Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota bodembeheer 2021 |
Citeertitel | Nota bodembeheer 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-04-2021 | Nieuwe regeling | 31-03-2021 | 28904-2021 |
dat hij in zijn vergadering van 31 maart 2021, besloten heeft
Dit besluit bekend te maken door plaatsing op www.overheid.nl.
De Nota bodembeheer geeft invulling aan lokale regels voor het hergebruik van grond. We hebben hiervoor sinds 2009 een Nota bodembeheer die toe is aan zijn tweede herziening. We willen in de nieuwe Nota zo veel mogelijk de maximale hergebruiksmogelijkheden van grond blijven faciliteren zoals we dat in de afgelopen jaren hebben gedaan. Vooraf aan de Nota hebben we de bodemkwaliteitskaarten geactualiseerd. Dat hebben we in regionaal verband gedaan. Als gevolg van deze samenwerking en de nieuwe resultaten hebben we een aantal aanpassingen doorgevoerd. De belangrijkste aanpassing betreft de wijziging van de loodnorm voor de woongebieden en het maken van bodemkwaliteitskaarten en hergebruiksnormen voor de stofgroep PFAS1. Daarnaast zijn in deze Nota ook de grondgebieden van respectievelijk de voormalige gemeenten Haren en Ten Boer en de door Midden Groningen overgedragen grondgebieden Meerstad opgenomen.
2.1 Uitgangspunten bodembeheer
Als wettelijke basis voor de nota gelden het Besluit en de Regeling bodemkwaliteit en het tijdelijk handelingskader PFAS.
Bij het opstellen van ons lokaal beleid hanteren we de volgende uitgangspunten:
We zoeken de balans tussen enerzijds de ruimte die nodig is voor maatschappelijke gewenste activiteiten op de bodem en anderzijds de bescherming van de functionele eisen van de bodem voor mens en milieu. We kijken in dit verband niet alleen naar één specifiek milieuthema -bijvoorbeeld de eisen uit het Besluit bodemkwaliteit – maar breder naar de impact op de (directe) leefomgeving. Daarmee beperken we het gebruik van primaire grondstoffen, zorgen we dat transportafstanden zo klein mogelijk blijven en zorgen we tevens voor een gestage verbetering van de bodem in de woongebieden.
2.2 Toepassing grond en baggerspecie op landbodem
Het Besluit bodemkwaliteit kent een aantal algemeen geldende kaders die altijd van toepassing zijn. Daarnaast zijn diverse bevoegdheden verdeeld tussen provincie, waterschappen en gemeenten.
Onze bevoegdheid richt zich op toepassen van grond en baggerspecie op landbodem binnen ons grondgebied dat wil zeggen binnen de gemeentegrens.
Hierbij merken we op dat voor grootschalige toepassing en verspreiding van baggerspecie over het aangrenzend perceel de landelijke regels uit het Besluit en de bijbehorende Regeling gelden.
De waterschappen Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s hebben gebiedspecifiek beleid vastgesteld voor hun primaire waterkeringen en boezemkades binnen hun grondgebied. Hun bevoegdheid betreft oppervlaktewater en haar oevers. Binnen ons grondgebied hebben we alleen boezemkades. Om te zorgen dat de waterschappen op dezelfde wijze en uitgangspunten de boezemkades binnen ons grondgebied op hoogte kunnen brengen hanteren wij hiervoor dezelfde regels en definities als de beide waterschappen. Dit betekent dat indien in deze nota sprake is van boezemkades het hierbij gaat om de gehele kade inclusief de bijbehorende strook aan de landzijde.
In regionaal verband is er ook een Nota bodembeheer opgesteld [Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen]. Hierin vindt u een overzicht van het voorgenomen beleid van de deelnemende gemeenten en de waterschappen. Het gebiedspecifiek beleid van de gemeente Groningen is in deze Nota bodembeheer opgenomen.
3 Uitwerking gebiedspecifiek beleid
In het Besluit is aangegeven welke onderdelen moeten zijn opgenomen in de Nota bodembeheer voor het gebiedspecifiek beleid. Het gaat hierbij om een of meerdere kaarten met de begrenzing van het bodembeheergebied, de kwaliteit van de bodem en de bodemfuncties. Daarnaast stellen we randvoorwaarden aan de lokale maximale waarden en het maximale gehalte aan bodemvreemd materiaal (puin e.d.).
3.1 Begrenzing bodembeheergebied
De begrenzing van het bodembeheergebied is gelegen op de provinciegrens aangevuld met de boezemkades van het Waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s gelegen in de provincies Drenthe en Fryslân. Dit betekent dat ook de licht verontreinigde grond afkomstig van de Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s boezemkades in Drenthe en Fryslân kan worden toegepast binnen de gemeente Groningen. Uiteraard als voldaan wordt aan de overige regels uit ons beleidskader. In bijlage 1 is het bodembeheergebied op kaart aangegeven.
PFAS is een groep van zo'n 6000 verschillende stoffen die van nature niet in de bodem voorkomen. Door het intensieve gebruik van deze stoffen in allerlei producten worden ze nu regelmatig in de bodem van Nederland en Europa in verhoogde gehalten aangetroffen. Tot voor kort was er nog geen afgeleide norm voor deze stoffen en werd de detectielimiet gehanteerd. Dit zorgde voor stagnatie in grondverzet en leidde tot hoge onderzoekskosten.
Inmiddels is door het rijk per functie van de bodem een aantal tijdelijke grenswaarden aangegeven en een ondergrens (achtergrondwaarde). Door deze waarden te implementeren in ons beleid voor grondverzet (het vaststellen van Lokale Maximale Waarden per functie) worden de onderzoekskosten verlaagd en zijn de te onderscheiden toepassingsmogelijkheden voor grond weer geborgd.
Voor het gehele beheersgebied hebben we, samen met de regio, PFAS kaarten volgens de regels van het besluit Bodemkwaliteit opgesteld. Door het vaststellen van deze kaarten wordt een verdere kostenverlaging en vereenvoudiging gerealiseerd omdat de kaart als bewijsmiddel voor de te ontgraven grond kan worden gebruikt.
In de loop van volgend jaar zullen door het Rijk verdere aanpassingen worden gedaan om te zorgen dat grondverzet van grond met PFAS op een verantwoorde en kosten efficiënte manier blijvend gebeurd.
De gemeente heeft, in een samenwerkingsverband met de regio, haar bodemkwaliteitskaarten voor de bovengrond en ondergrond geactualiseerd en daar tevens de stofgroep PFAS aan toegevoegd (zie bijlagen 2 en 3). In bijlage 6 vindt u een toelichting op de totstandkoming van deze kaarten. Hieronder een samenvatting voor de bodemkwaliteit ingedeeld in bodemkwaliteitsklassen uit het Besluit.
Tabel 1 Verwachte kwaliteit van de bovengrond
Tabel 2 Verwachte kwaliteit van de ondergrond
Doordat de bodemkwaliteitskaarten gezamenlijke met de omliggende gemeenten, waterschappen en de provincie zijn opgesteld, is de gebiedsindeling gemeentegrensoverschrijdend. De ondergrond van de provinciale wegbermen (zone 10) is, op basis van de data, vergelijkbaar met de ondergrondkwaliteit van het totale buitengebied (zone 5). De voormalig zone 10 is daarom opgenomen in zone 5.
De bodemkwaliteitskaart kan in veel gevallen gebruikt worden als vervanging van een partijkeuring. Dit bespaart op onderzoekskosten. In welke gevallen we dat toestaan vindt u in hoofdstuk 4.
De bodemfunctiekaart is de basis voor de risicobeoordeling van onze lokale maximale waarden. We hebben hiervoor het gebied van Groningen in robuuste gebieden opgedeeld. Als er meerdere soorten gebruik binnen dit deelgebied mogelijk waren, hebben we hiervoor het gebruik met de meest kritische risico als leidend genomen voor de beoordeling.
Op basis van deze uitgangspunten is voor het grondgebied van onze gemeente een functiekaart opgesteld (zie bijlage 4) met de volgende indeling.
Tabel 3 Toelichting op bodemfunctie-indeling
We hebben aan de hand van de verschillende functies gekeken welke kwaliteit grond we acceptabel vinden op een bepaalde plek en welke niet. In de vorige nota hebben we vier kwaliteitsniveaus (GR1, GR2 GR2w en GR3) gekoppeld aan de verschillende functies in onze ambitiekaart. Deze indeling blijft gelijk. Wel is er naar aanleiding van het onderzoek naar difuus lood - in overeenstemming met de aanbevelingen uit het adviesrapport van RIVM en het gezondheidskundig advies van de GGD - een apart kwaliteitsniveau (GR2L) voor de functies wonen met tuin en plaatsen waar kinderen spelen, en anders groen en bebouwing (niet of gedeeltelijk verhard) bijgekomen. We hebben dit vastgelegd op onze geactualiseerde ambitiekaart in bijlage 5.
Tabel 4 koppeling functie aan LMW
In tabel 5 is een overzicht gegeven van onze LMW’s voor de meest voorkomende parameters. Ter vergelijking zijn de generieke normen uit het besluit ook in de tabel opgenomen. De gestelde normen zijn vastgesteld voor standaardbodem (lutum 25% en organische stof 10%) met uitzondering voor de in de tabel aangegeven waarden met een sterretje. Deze waarden zijn gebaseerd op RIVM en landelijke landbouwnormen, waarbij wordt uitgegaan van een vaste norm. Bij de toepassing zal getoetst worden op gecorrigeerde waarden voor lutum en organische stof (met uitzondering van de lood norm voor de functie wonen met tuin en plaats waar kinderen spelen en de beide landbouwnormen voor de boezemkades). Op de ambitiekaart in bijlage 5 is aangegeven voor welke gebieden de waarden gelden.
Tabel 5 LMW’s voor de meest voorkomende stoffen in mg/kg d.s. (voor standaardbodem)
* betreft het gehalte serpentijnasbest + 10 x het gehalte amfiboolasbest. ** betreft vaste waarde (geen correctie lutum en organische stof). |
Tabel 5 (vervolg) Lokale maximale waarde (LMW’s) voor PFAS in µg/kg d.s.
In het bodembeheergebied dient men alert te zijn op de mogelijkheid van zoute grond of baggerspecie. Voor het toepassen van grond in de gemeente Groningen geldt de norm voor chloride uit het Besluit bodemkwaliteit van 200 mg/kg ds.
De bovenstaande LMW’s zijn bepaald voor de verschillende bodemfuncties en getoetst met behulp van de Risicotoolbox zoals voorgeschreven in het Besluit bodemkwaliteit.
Een LMW voldoet aan de eisen van het Besluit indien de risico-index kleiner dan of gelijk is aan 1,0. Alle gekozen LMW’s voldoen hieraan. Hieruit blijkt dat de bodem in het beheergebied geschikt is voor alle bodemfuncties zoals die zijn toegekend.
3.6 Percentage bodemvreemd materiaal
Onder bodemvreemd materiaal verstaan we materiaal dat zich in een partij bevindt dat niet voldoet aan de definitie van grond zoals opgenomen in het Besluit.
De aanwezigheid van bodemvreemd materiaal zoals puin, hout, kunststoffen, asbest, ijzer, touw en glas duidt op menselijke beïnvloeding van de bodem. Dit maakt de kans op chemische verontreiniging groter. Hoe hoger het percentage bodemvreemd materiaal, hoe groter de kans op chemische verontreiniging, zo leert de ervaring. Daarnaast gelden er fysische toepassingseisen voor grond. Grote brokken puin in een tuin zijn ongewenst. We onderscheiden puinachtig bodemvreemd materiaal en niet-puinachtig bodemvreemd materiaal.
Niet-puinachtig bodemvreemd materiaal: maximaal 1%
Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan hout, kunststoffen, ijzer (bierdoppen, spijkers, blikjes, en dergelijke), gips, touw of glas. Deze materialen worden als afval beschouwd en mogen eigenlijk helemaal niet in de toe te passen grond voorkomen. Dit is in de praktijk niet haalbaar. In vrijwel alle partijen zit wel iets. Alles er uit halen brengt hoge kosten met zich mee en zal in de praktijk tot ernstige stagnatie in hergebruik leiden. Dus is deze nulnorm in de praktijk niet gewenst en staan we toe dat in de toe te passen grond tot 1% (gewichtsprocent) bodemvreemd, niet puinachtig materiaal mag voorkomen.
Puinachtig bodemvreemd materiaal: 0% tot 9% afhankelijk van grootte
Voor puinachtige materialen geldt:
Asbest, en asbesthoudende materialen
Een bijzondere plaats neemt asbest in. In de gebieden GR2 (wonen met tuin, plaatsen waar kinderen spelen, groen met natuurwaarden en ander groen en bebouwing) staan we niet toe dat in de toe te passen grond zichtbare stukjes asbest en / of asbesthoudende materialen voorkomen. Voor de gebieden die zijn aangeduid met GR3, staan we toe dat enkele stukjes asbest en/of asbesthoudende materialen in de toe te passen grond mogen voorkomen. Vanzelfsprekend mag de totale hoeveelheid asbest (stukjes en vezels) voor zowel GR2 als GR3 de norm van 100 mg/kg niet overschrijden.
4 Toepassing van grond en baggerspecie
Voorafgaand aan het nuttig toepassen van grond of baggerspecie op de landbodem dient van de toepassing melding te worden gemaakt. De melding kan zowel digitaal (meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl) als op papier worden gedaan. U krijgt een ontvangstbevestiging van uw melding van het Meldpunt. Zij sturen de melding door aan de organisatie die de melding afhandelt. Dat was tot 31 december 2017 de gemeente. De gemeente heeft deze taak per 1 januari 2018 belegd bij de Omgevingsdienst Groningen. De Omgevingsdienst beoordeelt vervolgens of aan alle eisen van het Besluit is voldaan.
Voor partijen die voldoen aan de achtergrondwaarden met een volume groter dan 50 m3 geldt een verkort meldingsformulier.
Het Besluit kent enkele vrijstellingen van de meldingsplicht:
4.2 Bewijsmiddel bodemkwaliteitskaart
De kwaliteit van grond en baggerspecie moet worden aangetoond met een milieu-hygiënische verklaring. Voor detailinformatie zie de website van Bodemplus (https://www.bodemplus.nl/). Het besluit kent de volgende verklaringen:
We accepteren een (water)bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel mits wordt voldaan aan de volgende eisen:
De statistische betrouwbaarheid is voor de zones met een heterogeniteit > 0,65 en voor minerale olie > 1,4 voldoende onderbouwd als verificatieonderzoek (onderzoek naar de kwaliteit van de uitkomende grond conform de geldende protocollen) is uitgevoerd en de vastgestelde bodemkwaliteit ‘in grote lijnen’ overeenkomt met de statistische bandbreedte verwachtingen van de bodemkwaliteitskaart. De toetsingseis voor hergebruik is dan gebaseerd op de 90-percentielwaarde van de betreffende zone. We noemen deze onderbouwing: ‘aanvullende geschikheidstoets’ (zie voor een verdere toelichting bijlage 6). De percentielwaarden van de zones 4, 9, 14 en 17 hebben we opgenomen als bijlage 7.
In tabel 6 is de geschiktheid van de regionale bodemkwaliteitskaart aangegeven als bewijsmiddel voor de toepassing in onze ambitiegebieden. Voor een duiding van de ambitiegebieden GR1 t/m GR3 verwijzen we u naar tabel 4.
Tabel 6 – geschiktheid bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel
4.3 Toetsing van partijen aan de LMW’s
De kwaliteit van een partij grond of baggerspecie wordt getoetst aan de Lokale Maximale Waarde die voor het gebied geldt waarbinnen de toepassingslocatie ligt.
De waarden worden voor de gehalten aan lutum en organische stof gecorrigeerd volgens de rekenregels in bijlage G onder II van de Regeling om te bepalen of de kwaliteit van de grond of baggerspecie één van de volgende Lokale Maximale Waarden GR1, GR2, GR2L, GR2w of GR3 overschrijdt.
Tabel 7 LMW’s voor meest voorkomende stoffen in mg/kg ds (voor standaardbodem)
* betreft het gehalte serpentijnasbest + 10 x het gehalte amfiboolasbest. ** betreft vaste waarde (geen correctie lutum en organische stof) |
Tabel 7 (vervolg) Lokale maximale waarde (LMW’s) voor PFAS in µg/kg d.s.
Voor de overschrijding van de waarden GR1 gelden de rekenregels zoals die gelden voor overschrijding van de achtergrondwaarden uit de Regeling (zie artikel 4.2.1 Regeling en verder).
De kwaliteit van grond of baggerspecie overschrijdt de waarden GR2, GR2L, GR2w en GR3 indien voor één of meer van de gemeten stoffen het rekenkundig gemiddelde gehalte hoger is dan deze GR2 resp. GR3- waarden.
De saneringsdoelstelling uit de Wet bodembescherming (Wbb) is gekoppeld aan het Besluit Bodemkwaliteit. Voor de gemeente Groningen betekent dit dat de Lokale Maximale waarden GR1, GR2, GR2L, GR2w en GR3 als terugsaneerwaarden en de kwaliteit van de leeflaag voor immobiele verontreinigingen gelden voor de gebieden zoals vastgelegd op de Ambitiekaart. Deze terugsaneerwaarden gelden alleen voor de historische gevallen van bodemverontreinigingen. Voor bodemverontreinigingen die zijn ontstaan na 1987, geldt de wettelijke zorgplicht (artikel 13 uit de Wbb).
4.5 Herkomst grond en het bodembeheergebied
De begrenzing van het bodembeheergebied ligt op de provinciegrens van de provincie Groningen aangevuld met de boezemkades van het Waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa’s gelegen in de provincie Drenthe en Fryslân. Dit betekent dat grond met verschillende kwaliteit en afkomstig uit dit gebied kan worden toegepast binnen de gemeente Groningen. Hierbij geldt voor de toepassing onze lokale maximale waarden GR1, GR2, GR2L, GR2w en GR3.
Voor grond van buiten het beheergebied zullen we alleen grond accepteren die voldoet aan de achtergrondwaarde. Dit om te zorgen dat de totale kwaliteit binnen het beheergebied niet verslechterd. Hiermee voldoen we aan de eis van de regeling Bodemkwaliteit met betrekking tot standstill op gebiedsniveau.
De Nota Bodembeheer heeft als ontwerpbesluit zes weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking.
Bijlage 6 Toelichting op de totstandkoming van de bodemkwaliteitskaart
De bodemkwaliteitskaart is - opgesteld volgens de geldende richtlijnen uit de Regeling Bodemkwaliteit en het tijdelijk handelingskader PFAS - tegelijkertijd met deze Nota bodembeheer vastgesteld.
De bodemkwaliteitskaart is opgesteld in een gezamenlijk proces met nagenoeg alle gemeenten (uitgezonderd Veendam en Pekela) in de provincie Groningen en de waterschappen Hunze en Aa’s en Noorderzijlvest. Dit heeft tot een grotere herkenbaarheid en uniformiteit geleid.
Vanuit het gezamenlijk proces zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van onze ‘oude’ bodemkwaliteitskaart. De belangrijkste wijziging is de wijziging van de loodnorm voor de woongebieden en het toevoegen van hergebruiksnormen en lokale maximale waarden voor de stofgroep PFAS. De nieuwe meetgegevens die sinds de vorige kaart zijn verzameld hebben wederom geleid tot een gunstiger verdeling van gehalten in de statistische onderbouwing.
In de rapportage van de regionale kaart is sprake van verschillende kaarten (buitengebied, stedelijk gebied, wegbermen, boezemkades, PFAS buitengebied en PFAS stedelijk gebied). Voor de gemeente Groningen hebben we er voor gekozen om deze kaarten samen te voegen. Dit betekent dat we één bodemkwaliteitskaart van de bovengrond en één bodemkwaliteitskaart van de ondergrond hebben.
Om de gebruiksvriendelijkheid en herkenbaarheid in de regio te vergroten is het aantal zones tot een minimum beperkt. Hierbij is de volgende onderverdeling gehanteerd:
In onderstaande tabellen zijn de diverse onderscheiden zones aangegeven. De met een * gemarkeerde zones bevinden zich niet binnen de gemeentegrens van Groningen.
Buitengebied, wonen en industrie onbelast, Provinciale wegbermen | |||
Centrum Hoogezand Sappemeer en de Marne en industrie HS; matig belast | |||
Voor de boezemkades geldt dat de waterzijde van de kade valt onder de bevoegdheid van de waterschappen en de landzijde onder de bevoegdheid van de gemeenten. De waterschappen en de gemeente Groningen hanteren voor beide zijden dezelfde spelregels.
Binnen de gemeente Groningen zijn de wegen en wegbermen meegenomen in de bodemkwaliteitzones met uitzondering van de bovengrond van provinciale wegbermen buiten de bebouwde kom. Deze zijn voor de verwachte bodemkwaliteit apart gezoneerd in zone 9.
Uitgangspunten bodemkwaliteitskaart
De bodemkwaliteit is niet vastgesteld voor:
Locaties die verdacht zijn van een puntbronverontreiniging2 uitgezonderd de locaties die voldoende zijn onderzocht waarmee de verdachtmaking teniet is gedaan(door onderzoek en/of bodemsanering);
De bodeminformatie voor het gemeentelijke grondgebied is beschikbaar via onze website https://gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering. Voor de gebieden buiten de gemeentegrens verwijzen we naar de website van de betreffende gemeente of het bodemloket https://www.bodemloket.nl/ . Bij twijfel over de herkomst van de grond en de geschiktheid van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel kunt u contact opnemen met de toetser Besluit bodemkwaliteit. Daarnaast geldt te allen tijde de zorgplicht.
De bodemkwaliteitskaart is wel opgesteld:
Voor toetsing aan de GR1 hebben we tevens rekening gehouden met de toetsingsregel voor de achtergrondwaarden (art. 4.2.2. lid 4 Regeling bodemkwaliteit).
De regeling Bodemkwaliteit stelt eisen aan de ruimtelijke verdeling van de meetgegevens per zone.
Om te toetsen of er een evenwichtige ruimtelijke verdeling is, is over elke zone een raster met twintig gelijke vakken gelegd. Vervolgens is getoetst of in tenminste de helft van deze vakken een waarneming aanwezig is.
Dit is met uitzondering van zone 7 correct bevonden voor alle overige zones.
De gegevens op basis waarvan de gemiddelden in de verschillende zones zijn berekend, vertonen een bepaalde spreiding rondom dat gemiddelde. De grond binnen een zone zal dus niet overal dezelfde kwaliteit hebben. Hoe groter de spreiding, hoe groter de kans dat de partij grond afwijkt van het berekende gemiddelde. Is de kwaliteit beter dan is dat geen probleem. Echter we willen de kans dat de kwaliteit van de toe te passen grond slechter is zoveel mogelijk beperken. Maar we willen ook de kosten voor bodemonderzoek beperken. Dit vraagt om een goede afweging van de eisen die aan de betrouwbaarheid van de kaart gesteld worden. Hiervoor worden twee toetsen uitgevoerd. De eerste toets gaat over de kans van overschrijding van het saneringscriterium (ernstig en spoedeisend). We willen geen nieuwe bodemverontreiniging veroorzaken. De tweede toets betreft de kans van overschrijding van de lokale maximale waarde. We willen de kans op afwijkingen hierop verkleinen.
Voor de toets op de kans op overschrijding van het saneringscriterium gelden de regels uit het besluit Bodemkwaliteit.
Wanneer de 95-percentielwaarde3 in een bodemkwaliteitszone voor een of meerder stoffen overschrijdingen van de Interventiewaarde laat zien, bestaat de kans dat in de betreffende zone grondt voorkomt dat het saneringscriterium overschrijdt. De richtlijn bodemkwaliteitskaarten schrijft in dergelijke gevallen voor dat de betreffende meetwaarde moet worden getoetst middels de risicotoolbox. Bij overschrijding van de risico-index 1.0 dienen er beperkingen te worden gesteld aan de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor grondverzet.
De statistische berekeningen laat zien dat op basis van het 95-percentiel voor geen enkele stof in de zones van het bodembeheergebied de Interventiewaarde wordt overschreden.
Heterogeniteitstoets, Betrouwbaarheidseis (Geschiktheidstoets)
De heterogeniteitsindex geeft een indicatie van de mate van spreiding en is door TNO/Deltares opgesteld als hulpmiddel bij de beoordeling van bodemkwaliteitsgegevens. Voor de stofgroep PFAS laten we de heterogeniteitstoets buiten beschouwing. Dat is ingegeven doordat PFAS voorkomt in lage concentraties, in onverdachte gebieden ontstaat als gevolg van atmosferische depositie en binnen ons bodembeheergebied voor geen enkele zone klassebepalend is.
Voor de zones 4, 9, 14 en 17 hebben vastgesteld dat sprake is van sterke heterogeniteit. De oorzaak ligt bij het intensief gebruik van deze bodem als gevolg van langdurige bewoning en industriële activiteiten. In deze zones vinden we een hoger betrouwbaarheidseis dan ook noodzakelijk.
We vinden de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voldoende betrouwbaar als voor de zones 4, 9, 14 en 17, 90% en voor de overige zones 80% van de waarnemingen lager zijn dan de statistische meetwaarden in het toepassingsgebied en als de heterogeniteitsindex voor een stof kleiner of gelijk is aan 0,65 en voor minerale olie kleiner of gelijk is aan 1,4.
(aanvullende geschiktheidstoets)
Als uit locatie specifiek bodemonderzoek blijkt dat - in de zones waar de heterogeniteit > 0,65 (overige genormeerde stoffen) of > 1,4 (minerale olie) is - de vastgestelde bodemkwaliteit in ‘grote lijnen’ overeenkomt met de statistische bandbreedteverwachting van de bodemkwaliteitskaart, vinden we de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel ook voldoende betrouwbaar.
In onderstaande tabel is aangegeven in welke situatie de regionale bodemkwaliteitskaart geschikt (voldoende betrouwbaar) is als bewijsmiddel.
De Nota bodembeheer 2020 stelt regels voor het toepassen van grond en baggerspecie binnen de gemeente en vervangt de Nota bodembeheer 2014 en de functieklassenkaart, bodemkwaliteitskaart bovengrond en bodemkwaliteitskaart ondergrond voor de gebiedsdelen Haren, Ten Boer en Meerstad die daarmee komen te vervallen.
Deze actualisatie is in samenwerking en overleg met provincie, gemeenten en waterschappen van Groningen tot stand gekomen. De belangrijkste wijzigingen zijn:
Belanghebbenden kunnen op grond van het Besluit bodemkwaliteit op twee punten beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het gaat uitsluitend om de hoogte van de vastgestelde Lokale Maximale Waarden en de hoogte van het vastgestelde percentage bodemvreemd materiaal. Tegen alle andere onderdelen van de Nota Bodembeheer staat geen beroep open.
Het beroep dient binnen zes weken na de dag van de terinzagelegging worden ingediend. Hieraan zijn kosten verbonden. Een gemotiveerd beroepschrift kunt u sturen aan Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Beroep leidt niet automatisch tot uitstel van de gevolgen van een besluit. U kunt daarom naast beroep instellen ook een verzoek om een voorlopige voorziening indienen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.
Poly-en perfluoralkylverbindingen (PFAS) zijn stoffen die al decennia worden gebruikt in industriële en andere processen alsook in vele producten. Ze worden toegepast in allerlei alledaagse toepassingen zoals verf, blusschuim, pannen, kleding en cosmetica. Kenmerkend voor deze stoffen is dat ze persistent, mobiel en nauwelijks biologisch afbreekbaar zijn. Bovendien is van verschillende PFAS-verbindingen aangetoond dat ze toxisch en waarschijnlijk carcinogeen zijn.
Daar waar de verwachte heterogeniteit > is dan 0,65 en in het geval van minerale olie >1,4 dient verificatieonderzoek (onderzoek naar de kwaliteit van de uitkomende grond conform de geldende protocollen) te worden uitgevoerd. De kaart als bewijsmiddel vinden we dan voldoende betrouwbaar, wanneer de vastgestelde bodemkwaliteit in grote lijnen overeenkomt met de statistische bandbreedte verwachting van de bodemkwaliteitskaart. De toetsingseis voor hergebruik is gebaseerd op de 90-percentielwaarde van de betreffende zone.