Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Belastingsamenwerking Rivierenland

Wijzigingsbesluit leidraad invordering gemeentelijke belastingen vanaf 2e halfjaar 2020 tot en met 1e halfjaar 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBelastingsamenwerking Rivierenland
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingWijzigingsbesluit leidraad invordering gemeentelijke belastingen vanaf 2e halfjaar 2020 tot en met 1e halfjaar 2021
CiteertitelWijzigingsbesluit leidraad invordering gemeentelijke belastingen vanaf 2e halfjaar 2020 tot en met 1e halfjaar 2021.
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp
Externe bijlageLeidraad invordering van belastingen BSR

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Invorderingswet 1990

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-2020Wijzigingsbesluit leidraad invordering gemeentelijke belastingen vanaf 2e halfjaar 2020 tot en met 1e halfjaar 2021.

18-03-2021

bgr-2021-320

Tekst van de regeling

Intitulé

Wijzigingsbesluit leidraad invordering gemeentelijke belastingen vanaf 2e halfjaar 2020 tot en met 1e halfjaar 2021

Op basis van wet- en regelgeving zijn wijzigingen aangebracht in de Leidraad invordering BSR. Tevens hebben een aantal wijzigingen plaatsgevonden die betrekking op procesverbeteringen. Daarnaast zijn grammaticale wijzigingen aangebracht. Deze worden hierbij niet opgesomd. Mogelijkerwijs vinden in het loop van het jaar wijzigingen plaats in de Leidraad invordering BSR. Deze worden in dat geval, te zijner tijd, ter besluitvorming voorgelegd.

 

Artikel 14.1.1 komt te vervallen (ingangsdatum 10-11-2020).

Artikel 14.1.10 komt te vervallen (ingangsdatum 10-11-2020).

Artikel 14.1.11 komt te vervallen (ingangsdatum 10-11-2020).

Artikel 14.2.4 wijzigt als volgt (ingangsdatum 10-11-2020):

 

  • 1.

    Het beslag wordt gelegd op zoveel zaken als, naar het oordeel van de belastingdeurwaarder, in elk geval nodig is voor dekking van de openstaande schuld inclusief rente en kosten.

  • 2.

    Gezien het bepaalde in artikel 441, derde lid, Rv, wordt geen beslag gelegd op zaken indien redelijkerwijs voorzienbaar is dat de opbrengst die gerealiseerd kan worden door het verhaal op die zaken aanmerkelijk minder bedraagt dan de kosten van de beslaglegging en de daaruit voortvloeiende executie. De belastingdeurwaarder kan wel beslag leggen op deze zaken als de belastingschuldige door het beslag en de executie niet op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen. Daarvan is sprake als het aannemelijk is dat het onbetaald blijven van de belastingschulden waarvoor beslag wordt gelegd, te wijten is aan onwil van de belastingschuldige of als het aannemelijk is dat door de executoriale verkoop van de betreffende zaken kan worden voorkomen dat belastingschulden verder oplopen.’

     

Artikel 14.2.8 wijzigt als volgt (ingangsdatum 10-11-2020):

De tweede zin in de alinea na de opsomming in artikel 14.2.8 beginnende met ‘De belastingdeurwaarder betekent’ en eindigend met ‘475, tweede lid, Rv.’ wordt vervangen door:

‘De belastingdeurwaarder betekent in dat geval een formulier als bedoeld in artikel 475, tweede lid, Rv, binnen drie dagen nadat de derde zich erop heeft beroepen dat hij het beslag niet behoeft te dulden.’

 

Na artikel 14.4.1, wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden (ingangsdatum 01-10-2020):

14.4.1a. Geen beslag op coronabonus zorgprofessional

De invorderingsambtenaar laat geen derdenbeslag leggen onder een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor een bonus die door de zorgaanbieder wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Als reeds beslag is gelegd onder de zorgaanbieder, verzoekt de invorderingsambtenaar niet om afdracht van de bonus of betaalt de invorderingsambtenaar de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de invorderingsambtenaar heeft afgedragen.

 

Na artikel 14.4.5a wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden (ingangsdatum 01-01-2021):

14.4.5b. Vrij te laten bedrag en beslag onder derden bij geen adres in Nederland

Als de belastingschuldige op grond van de basisregistratie personen geen adres in Nederland heeft, stelt de invorderingsambtenaar bij het leggen van derdenbeslag geen vrij te laten bedrag vast als bedoeld in artikel 475a, vijfde lid, Rv. Als de belastingschuldige inzicht geeft in zijn leefsituatie en aannemelijk maakt dat hij door het beslag onvoldoende middelen van bestaan overhoudt, kan hij de invorderingsambtenaar verzoeken alsnog rekening te houden met het voor hem geldende vrij te laten bedrag. De invorderingsambtenaar stelt in dat geval het voor de leefsituatie van de belastingschuldige geldende vrij te laten bedrag vast. De invorderingsambtenaar betaalt dat bedrag aan de belastingschuldige, nadat op het derdenbeslag is afgedragen.

 

Na artikel 14.4.5b wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden (ingangsdatum 01-01-2021):

14.4.5c. Toepassing 5%-regeling

Deze bepaling is niet van toepassing voor BSR.

 

Artikel 14.4.6 komt te vervallen (ingangsdatum 10-11-2020).

Artikel 14.4.7 komt te vervallen (ingangsdatum 10-11-2020).

Artikel 14.4.8 komt te vervallen (ingangsdatum 10-11-2020).

 

Artikel 19.1.6 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

In de zinsnede tussen de haakjes in de eerste zin wordt ‘op vorderingen tot bepaalde periodieke uitkeringen’ vervangen door ‘op vorderingen van de belastingschuldige op derden’.

 

Na artikel 19.1.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, dat komt te luiden (ingangsdatum 01-01-2021):

19.1.6a. Toepassing 5%-regeling

Deze bepaling is niet van toepassing voor BSR.

 

Na artikel 19.1.6a wordt het volgende, nieuwe artikel ingevoegd, dat komt te luiden (ingangsdatum 01-10-2020):

19.1.6b. Geen vordering voor corona bonus zorgprofessional

De invorderingsambtenaar doet geen vordering op grond van artikel 19, eerste lid, van de wet, voor een bonus die door een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19 wordt uitgekeerd aan een zorgprofessional als bedoeld in artikel 1 van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19, voor zover aan de zorgaanbieder voor de bonus een subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling bonus zorgprofessionals COVID-19. Als reeds een vordering is gedaan, is de zorgaanbieder niet verplicht die bonus aan de invorderingsambtenaar af te dragen, of betaalt de invorderingsambtenaar de bonus alsnog aan de zorgprofessional uit als de zorgaanbieder de bonus al aan de invorderingsambtenaar heeft afgedragen.

 

Artikel 19.1.8 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

  • 1.

    In de eerste zin wordt ‘periodieke betalingen’ vervangen door ‘een vordering heeft op een derde’.

  • 2.

    In de tweede zin wordt ‘periodieke betalingen’ vervangen door ‘vordering op de derde’.In de eerste zin van de eerste alinea van artikel 19.3.2 komt ‘(artikel 19, eerste lid, onderdeel a, van de wet)’ te vervallen.

  • 3.

    De eerste alinea van artikel 19.3.3 beginnende met ‘Als een vordering’ en eindigend met ‘en 475d Rv toe.’ wordt vervangen door:

  • 4.

    Als een vordering wordt gedaan op periodieke uitkeringen waarvoor geen beslagvrije voet geldt en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de invorderingsambtenaar de artikelen 475b en 475d tot en met 475e Rv toe.

 

Artikel 19.3.3 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

De eerste alinea van artikel 19.3.3 beginnende met ‘Als een vordering’ en eindigend met ‘en 475d Rv toe.’ wordt vervangen door:

Als een vordering wordt gedaan op periodieke uitkeringen waarvoor geen beslagvrije voet geldt en de belastingschuldige toont aan dat hij voor zijn levensonderhoud volledig afhankelijk is van deze uitkeringen, dan past de ontvanger de artikelen 475b en 475d tot en met 475e Rv toe.

 

Artikel 19.3.4 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

19.3.4. Beslagvrije voet voor belastingschuldige zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland

Als de invorderingsambtenaar een vordering doet op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden, ten laste van een belastingschuldige van wie geen woon- of verblijfadres bekend is, stelt hij de beslagvrije voet vast overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv. Zodra de invorderingsambtenaar bekend wordt met het feit dat de belastingschuldige in Nederland woont of een vaste verblijfplaats heeft, stelt de invorderingsambtenaar alsnog de juiste beslagvrije voet vast en past deze toe vanaf de eerstvolgende inhouding, dus zonder terugwerkende kracht. Het laatste geldt niet als de belastingschuldige kan aantonen dat het ontbreken van het adresgegeven niet aan hem te wijten is.

 

Artikel 19.3.5 komt te luiden (ingangsdatum 01-01-2021):

19.3.5. Belastingschuldige woont in buitenland en beslagvrije voet

Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, stelt de invorderingsambtenaar overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv de beslagvrije voet vast bij het doen van een vordering op een periodieke uitkering waaraan een beslagvrije voet is verbonden. Na de vooraankondiging van de vordering kan de belastingschuldige door middel van het aanleveren van informatie de invorderingsambtenaar op de hoogte stellen over zijn leefsituatie en bronnen van inkomsten. Als de belastingschuldige aantoont wat zijn leefsituatie en inkomen is, stelt de invorderingsambtenaar op basis van de verstrekte informatie de beslagvrije voet vast. Als de belastingschuldige geen inzicht verschaft of onduidelijkheid blijft bestaan over zijn leefsituatie en inkomstenbronnen blijft de invorderingsambtenaar uitgaan van de beslagvrije voet overeenkomstig artikel 475da, vierde lid, Rv.

Eventuele periodieke inkomsten die de belastingschuldige uit zijn woonland geniet, komen in mindering op de beslagvrije voet. Indien de belastingschuldige kenbaar maakt dat de beslagvrije voet onjuist is vastgesteld, maar niet de juiste informatie verstrekt voor de goede vaststelling ervan, stelt de invorderingsambtenaar hem in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn alsnog de juiste informatie te verstrekken. Indien de belastingschuldige de juiste informatie binnen de door de invorderingsambtenaar gestelde termijn aanlevert, herstelt de invorderingsambtenaar de beslagvrije voet met ingang van de inhouding volgend op het moment waarop de belastingschuldige kenbaar maakte dat de beslagvrije voet onjuist was vastgesteld.

Als de belastingschuldige buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, kan hij uit Nederland een periodieke uitkering genieten die in het woonland belast is op grond van een overeenkomst inzake voorkoming van dubbele belasting. In dat geval wordt op verzoek van de belastingschuldige het beslag op de periodieke uitkering beperkt met de belasting die in het woonland over die uitkering verschuldigd is. De belastingschuldige moet bij zijn verzoek gegevens overleggen waaruit deze belasting blijkt.

 

Artikel 19.3.6 komt te vervallen (ingangsdatum 01-01-2021).

 

Na artikel 22.8.9 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende (ingangsdatum 01-07-2020):

22.9. Terughoudend beleid bij reëel eigendom derde

Deze bepaling is niet van toepassing voor de gemeente.

 

Artikel 25.7.1 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

De eerste volzin van de eerste alinea wordt vervangen door:

‘Als de belastingschuldige het niet eens is met een door de Invorderingsambtenaar genomen beslissing op grond van artikel 25, eerste lid of tweede lid, van de wet, kan de belastingschuldige daartegen administratief beroep instellen bij het college’.

 

Artikel 26.1 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

‘De Invorderingsambtenaar stuurt binnen 90 dagen na de voornoemde behandelingstermijn een bericht.’

 

Artikel 26.1.2 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

De tweede volzin van de tweede alinea wordt vervangen door:

‘De Invorderingsambtenaar stelt de belastingschuldige in dat geval in de gelegenheid het verzoek alsnog binnen twee weken op het daartoe bestemde formulier in te dienen.’

 

Artikel 26.1.4 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

Aan dit artikel wordt toegevoegd:

‘Wanneer van een eerder belastingjaar nog een te behandelen kwijtscheldingsverzoek aanwezig is en er een nieuw kwijtscheldingsverzoek voor het huidige belastingjaar wordt ontvangen kan worden beoordeeld op basis van de gegevens van die van de indiener bekend zijn in het huidige belastingjaar. Dit enkel op voorwaarde als een kwijtscheldingsverzoek van het vorige belastingjaar niet in behandeling is genomen door BSR en er geen sprake is van een eigen onderneming of een herhaald verzoek.’

 

Artikel 26.2.3 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

Aan dit artikel wordt toegevoegd:

‘Een bezit van een auto met de hierna genoemde automerken worden ten alle tijden gezien als een belemmering bij de geautomatiseerde toetsing. Hierna volgt altijd een handmatige beoordeling waarbij de handelswaarde wordt getoetst en daarmee wordt gekeken of de auto een vermogensbestanddeel is welke kwijtschelding in de weg staat.

 

Aston Martin

Land Rover

Audi

Lexus

Bentley

Lotus

BMW

Maserati

Bugatti

Maybach

Cadillac

Mercedes-Benz

Corvette

Pagani

Donkervoort

Porsche

Ferrari

Range Rover

Hummer

Rolls Royce

Jaguar

Spyker

Lamborghini

Tesla

 

Artikel 26.2.19 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

1.‘33’ wordt vervangen door: ‘34’.

2.‘74’ wordt vervangen door: ‘76’.

 

Artikel 73.5.1 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

  • 1.

    In de eerste volzin van de tweede alinea wordt ‘120 dagen’ vervangen door ‘een periode van maximaal 240 dagen’.

  • 2.

    De vierde zin van de tweede alinea vervalt.

  • 3.

    De aanhef onder ‘Schuldregelingsovereenkomst’ komt als volgt te luiden:

  • 4.

    ‘Nadat de schuldhulpverlener de invorderingsambtenaar schriftelijk heeft bericht dat de overeenkomst tot schuldregeling tot stand is gekomen, verleent de invorderingsambtenaar uitstel van betaling voor een periode van maximaal 36 maanden als:’

  • 5.

    De tweede en derde alinea onder de opsomming worden vervangen door een nieuwe alinea, luidende:

  • 6.

    ‘Het uitstel vangt aan met ingang van de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Na totstandkoming van een schuldregelingsovereenkomst onderzoekt de schuldhulpverlener of een schuldregeling met de schuldeisers tot stand kan worden gebracht. De schuldhulpverlener streeft ernaar dit onderzoek af te ronden binnen 120 dagen, maar uiterlijk binnen 240 dagen, gerekend vanaf de datum van de schuldregelingsovereenkomst. Wanneer de schuldregeling met de schuldeisers tot stand is gebracht, zet de schuldhulpverlener de schuldregelingsovereenkomst voort; hij stelt de schuldeisers daarvan schriftelijk op de hoogte. Slaagt de schuldhulpverlener niet tijdig in het tot stand brengen van de schuldregeling, dan beëindigt hij de schuldregelingsovereenkomst.’

 

Artikel 73.5.1 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

  • 1.

    De opsomming komt te luiden:

  • 1.

    de schuldregeling betrekking heeft op natuurlijke personen;

  • 2.

    de schuldhulpverlener lid is van de NVVK of de schuldregeling word uitgevoerd door een gemeente in eigen beheer (zie ook artikel 73.5a);

  • 3.

    een schuldregelingsovereenkomst in de zin van de Gedragscode Schuldhulpverlening van de NVVK tot stand is gekomen of een overeenkomst tot stand is gekomen die dezelfde strekking heeft als die gedragscode en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen;

  • 4.

    een schuldregelingsovereenkomst tot stand is gekomen conform de Module Schuldregeling in het kader van schuldhulpverlening voor ondernemers van de NVVK of een daarmee gelijk te stellen overeenkomst en waarbij voor de berekening van de aflossingscapaciteit wordt uitgegaan van de door Recofa gepubliceerde normen, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;

  • 5.

    het aannemelijk is dat het bedrijf of beroep tijdens en na het volledig hebben doorlopen van de schuldregeling met een levensvatbare bedrijfsuitoefening kan worden voortgezet, voor zover de schuldregeling ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer;

  • 6.

    redelijkerwijs mag worden aangenomen dat de belastingschuldige - afgezien van de formaliteiten die daarvoor verricht moeten worden - in aanmerking zou komen voor een schuldregeling als bedoeld in artikel 287a FW;

  • 7.

    aan het eind van de looptijd van de schuldregelingsovereenkomst een bedrag zal zijn betaald van ten minste dezelfde omvang als kan worden verkregen indien er sprake zou zijn van een wettelijke schuldsanering.

  • 8.
    • 1.

      De eerste alinea na de opsomming beginnende met ‘Op basis van de’ en eindigend met ‘beroep zal uitoefenen.’ wordt vervangen door:

    • 2.

      De voorwaarden onder d en e zijn niet van toepassing op een ex-ondernemer indien aannemelijk is dat hij in de toekomst geen bedrijf zal uitoefenen of niet zelfstandig een beroep zal uitoefenen.

    • 3.

      3. Na de eerste alinea na de opsomming wordt een nieuwe, tweede alinea, ingevoegd, die komt te luiden:

    • 4.

      De invorderingsambtenaar kan ervoor kiezen om aanslagen, waarvoor hij redelijkerwijs derden aansprakelijk kan stellen, niet te betrekken in de schuldregeling, voor zover deze ziet op een natuurlijk persoon, zijnde ondernemer. Artikel 26.3.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 73.5.5 wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-07-2020):

  • 1.

    In de zin achter het eerste gedachtestreepje wordt ‘120 dagen’ door ‘240 dagen’ vervangen.

  • 2.

    Na de opsomming wordt een nieuwe, tweede alinea toegevoegd, luidende:

  • 3.

    ‘Het uitstel wordt in de situatie genoemd bij het eerste gedachtestreepje niet ingetrokken als blijkt dat een verzoek om een schuldregeling, als bedoeld in artikel 287a van de Faillissementswet, is ingediend bij de rechter. De invorderingsambtenaar trekt het uitstel in deze situatie niet eerder in, dan nadat de rechter heeft beslist op het verzoek.’

     

Artikel 73.5a wijzigt als volgt (ingangsdatum 01-01-2021):

De laatste zin van de eerste alinea beginnende met ‘Dit betekent onder meer’ en eindigend met ‘niet zijnde ondernemers.’ wordt vervangen door:

Dit betekent onder meer dat de schuldregeling betrekking moet hebben op natuurlijke personen.