Organisatie | Westvoorne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de boetes voor de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen en peuterspeelzalen gemeente Westvoorne |
Citeertitel | Boetebeleidsregels Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen en peuterspeelzalen gemeente Westvoorne |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-04-2012 | nieuwe regeling | 01-11-2012 Website van de gemeente Westvoorne, 01-04-2012 |
1 Inleiding boetebeleidsregels
De boetebeleidsregels vormen samen met het Toezicht en Handhavingsbeleid kwaliteit Kinderopvang en Peuterspeelzaalwerk Westvoorne 2012 en het Afwegingsmodel handhaving kinderopvang een geheel. De wettelijke grondslag of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd is de Wko artikel 1.72.
Het college van burgemeester en wethouders ziet op grond van artikel 1.61 van de Wko toe op de naleving van de eisen uit deze wet. Om aan deze handhavingverplichting uitvoering te geven kent de Wko diverse handhaving- en sanctiemiddelen. Zo zijn er:
In dit stuk zal verder worden ingegaan op de bestuurlijke boete. In de toelichting wordt het gehele proces, dat vooraf is gegaan aan het besluit om een bestuurlijke boete op te leggen nader besproken. De Boetebeleidsregels zijn overgenomen uit de VNG- boetebeleidsregels.
Eén van de handhavingsinstrumenten is de bestuurlijke boete. Deze wordt geregeld in de artikelen 1.72, 1.80 en 1.86 van de WKo. Op grond van artikel 1.72 Wko is het college van burgemeester en wethouders bevoegd terzake een aantal overtredingen een bestuurlijke boete op te leggen. Deze boetebeleidsregels hebben betrekking op overtredingen die in relatie staan met (het toezicht op) de kwaliteitsnormen en enkele andere verplichtingen. Bij de boetebeleidsregels wordt schending van de informatieverplichtingen als bedoeld in artikel
1.28 Wko buiten beschouwing gelaten. De maximale boetebedragen hiervoor zijn wel in artikel 1.72 WKo bepaald.
Het college van burgemeester en wethouders kan in de volgende situaties een bestuurlijke boete opleggen:
Het college van burgemeester en wethouders legt geen boete op in de volgende situaties:
Het college van burgemeester en wethouders geeft met deze boetebeleidsregels invulling aan zijn beleidsvrijheid ten aanzien van zijn bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete. Daarbij wordt aandacht besteed aan de situaties waarin tot oplegging van een bestuurlijke boete wordt overgegaan en verder aan de wijze waarop de hoogte van een boete in een concreet geval wordt vastgesteld.
5 De hoogte van de bestuurlijke boete
Een bestuurlijke boete mag ten hoogste € 45.000 bedragen. De hoogte van de boete moet volgens artikel 1.72, tweede lid, Wko worden afgestemd op:
Bij de vaststelling van de hoogte van de boete maakt het college van burgemeester en wethouders onderscheid tussen overtreding van de bij of krachtens Afdeling 3 en 4 van de Wko enerzijds en de (informatie)verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Awb, anderzijds. In geval van overtreding van die laatste bepalingen gelden in beginsel de volgende boetebedragen.
Zie de genoemde bedragen bij de desbetreffende bevelen/aanwijzingen in het Afwegingsmodel handhaving kinderopvang | |
In het geval de overtreder in de afgelopen drie jaar al eerder is beboet voor eenzelfde type overtreding kan het college van burgemeester en wethouders de boete verhogen. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Het college van burgemeester en wethouders hanteert de volgende verhogingen als richtsnoer in geval van recidive.
6 Kwaliteitsnormen (hoofdstuk 3 WKo)
De Wet Kinderopvang kent globale kwaliteitsnormen. De hoogte van de boete is afhankelijk van de mate waarin de desbetreffende wettelijke kwaliteitsnormen niet zijn nageleefd. In de AMvB ‘Besluit Kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ en de bijbehorende ministeriële regeling ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012’ zijn deze kwaliteitsnormen uitgewerkt in concrete gedragingen en/of verplichtingen.
De mate waarin de wettelijke kwaliteitsnormen niet zijn nageleefd wordt vastgesteld aan de hand van deze concrete gedragingen of verplichtingen die in de Boetebeleidsregels zijn overgenomen. Het college van burgemeester en wethouders heeft met in achtneming van artikel 1.72, lid 1 en 2, van de Wko aan diverse gedragingen of verplichtingen een bedrag gekoppeld. De hoogte van deze bedragen is afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding terwijl aan minder ernstige overtredingen een lage(re) prioritering is toegekend. Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling:
Per overtreding is binnen deze bandbreedte een bedrag vastgesteld waarbij mede acht is geslagen op de aard en het aantal gedragingen waaruit de overtreding bestaat. De 'totale' boete voor deze overtreding is over deze onderdelen verdeeld. De hoogte van de boete wordt in eerste instantie vastgesteld door de verschillende onderdelen van een overtreding bij elkaar op te tellen. Als bijlage 2 is een voorbeeld toegevoegd.
Tot slot kan het college van burgemeester en wethouders bij de vaststelling van de boete boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden betrekken. Dit kan ertoe leiden dat van de vastgestelde bedragen per overtreding wordt afgeweken. Daarbij wordt gedacht aan een verhoging dan wel verlaging van 10% van het basisboetebedrag per omstandigheid.
Als boeteverhogende omstandigheden kunnen onder meer in aanmerking worden genomen:
Als boeteverlagende omstandigheden kunnen onder meer in aanmerking worden genomen:
7 Toelichting op het boetebeleid
Het vaststellen van boetebeleid vergemakkelijkt het opleggen van een boete. Ook komt het de rechtszekerheid ten goede, daar inzichtelijk is hoe bepaalde overtredingen bestraft kunnen worden. Een bestuurlijke boete is een punitieve sanctie, met andere woorden er is sprake van bestraffing. Hierdoor is het opleggen van een bestuurlijke boete een met veel waarborgen omkleed proces. Voor het toepassen van een bestuurlijke boete is Titel 5.4 van de Awb van toepassing.
8 Het traject dat uiteindelijk kan leiden tot het opleggen van een boete
Het is niet de bedoeling heel snel over te gaan tot het opleggen van een boete. De bestuurlijke boete is een sluitstuk van een handhavingsproces en is een van de uiterste middelen die ingezet zullen worden. Voordat een boete wordt opgelegd heeft er al een lang traject van handhaving plaatsgevonden, echter helaas zonder dat het gewenste resultaat is bereikt. In dat geval kan door het college van burgemeester en wethouders worden besloten een boete op te leggen. Mogelijke stappen die voorafgaand aan een boetebesluit kunnen zijn gezet zijn:
Bovenstaande opsomming is niet voorgeschreven of uitputtend, maar geeft weer dat er al vele momenten zijn geweest waarop de houder op een overtreding is gewezen en de houder ook vele mogelijkheden heeft gehad de overtreding te beëindigen. Als dit alles niet tot een oplossing heeft geleid kan dat reden zijn voor het college van burgemeester en wethouders om te besluiten een bestuurlijke boete op te leggen met als overweging de houder voor het niet nakomen te bestraffen.
9 Hoogte van de boete bij overtreding van artikel 1. 45, 1.47 lid 1, 1.65 en 1.66 van de Wko en artikel 5:20 van de Awb
De overtreding van artikel 1.66 van de Wko, artikel 5:20 van de Awb en artikel 1.45, lid 1, van de Wko betreffen een strafrechtelijk delict. De boetebedragen hiervoor zijn dan ook afkomstig uit het strafrecht. De andere twee overtredingen zijn vastgesteld in het licht van het boetebeleid. Daarom zijn ook deze vijf overtredingen aan het Afwegingsmodel toegevoegd om zodoende het gehele boetebeleid bij elkaar te houden.
Overtreding van artikel 5:20 van de Awb is een strafrechtelijk delict, geregeld in artikel 184
Wetboek van Strafrecht. Volgens artikel 5:44 van de Awb mogen voor hetzelfde feit niet meerdere sancties opgelegd worden. Voor boetes die ook een delict opleveren die door Openbaar Ministerie (hierna: OM) vervolgd kan worden geldt dat je eerst overleg met het OM
plaats vindt of zij wil vervolgen. Wanneer het OM gaat vervolgen, mag er geen gemeentelijke boete opgelegd worden. Vervolgt het OM niet dan mag er wel een boete opgelegd worden.