Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Almere

Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning Afwegings- en normenkader voor indicatiestelling maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlmere
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingIndicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning Afwegings- en normenkader voor indicatiestelling maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
CiteertitelIndicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning Afwegings- en normenkader voor indicatiestelling maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-05-2021nieuwe beleidsregel

16-03-2021

gmb-2021-130592

geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Indicatieprotocol Huishoudelijke Ondersteuning Afwegings- en normenkader voor indicatiestelling maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

 

Het college van B&W gemeente Almere heeft op 16 maart 2021 het Indicatieprotocol huishoudelijke ondersteuning afwegings- en normenkader voor indicatiestelling maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning vastgesteld.

 

Het indicatieprotocol helpt inwoners om samen met hun zorgaanbieder te bespreken welke werkzaamheden in huis nodig zijn. Hierbij kijken zij ook welke werkzaamheden iemand nog zelf of met hulp van anderen kan uitvoeren. De gemeente legt dit alles vast in een besluit (indicatie). Het nieuwe protocol sluit goed aan bij de Almeerse situatie. Het houdt ook meer dan voorheen rekening met onder andere de gezondheids- en leefsituatie van inwoners. Zo verbetert het de individuele dienstverlening en geeft het inwoners ook meer rechtszekerheid. Ze weten namelijk beter op welke concrete ondersteuning ze kunnen rekenen.

 

Inhoud

 

Inhoudsopgave

 

1.

Inleiding

2.

Visie op transitie

3.

Het normenkader

3.1

Wat is het doel van het normenkader?

3.2

De totstandkoming van het normenkader

3.3

Hoe werkt normenkader?

3.4

Interpretatie van het normenkader

4.

Toepassen van het normenkader in de Almeerse situatie

4.1

Afwegingskader

4.1.1

Kenmerken cliënt

4.1.2

Mogelijkheden mantelzorger(s) en netwerk

4.1.3

Voorliggend veld

4.1.4

Maatwerkvoorziening

4.2

Uitgangspunten voor huishoudelijke ondersteuning

4.2.1

Basisuitgangspunten onderliggend aan toekenning

4.2.2

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

4.2.3

Particuliere huishoudelijke ondersteuning kan voorliggend zijn

4.2.4

Stimuleren/motiveren

4.2.5

Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen

4.2.6

Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning

4.2.7

Inrichting van de woning

4.2.8

Tuinonderhoud

4.2.9

Ramen wassen buitenkant

5.

Invulling van het normenkader op de Almeerse situatie

5.1

Context normenkader

5.2

Gemiddeld huishouden

5.3

Niet-gemiddeld huishouden

5.3.1

Kenmerken inwoner

5.3.2

Kenmerken huishouden

5.3.3

Kenmerken woning

5.4

Uitgangspunten invulling van de resultaatgebieden

5.4.1

Resultaat gebied Schoon en leefbaar huis

5.4.2

Resultaat gebied Wasverzorging

5.4.3

Resultaat gebied Boodschappen doen

5.4.4

Resultaat gebied Regie organisatie

5.4.5

Resultaat gebied Maaltijdverzorging

5.4.6

Resultaat gebied Kindzorg

Bijlagen:

1. Nadere toelichting op de begrippen

2. Overzicht methodiek normenkader

3. Overzicht activiteiten normenkader

4. Overzicht frequenties activiteiten normenkader

5. Toepassing normenkader op basis normenkader voor de Almeerse situatie

 

 

1. Inleiding

 

De raad heeft op 23 mei 2019, een motie aangenomen om uiterlijk eind 2020 een protocol uit te werken t.b.v. de indicatiestelling bij het product Huishoudelijke Ondersteuning dat aan de eis van onafhankelijk onderzoek en toetsing voldoet én zoveel mogelijk voldoet aan de Almeerse uitvoeringspraktijk.

 

In dit protocol wordt een normenkader gegeven op basis waarvan huishoudelijke ondersteuning, als maatwerkvoorziening vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), geïndiceerd kan worden. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een kader, waarbij indien nodig alle basisactiviteiten geïndiceerd kunnen worden. Van de normen wordt afgeweken indien de situatie van de cliënt hier aanleiding toe geeft.

 

Uitgangspunt is dat de hulpvraag van de cliënt centraal staat, rekening houdend met onder andere de gezondheids- en leefsituatie. Het gaat te allen tijde om het leveren van maatwerk zodat een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid van de cliënt geleverd wordt, zonder dat hierbij de verantwoordelijkheid voor het eigen huishouden van de cliënt wordt overgenomen.

 

De basis voor dit normenkader is de methodiek zoals die door KPMG/HHM is ontwikkeld en door de Centrale Raad van Beroep is geaccepteerd mits op de juiste wijze toegepast

 

Naast het normenkader wordt in dit document ook aangegeven op welke wijze de gemeente Almere invulling geeft aan het normenkader.

 

De KPMG/HHM methodiek voor de Almeerse situatie en de werkwijze hoe we met de methodiek omgaan is in samenwerking en samenspraak tot stand gekomen met de leveranciers van arrangementen 4A, de cliëntenraad, Breed overleg + en de Onafhankelijke Client Ondersteuners en heeft tot doel de dienstverlening aan de inwoners van Almere te verbeteren.

 

2. Visie op transitie

 

De transformatie in het sociaal domein, de kanteling vanaf 2015, draait om verantwoording nemen, voor jezelf én voor de ander. Er zijn echter grenzen aan wat mensen zelf, in en met hun omgeving kunnen oplossen. Uit rapportage ‘’Weten is nog geen doen’’ van de WRR en de rapportage’’ sociaal domein op koers’’ van het SCP blijkt dat de invulling zelfredzaamheid niet alleen van de inwoners zelf kan worden verwacht maar ook een bijdrage van de van de sociale omgeving mag worden verwacht en zelf noodzakelijk is.

De gemeente Almere en haar partners, ondersteunen inwoners, waar nodig, om eigen krachtbronnen (opnieuw) aan te boren, zodat ze in staat te zijn (opnieuw) zichzelf en anderen te helpen.

 

Het beleid dat Almere voor ogen staat, is nadrukkelijker invulling geven aan de transformatiegedachte via vier begrippen: meer samenhang tussen zorgzaamheid, ondersteuning geven, zorgdragen voor en ondersteuning ontvangen. De coronaperiode liet nog eens duidelijker zien dat zorgzaamheid en ondersteuning geven een algemene levenshouding is. Hoewel noodzakelijke ondersteuning gedeeltelijk werd uitgesteld, lieten Almeerders ook zien veel voor elkaar te kunnen betekenen. Inwoners dragen daar zelf aan bij. Niet altijd direct, soms zorgen inwoners er ook voor dat er iets gedaan wordt aan een gesignaleerde vraag. Door te helpen de juiste ondersteuning te vinden of door het hele verhaal van een zorgvrager in kaart te brengen. Te zorgen dat ondersteuning verder gaat dan wat binnen het eigen vermogen van een ondersteuner ligt of wat onmiddellijk oplosbaar is.

 

Als het gaat over ‘de cliënt centraal’ en ‘eigen regie versterken’, dan gaat het in de transformatiegedachte en de kanteling over een wederzijdse ondersteuningsrelatie. Natuurlijk gaat dit over hoe de gemeente en de aanbieder handelen ten opzichte van de cliënt, maar ook over de houding aan de kant van de ontvanger. Het gaat daarbij om ontvankelijkheid, doen wat (weer) in het eigen vermogen ligt, openstaan voor de ondersteuning en laten weten of de ondersteuning inderdaad wordt ervaren zoals bedoeld en aan de bel te trekken als het beter kan.

 

3. Het normenkader

 

3.1 Wat is het doel van het normenkader?

 

De overkoepelende doelstelling van het protocol is:

Het bieden van een helder en objectief normenkader dat de rechtszekerheid van inwoners vergroot en de individuele dienstverlening binnen de huishoudelijke hulp verbetert.

 

Bij het toepassen van het protocol staat een aantal uitgangspunten voorop:

 

  • 1.

    De ondersteuningsvraag van de inwoner staat centraal. Het protocol houdt rekening met onder andere iemands gezondheids- en leefsituatie. De gemeente wil met het protocol maatwerk leveren en bijdragen aan de zelfredzaamheid van inwoners. Zij houden wel zoveel mogelijk de eigen regie en verantwoordelijkheid over hun huishouden.

  • 2.

    Het protocol is een normenkader en daarmee een richtlijn. De gemeente en zorgaanbieders gebruiken het protocol dan ook om in overleg met de inwoner de juiste inzet van activiteiten te bepalen. Het protocol waarborgt de rechtszekerheid van inwoners bij een meningsverschil over in te zetten activiteiten.

  • 3.

    We gaan uit van het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. Dit betekent dat we inwoners waar mogelijk stimuleren om zelf huishoudelijke activiteiten te blijven uitvoeren. Uit rapportage ‘’Weten is nog geen doen’’ van de WRR en de rapportage’’ sociaal domein op koers’’ van het SCP blijkt dat de invulling zelfredzaamheid niet alleen van de inwoners zelf kan worden verwacht maar ook een bijdrage van de van de sociale omgeving mag worden verwacht en zelf noodzakelijk is.

  • 4.

    We gaan uit van de eigen mogelijkheden van inwoners. Huishoudelijke ondersteuning is er alleen als aanvulling op de eigen mogelijkheden en komt niet in de plaats van deze mogelijkheden. We kennen alleen huishoudelijke ondersteuning toe voor noodzakelijke activiteiten. Kan iemand bepaalde activiteiten met hulp van anderen of zelf nog uitvoeren, dan neemt de zorgaanbieder deze niet over.

  • 5.

    Het protocol moet in de praktijk eenvoudig uitvoerbaar zijn, sluit aan bij het kwaliteitsmanifest van de Adviesraad Sociaal Domein en bij de onderliggende visie op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de gemeente Almere.

 

3.2. De totstandkoming van het normenkader

 

Uit de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep in mei 2016 bleek dat bij de vaststelling van de inzet van uren Huishoudelijke Ondersteuning gebruik moet worden gemaakt van een norm die onafhankelijk en objectief is onderbouwd. Op deze wijze wordt de rechtszekerheid van de inwoner die ondersteuning nodig heeft, geborgd. Bureau KPMG/HHM heeft op verzoek van verschillende gemeente een empirisch onderzoek naar normtijden en de objectieve en onafhankelijke onderbouwing uitgevoerd.

 

Hieruit is een normenkader tot stand gekomen dat gemeenten kunnen gebruiken voor de inrichting van de Huishoudelijke Ondersteuning.

 

De gemeente kan het normenkader gebruiken door het te verankeren in het beleid. De gemeente bepaalt uiteraard haar eigen beleid ten aanzien van de Huishoudelijke Ondersteuning voor haar inwoners. Dat doet zij op grond van de Wmo 2015. Dit normenkader is gebaseerd op de algemene beleidsuitgangspunten die meerdere gemeenten toepassen. Als een gemeente hiervan substantieel afwijkt, kan dat tot gevolg hebben dat het normenkader niet meer van toepassing is.

 

Of het normenkader aansluit bij het Almeers beleid aansluit is in verschillende bijeenkomsten afgestemd met de clientraad Almere, BO+, OC0 Almere, Zorgaanbieders en medewerkers van de gemeente Almere en is een daarmee voor Almere op maat gemaakt normenkader.

 

3.3 Hoe werkt normenkader?

 

Bij de totstandkoming van het normenkader is uitgegaan van ‘de gemiddelde cliëntsituatie’ en de mogelijkheid tot meer of minder inzet, waardoor dit normenkader in elke gemeente en voor elke cliënt kan worden toegepast. Op basis van deze gemiddelde cliëntsituatie krijgen de normtijden een algemeen karakter en wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld.

De gemiddelde cliëntsituatie is als volgt omschreven. Niet iedere cliënt past in deze omschrijving van de gemiddelde cliëntsituatie. Voor cliënten waarbij de gemiddelde situatie niet van toepassing is, kunnen invloedsfactoren worden meegewogen. Deze staan in het normenkader als ‘meer inzet’ of ‘minder inzet’. Daarmee wordt voor iedere cliënt maatwerk gerealiseerd.

 

Wat wordt verstaan onder gemiddelde cliëntsituatie?

  • een huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen;

  • wonend in een zelfstandige huisvestingssituatie, gelijkvloers of met een trap;

  • er zijn geen huisdieren aanwezig die extra inzet van ondersteuning vragen;

  • de cliënt kan de woning dagelijks op orde houden (bijvoorbeeld aanrecht afnemen, algemeen opruimen) zodat deze gereed is voor de schoonmaak;

  • de cliënt heeft geen mogelijkheden om zelf bij te dragen aan de activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er is geen ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers bij activiteiten die moeten worden uitgevoerd;

  • er zijn geen beperkingen of belemmeringen aan de orde bij de cliënt die maken dat de woning extra vervuilt of dat de woning extra schoon moet zijn;

  • de woning heeft geen uitzonderlijke inrichting en is niet extra bewerkelijk of extra omvangrijk.

 

De volgende invloedsfactoren kunnen maken dat meer of minder ondersteuningstijd nodig is:

  • a.

    Kenmerken cliënt

  • b.

    Kenmerken huishouden

  • c.

    Kenmerken woning

 

Per resultaatgebied is uitgewerkt hoeveel professionele inzet nodig is voor de verschillende resultaten in de gemiddelde cliëntsituatie en wat het effect hierop is van verschillende factoren.

 

De normtijden zijn weergegeven als ‘uren per jaar’. Daarmee wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke plicht om tijdbesteding inzichtelijk te maken voor de cliënt en daarmee diens rechtspositie te bewaken. Maar tegelijk wordt flexibele toepassing naar individuele cliëntsituaties mogelijk, zodat er ruimte is voor het maatwerk dat van week tot week nodig is.

 

3.4 Interpretatie van het normenkader.

 

De werkwijze bij de interpretatie van het normenkader is als volgt: de gemeente stelt de indicatie voor de inzet van huishoudelijke ondersteuning aan de hand van het protocol. De vorm van de inzet is een ondersteuningsarrangement Wmo. De inwoner ontvangt hiervoor een beschikking.

De zorgaanbieder gaat samen, op basis van de indicatie en protocol, samen met de inwoners aan de hand van een ondersteuningsplan de activiteiten benoemen die door de inwoners zelf uitgevoerd worden en de werkzaamheden die door de zorgaanbieder uitgevoerd gaan worden om het huis schoon en leefbaar te houden.

 

Bij toepassing van het normenkader maakt dat in samenspraak met client, Wmo consulent en zorgaanbieder een duidelijk beeld ontstaat van de resultaatgebieden waarbij de cliënt ondersteuning nodig heeft. Zo nodig wordt ‘meer inzet’ opgeteld en ‘minder inzet’ afgetrokken.

Het normenkader wordt op de volgende manier geïnterpreteerd:

  • De ondersteuningstijd zoals in het kader weergegeven bij de gemiddelde cliëntsituatie, betreft volledige professionele overname van alle activiteiten. Dit vormt de basis die voor de individuele cliënt op maat moet worden gemaakt.

  • Het betreft gemiddeld aantal uren per jaar.

  • De professionele hulp verdeelt zelf de uit te voeren werkzaamheden en de beschikbaar gestelde gemiddelde uren in de tijd, uiteraard in overleg met de cliënt. Zo worden uiteindelijk alle activiteiten uit het ondersteuningsplan met de overeengekomen frequentie uitgevoerd (dus ook de activiteiten die niet elke week hoeven worden uitgevoerd).

  • Het normenkader betreft de voor de hulp beschikbare totale tijd. Het betreft dus geen instructietijd voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. In ieder huishouden, in iedere situatie, is sprake van net weer wat andere verdelingen van activiteiten en van de tijd die dit kost.

  • In het normenkader is naast de directe tijd ook indirecte tijd opgenomen. Dit is tijd die nodig is voor binnenkomen, afspraken maken, interactie met de cliënt en bijvoorbeeld het pakken en opruimen van schoonmaakmiddelen. Deze indirecte tijd is even noodzakelijk als de directe tijd om de beoogde resultaten te behalen.

  • De totale tijd die conform het normenkader beschikbaar wordt gesteld, zien wij als het jaarlijks aantal uren dat is te besteden ten behoeve van de te bereiken resultaten. Uit diverse onderzoeken is gebleken dat deze totaaltijd toereikend is om te doen wat nodig is in de gemiddelde cliëntsituatie. Voorwaarde hiervoor is dat goed onderzoek is gedaan naar de individuele situatie van de cliënt (dit gebeurt tijdens het keukentafelgesprek).

  • Met dit normenkader kan een verantwoord niveau van een schoon, opgeruimd en georganiseerd huishouden worden gerealiseerd. Aandachtspunt is dat persoonlijke opvattingen van cliënten of hulpen soms anders zijn dan waarop dit normenkader is gebaseerd. In deze is dan het normenkader leidend, omdat deze op basis van onderzoek bij en met vele cliënten en in afstemming met diverse deskundigen tot stand is gekomen.

 

Voor een overzicht van het normenkader, de resultaatgebieden, de activiteiten in uren en minuten inzet wordt verwezen naar de bijlage 1 t/m 5.

 

4. Toepassen van het normenkader in de Almeerse situatie

 

In dit hoofdstuk wordt een aansluiting gezocht met het Almeers beleid en wordt aangegeven met welke elementen rekening moet worden gehouden bij het proces van indicatiestelling.

 

Bij het toepassen van het normenkader dienen de volgende elementen onderzocht te worden:

 

  • 1.

    Het afwegingskader

  • 2.

    Uitgangspunten voor huishoudelijke ondersteuning

 

4.1 Afwegingskader

 

Op het moment dat een inwoner zich meldt met een vraag voor huishoudelijke ondersteuning, dan voert het college een onderzoek uit als bedoeld in artikel 2.3.2, lid 1, van de Wmo 2015.

Tijdens het onderzoek wordt samen met de inwoner zijn/haar vraag en situatie verkend. Hierbij komt aan de orde:

 

4.1.1 Kenmerken cliënt

Waarbij onder andere de volgende elementen moeten worden onderzocht:

  • 1.

    Wat zijn de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt?

  • 2.

    Wat zijn de mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht of middels gebruikelijke hulp de zorgvraag (gedeeltelijk) weg te nemen? Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheden van de cliënt om zich te bewegen, waaronder bukken en het heffen van de armen. Dit bepaalt mede welke bijdrage de cliënt zelf kan leveren aan het eigen huishouden.

  • 3.

    Hoe leerbaar is de cliënt en speelt er nog andere problematiek dan de vraag naar huishoudelijke ondersteuning?.

  • 4.

    Kan de situatie van de cliënt nog verbeteren?

 

4.1.2 Mogelijkheden mantelzorger(s) en netwerk

Kan met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociaal netwerk de zorgvraag van de cliënt (gedeeltelijk of op termijn) weggenomen worden? Denk bijvoorbeeld aan het samen boodschappen doen en het uitvoeren van de wasverzorging.

Is er een mantelzorger in de situatie aanwezig die ondersteuning nodig heeft?

Zijn er vrijwilligers die een structurele bijdrage kunnen leveren?

 

4.1.3 Voorliggend veld

Onder welke wet valt de ondersteuningsvraag van de cliënt? Valt dit onder de verantwoordelijkheid van de gemeente? Er kan geen beroep op de gemeente gedaan worden als dezelfde ondersteuning geleverd kan worden vanuit een andere wet. Is het wenselijk om samenwerking te zoeken met andere partijen?

Kan de ondersteuningsvraag (gedeeltelijk of op termijn) weggenomen worden middels een voorliggende, algemene of algemeen gebruikelijke voorziening? Denk in ieder geval aan: kinderopvang, voor- en naschoolse opvang, oppascentrale, maaltijddienst en boodschappendienst.

 

4.1.4 Maatwerkvoorziening

Is de ondersteuningsvraag met de voorgaande stappen nog niet voldoende weggenomen, dan worden de mogelijkheden verkend om met een maatwerkvoorziening al dan niet tijdelijk een oplossing voor de hulpvraag te vinden.

 

4.2. Uitgangspunten voor huishoudelijke ondersteuning

4.2.1 Basisuitgangspunten onderliggend aan toekenning

De volgende normen zijn onderliggend bij de toekenning van huishoudelijke ondersteuning:

  • Huishoudelijke ondersteuning wordt alleen toegekend voor noodzakelijke activiteiten, als een deel van de activiteiten door de cliënt zelf kunnen worden uitgevoerd wordt hiervoor geen voorziening getroffen.

  • Er wordt in principe niet meer geïndiceerd dan nodig is om verantwoorde huishoudelijke ondersteuning te bieden in de essentiële woonfuncties van de aanvrager en de andere inwoners (partner/kinderen/andere huisgenoten).

  • Alleen de ruimtes die door de bewoner(s) in gebruik zijn worden schoongemaakt/gehouden. Hieronder verstaan we limitatief de volgende ruimtes:

  • sanitaire ruimte(s),

  • keuken,

  • woonkamer,

  • de door de bewoner(s) gebruikte slaapkamer(s)

  • de hal/trap die toe leidt naar bovengenoemde ruimtes.

  • Bij uitzondering kan voor overige ruimtes en periodieke werkzaamheden (zoals het aan de binnenkant wassen van ramen) een lagere schoonmaakfrequentie worden geïndiceerd.

 

4.2.2 De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk

Huishoudelijke ondersteuning is er alleen als aanvulling op de eigen mogelijkheden en komt niet in de plaats van deze mogelijkheden. De eigen verantwoordelijkheid van de leefeenheid houdt ook in dat het huis zodanig is ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden en passend is bij de kenmerken van de cliënt.

 

4.2.3 Particuliere huishoudelijke ondersteuning kan voorliggend zijn

Als cliënten al langere tijd particuliere hulp hebben, en zij na het ontstaan van beperkingen Huishoudelijke ondersteuning aanvragen, kan sprake zijn van (een van) de volgende situaties:

 

  • Financiële situatie is gewijzigd

    Wanneer er in de financiële situatie van de aanvrager iets veranderd is (bijvoorbeeld verlies van baan ten gevolge van een beperking) waardoor de aanwezige particuliere huishoudelijke ondersteuning niet gecontinueerd kan worden, kan aanspraak gemaakt worden op de voorziening huishoudelijke ondersteuning indien aanvrager niet zelfredzaam is.

 

  • Zorgbehoefte is gewijzigd

    Indien een cliënt reeds een particuliere hulp heeft, maar meer hulp nodig is, dan dient de totale ondersteuningsbehoefte van de cliënt te worden bepaald conform de criteria zoals in dit protocol aangegeven. Hier wordt de particuliere hulp op in mindering gebracht die reeds in het huishouden aanwezig is. Voor het aantal overblijvende uren kan een positief advies voor huishoudelijke ondersteuning worden afgegeven. Indien de particuliere hulp stopt om welke reden dan ook, en de hulpvraag blijft bestaan, kan er, indien de aanvrager niet zelf particuliere huishoudelijke ondersteuning hulp kan vinden, alsnog een beroep gedaan worden op de Wmo.

 

4.2.4 Stimuleren/motiveren

We gaan uit van het principe ‘zorgen dat’ in plaats van ‘zorgen voor’. Dit betekent dat we, daar waar mogelijk, stimuleren dat de cliënt zelf huishoudelijke activiteiten uit blijft voeren.

Wanneer bepaalde aandoeningen, die de oorzaak vormen voor de uitvoering van de huishoudelijke taken, naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden bieden, wordt in de regel geen Huishoudelijke Ondersteuning toegekend. Huishoudelijke Ondersteuning kan in een dergelijke situatie immers anti revaliderend werken. Wel kan Huishoudelijke Ondersteuning naast een te volgen behandeling of revalidatie worden toegekend. Hierover is (met toestemming van de cliënt) afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijk indicatie(advies) heeft dan in principe een korte geldigheidsduur, afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.

 

4.2.5 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen

Er wordt geen Huishoudelijke Ondersteuning toegekend als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen (zoals een sokkel voor een wasmachine waardoor deze op een goede werkhoogte komt te staan).

Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine, droger of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn, maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van ondersteuning.

 

4.2.6 Criteria om in aanmerking te komen voor huishoudelijke ondersteuning

Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning als:

  • er is sprake van beperkingen die geheel of gedeeltelijk het voeren van een huishouden (tijdelijk) belemmeren en

  • uit onderzoek conform artikel 2.3.2 Wmo 2015 en conform het afwegingskader in paragraaf 4.1 is gebleken dat de inwoner aangewezen is op een maatwerkvoorziening in de vorm van ondersteuning bij het huishouden.

  • de inwoner en/of een meerderjarige huisgenoot niet zelf de regie heeft over het huishouden en/ of deze regie niet kan uitvoeren, dan kan het nodig zijn om ondersteuning te leveren in de dagelijkse organisatie van het huishouden (eventueel naast het toekennen van huishoudelijke ondersteuning).

 

4.2.7 Inrichting van de woning

Een extreem bewerkelijke inrichting van de woning kan leiden tot de toekenning van extra huishoudelijke ondersteuning. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties waarin de inrichting een aanzienlijke extra huishoudelijke ondersteuning vergt. De cliënt wordt dan geacht in eerste instantie zelf bij te dragen aan het efficiënt kunnen uitvoeren van de ondersteuningsactiviteiten, door bijvoorbeeld de inrichting aan te passen.

 

4.2.8 Tuinonderhoud

Tuinonderhoud wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke hulp (CRvB 22-02-2017, ECLI:NL:CRVB:2017:885). Huishoudelijke ondersteuning beperkt zich tot de binnenzijde van de wooneenheid.

 

4.2.9 Ramen wassen buitenkant

Het aan de buitenkant wassen van ramen wordt niet meegenomen bij het vaststellen van de ondersteuning die noodzakelijk is inzake huishoudelijke ondersteuning (CRvB, 29-03-2017,

ECLI:NL:CRVB:2017:1302). Voor het aan de buitenkant wassen van de ramen is een adequaat alternatief beschikbaar in de vorm van een glazenwasser. Gezien de lage frequentie van het ramenwassen aan de buitenkant, in combinatie met de beperkte kosten voor het inzetten van een glazenwasser, geeft de Centrale Raad van Beroep aan dat deze kosten ook door inwoners met een minimuminkomen gedragen kunnen worden.

 

5. Invulling van het normenkader op de Almeerse situatie.

 

5.1 Context normenkader

In het normenkader wordt per onderdeel de frequentie en/of de benodigde tijd genoemd die toegekend kan worden. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een normenkader, met als doel om uniformiteit na te streven. Iedere individuele situatie wordt separaat onderzocht en als die situatie erom vraagt dan wordt van het normenkader afgeweken. Het college kan afwijken met zowel op- als neerwaartse bijstellingen, bij de toekenning maar nadrukkelijk ook tussentijds. Dit kan alleen als gemotiveerd aangegeven wordt waarom de verhoging of verlaging mogelijk is op dat moment. Voor alles geldt dat als maatwerk vraagt om hiervan af te wijken, dit voorgaat op het normenkader.

 

5.2 Gemiddeld huishouden

Dit normenkader is van toepassing op een gemiddeld huishouden. Door uit te gaan van een gemiddelde situatie krijgen de normtijden een algemeen karakter en wordt voorkomen dat op alle mogelijk denkbare uitzonderingen apart beleid moet worden ontwikkeld. Voor de beschrijving van een gemiddelde situatie wordt verwezen naar hoofdstuk 3.3.

 

5.3 Niet-gemiddeld huishouden

Een aantal factoren kan maken dat een situatie niet gemiddeld is, maar dat een andere inzet nodig is door een andere frequentie van activiteiten of een andere tijdbesteding.

 

5.3.1 Kenmerken inwoner

  • Mogelijkheden inwoner zelf

    De fysieke mogelijkheden van de cliënt om bij te dragen aan de uit te voeren activiteiten. Dit hangt af van het kunnen bewegen, lopen, bukken en omhoog reiken, het vol kunnen houden van activiteiten, het kunnen overzien wat moet gebeuren en daadwerkelijk tot actie kunnen komen. Ook speelt hier de trainbaarheid en leerbaarheid van de cliënt mee.

  • Beperkingen en belemmeringen van de inwoner

    Beperkingen en belemmeringen van de inwoner die gevolgen hebben voor de benodigde inzet. Leidend is de hoeveelheid extra ondersteuning die nodig is; niet de problematiek als zodanig. Voorbeelden zijn Huntington, ALS, Parkinson, dementie, visuele beperking, revalidatie, bedlegerig, psychische aandoeningen, verslaving/alcoholisme e.d. Dit kan op twee manieren uitwerken:

    • Het kan nodig zijn extra vaak schoon te maken of te wassen, doordat meer vervuiling optreedt. Bijvoorbeeld als gevolg van (continu) rolstoelgebruik, ernstige incontinentie, overmatig zweten, (ernstige) tremoren, besmet wasgoed (bijvoorbeeld bij chemokuur of Norovirus).

    • Het kan nodig zijn de woning extra goed schoon te maken. Ter voorkoming van problemen bij de cliënt voortkomend uit bijvoorbeeld ernstige allergie, astma, longemfyseem, COPD.

      De door een inwoner ervaren beperkingen moeten zijn (of worden) vastgesteld en onderbouwd met een medisch rapport door een arts.

  • Ondersteuning vanuit mantelzorgers, netwerk en vrijwilligers

    De hoeveelheid ondersteuning die wordt geboden vanuit mantelzorgers, het netwerk van de cliënt en eventuele vrijwilligers, waardoor minder professionele inzet vanuit de gemeente noodzakelijk is omdat een deel activiteiten door niet-professionals wordt gedaan.

 

5.3.2 Kenmerken huishouden

  • Samenstelling van het huishouden

    Het gaat hier om het aantal personen en de leeftijden van de leden in het huishouden. Als sprake is van een huishouden van twee personen, is niet per se extra inzet nodig. Dit kan bijvoorbeeld wel het geval zijn als zij gescheiden slapen, waardoor een extra slaapkamer in gebruik is. Het kan ook betekenen dat er minder ondersteuning nodig is, omdat de partner een deel van de activiteiten uitvoert (gebruikelijke hulp). De aanwezigheid van een inwonend kind of kinderen kan leiden tot extra noodzaak van inzet van ondersteuning. Dit is mede afhankelijk van de leeftijd en leefstijl van de betreffende kinderen en van de bijdrage die het kind levert in de huishouding (leeftijdsafhankelijk). Als er kinderen zijn, zijn er vaak ook meer ruimtes in gebruik. Een kind kan eventueel naast de gebruikelijke hulp ook een bijdrage leveren in de vorm van mantelzorg en daarmee de benodigde extra inzet beperken of opheffen. Bij een kind kan ook sprake zijn van bijzonderheden (ziekte of beperking) die maken dat extra inzet van ondersteuning nodig is.

 

  • Huisdieren

    Door de aanwezigheid van één of meer huisdieren in het huishouden, kan door extra vervuiling meer inzet nodig zijn dan in de norm is opgenomen. Dit staat los van de verzorging van huisdieren. Een huisdier vraagt niet altijd extra benodigde inzet (goudvis in een kom, een niet verharende hond, etc.). Een huisdier heeft vaak ook een functie ten aanzien van participatie en eenzaamheidsbestrijding. Met de cliënt moet in voorkomende gevallen overleg plaatsvinden over aantal of aard van de huisdieren en welke gevolgen hiervan wel of niet ‘voor rekening’ van de gemeente kunnen komen.

 

5.3.3 Kenmerken woning

  • Inrichting van de woning

    Extra inzet nodig door bijvoorbeeld extra veel beeldjes of fotolijstjes in de woonkamer of een groot aantal meubelstukken in de ruimte. Het gaat in dit geval om de extreme situaties, waarin de inrichting een aanzienlijke extra ondersteuning vergt. Zie hiervoor ook 4.2.7 ‘Inrichting woning’ over wat hierin van een cliënt verwacht wordt.

 

  • Bewerkelijkheid van de woning

    Extra inzet nodig door bouwkundige en externe factoren, bijvoorbeeld de ouderdom van het huis, de staat van onderhoud, de aard van de wand-of vloerafwerking, de aard van de deuren, schuine wanden, hoogte van de plafonds, tocht en stof, eventuele gangetjes en hoekjes. Ook hierin mag in eerste instantie een inspanning van de inwoner worden verwacht om extra inzet te voorkomen door aanpassing van de situatie (zoals achterstallig onderhouden laten uitvoeren).

 

  • Omvang van de woning

    Een grote woning kan, maar hoeft niet per se meer inzet te vragen. Een extra grote oppervlakte van de in gebruik zijnde ruimtes kan meer tijd vergen om bijvoorbeeld stof te zuigen, maar kan het stofzuigen ook makkelijker maken omdat je makkelijk overal omheen kunt werken. Een extra slaapkamer, die daadwerkelijk in gebruik is als slaapkamer, vergt wel extra tijd.

 

5.4 Uitgangspunten invulling van de resultaatgebieden

Voor de invulling voor de resultaatgebieden wordt uitgegaan van de volgende uitgangspunten:

 

5.4.1 Resultaat gebied Schoon en leefbaar huis

Gekeken wordt welke huishoudelijke taken zelf door de inwoner kunnen worden uitgevoerd of kunnen worden aangeleerd. Afwassen is een onderdeel van het resultaatgebied schoon en leefbaar huis. Indien een vaatwasser aanwezig is wordt in de activiteitenplanning rekening gehouden met de aanwezigheid van een vaatwasser.

 

5.4.2 Resultaat gebied Wasverzorging

  • Almere kent (nog) geen algemene voorziening voor het resultaatgebied Wasverzorging

  • Indien wasverzorging in de toekomst beschikbaar is als algemene voorziening of er een andere passende oplossing is, wordt dit niet geïndiceerd door het college, tenzij dit niet toereikend is (denk aan ernstige incontinentie).

  • Bij de beoordeling van de noodzaak voor wasverzorging, wordt beoordeeld of er een algemene was- en strijkservice beschikbaar is, of de kosten van de was- en strijkservice door de klant financieel gedragen kunnen worden en of de voorziening voor de klant adequate compensatie biedt.

  • Wordt wasverzorging geïndiceerd dan wordt verkend welk aandeel van mantelzorgers en cliënt verwacht mag worden in de was- en droogcyclus (dit in verband met de praktische haalbaarheid voor wat betreft de aanwezigheid van de hulp in relatie tot de draaitijd van machines).

  • Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is.

  • Meerfactoren:

  • Aantal kinderen jonger dan 16 jaar: + 30 min. per kind per week

  • Bedlegerige patiënten: + 30 min. per week

  • Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies etc.: + 30 min. per week

 

5.4.3 Resultaat gebied Boodschappen doen

In beginsel wordt deze activiteit niet geïndiceerd, omdat hiervoor gebruik kan worden gemaakt van een boodschappendienst. Aan een boodschappendienst kunnen kosten verbonden zijn.

  • Er wordt geen rekening gehouden met eigen voorkeuren van de inwoner (bv. voor speciaal voedsel dat beperkt verkrijgbaar is zodat extra gereisd moet worden). Er wordt alleen rekening gehouden met extra inspanningen die geleverd moeten worden vanwege aantoonbare medische redenen.

  • Voor alle geïndiceerde zorg geldt dat algemeen (gebruikelijke) voorzieningen voorliggend zijn. We noemen het hier echter nadrukkelijker omdat de ervaring leert dat het in huis halen van boodschappen vaak voldoende gecompenseerd wordt middels voorliggende voorzieningen. Gebruik kan worden gemaakt van algemene voorzieningen zoals Boodschappen service/ bezorgservice of organisatie zoals VMCA, Humanitas of de Schoor die vrijwilligers of maatjes in kunnen zetten.

  • Factoren meer hulp:

  • Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen of er zijn kinderen aanwezig van jonger dan 12 jaar, dan kan er 2x per week boodschappen geïndiceerd worden.

  • Indien de afstand tot de winkels groot is, kan er 30 minuten per week extra geïndiceerd worden.

 

5.4.4 Resultaat gebied Regie organisatie

In beginsel wordt deze activiteit niet geïndiceerd, omdat hiervoor gebruik kan worden gemaakt van mantelzorg, maatjesprojecten, VCMA, Humanitas, De Schoor.

 

 

5.4.5 Resultaat gebied Maaltijdverzorging

  • Uitgangspunt is dit geen maatwerkvoorziening bij Huishoudelijke Ondersteuning is. Gebruik kan worden gemaakt van voorliggende algemene voorzieningen, zoals magnetronmaaltijden, voorverpakte lunch, bezorgdiensten.

  • Komt de algemeen gebruikelijke voorziening niet tegemoet aan de (medisch noodzakelijke) eisen die aan de maaltijd worden gesteld (bv. bij een dieet dat voorgeschreven is door een arts) dan kan de warme maaltijd wel geïndiceerd worden.

  • Als er jonge kinderen (tot 12 jaar) woonachtig zijn in het huishouden, kan het bereiden van de warme maaltijd geïndiceerd worden.

  • Uit jurisprudentie (Rechtbank ’s Hertogenbosch 25-10-2012, nr. AWB 12/1795) blijkt dat twee broodmaaltijden en één warme maaltijd per dag adequaat kan worden geacht.

 

5.4.6 Resultaat gebied Kindzorg

Uitgangspunt is dit geen maatwerkvoorziening bij Huishoudelijke Ondersteuning is. Ouders zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk, ook bij scheiding. Zoveel mogelijk kijken naar mogelijkheden van crèche overdag, gastouder, naschoolse opvang. Bij kinderen die zelf vanwege eigen aandoeningen extra hulp nodig hebben is de Jeugdwet voorliggend voor extra begeleiding, verzorging etc.

 

 

Bijlage 1. Nadere toelichting op de begrippen

 

Huishoudelijke Ondersteuning

Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die 'niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren' (artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.1.1 Wmo 2015). In de Wmo 2015 is geen concrete definitie gegeven van een gestructureerd huishouden. In dit protocol verstaan we er een schoon en leefbaar huis onder. Dit protocol voorziet in eenvoudige huishoudelijke (schoonmaak)werkzaamheden. Daarnaast is er sprake van ondersteuning in de vorm van regievoering over het huishouden. Van dit laatste is sprake als iemand geen of onvoldoende regie over het eigen huishouden kan voeren en er geen sociaal netwerk aanwezig is dat op adequate wijze regie kan voeren.

 

Schoon en leefbaar huis

Een ieder kan wonen in een huis dat schoon en leefbaar is. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen; men moet gebruik kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes, de keuken, sanitaire ruimtes en de daartoe leidende gang/trap. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

 

Sociaal netwerk

Een verzamelnaam voor een netwerk van betekenisvolle figuren (familie, vrienden en kennissen) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk.

 

Mantelzorg

Mantelzorg is zorg en ondersteuning die mensen vrijwillig en onbetaald verlenen aan mensen met fysieke, verstandelijke of (sociaal)psychische beperkingen in hun familie, huishouden of anderszins sociale netwerk. Het gaat om hulp die de gebruikelijke hulp, die in redelijkheid mag worden verwacht van partners, ouders, kinderen of andere huisgenoten, overstijgt.

 

Basisactiviteiten

Dit gaat om uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de inwoner zelf, of met behulp van het sociaal netwerk, de regie voert. De inwoner kan zelf (of met behulp van het sociaal netwerk) aangeven wat er moet gebeuren. Taken die onder deze vorm van huishoudelijke ondersteuning vallen zijn (voor zover nodig) afnemen nat en droog, stofzuigen en dweilen, gordijnen en binnenzijde ramen wassen, bed verschonen, keuken en sanitair schoonmaken, opruimen.

 

Indirecte tijd

Dit is de tijd die de ondersteuners per bezoek besteden aan aankomst en vertrek, administratie bij de cliënt, sociale interactie met de cliënt en het pakken en opruimen van schoonmaakspullen. Deze tijd maakt standaard onderdeel uit van de integrale normtijd bij het onderdeel schoon en leefbaar houden van het huis. Bij indirecte tijd gaat het om de tijd dat de hulp in de woning van de cliënt aanwezig is, het gaat dus niet om reistijd of niet-cliëntgebonden tijd.

 

Aanvullende activiteiten

 

Maaltijden

Het gaat om het klaarzetten van de broodmaaltijd(en) en het opwarmen van de warme maaltijd. Bij hoge uitzondering kan sprake zijn van het bereiden van de warme maaltijd. Het aansporen tot het nuttigen van een maaltijd valt niet onder de huishoudelijke ondersteuning, maar respectievelijk onder begeleiding (Wmo) en persoonlijke verzorging (Zorgverzekeringswet).

 

De was

Iedere burger dient te beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding evenals schoon en gedroogd textiel (handdoeken en beddengoed). Ondersteuning bestaat uit wassen en strijken Het strijken van kleding betreft alleen bovenkleding en alleen het aantal stuks dat redelijkerwijs verwacht mag worden en maatschappelijk aanvaardbaar is.

 

Boodschappen

Dit heeft betrekking op boodschappen die nodig zijn voor de dagelijkse levensbehoeften. Hieronder vallen levensmiddelen, toiletartikelen en schoonmaakmiddelen.

 

Verzorging kinderen

Het gaat om verzorging van gezonde kinderen die tot het huishouden behoren. Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor de zorg voor kinderen. Zijn ouders hier niet volledig toe in staat, dan kan de gemeente tijdelijke ondersteuning (niet: volledige overname) bieden totdat een andere oplossing gevonden is. Het gaat om dagelijkse, gebruikelijke hulp voor gezonde kinderen in geval van ontwrichting of calamiteiten. Het betreft activiteiten als wassen en aankleden, hulp bij eten en/of drinken, een maaltijd voorbereiden en toezicht houden. Ook problemen op het gebied van mobiliteit, zoals het begeleiden van kinderen naar school vallen hieronder.

 

Hierbij wordt altijd uitgegaan van het waar mogelijk combineren van activiteiten. Dit betekent dat als een activiteit plaatsvindt voor meerdere personen en dit te combineren valt (bv. maaltijd bereiden, kinderen naar bed of school brengen), het aantal minuten eenmaal telt en niet per persoon.

 

Dagelijkse organisatie huishouden (regievoering)

Dit gaat om de uitvoering van huishoudelijke werkzaamheden waarbij de inwoner niet (of onvoldoende) zelf de regie voert en er geen sociaal netwerk aanwezig is dat op adequate wijze regie kan voeren. Met adequaat wordt hier bedoeld dat de huishoudelijke ondersteuning voldoende aangestuurd wordt om de noodzakelijke werkzaamheden te verrichten. De inwoner is niet in staat om aan te geven wat er moet gebeuren door bijvoorbeeld psychische klachten, psychiatrische aandoening (waaronder psycho-geriatrisch, dementie) en/of psychosociale problematiek en/of een visuele handicap of een verstandelijke beperking. Er kan dan (dagelijkse) organisatie van het huishouden ingezet worden. Hierbij gaat het om de organisatie van huishoudelijke activiteiten (bepalen wat wanneer moet gebeuren) en het plannen en beheren van middelen (zorgen dat schoonmaakmiddelen op voorraad zijn).

 

Advies, instructie en voorlichting, gericht op het huishouden

Het gaat om het aanleren van activiteiten in relatie tot het huishouden. Er valt onderscheid te maken tussen tijdelijk aanleren en structureel adviseren:

  • Tijdelijk aanleren van activiteiten

    Dit betreft cliënten die leerbaar zijn, bijvoorbeeld mensen met een (recente) lichamelijke beperking of mensen die de activiteiten nooit hebben aangeleerd maar deze moeten gaan uitvoeren door het wegvallen van een partner of gezinslid.

  • Structureel adviseren en instrueren

    Dit betreft cliënten die beperkter leerbaar zijn, bijvoorbeeld vanwege psychiatrisch of cognitieve problemen als dementie, niet-aangeboren hersenletsel (NAH) of een licht verstandelijke beperking (LVB). Dit ligt op het snijvlak van Huishoudelijke ondersteuning en individuele begeleiding.

 

 

Bijlage 2: Overzicht Methodiek Normenkader

Bijlage 3: Overzicht activiteiten Normenkader

Bijlage 4: Frequenties : basis en incidenteel

Bijlage 5: Toepassing normenkader op basis normenkader: Nieuw Almeers Protocol