eigenaar een ingrijpender maatregel dan sluiting, omdat sluiting een tijdelijke situatie is. Intrekking is een definitieve maatregel. Betrokkene kan na intrekking weliswaar een nieuwe vergunning aanvragen, maar de kans dat deze wordt verleend is klein, gelet op de omstandigheden die tot de sluiting en intrekking hebben geleid. Een vergunning wordt in beginsel alleen ingetrokken als de eigenaar mede schuldig is aan de drugshandel.

 

3.5 Begunstigingstermijn

Als begunstigingstermijn wordt, behoudens spoedeisende gevallen en harddrugs, een periode van tenminste 72 uur aangehouden, waarbinnen betrokkene zelf in de gelegenheid is om gehoor te geven aan de opgelegde last (bijvoorbeeld door het lokaal zelf te sluiten of de reclame te verwijderen). Indien de sluiting niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester de woning en/of het lokaal doen sluiten.

 

3.6 Feitelijke sluiting

Wanneer overgegaan wordt tot sluiting, dan wordt het besluit bekend gemaakt aan de overtreder en/of rechthebbende op het gebruik van de zaak, zie artikel 5:24 lid 3 van de Awb. De last houdt in dat het pand ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van sluiting. Een aankondiging van de sluiting wordt daarbij duidelijk zichtbaar aangebracht op het pand. Vaak zal de sluiting door een feitelijke handeling van een verzegeling worden geëffectueerd, zie artikel 5:28 va de Awb. Het doorbreken van de verzegeling is strafbaar op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht.

 

3.7 Na-traject, kostenverhaal, heropening

Tijdelijke sluitingen van woningen en lokalen worden geregistreerd in het WKPB-register, zoals dat is voorgeschreven in de op 1 juli 2007 inwerking getreden Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beper¬kingen (WKPB). Het kan voorkomen dat bewoners die niet met de drugshandel in en rond het pand te maken hebben, getroffen worden door een sluitingsbevel op grond van artikel 13b. Uit jurisprudentie met betrekking tot artikel 8 ERVM blijkt dat in dit geval aan de 'onschuldige' bewoner passende vervangende woonruimte moet worden aangeboden. Een belanghebbende, zoals een eigenaar, kan de burgemeester tussentijds schriftelijk verzoeken de sluiting op te heffen. Bij zijn beslissing op zo’n verzoek neemt de burgemeester onder meer in overweging of de te realiseren doelen van de sluiting zijn behaald. De kosten van de sluiting van een woning of lokaal kunnen de overtreder redelijkerwijs in het geheel of gedeeltelijk worden toegerekend. In de dwangbeschikking moet hiervan melding worden gemaakt. Kostenverhaal kan plaatsvinden bij dwangbevel (artikel 5:26 Awb). Wanneer na heropening van een pand de drugshandel opnieuw plaatsheeft, wordt zo mogelijk opnieuw een sluitingsbevel uitgevaardigd.

 

3.8 Strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie

Bij handhaving van de Opiumwet is het belangrijk dat vanuit verschillende invalshoeken kan worden opgetreden. Uitgangspunt is dat, indien is gebleken dat er sprake is van een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet, zowel de burgemeester als het Openbaar Ministerie handhavend optreden. De richtlijnen van het Openbaar Ministerie geven praktische invulling aan het strafrechtelijk optreden op grond van de Opiumwet.

4 Coffeeshopbeleid gemeente Tynaarlo

 

 

4.1 Inleiding

Gemeenten kunnen zelf bepalen hoeveel coffeeshops worden toegestaan binnen hun grondgebied. Wij volgen de landelijke richtlijn van één coffeeshop per 30.000 inwoners en hebben daarmee momenteel het maximum van één bereikt. In de gemeente Tynaarlo geldt daarnaast een nulbeleid met uitsterfconstructie: de huidige coffeeshop (Illusion in Zuidlaren) wordt onder voorwaarden (de AHOJGI criteria) gedoogd op die plaats. Indien de exploitant van de coffeeshop zich niet aan deze voorwaarden houdt, is er sprake van niet toegestane verkoop en kan bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. Als de huidige exploitant stopt wordt er geen nieuwe coffeeshop toegelaten. De uitsterfconstructie noopt tot heroverweging als blijkt dat er (mogelijke) veiligheidsproblemen ontstaan op het moment dat de huidige exploitant stopt.

 

Dit coffeeshopbeleid bevat de lokale uitwerking van de landelijke regelingen. De hoofddoelstelling van ons coffeeshopbeleid is en blijft de scheiding van de markten voor softdrugs en harddrugs en daarmee de bescherming van de volksgezondheid. De aandacht gaat hierbij in het bijzonder uit naar de bescherming van jeugdigen. Een tweede doel is het voorkomen van verstoring van de openbare orde en veiligheid en het tegengaan van ontoelaatbare overlast voor de woon- en leefsituatie. Tot slot heeft dit beleid als doel het tegengaan van criminaliteit in de coffeeshop en het tegengaan van criminele organisaties. Door het opnemen van dit hoofdstuk binnen het drugsbeleid, vervalt het Coffeeshopbeleid 2016-2021.

 

4.2 Juridisch kader

Het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops is gebaseerd op de Opiumwet en is concreet uitgewerkt in de Aanwijzing Opiumwet. De Aanwijzing Opiumwet geeft aan in welke gevallen wordt afgezien van handhavend optreden, zowel strafrechtelijk door het Openbaar Ministerie (OM) als bestuursrechtelijk door de burgemeester. Met andere woorden, de verkoop van cannabis kan worden gedoogd, mits wordt voldaan aan bepaalde voorwaarden. Per 1 maart 2015 zijn handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van de handel in en productie of teelt van middelen vermeld in lijst II van de Opiumwet strafbaar gesteld. Hiermee zijn ook growshops strafbaar gemaakt.

De handhavende bevoegdheid van de burgemeester is geregeld in artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester is op grond van dit artikel bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen, indien sprake is van een overtreding van de Opiumwet. De burgemeester zal gebruikmaken van de bevoegdheid in art. 13b Opiumwet als de gedoogcriteria, zoals die gelden voor een coffeeshophouder, niet worden nageleefd. De toepassing van bestuursdwang door de burgemeester laat onverlet de toepassing van andere bestuursrechtelijke bevoegdheden.

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (wet Bibob) is eveneens van toepassing. Doel van deze wet is het kunnen toetsten van de integriteit van houders en/of aanvragers van vergunningen en subsidies. In onze Bibob beleidslijn hebben wij een verscherpt toezicht opgelegd aan vergunningplichtige inrichtingen in het kader van de Drank- & Horecawet, speelautomatenhallen en prostitutiebedrijven. Coffeeshops zijn niet met name genoemd. Mocht er ruimte zijn voor de vestiging van een nieuwe coffeeshop of bij wijziging van de exploitant van de huidige coffeeshop, zal de beoogde nieuwe exploitant conform de richtlijnen van de Wet Bibob worden getoetst.

 

4.3 Gedoogcriteria coffeeshop

De verkoop van cannabisproducten wordt alleen gedoogd in inrichtingen die zich houden aan de AHOJGI-gedoogcriteria uit de Aanwijzing Opiumwet, aangevuld met gemeentelijke criteria. Deze inrichtingen worden coffeeshops genoemd en zijn in hoofdzaak gericht op de verkoop van cannabisproducten. Eventuele verkoop van etenswaren, drinkwaren en rookwaren is ondergeschikt aan deze hoofdfunctie. In dit beleid worden de landelijke gedoogcriteria van het OM overgenomen. De AHOJGI-criteria staan in Bijlage 3 beschreven. De coffeeshop moet zich houden aan de AHOJGI aangevuld met onderstaande gemeentelijke criteria:

 

  • In de coffeeshop mogen geen alcoholische dranken verkocht worden of aanwezig zijn;

  • De verkoop, levering, aanwezigheid van, en het gelegenheid geven voor gebruik van andere drugs dan cannabisproducten, zoals hallucinerende paddenstoelen, andere ecodrugs en smartproducten, is verboden in de coffeeshop;

  • De coffeeshop is open op maandag tot en met donderdag van 11:00 tot 23:00 uur, vrijdag en zaterdag van 11:00 tot 24:00 uur en zondag van 12:00 tot 23:00 uur.

  • In de coffeeshop mag geen kansspelautomaat aanwezig zijn;

  • Vrije toegankelijkheid voor personen ouder dan achttien jaar;

  • De cannabisproducten mogen niet gratis verstrekt worden en moeten direct worden afgerekend;

  • Het inrichten en gebruiken van een terras is niet toegestaan;

  • Een exploitant van een coffeeshop is belasting verschuldigd over zijn inkomsten en wordt daarvoor ook aangeslagen. Een exploitant dient zich aan de belastingwetgeving te houden;

  • De exploitant van de coffeeshop dient zoals vermeld in de gedoogbeschikking aantoonbaar deskundig te zijn op het gebied van problematisch drugsgebruik en drugsverslaving;

  • In de coffeeshop dient op een zichtbare plaats voorlichtingsmateriaal over het gebruik van cannabis aanwezig te zijn waarin aandacht wordt gegeven aan de gevaren van cannabisgebruik en de mogelijkheden ten aanzien van de hulpverlening.

  • De coffeeshophouder dient bij klanten waarvan wordt gesignaleerd dat sprake is van risicovol gebruik, actief deze gevaren onder de aandacht van de betreffende klanten te brengen en deze op de mogelijkheden van hulpverlening te wijzen;

  • Aan een nieuwe exploitant worden op basis van dit coffeeshopbeleid dezelfde eisen gesteld als de eisen genoemd in artikel 8 van de Drank- en Horecawet. De criteria zijn vermeld in het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999. Dit houdt in dat aan de hand van justitiële documentatie wordt bezien of een exploitant de laatste 5 jaar een veroordeling heeft gehad in verband met onder andere de Drank- en Horecawet, Opiumwet, wet op de Kansspelen, heling, rijden onder invloed, discriminatie. De exploitant mag alleen een natuurlijk persoon zijn. Rechtspersonen zijn niet toegestaan als exploitant;

  • Een verzoek om een gedoogbeschikking zal geweigerd worden indien geen verklaring omtrent het gedrag (VOG) van de exploitant uiterlijk 3 maanden voor de datum waarop het verzoek om een gedoogbeschikking is ingediend is afgegeven. De houder van de gedoogschikking dient tijdens de openingstijden van de coffeeshop aanwezig te zijn en toezicht te houden.

  • De vestiging van de coffeeshop en de exploitatie daarvan mag niet in strijd zijn met andere wet- en regelgeving;

  • Het is niet toegestaan dat een coffeeshop in verbinding staat met een woning;

  • De verstrekte gedoogbeschikking dient in de coffeeshop aanwezig te zijn en dient op eerste verzoek aan een opsporingsambtenaar te worden getoond.

  • Een coffeeshop mag zich niet binnen 250 meter loopafstand bevinden tot een school voor voortgezet onderwijs;

 

4.4 Verlening gedoogbeschikking

Voor de verkoop van softdrugs is een verklaring van de burgemeester vereist, waarin staat dat onder de daarin genoemde voorwaarden niet zal worden opgetreden tegen de exploitatie van de coffeeshop, dat wil zeggen tegen de verkoop van softdrugs zoals genoemd in lijst II behorend bij de Opiumwet (gedoogbeschikking). Wij hebben binnen de gemeente Tynaarlo aan één coffeeshophouder een gedoogbeschikking verleend. Gelet op het nulbeleid met uitsterfconstructie is het niet mogelijk om daarnaast een gedoogbeschikking te verlenen aan een andere coffeeshophouder. Als de huidige gedoogbeschikking voor de coffeeshop vervalt of wordt ingetrokken, wordt er geen nieuwe gedoogbeschikking verleend.

 

4.5 Beheer coffeeshop

De ondernemer van de coffeeshop is primair verantwoordelijk voor de veiligheid in en in de directe omgeving van de coffeeshop. De coffeeshophouder hanteert daarbij huis- en gedragsregels. Hierin worden bezoekers gewezen op gedragingen in, en in de directe omgeving van, de coffeeshop (waaronder het verbod van doorverkoop). In de huis- en gedragsregels wordt een verwijzing gemaakt naar, of wordt het sanctiebeleid van de coffeeshop opgenomen, zoals lokaalverboden. Wij onderhouden contact met de ondernemer van de coffeeshop ten aanzien van eventuele overlastmeldingen, het beheer van de directe omgeving en beleid en regelgeving. Wij betrekken daarbij indien nodig politie, bewoners en omliggende ondernemers. Tot slot informeren wij buurtbewoners en winkeliers over ontwikkelingen met betrekking tot de coffeeshop.

 

4.6 Controle en handhaving

Voor de controle op en handhaving van het coffeeshopbeleid is een goede afstemming tussen bestuur, politie en OM van wezenlijk belang. Volgens de Aanwijzing Opiumwet ligt de handhaving van de gedoogcriteria primair bij de burgemeester in de uitoefening van artikel 13b Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving door het OM is het sluitstuk op de bestuurlijke handhaving door de gemeente. De regie van de handhaving ligt bij de gemeente. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt hierin prioriteiten.

 

De controle van de coffeeshop zal op de volgende manieren plaatsvinden:

  • de coffeeshop zal minimaal twee keer per jaar door de gemeente en/of de politie; gecontroleerd worden op onder meer de naleving van de gedoogvoorwaarden, die aan de hand van een checklist nagegaan worden;

  • De burgemeester wijst de teamchef van de Nationale politie en door deze aan te wijzen politieambtenaren aan als toezichthouders voor de handhaving van het coffeeshopbeleid in Tynaarlo (dit wordt expliciet in een beschikking gesteld);

  • de controles vinden onregelmatig en onaangekondigd plaats;

  • de controles kunnen gezamenlijk plaatsvinden met partners zoals de belastingdienst;

  • bij klachten omtrent overlast en bij meldingen en signalen omtrent andere misstanden en incidenten rond coffeeshops zal de politie reageren in de vorm van het onderzoeken van dergelijke informatie en indien nodig overgaan tot extra controle;

  • controles worden door de politie geregistreerd en besproken in het lokale driehoeksoverleg;

  • in ernstige overlastsituaties zal een lokaal driehoeksoverleg worden belegd om afspraken te maken over de aanpak.

De handhavingsmatrix is als bijlage 3 opgenomen. Als de burgemeester dit nodig acht kan gemotiveerd van de handhavingsmatrix worden afgeweken. Dit kan als de overtreding veel ernstiger is dan in het algemeen verwacht mag worden, of als er verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, dit is ter afweging door de burgemeester.

 

 

 

Burgemeester van Tynaarlo

Drs. M.J.F.J. Thijsen

Bijlagen: 3

 

 

Bijlage 1: Indicatorenlijst

 

Gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden in sommige gevallen ligt een waarschuwing niet in de rede. Om te kunnen nagaan of sprake is van een dergelijke situatie is onderstaande indicatorenlijst samengesteld. De indicatorenlijst heeft een alternatief en geen cumulatief karakter. Ook op basis van enkele indicatoren kan een dergelijke situatie aan de orde zijn. De indicatorenlijst is nadrukkelijk een hulpmiddel. Voor toepassing van de maatregel moet uiteraard altijd eerst gekeken worden of voldaan wordt aan de criteria van artikel 13b Opiumwet en de voorwaarden zoals gesteld in dit beleid. Het bestuursrechtelijk optreden is pand-gebonden en niet persoonsgebonden.

 

Indicatorenlijst:

 

Er moet minimaal sprake zijn van een hoeveelheid die duidt op beroeps- of bedrijfsmatige handel. Indien er sprake is van een dergelijke hoeveelheid kan op grond van de jurisprudentie aangenomen worden dat het gaat om handel en hoeft er geen sprake te zijn van daadwerkelijke verkoop, aflevering of verstrekking. Daarnaast kan er sprake zijn van andere signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, weegschaal, assimilatielampen e.d.);

Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;

De mate waarin de woning betrokken is bij de drugshandel in georganiseerd verband;

Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);

Er is sprake van recidive (herhaling van de overtreding binnen twee jaar);

De mate van gevaar voor de omgeving, mate van risico voor omwonenden;

De mate van overlast;

Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband;

 

Bijlage 2: Handhavingsmatrix Wet Damocles

 

Deze handhavingsmatrix beschrijft hoe te handelen indien drugs en/of voorwerpen en stoffen die bestemd zijn voor het telen en bereiden van drugs worden aangetroffen. We spreken bij softdrugs van een middelernstige overtreding als 6 tot 50 gram cannabis en/of 6 tot 20 planten, of minder dan 5 gram cannabis en/of 5 planten bedrijfsmatige teelt (enige vorm van professionaliteit en/of met geldelijk gewin als doel) wordt/worden aangetroffen. We spreken van een zware overtreding als 51 gram cannabis of meer en/of 21 planten of meer, met of zonder vorm van bedrijfsmatige teelt wordt/worden aangetroffen. We spreken bij harddrugs van een zware overtreding als meer dan een gebruikershoeveelheid harddrugs (één bolletje/wikkel/ampul/pil/etc. in elk geval maximaal 0.5 gram of een consumptie-eenheid van 5 ml GHB) en/of aanwezigheid van materialen ter voorbereiding of bevordering van de strafbare handelingen (vervoer, vervaardigen, telen, etc.) worden aangetroffen.

 

Bij het aantreffen van voorwerpen en stoffen die bestemd zijn voor het telen en bereiden van drugs wordt aangesloten bij het voorgaande. Bij voorbereidende handelingen voor de teelt van softdrugs is sprake van een middelernstige overtreding als het gaat om middelen voor de teelt van 6 tot en met 50 gram cannabis en/of 6 tot en met 20 planten. Bij voorbereidende handelingen voor de teelt van meer dan 50 gram cannabis en/of meer dan 20 planten is sprake van een zware overtreding. Bij harddrugs is sprake van een zware overtreding als er voorwerpen en stoffen worden aangetroffen die bedoeld zijn voor het bereiden en produceren van meer dan 0,5 gram of 5 milliliter.

 

Drugs in bewoonde woningen dan wel in of op bij de bewoonde woning behorende erven

 

Overtreding

Ernst

Softdrugs

Harddrugs

1e

middel

 

zwaar

Waarschuwing, tenzij ernstig geval dan sluiting 3 maanden

Sluiting 3 maanden

 

 

Sluiting 3 maanden

2e

middel

 

zwaar

Sluiting 3 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 6 maanden

Sluiting 6 maanden

 

 

Sluiting 6 maanden

3e

middel

 

zwaar

Sluiting 6 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 12 maanden

Sluiting 12 maanden

 

 

Sluiting 12 maanden

4e

middel

 

 

zwaar

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

 

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

Drugs in (al dan niet voor publiek toegankelijke) lokalen/gebouwen en onbewoonde woningen, dan wel in of op bij zodanige lokalen/gebouwen behorende erven

 

Overtreding

Ernst

Softdrugs

Harddrugs

1e

middel

 

zwaar

Waarschuwing, tenzij ernstig geval dan sluiting 6 maanden

Sluiting 6 maanden

 

 

Sluiting 6 maanden

2e

middel

 

zwaar

Sluiting 6 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 12 maanden

Sluiting 12 maanden

 

 

Sluiting 12 maanden

3e of vaker

middel

 

 

zwaar

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

 

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

Voorbereidingshandelingen in zowel bewoonde woningen als (al dan niet voor publiek toegankelijke) lokalen/gebouwen en onbewoonde woningen, dan wel in of op bij zodanige lokalen/gebouwen/woningen behorende erven

 

Overtreding

Ernst

Softdrugs

Harddrugs

1e

middel

 

zwaar

Waarschuwing, tenzij ernstig geval dan sluiting 3 maanden

Sluiting 3 maanden

 

 

Sluiting 3 maanden

2e

middel

 

zwaar

Sluiting 3 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 6 maanden

Sluiting 6 maanden

 

 

Sluiting 6 maanden

3e

middel

 

zwaar

Sluiting 6 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting 12 maanden

Sluiting 12 maanden

 

 

Sluiting 12 maanden

4e

middel

 

 

zwaar

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

Sluiting 12 maanden, tenzij ernstig geval dan sluiting voor onbepaalde tijd

 

 

 

Sluiting voor onbepaalde tijd

 

Bijlage 3: Handhavingsmatrix coffeeshop

 

Overtreding (AHOJGI + overige criteria gemeente

Bestuursrecht

Affichering

 

De coffeeshop mag geen enkele vorm van reclame maken, anders dan een summiere aanduiding op de gevel van de betreffende lokaliteit.

1e overtreding: schriftelijke waarschuwing, tenzij ernstig geval dan last onder dwangsom

2e overtreding: last onder dwangsom van 500,- euro per dag met een maximum van 1.500,- euro

3e overtreding: sluiting voor een periode van 3 maanden

4e overtreding: intrekken gedoogbeschikking en sluiting voor onbepaalde tijd

Harddrugs

 

In de coffeeshop mogen geen harddrugs aanwezig zijn en/of worden bereid, verstrekt of verkocht.

1e: onmiddellijke sluiting voor een periode van 6 maanden

2e: intrekken gedoogbeschikking en sluiting voor onbepaalde tijd

Overlast

 

De exploitatie van de coffeeshop mag niet leiden tot een aantasting van het woon- of leefklimaat in de directe omgeving, in de vorm van hinderlijk gedrag, samenscholen/rondhangen van bezoekers, openlijk gebruik van drugs, verkeersoverlast, geluidsoverlast, vervuiling en dergelijke.

1e: schriftelijke waarschuwing, tenzij ernstig geval dan sluiting waarbij de termijn afhangt van de ernst van de overlast

2e: sluiting waarbij de termijn afhangt van de ernst van de overlast

3e: intrekken gedoogbeschikking en sluiting voor onbepaalde tijd

Jeugdigen

 

De coffeeshopexploitant dient bezoekers bij binnentreding van de coffeeshop om legitimatie te vragen om na te gaan of voldaan wordt aan deze leeftijdsbepaling. Doorverkoop aan minderjarigen moet door de exploitant voorkomen worden.

1e: schriftelijke waarschuwing, tenzij ernstig geval dan sluiting voor periode van 6 maanden

2e: sluiting voor een periode van 6 maanden

3e: intrekken gedoogbeschikking en sluiting voor onbepaalde tijd

Geringe hoeveelheden

 

Er mag geen handel plaatsvinden in grotere hoeveelheden per transactie dan geschikt voor eigen gebruik, en dat is bepaald op 5 gram. Onder ‘transactie’ wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op een zelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper. Daarnaast mag de aanwezige handelsvoorraad in één coffeeshop niet groter zijn dan 500 gram softdrugs.

1e: schriftelijke waarschuwing, tenzij ernstig geval dan sluiting voor periode van 3 maanden

2e: sluiting voor een periode van 3 maanden.

3e: sluiting voor een periode van 6 maanden.

4e: intrekken gedoogbeschikking en sluiting voor onbepaalde tijd

Ingezetenen

 

Onder een ingezetene wordt verstaan: een persoon die zijn (woon)adres heeft in een gemeente van Nederland. De coffeeshophouder dient dit vast te stellen aan de hand van een geldig identiteitsbewijs of verblijfsvergunning in combinatie met een uittreksel GBA.

 

Overige criteria gemeente zoals gesteld in de gedoogbeschikking