Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rotterdam

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman en de directeur van de rekenkamer (Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRotterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman en de directeur van de rekenkamer (Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam)
CiteertitelVerordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam 2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 81c van de Gemeentewet
  3. artikel 81d van de Gemeentewet
  4. artikel 81q van de Gemeentewet
  5. artikel 81v van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-05-2021nieuwe regeling

18-03-2021

gmb-2021-136279

Gemeenteblad 2021, nummer 85

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent de rechtspositie van de gemeentelijke ombudsman en de directeur van de rekenkamer (Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam)

De Raad van de gemeente Rotterdam,

 

gelezen het (herziene) voorstel van het presidium van 11 maart 2021 (raadsvoorstel nr. 21bb3248); raadsstuk 21bb3455;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet;

 

alsmede gelet op de artikelen 81c, 81d, 81q en 81v van de Gemeentewet;

 

overwegende dat:

  • -

    op 1 januari 2020 de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren in werking is getreden;

  • -

    het noodzakelijk is de Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam te actualiseren;

besluit:

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    functionaris: de gemeentelijke ombudsman of de directeur Rekenkamer Rotterdam;

  • -

    directeur Rekenkamer Rotterdam: degene die is benoemd in de functie bedoeld in artikel 81c, Gemeentewet;

  • -

    gemeentelijke ombudsman: degene die op voet van het gestelde in artikel 81p van de Gemeentewet is benoemd in de functie bedoeld in artikel 1 van de Verordening gemeentelijke ombudsman Rotterdam;

  • -

    plaatsvervangend functionaris: de op voorstel van de functionaris door de raad benoemde plaatsvervanger;

  • -

    presidium: vertegenwoordiging vanuit de gemeenteraad bedoeld in artikel 10 van het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de raad 2018.

Artikel 2 Plaatsvervangend functionaris

  • 1.

    De artikelen 1 tot en met 6, met uitzondering van het bepaalde in artikel 6, vierde lid en zesde lid, en voor zover de inhoud of de strekking van de regeling zich daar niet tegen verzet, zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend functionaris.

  • 2.

    Het in artikel 5, vierde lid en paragraaf 2 van deze verordening ten aanzien van de functionaris bepaalde is voor zover de inhoud of de strekking van de regeling zich daar niet tegen verzet, van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend functionaris indien de vervanging schriftelijk aan het presidium is gemeld. De beëindiging van de vervanging wordt eveneens schriftelijk gemeld aan het presidium.

Artikel 3 Wijziging van toepassing zijnde regelingen

Wijzigingen in de van toepassing verklaarde artikelen uit het Burgerlijk Wetboek (BW), de Ambtenarenwet 2017, de Cao Gemeenten of het Personeelshandboek 010 zijn niet dan na een daartoe strekkend besluit van de raad op de functionaris van toepassing.

Artikel 4 Benoeming

  • 1.

    Benoeming vindt slechts plaats nadat ten aanzien van de kandidaat-functionaris en de kandidaat plaatsvervangend functionaris een verklaring omtrent het gedrag is afgegeven als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Voor zover hieraan kosten zijn verbonden, komen deze voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    Indien betrokkene geen Nederlander is, kan hij slechts worden benoemd indien hem verblijf in Nederland is toegestaan op grond van artikel 9 van de Vreemdelingenwet en de vergunning tot verblijf het verrichten van arbeid in loondienst niet uitsluit, of indien hem verblijf is toegestaan op grond van artikel 10 van de Vreemdelingenwet.

  • 3.

    Bij een voordracht tot herbenoeming van de zittende functionaris blijft het eerste lid buiten beschouwing.

Artikel 5 Benoemingsakte

Aan de functionaris wordt een benoemingsbesluit uitgereikt, welke naast de wettelijk vereiste gegevens, ten minste vermeldt:

  • a.

    zijn naam, voornamen en geboortedatum;

  • b.

    de datum met ingang waarvan hij tot functionaris is benoemd;

  • c.

    de duur van zes jaren waarvoor de benoeming geldt.

Artikel 6 Bezoldiging en andere geldelijke aanspraken

  • 1.

    De functionaris heeft aanspraak op bezoldiging met ingang van de datum waarop zijn benoeming ingaat.

  • 2.

    De bezoldiging wordt in maandelijkse termijnen betaalbaar gesteld.

  • 3.

    De aanspraak op bezoldiging eindigt met ingang van de dag:

    • a.

      van ontslag;

    • b.

      volgende op die waarop de termijn van benoeming is verstreken;

    • c.

      volgende op die waarop de functionaris is overleden.

  • 4.

    De hoogte van de bezoldiging voor de functionaris is vastgesteld overeenkomstig salarisschaal 17, genoemd in artikel 3.1 van het Personeelshandboek 010. De inschaling binnen de salarisschaal wordt door de raad nader vastgesteld.

  • 5.

    De hoogte van de bezoldiging van de plaatsvervangend functionaris wordt – op voorstel van de functionaris – in een bij deze verordening behorende bijlage door de raad vastgesteld.

  • 6.

    De functionaris heeft met ingang van de dag waarop zijn benoeming ingaat, recht op vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen overeenkomstig de in de cao Gemeenten en het Personeelshandboek 010 vastgestelde regels.

     

Paragraaf 2  

Artikel 7 Ziekte en arbeidsongeschiktheid

  • 1.

    Bij arbeidsongeschiktheid van de functionaris is het bepaalde in artikel 7:658a BW, artikel 7:660a BW, hoofdstuk 7 van de Cao Gemeenten, hoofdstuk 7 van het Personeelshandboek 010 alsook artikel 3.3, lid 4 en artikel 5.3 van het Personeelshandboek 010 van overeenkomstige toepassing. Bij ziekte en herstel doet de functionaris daarvan mededeling aan de raad.

  • 2.

    De functionaris heeft het recht een arts van de arbodienst rechtstreeks te consulteren over gezondheidsproblemen die naar zijn mening met de uitoefening van zijn functie kunnen samenhangen.

  • 3.

    Onverminderd hetgeen bepaald in lid 2, kan de functionaris de raad verzoeken hem aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen in verband met gezondheidsproblemen die met zijn functievervulling samenhangen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in de Wet verbetering poortwachter, kan de raad, indien er naar zijn oordeel voldoende redenen bestaan om aan te nemen dat de functionaris in verband met zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn functie naar behoren te vervullen, bepalen dat hij aan een geneeskundig onderzoek wordt onderworpen ter beoordeling van de vraag of, en zo ja, wanneer en in welke mate hij de vervulling van zijn functie weer kan hervatten.

Artikel 8 Bezoldiging en ziekte

  • 1.

    Op beslissing van de raad wordt de doorbetaling van de bezoldiging gestaakt, indien en voor zolang de functionaris: weigert zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek als bedoeld in artikel 6, vierde lid of, na voor een dergelijk onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt; zich zodanig gedraagt, dat zijn genezing ernstig wordt belemmerd of vertraagd.

  • 2.

    In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, kan de raad bepalen dat het bedrag van de ingehouden bezoldiging geheel of ten dele aan anderen dan aan de functionaris zal worden uitgekeerd.

  • 3.

    Het niet uitgekeerde bedrag van ingehouden bezoldiging kan op beslissing van de raad alsnog aan de functionaris worden uitbetaald, wanneer uit een verklaring van een of meer door de raad aangewezen geneeskundige(n) blijkt, dat de grond waarop de doorbetaling geheel of ten dele werd gestaakt, zich niet meer voordoet.

Artikel 9 Vakantie en verlof

  • 1.

    Ten aanzien van de vakantie van de functionaris is het bepaalde in titel 10, afdeling 3, van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De bepalingen van hoofdstuk 6 van de Cao gemeenten, uitgezonderd artikel 6.3 en artikel 6.4, en hoofdstuk 6 van het Personeelshandboek 010 zijn op de functionaris van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Verhuiskosten

Ten aanzien van de tegemoetkoming in de verhuiskosten van de functionaris is artikel 3.24 van het Personeelshandboek 010 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11 Reiskosten

  • 1.

    Op de door de functionaris gemaakte reiskosten zijn artikel 3.12, 3.14, 3.16 en 3.25 van het Personeelshandboek 010 van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De functionaris heeft aanspraak op vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van dienstreizen overeenkomstig artikel 3.15 en 3.23 van het Personeelshandboek 010.

Artikel 12 Studie

  • 1.

    Artikel 8.2 van het Personeelshandboek 010 is van overeenkomstige toepassing op de studiefaciliteiten van de functionaris.

  • 2.

    De functionaris is, indien de raad dit bepaalt, verplicht een bijzondere vakopleiding of enig ander onderwijs te volgen. De daaraan verbonden kosten komen ten laste van de gemeente.

Artikel 13 Gratificatie

  • 1.

    Artikel 3.17, uitgezonderd lid 3 aanhef en onder c, van de Cao Gemeenten is op de functionaris van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat waar in lid 3, aanhef en onder d, naar artikel 7:699 lid 3, onder b BW wordt verwezen, dit gelezen wordt als artikel 81a, lid 3, aanhef en onder b, Gemeentewet.

  • 2.

    Het beleid ‘Blijken van waardering’, opgenomen als bijlage 5 bij het Personeelshandboek 010, is op de functionaris van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14 Diversen

  • 1.

    Het bepaalde in de artikelen 6 eerste lid, 7, 8, 9 en 10 van de Ambtenarenwet 2017, hoofdstuk 11 en hoofdstuk 12, inclusief de daarin genoemde bijlagen, van het Personeelshandboek 010 is op de functionaris van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Bij de toepassing van de in deze verordening van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen uit de Cao Gemeenten en het Personeelshandboek 010 zijn de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1 Cao Gemeenten respectievelijk artikel 1 van het Personeelshandboek 010 tevens van toepassing.

  • 3.

    De Leaseregeling Rotterdam, bijlage 4 bij het Personeelshandboek 010, is van toepassing op de functionaris. Indien de functionaris in aanmerking wenst te komen voor een leaseauto, kan deze hiertoe een verzoek indienen via het presidium van de raad.

  • 4.

    De functionaris kan via de voorzitter van de werkgeverscommissie aan de raad vrijstelling vragen van de plicht toestemming te vragen voor het gebruik van de eigen auto voor het maken van dienstreizen. Vergoeding van de kosten geschiedt op declaratiebasis. De functionaris kan declaraties voor werkelijk gemaakte kosten met bewijsmiddelen indienen bij de salarisadministratie van de Rekenkamer, respectievelijk het bureau van de gemeentelijke ombudsman.

  • 5.

    De functionaris is bevoegd binnen diens begroting beschikbare budget uitgaven te doen en verplichtingen aan te gaan ten behoeve van de uitvoering van zijn taken. Vergoeding van eventuele overige kosten geschiedt op declaratiebasis met bewijsmiddelen voor werkelijk gemaakte kosten. De functionaris kan declaraties indienen bij de salarisadministratie van de Rekenkamer, respectievelijk het bureau van de gemeentelijke ombudsman.

  • 6.

    De ambtsinstructie voor de hoofden van dienst is op overeenkomstige wijze van toepassing op de functionaris, met dien verstande dat daar waar in de tekst burgemeester en wethouders staat vermeld, dit gelezen dient te worden als raad.

Artikel 15 Schade

  • 1.

    Vergoeding van schade, door de functionaris in de uitoefening van zijn betrekking aan derden toegebracht, komt geheel voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    De functionaris die bij de uitvoering van de overeenkomst schade toebrengt aan de werkgever of aan een derde jegens wie de werkgever tot vergoeding van die schade is gehouden, is te dier zake niet jegens de werkgever aansprakelijk, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. Uit de omstandigheden van het geval kan, mede gelet op de aard van de overeenkomst, anders voortvloeien dan in de vorige zin is bepaald.

Artikel 16 Schade aan eigendommen

  • 1.

    Aan de functionaris wordt de schade aan zijn eigendommen, geen motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen zijnde, welke hij buiten zijn schuld of nalatigheid lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, vergoed naar de dagwaarde dier eigendommen.

  • 2.

    Aan de functionaris wordt de schade vergoed aan een hem toebehorend motorrijtuig in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, welke hij lijdt ten gevolge van de vervulling van zijn functie, tenzij:

    • a.

      die schade bestaat uit de normale slijtage of

    • b.

      sprake is van aan opzet of bewuste roekeloosheid grenzende verwijtbaarheid of

    • c.

      de functionaris in de regel 10.000 of meer kilometers per jaar rijdt ten behoeve van de dienst en per kilometer een vergoeding ontvangt gelijk aan of hoger dan het belastingvrije bedrag per kilometer.

Artikel 17 Tegemoetkoming naar billijkheid

  • 1.

    De raad kan in niet elders voorziene gevallen naar billijkheid de functionaris schadeloos stellen, kosten vergoeden of overigens een geldelijke tegemoetkoming verlenen.

  • 2.

    De raad kan regels stellen over deze schadeloosstellingen, kostenvergoedingen en overige geldelijke tegemoetkomingen voor de functionarissen.

Artikel 18 Hoorplicht bij ontslag

Behoudens bijzondere omstandigheden wordt ongevraagd ontslag niet verleend of blijft herbenoeming niet achterwege dan nadat de functionaris in de gelegenheid is gesteld, desgewenst bijgestaan door een raadsman, door of vanwege de raad te worden gehoord.

Artikel 19 Uitkering na ontslag

  • 1.

    Indien de functionaris wordt ontslagen in gevallen bij de wet bepaald en in ieder geval ook:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met de functie genoemd in artikel 1, onder b of artikel 1, onder c;

    • c.

      omdat hij handelt in strijd met artikel 81h van de Gemeentewet, met dien verstande dat voor “leden van de rekenkamer” gelezen wordt ”functionaris”;

    • d.

      omdat hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen, heeft hij met ingang van de datum van zijn ontslag dan wel met ingang van de dag volgende op die waarop de termijn van benoeming eindigt, recht op een uitkering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten.

  • 2.

    Indien de functionaris wordt ontslagen of niet wordt herbenoemd omdat hij:

    • a.

      naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen;

    • b.

      bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens een misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c.

      bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld, bestaat geen recht op uitkering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid kan de raad beslissen dat de functionaris een recht op uitkering overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten toekomt indien het onthouden daarvan kennelijk onredelijk is.

Artikel 20 Rechten gewezen functionaris

Voor zover deze verordening daarin niet voorziet, zijn op de gewezen functionaris de bepalingen ten aanzien van de positie van de oud-werknemer uit de Cao Gemeenten van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de benoeming die de gewezen functionaris heeft gehad gelijk wordt gesteld met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat daar waar in de tekst werkgever staat vermeld, dit gelezen wordt als raad.

Artikel 21 Nagelaten betrekkingen

Voor zover deze verordening daarin niet voorziet, zijn ten aanzien van de nagelaten betrekkingen van de functionaris de artikelen 4.5 lid 2 en 10.20 van de Cao Gemeenten van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin deze verordening of de wetgeving waarop deze is gebaseerd niet of niet genoegzaam voorziet, beslist de raad.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Op de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam 2006 ingetrokken.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 maart 2021.

De griffier,

I.C.M. Broeders

De voorzitter,

A. Aboutaleb

 

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 29 april 2021 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Bijlage 1 als bedoeld in artikel in 6, vijfde lid van de Verordening rechtspositie gemeentelijke ombudsman en directeur Rekenkamer Rotterdam

 

De bezoldiging van de plaatsvervangend functionarissen wordt als volgt vastgesteld.

 

De hoogte van de bezoldiging voor de plaatsvervangend gemeentelijke ombudsman is vastgesteld op salarisklasse 14, genoemd in artikel 3.1 van het Personeelshandboek 010. De bezoldiging wordt door de gemeentelijke ombudsman nader vastgesteld.

 

De maximale hoogte van de bezoldiging voor de plaatsvervangend directeur Rekenkamer Rotterdam is vastgesteld op salarisklasse 15, genoemd in bijlage B.1 behorende bij het Bezoldigingsbesluit 1993.

De bezoldiging wordt door de directeur Rekenkamer Rotterdam nader vastgesteld.