Organisatie | Medemblik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Medemblik houdende regels omtrent handhaving (Kadernota Handhaving Medemblik) |
Citeertitel | Kadernota Handhaving Medemblik |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-01-2011 | nieuwe regeling | 03-01-2011 De Medemblikker, 13 januari 2011 |
Voor u ligt de kadernota handhaving van gemeente Medemblik. Doel van deze kadernota handhaving is het vaststellen van een handhavingniveau met prioriteitstelling en daarnaast is het een uitgangspunt voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma.
De nota is vooral een juridisch stuk. Dit heeft te maken met het feit dat gemeenten weinig tot geen beleidsvrijheid hebben bij handhaving. In de nota wordt dan ook niet besproken óf het college gaat handhaven, maar hoe.
Handhaving kan kort en krachtig worden omschreven als het proces dat leidt tot het naleven van rechtsregels. Deze naleving is niet vanzelfsprekend. Niet of onvoldoende handhaving leidt tot het gedogen van overtredingen.
In deze nota wordt de huidige situatie met betrekking tot de handhaving in relatie tot de leefomgeving in de gemeente Medemblik beschreven. Er wordt voorts een kader gegeven voor een geleidelijke invoering van een integraal handhavingbeleid.
De doelstellingen van deze nota zijn:
In deze nota is de prioriteit gelegd bij handhaving van de regelgeving op het gebied van de Bouw- en woningtoezicht, Handhaving APV, de Leerplicht, Drank- en Horecawet en Wet op de Kansspelen. Het onderdeel milieu is ondergebracht bij de milieudienst en beleidsontwikkeling vindt dan ook daar plaats.
Handhaving is het door toezicht en het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd.
In het algemeen is handhaving gericht op het creëren en in stand houden van veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, welzijn, goede sociale verhoudingen en dergelijke. Bestuursrechtelijke voorschriften kunnen in beginsel op verschillende wijzen worden gehandhaafd: bestuursrechtelijk, strafrechtelijk en privaatrechtelijk. Privaatrechtelijke handhaving is voor overheidsorganen vaak niet weggelegd.
Van oudsher is de gemeente veel vrijheid gegund wat betreft handhaving. Tegenwoordig staat meer de beginsel(plicht) tot handhaving voorop. Wanneer het gemeentelijk bestuur tot handhaving wordt verzocht, dient de gemeente in beginsel aan dit verzoek te voldoen.
In belang van de rechtszekerheid van de burger van burgers en belanghebbenden en de geloofwaardigheid van gemeente Medemblik, dient gemeente Medemblik een consequent en consistent handhavingbeleid na te streven. Er mag van een gemeente verwacht worden dat de aan haar toegekende handhavingmiddelen gebruikt wanneer dit van haar verwacht wordt.
Daarnaast is het niet alleen juridische gezien belangrijk op consequent te handhaven, maar ook voor de geloofwaardigheid van de gemeente. Wanneer de gemeente willekeurig optreedt tast dit de geloofwaardigheid ernstig aan.
Binnen de gemeentelijke organisatie is het daarnaast tevens van belang om een kadernota handhaving op papier te hebben. Een kadernota zal namelijk een bijdrage leveren aan het structurele optreden van gemeente Medemblik. Zo weten medewerkers van gemeente Medemblik precies waar zij aan toe zijn en dit zal bijdragen aan het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak binnen de gemeente.
Wanneer de gemeente consequent optreedt, zullen de burgers zich hier ook op aanpassen. Zij weten bijvoorbeeld dat wanneer zij een vergunning niet aanvragen de gemeente hiertegen zal optreden en zij zullen dit dan ook over het algemeen uit de weg gaan.
Onder bestuurlijk gedogen wordt verstaan het door het bevoegd gezag (tijdelijk) afzien van het toepassen van de bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten. Met andere woorden: het bewust niet optreden tegen een overtreding. Sanctiebevoegdheden zijn namelijk veelal geen gebonden bevoegdheden, dit wil zeggen dat er binnen een gemeente een zekere vrijheid bestaat in belangenafweging.
Voorop staat echter dat structureel gedogen nooit het beleid mag zijn bij een gemeente, het moet hierbij gaan om uitzonderingssituaties. Het is voor een gemeente dan ook van belang dat er duidelijke regelgeving op papier staat: een kadernota handhaving. Daarnaast zal deze kadernota in ieder geval jaarlijks of bij veranderingen in regelgeving een update moeten krijgen, zodat het steeds recent zal zijn en dus ook goed toepasbaar zal zijn.
Wettelijke regelgeving omtrent bestuursrechtelijke handhaving
De gemeente heeft diverse mogelijkheden voor de handhaving van regelgeving. Op het gebied van handhaving bestaat echter geen algemene wettelijke regelgeving. Zo heeft de gemeente bij vergunningplichtige activiteiten altijd de mogelijkheid om een vergunning in te trekken, maar de gemeente kan er ook voor kiezen om strengere voorschriften te verbinden aan een vergunning. Daarnaast heeft de gemeente de mogelijkheid tot het toepassen bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, hier wordt later nog op in gegaan.
Voor het behoud van de rechtszekerheid is het regelmatig toezien op naleving van de regelgeving essentieel. Door de nadruk te leggen op preventieve handhaving kan worden voorkomen dat repressieve handhaving als uiterste middel moet worden ingezet.
Het is belangrijk dat de burgers van gemeente Medemblik op de hoogte zijn van de regelgeving, hiermee kan voorkomen worden dat de gemeente handhavend moet optreden. Voorlichting neemt hierbij een belangrijke plaats in. Het doel van voorlichting is om te informeren met het doel de houding en het gedrag van mensen positief te beïnvloeden.
Het doel van handhavingtoezicht is om na te gaan of burgers, particulieren, bedrijven, instelling en andere besturen de publieksrechtelijke voorschriften die van toepassing zijn naleven. Wordt er geconstateerd dat dit niet geval is dan kan dit aanleiding geven tot het opleggen van een sanctie, maar dit hoeft niet per se het geval te zijn.
Daarnaast kan de gemeente Medemblik ook een gedoogbeleid voeren. Dit houdt in dat zij niet optreedt tegen een overtreding op een wettelijke regel, terwijl zij dat wel zou kunnen (de gemeente moet bijvoorbeeld wel op de hoogte zijn van de overtreding) en mogen. Gedogen kan dient schriftelijke plaats te vinden. Gedogen is iets anders dan het geven van toestemming voor een overtreding.
Beschrijving van de aandachtsgebieden
De volgende aandachtsgebieden worden besproken:
Er zijn verschillende manieren van aanpak bij handhaving, de volgende worden in deze kadernota besproken:
Handhaving heeft als primair doel de kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de bebouwde en onbebouwde ruimte te beschermen. Omdat het niet mogelijk is om alle wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving even adequaat en effectief te handhaven, is het noodzakelijk om prioriteit te geven aan de bescherming van de voor de gemeente belangrijke gebieden en onderwerpen. De beleidsvelden waar de grootste risico's liggen hebben prioriteit. Om de risico's in te kunnen schatten is een risicoanalyse gemaakt. Het risico bestaat uit de kans op overtreding van gestelde gedragsregels zonder handhaving maal de mogelijke negatieve effecten. Hoe groter de mogelijke consequenties van overtreding en hoe hoger de kans op overtreding, hoe groter het risico.
Op basis van de waarden fysieke veiligheid, sociale kwaliteit/leefbaarheid, financiële gevolgen, natuur, volksgezondheid, bestuurlijk imago en de overtredingskans zijn per aandachtgebied de prioriteiten hoog, normaal en laag vastgesteld.
Deze prioriteiten gelden als basis voor de uitwerking van de handhaving in een uitwerkingsplan.
Een duidelijke norm om de handhaving integraal te meten en een uitspraak te doen over het niveau van veiligheid is landelijk nog niet uitgekristalliseerd. Wel wordt door monitoren van gegevens trends in de ontwikkeling aangegeven. Voorts is de integrale handhaving en hierbij direct verband houdend de integrale veiligheid in veel gemeenten in ontwikkeling. Met name het opstellen van criteria om planmatig tot uitvoering van de integratie van de handhaving over te gaan, wordt als belangrijkste startpunt gezien. De belangrijkste aanknopingspunten uit de praktijk, die tevens als leerproces mogen dienen hebben betrekking op de incidenten in Enschede en Volendam.
Factoren die ten behoeve van de organisatie van de handhaving van belang zijn worden in dit hoofdstuk beschreven. Deze factoren zijn:
In dit hoofdstuk worden twee ambitieniveaus beschreven. De organisatorische ambities variëren per onderdeel en moeten zich verder ontwikkelen via niveau 1 met een doorgroei naar niveau 2.
Handhaving kan kort en krachtig worden omschreven als het proces dat leidt tot het naleven van rechtsregels. Deze naleving is niet vanzelfsprekend. Niet of onvoldoende handhaving leidt tot het gedogen van overtredingen. Het consequent handhaven van wettelijke regels is van belang om:
Het bestuursrecht kent geen algemeen artikel dat het bestuur een handhavingplicht oplegt.
Indien bijzondere wetten een handhavingtaak bij het bestuur leggen, gaat het in principe om een wettelijke bevoegdheid en niet om een plicht tot het opleggen van sancties. In het rapport “Handhaven op niveau” concludeerde de Commissie Michels dat op veel beleidsterreinen sprake is van of te geringe handhaving of handhaving die op allerlei punten voor verbetering vatbaar is. In recente jurisprudentie over handhavingverzoeken wordt steeds vaker een beginselplicht tot handhaving bij het bestuur neergelegd.
In deze nota wordt de huidige situatie met betrekking tot de handhaving in relatie tot de leefomgeving in de gemeente Medemblik beschreven. Er worden voorts aanbevelingen gegeven voor een geleidelijke invoering van een integraal handhavingbeleid. Daarbij wordt door middel van prioritering een ambitieniveau aangegeven voor het te voeren beleid. Voorts dient de handhaving in relatie tot de veiligheid van de leefomgeving in Medemblik op een zodanig acceptabel niveau te worden gebracht, dat veiligheid binnen de begrenzingen van redelijkheid is gewaarborgd.
Voor de uitvoering van de handhaving op basis van deze kadernota stellen burgemeester en wethouders elk jaar een uitvoeringsprogramma op.
Handhavingbeleid kan gezien worden als een bestuurlijk sturingsinstrument. Door middel van het beleid geeft het bestuur aan wat zij belangrijk vindt en waarvoor zij algemene middelen beschikbaar stelt.
Handhaving van regels is niet alleen een bestuurstaak. Ook andere deelnemers aan de samenleving hebben een rol. Er zijn dan ook meerdere wegen te bewandelen. Het strafrecht is bij uitstek geschikt om een dader van overheidswege te straffen indien het rechtsgevoel in de samenleving geschokt is door het plegen van een strafbaar feit. Het Openbaar Ministerie neemt hierbij het voortouw. Het privaatrecht is in eerste instantie vooral bedoeld en geschikt als middel om de rechtsverhouding tussen burgers (en bedrijven) onderling vast te stellen.
Particulieren kunnen zelf, zonder tussenkomst van de overheid, het oordeel van de burgerlijke rechter inroepen. De bestuursrechtelijke handhavingbevoegdheid is primair bedoeld om een bepaalde situatie te herstellen en feitelijk in overeenstemming te brengen met de norm. Deze bevoegdheid is het bestuur toebedeeld in het algemeen belang. Het bestuur dient altijd af te wegen of het, gelet op alle betrokken belangen, gewenst is om een illegale situatie te beëindigen met bestuursrechtelijke middelen. Bij die afweging dient de specifieke rol die het bestuur dient te vervullen binnen het geheel van de voor handen zijnde rechtsmiddelen eveneens te worden betrokken.
Om verschillende redenen kunnen ook de burgers en bedrijven tot wie de normen zich richten er belang bij hebben dat de geldende regels goed worden nageleefd. Het imago van bedrijven of soms zelfs van een branche kan schade oplopen wanneer normovertreding eerder regel dan uitzondering wordt. Soms ook zal een individueel bedrijf of brancheorganisatie graag zien dat oneigenlijke concurrentievoordelen, die optreden als gevolg van handelen in strijd met de normen, worden voorkomen en bestreden. Het streven van de overheid moet erop gericht zijn te bevorderen dat burgers en bedrijven zelf hun verantwoordelijkheid nemen wanneer het gaat om het naleven van regels en normen.
1.3 Van versnipperde handhaving naar integrale handhaving
Handhaving dient effectief en efficiënt uitgevoerd te worden. Dit betekent de ontwikkeling van de huidige handhavingactiviteiten naar een andere werkwijze. Zowel uit inhoudelijk als organisatorisch oogpunt is het wenselijk dat de diverse beleidsvelden (milieu, ruimtelijke ordening, bouwregelgeving, brandveiligheid, Algemene Plaatselijke Verordening, de bijzondere wetten) integraal worden benaderd. Dit houdt in dat de handhaving van wettelijke regels meer integraal moet worden uitgevoerd. Dit past ook in de doelstellingen van de Wabo, waarin integrale vergunningverlening centraal staat.
Zoals reeds is vermeld kan een efficiëntieverbetering niet worden gerealiseerd zonder een integrale benadering. Het handhavingwerk moet zoveel mogelijk en zodanig worden georganiseerd dat per handhavingactiviteit meerdere handhavingaspecten kunnen worden meegenomen. Zo zou bijvoorbeeld bij een milieucontrole van een horecabedrijf tevens moeten worden gecontroleerd op brandveiligheid, Drank- en Horecawet en de Wet op de kansspelen.
Voor bedrijven en particulieren betekent een integrale aanpak minder administratieve rompslomp. Voorwaarde hierbij is wel dat handhavingmedewerkers beter en breder moeten worden opgeleid en op meerdere handhavingvelden generalist zullen worden. Dat wil niet zeggen dat er geen vakspecialisme zal bestaan. Iedere medewerker behoudt zijn/haar specialisme.
Naast het formuleren van beleid zal ook aandacht moeten zijn voor een efficiënte besteding van middelen. De integrale uitvoering zal moeten leiden tot efficiëntiewinst, zowel in kwalitatieve als kwantitatieve zin. In het uitvoeringsplan zal dan ook een aanpak worden geformuleerd om dit doel te bereiken.
In het uitvoeringsprogramma wordt vastgelegd in welke mate de integrale handhaving kan plaatsvinden. Uiteraard met het einddoel om uiteindelijk te komen tot een daadwerkelijke integrale handhaving. Dit einddoel kan enkele jaren vergen en zal waarschijnlijk pas gerealiseerd kunnen worden na de gemeentelijke fusie.
In deze nota is de prioriteit gelegd bij handhaving van de regelgeving op het gebied van de Bouw- en woningtoezicht, Handhaving APV, de Leerplicht, Milieu, Drank- en Horecawet en Wet op de Kansspelen.
Bij de gemeente ontbrak het nog een kadernota handhaving van waaruit de inspanningen op het gebied van handhaving kunnen worden verricht.
De voordelen van een handhavingsbeleid zijn onder andere:
Handhaving is het door toezicht en het toepassen van bestuursrechtelijke, strafrechtelijke of privaatrechtelijke middelen bereiken dat de algemeen geldende rechtsregels en individueel geldende voorschriften worden nageleefd.
In het algemeen is handhaving gericht op het creëren en in stand houden van veiligheid, leefbaarheid, gezondheid, welzijn, goede sociale verhoudingen en dergelijke. Bestuursrechtelijke voorschriften kunnen in beginsel op verschillende wijzen worden gehandhaafd: bestuursrechtelijk, strafrechtelijk en privaatrechtelijk. Privaatrechtelijke handhaving is voor overheidsorganen vaak niet weggelegen.
2.2 Preventieve en repressieve handhaving
Er kan onderscheid gemaakt worden tussen preventief en repressief handhaven.
Bij preventief handhaven wil men een overtreding voorkomen door gebruik van middelen ter naleving van de regelgeving. Er wordt voorlichting gegeven en toezicht gehouden in de vorm van controles.
Van repressieve handhaving is sprake wanneer met door middel van bestuurlijk optreden de situatie die in strijd is met regelgeving, na constatering wil doen beëindigen. De gemeente houdt hercontroles, klachtenonderzoek, onderzoek van incidenten en onderzoek na melding van burgers.
2.3 Bestuursrechtelijke handhaving
Bij bestuursrechtelijke handhaving controleert het bevoegde gezag, vaak een gemeente of een provincie, of een burger of bedrijf de regels naleeft. Het bevoegde gezag is de overheid die op basis van een wet bepaalde bevoegdheden heeft. Bij overtredingen kunnen gemeenten en provincies een vergunning of beschikking intrekken of een sanctie toepassen in vorm van het opleggen van een dwangsom of door het toepassen van bestuurdwang. Deze maatregelen worden ook wel handhavinginstrumenten genoemd, over deze handhavinginstrumenten volgt meer informatie in hoofdstuk 5.
Handhaving geschiedt altijd door een overheidsinstantie: het bestuur, het OM en/of de rechter. De burger kan hierbij echter wel degelijk een belangrijke rol spelen. Een burger kan een overheidsinstantie namelijk verzoeken maatregelen te treffen wanneer een ander zich niet aan de regels houdt. Een burger kan om een bestuursrechtelijk sanctie verzoeken. Wanneer bijvoorbeeld een gemeente dit weigert, kan een burger indien hij belanghebbende is in bezwaar of beroep komen. Ook kan een belanghebbende zich op grond van art. 12 Sv (Wetboek van Strafvordering) beklagen bij het gerechtshof, wanneer dit strafbare feit niet wordt vervolgd.
2.5 Bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden
Soms moet er een keuze gemaakt worden tussen bestuursrechtelijk optreden en strafrechtelijk optreden. Het kan zelfs voorkomen dat van beide instrumenten gebruik gemaakt dient te worden.
Voorbeeld: Bij kernvoorschriften kan het gemeente bestuur met de politie en het OM overeenkomen dat zij een bepaalde situatie dermate ernstig vinden en daarom in die situatie gezamenlijk optreden.
Een goed en regelmatig overleg met de politie spelen hierbij een belangrijke rol. Het belangrijkste hierbij is dat met het instrument het gewenste effect wordt behaald en dat dit op de meest efficiënte manier plaatsvindt.
2.6 Privaatrechtelijke handhaving
Onder privaatrechtelijke handhaving wordt verstaan dat de overheid de aan haar in privaatrecht toegekende bevoegdheden gebruikt om de naleving van rechtsregels te bevorderen.
2.6.1 Wanneer kan de overheid privaatrechtelijk handhaven?
Wanneer de overheid dient te handhaven, heeft zij geen vrije keuze tussen het publiekrecht en het privaatrecht. In het algemeen kan worden opgemerkt dat privaatrechtelijke bevoegdheden en procedures ook tot het pakket van handhavingmiddelen behoren wanneer er voldoende belang is voor het bestuur en er geen publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze worden doorkruist.1
In een aantal wetsartikelen wordt verwezen naar de onderlinge verhouding die moet worden aangenomen tussen publiekrecht en privaatrecht.
Zo staat er in art. 2:1 BW lid 1: “De Staat, de provincies, de gemeenten, de waterschappen, alsmede alle lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is verleend, bezitten rechtspersoonlijkheid” in art.3:14 BW staat echter het volgende: “Een bevoegdheid die iemand krachtens het burgerlijk recht toekomt, mag niet worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht ” 2
2.6.2 Windmill arrest3
Om de vraag te kunnen beantwoorden of de overheid privaatrechtelijk mag handhaven heeft de Hoge Raad criteria ontwikkeld. Deze zijn vastgesteld aan de hand van het Windmill arrest gedateerd 26 januari 1990 (NJ 1991/393 en AB 1990/408). Deze criteria staat bekend onder de naam doorkruisingsleer ook wel genoemd twee wegenleer. Hierbij moeten de volgende vragen beantwoord worden:
Wanneer bovenstaande vragen positief beantwoord worden, dan zal het volgen van de privaatrechtelijke weg in het algemeen een doorkruising van desbetreffende wet opleveren en daarom niet toelaatbaar zijn.
Privaatrechtelijke handhaving is derhalve alleen mogelijk indien er een privaatrechtelijke relatie bestaat tussen gemeente en de overtreder. Dergelijke situaties kunnen voorkomen in gevallen waarbij eigendommen van de gemeente worden aangetast. Het privaatrechtelijke instrumentarium om hiertegen op te treden is een actie uit onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). Het in bezit en/of in gebruik nemen van gemeentegronden zonder toestemming van de gemeente, kan op grond van het privaatrechtelijk instrumentarium worden gehandhaafd. Op grond van artikel 6:162 BW is degene die een onrechtmatige daad pleegt jegens iemand anders, mits er aan de hieronder genoemde voorwaarde is voldaan,verplicht de schade die de ander daardoor lijdt te vergoeden.
Voorwaarden voor een onrechtmatige daad zijn:
Is er aan deze vereisten voldaan dan kan de gemeente bij de burgerlijke rechter vorderen dat de schade wordt vergoed, hersteld of zelfs voorkomen.
2.7 De gedoogproblematiek 4
Onder bestuurlijk gedogen wordt verstaan het door het bevoegd gezag (tijdelijk) afzien van het toepassen van de bestuursrechtelijke handhavinginstrumenten. Met andere woorden: het bewust niet optreden tegen een overtreding. Sanctiebevoegdheden zijn namelijk veelal geen gebonden bevoegdheden, dit wil zeggen dat er binnen een gemeente een zekere vrijheid bestaat in belangenafweging. In art. 3:4 Awb wordt hier ook naar verwezen, een gemeente is min of meer verplicht om deze afweging te maken. Dit betekent dus dat een gemeente in sommige situaties mag gedogen of zelfs moet gedogen. Dit wil echter niet zeggen dat een gemeente naar eigen inzicht kan beslissen tot het wel, dan wel niet handhaven. Wanneer een regel blijvend gedoogd wordt dient deze regel geschrapt te worden, hij mag niet buiten spel worden gezet door hem structureel niet te handhaven.
Een situatie waarin gedogen toelaatbaar is, is een situatie waarin het door de wettelijke regeling beschermde belang het gedogen rechtvaardigt. Hierbij moet vooral gedacht worden aan een toekomstige legalisatie. Deze legalisatie kan op verschillende manieren plaats vinden:
Gedogen kan op verschillende wijzen plaats vinden:
Voorop staat echter dat structureel gedogen nooit het beleid mag zijn bij een gemeente, het moet hierbij gaan om uitzonderingssituaties. Het is voor een gemeente dan ook van belang dat er duidelijke regelgeving op papier staat: een kadernota handhaving. Daarnaast zal deze kadernota in ieder geval vierjaarlijks of bij veranderingen in regelgeving een update moeten krijgen, zodat het steeds recent zal zijn en dus ook goed toepasbaar zal zijn.
3. Belang kadernota handhaving
In dit hoofdstuk zal het belang dat een gemeente heeft om in het bezit te zijn van een kadernota handhaving nader toelicht worden.
3.1 Beginselplicht tot handhaving
Van oudsher is de gemeente veel vrijheid gegund wat betreft handhaving. Tegenwoordig staat meer de beginsel(plicht) tot handhaving voorop. Wanneer het gemeentelijk bestuur tot handhaving wordt verzocht, dient de gemeente in beginsel aan dit verzoek te voldoen.5
3.2 Beginselen van behoorlijk bestuur
In belang van de rechtszekerheid van de burgers en belanghebbenden en de geloofwaardigheid van de gemeente Medemblik, dient de gemeente Medemblik een consequent en consistent handhavingsbeleid na te streven. Er mag van een gemeente verwacht worden dat zij toegekende handhavingmiddelen gebruikt wanneer dit van haar verwacht wordt. Wanneer een gemeente op een consequente manier handhaaft, zal zij tevens sterker staan in juridische procedures. Consequent in de praktijk gebracht beleid zal de rechter niet snel vernietigen vanwege het in strijd zijn met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Onder deze beginselen valt o.a. het rechtszekerheidsbeginsel: wanneer een gemeente consequent handhaaft weet de burger waar hij staat. Daarnaast speelt het gelijkheidsbeginsel een belangrijke rol, de overheid en dus ook de gemeente moeten gelijke gevallen gelijk behandelen ex. art. 1 GW
Daarnaast is het niet alleen juridische gezien belangrijk op consequent te handhaven, maar ook voor de geloofwaardigheid van de gemeente. Wanneer de gemeente willekeurig optreedt tast dit de geloofwaardigheid ernstig aan.
Binnen de gemeentelijke organisatie is het daarnaast tevens van belang om een kadernota handhaving op papier te hebben. Een kadenota zal namelijk een bijdrage leveren aan het structurele optreden van gemeente Medemblik. Zo weten medewerkers van de gemeente Medemblik precies waar zij aan toe zijn en dit zal bijdragen aan het bestuurlijke en ambtelijke draagvlak binnen de gemeente.
4. Wettelijke regelgeving omtrent bestuursrechtelijk handhaving
In dit hoofdstuk zal kort worden ingegaan op de wettelijke regelgeving omtrent handhaving. Dit kan men lezen als een inleiding op hoofdstuk 5 Handhavinginstrumenten, waar ook veel verwezen wordt naar wetgeving.
4.1 Regelgeving omtrent handhaving
De gemeente heeft diverse mogelijkheden voor de handhaving van regelgeving. De bevoegdheid om te handhaven komt uit verschillende wetten vandaan en de uitvoering is in de Awb vastgelegd. Zo heeft de gemeente bij vergunningspichtige activiteiten altijd de mogelijkheid om een vergunning in te trekken, maar de gemeente kan er ook voor kiezen om strengere voorschriften te verbinden aan een vergunning. Daarnaast heeft de gemeente de mogelijkheid tot het toepassen bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, hier wordt later nog op in gegaan.
De Algemene wet bestuursrecht voorziet in hoofdstuk 4, titel 4 in regels voor het innen van bestuursrechtelijke geldschulden. In hoofdstuk 5 zijn regels opgenomen voor het handhaven van het bestuursrecht: het toezicht op de naleving van de regels en de verschillende soorten maatregelen en sancties.
Afdeling 4.4.1: vaststelling en inhoud van de verplichting tot betaling
Deze titel is van toepassing op bestuursrechtelijke geldschulden.
Afdeling 4.4.2.: verzuim en wettelijke rente
De betalingstermijn van publiekrechtelijke geldschulden bedraagt in beginsel 6 weken. Indien de geldschuld niet binnen de voorgeschreven termijn is voldaan, is de schuldenaar in verzuim en wettelijke rente verschuldigd.
De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschrevenbetalingstermijn is verstreken.
Afdeling 4.4.4: aanmaning en invordering bij dwangbevel
In deze afdeling wordt geregeld welke mogelijkheden de gemeente ten dienste staan om een geldschuld inte vorderen.
Afdeling 4.4.5: bezwaar en beroep
Het bezwaar, beroep of hoger beroep tegen de beschikking waarbij de verplichting tot betaling van eengeldsom is vastgesteld, heeft mede betrekking op een bijkomende beschikking van hetzelfdebestuursorgaan.
De Algemene wet bestuursrecht voorziet in hoofdstuk 5 in regels voor handhaving van het bestuursrecht: het toezicht op de naleving van de regels en de verschillende soorten maatregelen en sancties. Rekening houdende met de belanghebbenden.
Titel 5.1 Awb: algemene bepalingen
Algemene bepalingen handhaving.
Titel 5.2 Awb: toezicht op de naleving
Om voorschriften te kunnen handhaven moet er toezicht op de naleving mogelijk zijn.
Titel 5.3 Awb: Herstelsancties
Wanneer de gemeente constateert dat regelgeving niet nageleefd wordt kan zij bestuursdwang toepassenof een dwangsom opleggen.
Titel 5.4 Awb: Bestuurlijke boete
Wanneer de gemeente constateert dat regelgeving niet nageleefd wordt kan zij een bestuurlijke boeteopleggen.
Wanneer en of een overheidsorgaan gebruik mag maken van de sancties boete of intrekking moet per bijzondere wet gekeken worden of deze bevoegdheid wordt toegekend. Een uitzondering hierop vormen de sancties bestuursdwang en last onder dwangsom een uitzondering. Dit is echter zo bij de decentrale overheid: aan de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen is algemene bestuursdwangbevoegdheid toegekend is de organieke wetten.
Voor het behoud van de rechtszekerheid is het regelmatig toezien op naleving van de regelgeving essentieel. Door de nadruk te leggen op preventieve handhaving kan worden voorkomen dat repressieve handhaving als uiterste middel moet worden ingezet. Voorwaarde hierbij is wel dat de regelgeving handhaafbaar is. Bij de opstelling van gemeentelijke regelgeving (zoals bijv. verordeningen, bestemmingsplanvoorschriften) zal specifiek aandacht aan de handhaafbaarheid geschonken worden.
Het is belangrijk dat de burgers van gemeente Medemblik op de hoogte zijn van de regelgeving. Hiermee kan voorkomen worden dat de gemeente handhavend moet optreden. Voorlichting neemt hierbij een belangrijke plaats in. Het doel van voorlichting is om te informeren om zo uiteindelijk de houding en het gedrag van mensen positief te beïnvloeden.
Voorlichting kan gebeuren op de volgende wijzen:
Het handhavingtoezicht is voornamelijk geregeld in afdeling 5.2 van het Awb. Tot het uitoefenen van toezicht zijn slechts bevoegd de bij of krachtens de wet door het bevoegd gezag aangewezen personen. Wie toezichthouder is, volgt dus niet rechtstreeks uit de Awb, maar uit andere wet- en regelgeving.
Het doel van handhavingtoezicht is om na te gaan of burgers, particulieren, bedrijven, instelling en andere besturen de publieksrechtelijke voorschriften die van toepassing zijn naleven. Wordt er geconstateerd dat dit niet geval is dan kan dit aanleiding geven tot het opleggen van een sanctie, maar dit hoeft niet per se het geval te zijn.
Het handhavingtoezicht moet ook worden onderscheiden van de opsporing, die is geregeld in het Wetboek van Strafvordering en in de artikelen 19 e.v. van de Wet op de economische delicten. Verder wordt in art. 1:6 van de Algemene wet bestuursrecht een aantal situaties genoemd waarop het toezicht als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is.
Van opsporing in strafvorderlijke zin is sprake wanneer een opsporingsambtenaar onderzoek doet naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is gepleegd of, met een iets ruimere omschrijving, onderzoek naar strafbare feiten dat is gericht op strafrechtelijke afdoening.
In Medemblik kennen we –binnen het kader van deze nota- twee fte toezichthoudende ambtenaren met opsporingsbevoegdheid (inhuur) voor handhaving APV en parkeerbeleid. Toezicht is verder een taak van de politie, waarom overigens wel afstemming plaats vindt als het gaat om de samenloop met zaken die onder deze nota vallen. Inmiddels is de bestuurlijke strafbeschikking geïntroduceerd, waardoor de gemeente aanvullende instrumenten ter beschikking heeft om tegen bepaalde overtredingen op te treden.
5.4.1 Bestuursdwang en dwangsom
De bevoegdheid om handhavend op te treden (bestuursdwang of dwangsom) is op grond van artikel 125 Gemeentewet/5.32 Awb. specifiek toegekend aan het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. De Awb. verschaft zelf geen bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom, maar regelt alleen wat mag en moet als een andere wettelijke regeling die bevoegdheden aan een orgaan heeft toegekend. Voorts heeft het bestuur in beginsel de plicht om indien derden dat vragen, over te gaan tot handhaving. Nergens is geformuleerd dat deze bevoegdheden als een strikte verplichting moeten worden gezien.
De vraag of het bestuursorgaan sanctionerend kan optreden kan men beantwoorden aan de hand van het onderstaande schema.
Bestuursdwang en dwangsom zijn er voor bedoeld om een overtreding ongedaan te maken of verdere overtredingen dan wel herhaling van de overtreding te voorkomen. Daarnaast heeft het college van B&W soms de mogelijkheid om een vergunning in te trekken om de handhaving van wettelijke bepalingen en voorschriften verbonden aan vergunningen, ontheffingen en vrijstellingen te waarborgen (Zie 5.4).
Wanneer het college van B&W gebruik maakt van bestuursdwang, kunnen zij de kosten die zij maken om de overtreding ongedaan te maken, verhalen op de overtreder. Een last onder dwangsom strekt ertoe dat de overtreder de onrechtmatige situatie ongedaan maakt. Aan die last moet voor een bepaalde datum zijn voldaan, na die datum wordt de overtreder automatisch een of meerdere bedragen (dwangsommen) verschuldigd indien de overtreding dan nog niet is beëindigd of wordt herhaald.
Overtredingen kunnen door derde worden gemeld of door BOA’s geconstateerd worden.
Een gemeente gedoogt als zij niet optreedt tegen een overtreding op een wettelijke regel, terwijl zij dat wel zou kunnen (de gemeente moet bijvoorbeeld wel op de hoogte zijn van de overtreding) en mogen. Gedogen kan zowel stilzwijgend als schriftelijke plaatsvinden.
Gedogen is iets anders dan het geven van toestemming voor een overtreding.
Hierbij moet benadrukt worden dat structureel gedogen nooit het beleid mag zijn van een gemeente. De gemeente Medemblik zal alleen gedogen wanneer er sprake is van toekomstige legalisatie.
Aan langdurig passief (stilzwijgend) gedogen kunnen rechten ontleend worden, dit is een belangrijk nadeel van dit instrument. Een dergelijke situatie kan vooral problemen geven wanneer aangetoond kan worden dat de gemeente op de hoogte was van de onrechtmatige situatie en zij gewezen zijn op de onrechtmatige situatie door derden. Daarnaast zal een gemeente er in zo`n geval juridisch niet sterk voor staan.
Wanneer de omstandigheden het rechtvaardigen en tot gedogen wordt overgegaan zal dit altijd schriftelijk (actief) plaatsvinden. Een gedoogbeschikking heeft als voordeel dat hierin de bijzondere omstandigheid en voorwaarden van gedogen zijn opgenomen en dat tegen een gedoogbeschikking bezwaar en beroep (ook voor derde belanghebbenden) openstaat.
Indien legalisatie niet mogelijk is zal moeten worden onderzocht of de omstandigheden het echtvaardigen om de overtreding actief te gedogen. Bij deze afweging dient rekening gehouden te worden met de volgende factoren.
5.6 Intrekking vergunning6
Het intrekken van een vergunning zal meestal een reparatoire (situatieve) sanctie zijn maar kan onder bepaalde omstandigheden ook als een punitieve (repressieve) sanctie worden gekwalificeerd. Het verschil tussen deze vormen van sanctie is dat de laatstgenoemde vorm een bestraffend element bevat, deze ontbreekt bij de eerst genoemde die als doel heeft beëindiging van de normovertreding.
Voorbeeld: Zo loopt een exploitant van een discotheek, die zich niet stoort aan de vergunningsvoorschriften met betrekking tot het maximaal aantal decibellen, het risico dat zijn exploitatievergunning wordt ingetrokken.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of een bepaalde beschikking ingetrokken mag worden ingetrokken, zal men eerst moeten onderzoeken of de wet waarop de beschikking berust iets zegt over het intrekken van een beschikking. Meestal zegt de wetgever niets over intrekking. In beginsel is intrekking van een beschikking toegestaan wanneer de wet hierover zwijgt. Er zal uiteraard wel voldaan moeten worden aan de beginselen van behoorlijk bestuur.
In hoofdstuk 2 onder paragraaf 2.6 is er al gesproken over privaatrechtelijke handhaving. Een gemeente mag zoals is uitgelegd in deze paragraaf alleen gebruik maken van privaatrechtelijke handhaving als publiekrechtelijke handhaving niet mogelijk is.
5.8 Handhaving in spoedeisende gevallen
In de Awb wordt bestuursdwang gedefinieerd als een feitelijk handelen tegen hetgeen in strijd met de regels wordt gedaan, gehouden of nagelaten. Dit wijst erop dat er sprake moet zijn van een daadwerkelijke overtreding en dan zou preventief optreden dus ook niet mogelijk zijn. Toch is dit in beperkte mate wel mogelijk, in de zin van een preventief bestuursdwang of dwangsombesluit. Volgens de jurisprudentie moet het gevaar dat overtreding van een voorschrift zal plaatsvinden dan wel klaarblijkelijk aanwezig zijn, in die zin dat er zonder ingrijpen van de overheid een overtreding van een voorschrift zal plaats vinden.
Is aan deze eis van klaarblijkelijkheid nog niet voldaan, dan kan de gemeente wel de (informele) informatieve waarschuwing zenden. Dit houdt in dat, als er een bepaalde verboden handeling wordt verricht, de aangeschrevene ernstig rekening dient te houden met het voornemen van de gemeente om in dat geval handhavend op te treden.
In spoedeisende gevallen vervalt de begunstigingstermijn. De Awb. geeft een tweetal oplossingen voor gevallen waarin de normale regels omtrent het geven van ruimte aan de belanghebbende zelf om maatregelen te nemen niet kunnen worden genomen vanwege de spoedeisende situatie:
Artikel 5:24 lid 5 Awb geeft de mogelijkheid om ingeval van een spoedeisende situatie af te zien van het gunnen van een termijn als bedoeld in artikel 5:24 lid 4.
In dat geval wordt wel een besluit genomen, op schrift gesteld en bekend gemaakt, maar wordt het besluit onmiddellijk door of namens het bestuursorgaan uitgevoerd.
Nog verder gaat de mogelijkheid die lid 6 van artikel 5:24 Awb geeft.
In spoedeisende gevallen waarin zelfs de tijd ontbreekt om een beslissing op schrift te stellen en volgens de regels bekend maken, daar kan de (mondelinge) beslissing onmiddellijk worden uitgevoerd nog voordat deze zelfs maar op schrift is gesteld. De reeds ten uitvoer gelegde beslissing dient alsnog zo spoedig mogelijk op schrift te worden gesteld en volgens de normale regels bekend te worden gemaakt. Tegen dit besluit kan dan alsnog bezwaar en beroep worden ingesteld. Het is de bedoeling van de wetgever dat van bijzondere mogelijkheden van artikel 5:24 leden 5 en 6 van de Awb met gepaste terughoudendheid gebruik wordt gemaakt. Niet vergeten moet worden dat in veel redelijk spoedeisende gevallen de normale bestuursdwangprocedure gevolgd kan worden met een aangepaste, korte begunstigingstermijn.
Een gemeente mag zowel gebruik maken van bestuursdwang als een last onder dwangsom, al zal deze laatste in de meeste spoedeisende gevallen niet zoveel zin hebben.
6. Beschrijving van de aandachtsgebieden
In onderstaande paragrafen is een beschrijving opgenomen van de verschillende aandachtsgebieden:
Per onderdeel is een beschrijving van de belangrijkste aandachtspunten opgenomen, die mede als basis dienen voor de prioriteitstelling die is uitgewerkt in hoofdstuk 7. Als eerste worden echter de landelijke ontwikkelingen, de huidige handhaving binnen gemeente Medemblik en de niveaus van handhaving besproken.
Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam heeft er op landelijk niveau veel discussie plaatsgevonden over handhaving en de rol van de overheid.
Belangrijke bijdrage aan deze discussies hebben de onderzoeksrapporten geleverd van respectievelijk de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (Commissie Oosting) en de Commissie Polak-Versteden. Het verdient aanbeveling om de resultaten van beide commissies, of op zijn minst de belangrijkste conclusies, te vertalen naar de regionale en lokale handhavinginstanties en de samenwerkingsstructuur.
6.2 Huidige handhaving binnen gemeente Medemblik
Er zijn heel veel rechtsregels die onder gemeentelijke handhaving vallen. Vanwege de relatie die er is tussen handhaving en het integraal veiligheidsplan worden niet alle rechtsregels in dit plan opgenomen. Het gaat hier enkel en uitsluitend om de werkterreinen die te maken hebben met de aspecten veiligheid en leefbaarheid, zoals weergegeven in het integraal veiligheidsplan. Dat verklaart ook waarom er maar tien werkterreinen centraal staan. Zij vormen de speerpunten van het handhavingplan. De zes werkterreinen zijn:
Naast deze selectie zijn er ook onderwerpen waar de bewoners van Medemblik zich aan ergeren. Deze onderwerpen hebben betrekking op leefbaarheid. Ook die onderwerpen worden in het plan opgenomen. Opgemerkt moet worden dat beide categorieën weliswaar apart genoemd worden, maar in dit plan met elkaar in samenhang gebracht zijn.
Er zijn verschillende manieren van aanpak bij handhaving, in de volgende paragrafen worden er een aantal besproken waarmee gemeente Medemblik de handhaving uitvoert.
De passieve aanpak wordt ook wel het zogenaamde piepsysteem genoemd. Het spreekt voor zich dat niet op alle thema’s een volledige en actieve inzet kan plaatsvinden. Om de simpele reden dat de ambtelijke capaciteit daarvoor ontbreekt en/of omdat het niet altijd nodig is. Bepaald thema’s komen namelijk zo sporadisch voor of hebben zo’n geringe impact dat pas bij een melding er al dien niet tot actie wordt overgegaan. Daarmee hebben we al direct het lichtste niveau van handhaven te pakken. (Piepsysteem). Thema’s die al dan niet worden gehandhaafd als er zich een klacht voordoet. Deze thema’s worden dus vooral aangepakt door regelgeving en niet door controle en handhaving.
Bij een thematische aanpak gaat het erom dat er vooraf afspraken gemaakt worden over de wijze waarop men systematisch een bepaald thema gaat handhaven. Een goed voorbeeld is de aanpak van overlast op vakantieparken. Van tevoren wordt dan afgesproken door wie en wanneer een vakantiepark bezocht wordt om op de naleving van de regels toe te zien. In het verlengde hiervan spreekt men van integrale handhaving als er ook een structureel afstemming plaats vindt tussen de verschillende handhavende instanties of gemeentelijke afdelingen. Bij thematische aanpak wordt er dus een planning gemaakt wanneer er gecontroleerd wordt.
Bij een actieve aanpak worden bepaalde rechtsregels consequent en structureel gehandhaafd. De handhaving loopt dus op elk moment. Bij zowel de actieve aanpak als de thematische aanpak moet er in eerste instantie een overzicht zijn op de naleving van de rechtsregels, wanneer hieruit blijkt dat er niet wordt nageleefd kan er worden overgegaan tot handhaving.
De handhaving van het aandachtsgebied milieu wordt niet uitgevoerd door gemeente Medemblik, hiervoor is de Milieudienst West-Friesland verantwoordelijk. De handhaving van het aandachtsgebied milieu is als ware gemandateerd aan De Milieudienst. De Milieudienst West-Friesland wordt gevormd door de milieuafdelingen van de gemeenten Medemblik, Enkhuizen, Hoorn, Medemblik en Wervershoof.
Zij verstrekken en controleren van milieuvergunningen. En het optreden bij overtredingen in het kader van de Wet Milieubeheer, zoals bijvoorbeeld het lozen van verontreinigde stoffen.
6.5 Handhaving Ruimtelijke Ordening
Handhaving van ruimtelijke ordening vindt plaats bij de sector Ruimte. Het bestemmingsplan vormt de juridische basis voor het gemeentelijk optreden indien in strijd met de voorschriften voor het gebruik van grond en gebouwen wordt gehandeld. Het bestemmingsplan heeft immers een planologisch karakter en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid zijn hierin neergelegd. Vastgestelde bestemmingsplannen moeten op grond van artikel 33 Wet Ruimtelijke Ordening eens per 10 jaar worden herzien. Deze wettelijke verplichting zal in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening bij niet naleving ook sancties kennen. Op dit moment wordt er op het aandachtsgebied Ruimtelijke Ordening gehandhaafd middels het piepsysteem.
6.5.1 Overlast op vakantieparken
De aanpak van overlast op vakantieparken vereist een integrale en projectmatige aanpak. De gemeente is belast met handhaving van de bestemming van dit terrein, de politie treedt op bij strafbare handelingen en de beheerder ziet toe op de naleving van de algemene regels en is verantwoordelijk voor de fysieke inrichting en verzorging van het terrein. Periodiek vindt overleg plaats en op grond van de bevindingen worden maatregelen voorgesteld.
6.6 Handhaving bouwregelgeving
De gemeente verstrekt bouw- en sloopvergunningen. Maar ook het uitzetten van de voorgevelrooilijnen bij nieuwbouwprojecten en het steekproefsgewijs controleren van de funderingen en bewapening valt onder de taken van de gemeente. Andere voorbeelden zijn de controle op de naleving van de voorwaarden van sloopvergunningen en de controle van bouwplaatsen.
De handhaving van de bouwregelgeving ligt voor het onderdeel bouwplantoetsing en controle bij het onderdeel bouw en woningtoezicht van de afdeling Bouwen en Wonen.
Bouwwerken waarvoor een bouwvergunning is vereist op grond van artikel 40 Woningwet, kunnen pas legaal worden gebouwd, als het college van burgemeester en wethouders daartoe een vergunning heeft verleend. Uitgangspunt van de Woningwet is dat door differentiatie meer mogelijkheden worden gecreëerd om kleine bouwwerken vergunningsvrij uit te voeren.
Alle door het college van burgemeester en wethouders verleende bouwvergunningen dienen in beginsel te worden gecontroleerd. De controle en handhaving van bouwregelgeving concentreert zich op de hoofdtaken: toetsing bouwaanvragen aan wettelijke voorschriften, laten controleren van constructie- en energieprestatie berekeningen, uitzetten van bouwwerken, controleren van de fundering en het heien, een opleveringscontrole en de toetsing van brandveiligheid. Het controleren op illegale bouw en het regelmatig toezicht houden op het bouwproces en bouwen in afwijking van de verleende vergunning vindt niet structureel plaats. Zowel bij controle als handhaving wordt er gewerkt met het piepsysteem.
Aanvragen worden bij invoering van de Wabo samen met andere vergunningsaspecten bij één loket geregeld.
6.7 Handhaving brandveiligheid van gebouwen
De verlening van gebruiksvergunningen als bedoeld in het Besluit Brandveilig Gebruik Bouwwerken en de Brandbeveiligingsverordening en de handhaving wordt uitgevoerd door het Stafbureau in samenwerking met de plaatselijke en Regionale Brandweer.
Met betrekking tot de brandveiligheid van gebouwen worden de volgende activiteiten verricht.
De gebruiksvergunning wordt pas verleend nadat voldaan wordt aan alle bouwkundige brandveiligheidseisen. Bij nieuwbouw mag het gebouw niet in gebruik worden genomen indien geen gebruiksvergunning is verleend. De jaarlijks uit te voeren periodieke controles van verleende gebruiksvergunningen zijn in een plan van aanpak opgenomen.
6.8 Handhaving Algemene plaatselijke verordening/ Drank- en Horecawet/Wet op de Kansspelen
Op grond van de artikelen 124 en 127 Grondwet en artikel 147 Gemeentewet is aan de gemeenteraad de bevoegdheid overgelaten tot het maken van verordeningen inzake de huishouding van haar gemeente. De verordeningen mogen echter niet in strijd komen met een hogere wettelijke regeling, geen belangen behartigen voor zover deze door een hogere regeling wordt behartigd en geen onderwerpen betreffen die typisch niet tot de gemeentelijke huishouding worden gerekend. In de Algemene plaatselijke verordening zijn onder meer voorschriften opgenomen ten aanzien van:
Daarnaast is het bevoegd gezag ook belast met het toezicht en de handhaving van de openbare ruimte en een aantal bijzondere wetten, met name de Drank- en Horecawet en de Wet op de Kansspelen. De handhaving van de APV en bijzondere wetten vindt niet structureel plaats. De handhaving is gebaseerd op signalen vanuit de bevolking of andere handhavers (piepsysteem). Geconstateerd kan worden, dat er in beperkte mate wordt gehandhaafd. Daarnaast is niet vastgelegd hoe handhavingstaken zijn verspreid over meerdere afdelingen, wat de integraliteit niet bevorderd. Ook hebben externe partijen een rol in het handhavingproces zoals de politie en de Voedsel en warenautoriteit.
De aanpak van verkeersproblematiek is een samenspel tussen politie en de gemeente. De politie is belast met de handhaving van de verkeersovertredingen en de gemeente heeft de zorg voor de verkeersvoorzieningen binnen haar gemeentegrenzen. Een apart onderdeel wordt gevormd door parkeerexcessen en het oneigenlijk gebruik van de openbare ruimte door voertuigen. Die onderdelen maken deel uit van de APV en vallen wat betreft handhaving onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Er wordt ad hoc toezicht gehouden op de naleving van deze bepalingen uit de APV, dit wordt gedaan aan de hand van het zogenaamde piepsysteem. Handhaving vindt eveneens plaats op grond van tussentijdse klachten.
De leerplicht hangt nauw samen met overlast van de zogenaamde hangjeugd. De gemeente is ook de regisseur als het gaat om de aanpak van problemen in relatie tot hangjongeren. Signalering vindt plaats door jongerenwerkers en de politie. De politie of de leerplichtambtenaar handhaven als het gaat om het plegen van strafbare feiten. Het spreekt voor zich dat spijbelen in dit verband ernstige risico’s met zich meebrengt. Het nakomen van de leerplichtwet is het enige onderdeel waarop de gemeente zelf actief handhaaft.
6.9.1 Overlast veroorzaakt door de jeugd
Dit punt hangt samen met het toezien op de nakoming van de leerplicht. De gemeente streeft bij de aanpak van overlast veroorzaakt door jeugd op het treffen van een samenhangend pakket van maatregelen. Onderdeel van de aanpak is het project Jeugd Alcohol- en drugsbeleid. De gemeente is ook de regisseur als het gaat om de aanpak van overlastgevende jongeren. Toezicht en handhaving vindt plaats door de politie als het gaat om het plegen van strafbare feiten. Aan de preventie kant werkt de jongerenwerker(ster)
Binnen de regio Noord-Holland Noord is veelvuldig sprake van aanwezigheid van hennepkwekerijen. Dit is strafbaar en levert daarnaast overlast en gevaarzetting op. Om deze ongewenste situatie effectief te kunnen aanpakken, is een integrale aanpak door verschillende organisaties noodzakelijk. Hiervoor is een goede samenwerking en informatie-uitwisseling nodig.
Doel van de samenwerking is het in onderlinge afstemming en in gezamenlijkheid nemen van preventieve en repressieve maatregelen, die ertoe leiden dat gevaarlijke situaties worden beëindigd, criminele activiteiten met betrekking tot hennepkwekerijen worden voorkomen en bestreden, de leefbaarheid in de betreffende straten en buurten verbetert, gevoelens van onveiligheid worden weggenomen, het oneigenlijke gebruik van woonruimte, het oneigenlijk gebruik van uitkeringen, het illegaal aftappen van elektriciteit en belastingfraude in dit kader wordt tegengegaan en een breed palet van sancties en maatregelen wordt toegepast op de teler.
De operationele regie voor detectie en opsporing van hennepkwekerijen ligt bij de politie. De operationele regie m.b.t. de ontmanteling van hennepkwekerijen ligt bij de gemeenten. Dit houdt echter niet in dat de gemeenten zelf de ontmanteling van de kwekerijen uitvoeren. De centrale operationele regie ligt in handen van de regiopolitie Noord-Holland Noord. De regionaal hennepcoördinator van de regiopolitie bekleedt hierin de sleutelpositie. De convenantpartners leveren bij de regionaal hennepcoördinator hun signalen c.q. gegevens aan.
Bij de opsporing van hennep kwekerijen is het hennepconvenant van toepassing. Ter uitvoering van dit convenant hebben de convenantpartners een operationeel draaiboek opgesteld waarin per fase van de ontmanteling de taakverdeling tussen de verschillende partijen staat beschreven.
Kortheidshalve wordt verwezen naar het hennepconvenant en het draaiboek.
Basisregistraties Adressen en Gebouwen (BAG)
De Wet Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) schrijft voor dat elke gemeente in Nederland een Basisregistratie Adressen en Gebouwen moet opbouwen en onderhouden.
De BAG maakt deel uit van het stelsel van basisregistraties. Dit stelsel heeft o.a. de volgende doelstellingen:
De invoering van de BAG betekent dat het beheer van adres- en gebouwgegevens op een centrale plaats binnen de gemeente plaats gaat vinden. De BAG bestaat uit een register en een registratie. Het register bevat brondocumenten. De registratie bevat gegevens uit de brondocumenten.
Handhaving van de BAG dient periodiek te geschieden aan de hand van verstrekte gegevens van de BAG medewerker. Handhaving van de BAG bestaat uit het signaleren van een wijziging in de feitelijke situatie die van invloed is op een of meer in de gebouwenregistratie opgenomen gegevens. De gesignaleerde wijzigingen dienen aan de BAG medewerker te worden doorgegeven.
Het nalaten van de wettelijke plicht tot aangifte van adreswijziging door de burgers zorgt ervoor dat de gemeente op haar beurt niet kan voldoen aan de plicht om adresgegevens in overeenstemming met de feitelijke situatie te registreren. Hierdoor krijgen de afnemers van de GBA niet de adresgegevens die zij nodig hebben voor de uitoefening van hun (publiekrechtelijke) taak. Ook in rampsituaties kan dat leiden tot cruciale belemmeringen bij het generen en verstrekken van informatie.
Handhaving van de wet GBA dient plaats te vinden door middel van huisbezoeken. Aanleiding voor de huisbezoeken zijn signaleringen vanuit Publiekszaken die onderzoekswaardig zijn.
7.1 Prioriteiten op basis van de risicoanalyse
Handhaving heeft als primair doel de kwaliteit, veiligheid en leefbaarheid van de bebouwde en onbebouwde ruimte te beschermen. Omdat het niet mogelijk is om alle wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving even adequaat en effectief te handhaven, is het noodzakelijk om prioriteit te geven aan de bescherming van de voor de gemeente belangrijke gebieden en onderwerpen. De beleidsvelden waar de grootste risico's liggen hebben prioriteit. Om de risico's in te kunnen schatten is een risicoanalyse gemaakt. Het risico bestaat uit de kans op overtreding van gestelde gedragsregels zonder handhaving maal de mogelijke negatieve effecten. Hoe groter de mogelijke consequenties van overtreding en hoe hoger de kans op overtreding, hoe groter het risico.
Op basis van de onderstaande risicoanalyse kan worden aangegeven waar nu feitelijk de risico’s liggen binnen de gemeente.
De risicoanalyse is een beleidsinstrument ontwikkeld door het expertisecentrum rechtshandhaving van het ministerie van Justitie en heeft als doel om op een objectieve manier de risico's in beeld te brengen.
De hier beschreven risicomatrix is een instrument voor een bestuursorgaan bij het stellen van prioriteiten bij de uitvoering van de handhavingstaken.
Hoewel de risicomatrix met cijfers werkt is de uitkomst niet objectief, maar subjectief. Dit is het gevolg van een keuze. De matrix helpt bij het rationaliseren van die keuze.
Zoals hiervoor is aangegeven wordt het risico berekend op basis van de formule: risico (r) is negatief effect (ne) maal de kans (k) dat het effect zich voordoet (r = ne x k). Vanuit deze invalshoek zijn er zes soorten negatieve effecten te onderscheiden die de overheid met gedragsvoorschriften tracht te voorkomen:
Hieronder wordt de scores per genoemde waarden weergegeven.
| Sociale kwaliteit / leefbaarheid
|
Financiële / Economische gevolgen
|
|
|
|
In een tabel kunnen in de verticale kolommen naast de handhavingstaken scores worden ingevuld die betrekking hebben op te verwachten negatieve effecten. De kans wordt gescoord op grond van de te verwachten overtredingskans van die regels zonder handhavinginspanning. Met ander woorden: in welke mate worden opgelegde regels spontaan (dat wil zeggen zonder concrete druk van de overheid) nageleefd? Hoe groter de kans op spontane naleving, hoe kleiner de overtredingskans en hoe kleiner de handhavingbehoefte.
Er zijn vijf categorieën van spontane naleving te onderscheiden:
Bij het invullen van de risicomatrix wordt een driepuntenschaal gebruikt. Bij zowel de zes negatieve effecten als de kansfactor geldt voor de te gebruiken waarden het volgende:
Voor wat betreft de beoordeling van de scores geldt voor wat betreft het risico het volgende:
De hoogste prioriteit van handhaving ligt bij objecten en situaties die op alle genoemde criteria hoog scoren. Een normale prioriteit van handhaving ligt bij die beleidsvelden die op enkele criteria hoog scoren en waarbij de kans op naleving laag wordt ingeschat.
De overige beleidsvelden hebben een lage prioriteit. Deze velden scoren laag op de genoemde criteria en/of de kans op naleving van de gedragsregel wordt hoog ingeschat.
In onderstaande tabel zijn in een risicomatrix aangegeven welke beleidsvelden een hoge, een normale en een lage prioriteit hebben. Deze prioritering geeft richting aan de handhavinginspanning en de inzet van mensen en middelen.
Grote gebouwen met groepsrisico winkels scholen woongebouwen etc. | ||
Gebouwen waarvoor brandveiligheids gelden, maar geen gebruiksvergunning | ||
De prioriteiten binnen de betreffende gebieden zullen nader worden uitgewerkt in het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma integrale handhaving. Als voorzet op deze nadere invulling kan als uitgangspunt dienen dat waar sprake is van een hoge prioritering er een actieve periodieke handhavinginzet is. Waar sprake is van een gemiddelde prioriteit kan de handhavinginzet per vast te stellen periode plaatsvinden. Voor de aspecten die een lage prioriteit hebben gescoord kan in overweging worden genomen om de handhavinginzet af te laten afhangen van meldingen ook wel klachten.
Tevens is het denkbaar om naast de nu vastgestelde prioriteitstelling in een jaarplan te kiezen voor bepaalde speerpunten, waaraan in het betreffende jaar bijzonder aandacht wordt besteed. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de inzameling van asbest of illegale bouw in het buitengebied.
8. Organisatie van de handhaving
Een duidelijk norm om de handhaving integraal te meten, en een uitspraak te doen over het niveau van handhaving is landelijk nog niet uitgekristalliseerd. Wel wordt door monitoren van gegevens trends in de ontwikkeling aangegeven. Voorts is de integrale handhaving en hierbij direct verband houdend de integrale veiligheid in veel gemeenten in ontwikkeling. Met name het opstellen van criteria om planmatig tot uitvoering van de integratie van de handhaving over te gaan, wordt als belangrijkste startpunt gezien. De belangrijkste aanknopingspunten uit de praktijk, die tevens als leerproces mogen dienen hebben betrekking op de incidenten in Enschede en Volendam.
Rekening houdend met bovengenoemde ervaringen en ontwikkelingen in een aantal gemeenten en provincies is een systeem ontwikkeld om de uitspraken te kunnen doen over het niveau van handhaving en indirect over de veiligheid. Uitgangspunt hierbij is dat de intensiteit en kwaliteit van de handhaving de mate van veiligheid bepaald. Opgemerkt wordt dat dit systeem gezien moeten worden als een eerste stap om te komen tot meetbare doelen die na verloop van tijd geëvalueerd dienen te worden.
Een goed veiligheidsbeleid wordt niet alleen bepaald door de inzet van menskracht om de handhaving te intensiveren. Er zijn ook andere factoren ten behoeve van de uitvoering die even belangrijk en misschien wel belangrijker zijn.
De factoren die van belang zijn voor de handhaving zijn als volgt:
De belangrijkste randvoorwaarde voor de handhaving is dat er een goede basis is om effectief te kunnen handhaven. Om dit te kunnen realiseren zal de basis minimaal gevormd moeten worden door de volgende aspecten:
De mate van actualiteit (ontwikkelingen in het gebied en inbedding van wet - en regelgeving en beleid van hogere overheden) vormt het belangrijkste kader voor een goed handhaving-en veiligheidsbeleid. Standaardisatie van de uitvoering bevordert de uniformiteit, waardoor plantoetsers, vergunningverleners en toezichthouders efficiënter en effectiever kunnen opereren. Er vinden geen ad-hoc beslissingen plaats, omdat de gemeente inzicht heeft in de problemen in het gebied.
Alle gebieden in de gemeente komen wat betreft de handhaving aan bod. De intensiteit van de handhaving per gebied, kan al naar gelang de problematiek verschillen.
Niet altijd hoeven alle gebieden even intensief aan de orde te komen. Bepaald kan worden welke gebieden in aanmerking komen voor extra toezicht en welke gebieden minder intensief gecontroleerd hoeven te worden. Dit hangt sterk af van de aard en problematiek in het betreffende gebied.
Belangrijk is dat de gemeente inzicht heeft in de aard en de intensiteit van de problematiek alsmede de locatie waar deze zich voordoet.
8.3 Communicatie en afstemming
Het toezicht kan per beleidsveld verdeeld zijn over diverse afdelingen/diensten binnen de gemeentelijke organisatie. Hierbij kunnen worden genoemd medewerkers van bouw- en woningtoezicht, milieucontroleurs, politiesurveillanten, afvalstoffen controleurs etc. In deze situatie weten de toezichthouders over en weer op welke soort situaties gelet moet worden. De toezichthouders kunnen voor elkaar een oog- en oorfunctie vervullen.
Deze werkwijze verhoogt de effectiviteit van het toezicht en de toezichtcapaciteit per beleidsveld wordt uitgebreid. De kans dat overtredingen eerder worden geconstateerd zal daardoor toenemen. De informatieoverdracht over en weer zal goed moeten gebeuren.
Valkuilen bij een slechte afstemming zijn:
Ter voorkoming hiervan is het noodzakelijk dat het volgende wordt vastgelegd:
De digitale informatievoorziening is hierbij van essentieel belang. Met name het centraliseren en beheren van informatiestromen wordt gezien als een belangrijke taak.
8.4 Monitoren van handhavinginspanningen en registratie van handhavinggegevens
Het registreren van gegevens zal zich moeten richten op het vergroten van de eenduidigheid van de registratie en het verkleinen van het risico dat informatie blijft hangen en niet meer toegankelijk is.
Een goede centrale registratie vergemakkelijkt het vervolgtraject (repressieve handhaving en sancties), en verschaft inzicht in de gehele keten vanaf de gesignaleerde overtreding tot en met de afhandeling. Afdelingen profiteren over en weer van de informatie.
Het centraal registreren van toezicht en handhavinggegevens is ook van belang om informatie te verzamelen ten behoeve van het te voeren beleid en de in te zetten capaciteit ten behoeve van de handhaving. Het monitoren van aantallen controles en handhavingtrajecten en de verslaglegging ervan zal mede gebaseerd moeten zijn op kwalitatieve aspecten. Om te kunnen meten of de uitvoering van de handhaving voldoende is geweest zullen meetbare doelstellingen van tevoren geformuleerd moeten zijn.
Er dient tenminste informatie te worden verzameld omtrent;
Deze informatie is van meerwaarde voor het bestuur, management en handhavers. De inhoud zal afgestemd moeten worden op de gebruikers (gebruiksvriendelijk) en geautomatiseerd.
8.5 Programmering en capaciteit van de handhaving
Er dient een uitvoeringsprogramma aanwezig te zijn van voorgenomen activiteiten en te leveren producten, gepland en gekoppeld aan de beschikbare capaciteit. Een factor die zeer moeilijk is in te plannen is het aantal overtredingen en de daarbij uit te voeren handhavingtrajecten. Deze trajecten zijn sterk afhankelijk van de eigen toezichtsinspanningen, meldingen van derden en klachten. Sturing hierbij is niet mogelijk. Het is van belang naar eigen inzicht op basis van ervaringscijfers een inschatting te maken van te verwachten repressieve acties.
Bij de capaciteitsberekening wordt rekening gehouden met uitkomsten van monitoringrapportages. De gegevens bieden een goede basis voor de capaciteit ten aanzien van:
8.6 Organisatie van de handhaving
De organisatie van de handhaving wordt gezien als een van de belangrijkste pijlers in het kader van de uitvoering. Het management van processen is er op gericht de interne processen aan te sturen. Daarvoor is het nodig om het (gewenste) verloop van werkprocessen inzichtelijk te maken, te structureren en te bewaken. Sturing en begeleiding van medewerkers zijn hierbij zeer belangrijk. Naast de bestuurlijke verantwoordelijkheid, zal duidelijk moeten zijn wie operationeel verantwoordelijk is voor de uitvoering van de handhaving (wie is verantwoordelijk voor de activiteit, (tussen-) resultaten en besluitvormingsmomenten.
Cruciale aandachtspunten zijn;
De ideale organisatie van de handhaving kenmerkt zich door:
Op basis van bovenstaande beschrijvingen zijn hieronder 2 ambitieniveaus beschreven.
Ambitieniveau 1 is een acceptabel niveau van de handhaving. Ambitieniveau 2 is het niveau waarop de handhaving op alle onderdelen goed is georganiseerd. Doelstelling is de organisatie te ontwikkelen via niveau 1 naar niveau 2. Medemblik kent op de verschillende taken verschillende niveau´s. Het is allereerst zaak om de taken op niveau 1 te brengen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 3 januari 2011.
De griffier,
De voorzitter,
De afkorting Wabo staat voor Wet algemene bepaling omgevingsrecht. Bij invoering van deze wet worden verschillende vergunningsaspecten bij elkaar gevoegd tot één. Het doel hiervan is minder administratieve lasten voor burgers en het bedrijfsleven, betere dienstverlening voor deze burgers en bedrijfsleven, minder en kortere procedures en het voorkomen van tegenstrijdige regels. De vergunningen kunnen tegelijk bij één digitaal loket worden aangevraagd. Er wordt één besluit genomen en er is één procedure voor bezwaar en beroep.
Voordelen van de Wabo zijn: één loket voor indiening, één snellere procedure voor behandeling, één bevoegd gezag, één besluit, één beroepsgang en één gecoördineerde handhaving.
Het uitgangspunt van de Wabo is dat de verantwoordelijkheid voor het inrichten van het loket bij de gemeenten ligt. De betrokken instanties, maar vooral gemeenten, krijgen dus een grote coördinatielast bij de vergunningverlening.
Hierbij moeten ze voorzien in drie mogelijkheden van indiening van aanvragen:
Er worden circa 25 momenteel verschillende wettelijke kaders geïntegreerd. Concreet betekent dit het integraal vergunnen en handhaven van aspecten als bouwen, slopen, lozingen, natuur en milieu.
Er verandert ook wat voor de aanvrager. De aanvrager heeft in een vroegtijdig stadium inzicht nodig in de vergunningen die hij nodig heeft en moet een keuze maken in de wijze van indiening, zoals hierboven beschreven. Bij de keuze voor één integrale aanvraag wordt de voorbereiding van de indiening ervan belangrijker. Immers, om de voordelen van de omgevingsvergunning te kunnen ervaren, moet de aanvrager in een vroeg stadium beschikken over de juiste gegevens voor het indienen van een complete en ontvankelijke aanvraag. Ook wordt het bepalen van het moment van indiening van de aanvraag in zijn eigen (bouw- of ontwikkelings)proces van belang om tijdig over de integrale vergunning te kunnen beschikken.
Er blijkt uit pilots bij diverse gemeenten dat Wabo ook belemmeringen kent. Een belangrijk punt is dat Wabo niet goed aansluit op de huidige bouw- en ontwikkelingsprocessen. De vermindering van de administratieve lasten zijn nog beperkt zichtbaar voor de aanvrager. Het verminderde aantal aanvragen wordt gecompenseerd met de complexe en arbeidsintensieve voorbereiding van één integrale aanvraag. De Wabo dekt ook niet alle vergunningen af. Zo blijven aparte aanvragen nodig voor bijvoorbeeld watervergunningen, kabels en leidingen.
De kwaliteitscriteria uit de Wabo worden formeel juridisch uitgewerkt in het ontwerp-Besluit omgevingsrecht (Bor) en de ontwerp-Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). In beide besluiten zijn criteria opgenomen die een minimaal gewenst uitvoeringsniveau aangeven voor de gemeentelijke, provinciale en rijkshandhaving. De kwaliteitscriteria zijn vergelijkbaar met die van de milieuprofessionalisering, maar gelden nu dus ook voor de aan de Wabo gerelateerde beleidsvelden. Criteria zijn bijvoorbeeld het verplichte gebruik van risicoanalyse, prioriteitstelling en een toezichtstrategie. Met het invoeren van de kwaliteitscriteria voldoet een gemeente aan de Wabo.
Aanleiding van de invoering van Wabo is een wettelijk traject bij VROM. De Wabo is onderdeel van het programma "Modernisering regelgeving". Het kabinet streeft naar minder, eenvoudiger, maar vooral effectievere regels. Door regelgeving te schrappen en te vereenvoudigen is zij ook beter uit te voeren en te handhaven.
Bijlage 2: Wat betekent de Wabo voor gemeente Medemblik?
Zowel voor de aanvragers van een vergunning als voor de vergunningverlenende overheden zal de invoering van de omgevingsvergunning aanzienlijke veranderingen met zich brengen. Onder andere de verschillende loketten voor vergunningaspecten moeten worden samengevoegd tot één loket.
Om de Wabo te kunnen invoeren is een goede voorbereiding noodzakelijk. Elke gemeente moet:
Voor handhaving zijn met name de laatste twee eisen van belang.
De uitdaging voor de gemeente Medemblik is om in de organisatie een kwaliteitsslag te maken naar alle betrokken beleidsvelden, om gecoördineerd toezicht te organiseren en om waar mogelijk en zinvol integraal handhavend op te treden. Daarvoor moet de gemeente de spin in het web zijn tussen de andere betrokken bestuursorganen en het OM en de politie. Ook zal vaak nog een investering nodig zijn in de samenwerking tussen betrokken gemeentelijke afdelingen zoals bouw- en woningtoezicht, ruimtelijke ordening, milieu en brandweer.
Hoe een gemeente de invoering van de Wabo aanpakt is niet landelijk vastgelegd. De manier waarop de invoering van de Wabo het beste kan worden aangepakt, is afhankelijk van de vraag hoe de organisatie de zaken nu heeft georganiseerd, welke visie zij heeft op de handhaving en hoever zij wil gaan met de invoering. De ‘Wegwijzer omgevingsvergunning, module handhaving’ geeft diverse invalshoeken voor de invoering van de Wabo:
De Wabo sluit goed aan bij onze huidige manier van werken. Er is integraal beleid en we werken volgens de beleidscyclus. De organisatie heeft goed opgeleide toezichthouders die werken in zelfsturende teams. De Wabo vergemakkelijkt de huidige manier van werken (door één bevoegd gezag). Er zijn alleen kleine aanpassingen nodig.
De thema’s waaraan de gemeente aandacht moet besteden zijn de volgende 5 uit de handreiking “De omgevingsvergunning georganiseerd” van VROM.