Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 30 maart 2021, nr. 82224BDC, tot vaststelling van de Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels Objectbewegwijzering Interim Omgevingsverordening 2021 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2021 | Nieuwe regeling | 30-03-2021 | 2021 - 20 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Objectbewegwijzering: geheel van visuele middelen die op, langs of boven de weg zijn aangebracht voor objecten en terreinen, al dan niet met een toeristisch karakter, om de weggebruikers in staat te stellen hun route te bepalen, zijnde informatiepanelen, verwijzingen naar informatiepanelen, objectwegwijzers, gebiedsaanduidingsborden, streekgrensborden, provincie- en gemeentegrensborden en riviernaamborden.
Artikel 5 Intrekken oude beleidsregels
Ingetrokken wordt het besluit van Gedeputeerde Staten van 16 augustus 2011 (808FC827), houdende regels voor het plaatsen, hebben en in stand houden van objectbewegwijzering (Beleidsregel Objectbewegwijzering Wegenverordening).
Objectbewegwijzering en aanduidingen dragen bij aan een juist en duurzaam veilig gebruik van wegen en bevorderen een goede bereikbaarheid en vindbaarheid van een object en / of terrein. Het wegenbeheer dient dan ook zorg te dragen voor een adequaat beheer van zowel de hierbij behorende objecten, als van het inspelen op wijzigingen in de wegenstructuur. De wegenbeheerder heeft daarnaast te maken met verschillende vormen van aanduidingen, te weten aanduidingen voor objecten en terreinen (zoals ziekenhuizen, vliegvelden en havens) en aanduidingen voor toeristische-recreatieve voorzieningen.
Een duidelijk en eenduidig beleid voor objectbewegwijzering draagt bij aan het voorkomen van “zoekend verkeer” op het wegennet en bevordert daarmee de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Een duidelijk en eenduidig toetsingskader bevordert de interne efficiency en een snelle afhandeling van aanvragen om vergunning.
Voor het plaatsen, hebben en houden van borden is de volgende regelgeving van toepassing:
Art. 4 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)
Verwijzing naar objecten en terreinen gebeurt over het algemeen met bewegwijzeringsborden of strokenborden. Verwijzing met deze borden is niet in één van de hoofdstukken van het Regelement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) benoemd. Toch vallen deze borden onder de definitie van verkeersborden, omdat deze borden informatie voor weggebruikers bevatten. Deze borden bevorderen een veilige, vlotte en efficiënte afwikkeling van verkeersstromen.
Artikelen 4.12, 4.17 en 4.17a van de Interim Omgevingsverordening 2021
Het is verboden zonder vergunning borden, spandoeken, vlaggenmasten, handelsreclame, kunstuitingen, licht- of geluidgevende voorzieningen of vergelijkbare objecten te hebben, plaatsen of wijzigen in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen.
Er wordt een uitzondering gemaakt voor borden en dergelijke buiten Gebied landschappelijke waarden. Deze worden meldingsplichtig, evenals de tijdelijke borden bij een evenement.
Artikel 7.11 tot en met 7.15 en bijlage 17 van de Interim Omgevingsverordening 2021 (voormalig Landschapsverordening)
Voor borden in het Gebied landschappelijke waarden is dit deel van de Interim Omgevingsverordening 2021 van toepassing. Doel is bescherming van de landschappelijke kwaliteit en het voorkomen van een wildgroei aan borden in dit gebied.
Voor borden op/ aan of boven de provinciale wegen in het Gebied landschappelijke waarden gelden in principe beide onderdelen van de Interim Omgevingsverordening 2021: hoofdstuk 4 (bescherming verkeersveiligheid, doorstroming etc.) en hoofdstuk 7 (bescherming landschappelijke kwaliteit en buitengebied). Dit is mogelijk omdat deze hoofdstukken verschillende belangen nastreven waardoor deze naast elkaar kunnen werken. (Verkeers)borden die op grond van de Wegenverkeerswetgeving of hoofdstuk 4 van de Interim Omgevingsverordening 2021 op/aan de provinciale weg worden geplaatst zijn niet strijdig met artikel 7.11 tot en met 7.15 en bijlage 17 van de Interim Omgevingsverordening 2021.
In de Interim Omgevingsverordening 2021 is het volgende toetsingskader opgenomen:
Artikel 4.5 Oogmerk provinciale wegen
Dit abstracte oogmerk laat nog veel ruimte open. Zij geeft geen antwoord op de vraag of in een concrete situatie sprake is van (ernstige) nadelige gevolgen voor bijvoorbeeld de verkeersveiligheid en/ of de bruikbaarheid en instandhouding van de weg. Zodoende bestaat er behoefte aan beleidsregels die duidelijkheid geven over hoe de normatieve bepalingen van de Interim Omgevingsverordening 2021 moeten worden toegepast. Een bijkomend voordeel is dat in het besluit tot vergunningverlening of -weigering verwezen kan worden naar deze beleidsregels. Van het in de beleidsregels opgenomen beleid kan overigens wel door Gedeputeerde Staten worden afgeweken. In de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat dit mogelijk is in geval de beleidsregels voor een of meer belanghebbenden gevolgen zouden hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen (artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht). Natuurlijk dient een dergelijke afwijking draagkrachtig te worden gemotiveerd in het besluit.
Een duidelijk en eenduidig beleid voor bewegwijzering biedt adequate informatie over objecten en terreinen, voorkomt zoekgedrag van weggebruikers, duidt bestemmingen op uniforme en herkenbare wijze aan, sluit aan bij internationaal geaccepteerde en toegepaste systemen en voorkomt een wildgroei aan verwijzingen. Daarmee worden de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid op en langs provinciale wegen bevorderd. Maar teveel bewegwijzering kan juist het tegenovergestelde veroorzaken. Door het oerwoud aan borden ziet men het bos niet meer met als gevolg dat de veiligheid in het geding komt doordat de weggebruiker teveel informatie moet verwerken. Om dit te voorkomen wordt eerst naar het algemeen belang van de weg gekeken alvorens gekeken wordt naar de specifieke situatie van de aanvrager.
Het terrein/ object wordt niet aangegeven op de grote blauwe wegwijzers.
Er is sprake van een verkeersonveilige situatie.
Het object / terrein ligt buiten de bebouwde kom. Binnen de bebouwde kom is het beleid van de gemeente bepalend.
De activiteiten van het terrein / object zijn gericht op bezoekers die buiten de gemeente waarin het object of terrein gelegen is woonachtig zijn.
Zowel provincie als aanvrager van de vergunning zijn niet gebaat bij het parkeren langs de provinciale weg omdat er onvoldoende parkeergelegenheid is bij het object / terrein. De beoogde doelstelling van objectbewegwijzering, voorkomen van zoekend verkeer en daarmee verkeersveiligheid, zou hierdoor ongedaan gemaakt worden.
Het moet duidelijk zijn dat het object / terrein bezoekers trekt. Per situatie zal hier naar gekeken worden.
Artikel 4 Nadere voorschriften
Om te voorkomen dat er teveel borden onder elkaar geplaatst moeten worden waardoor de weggebruiker de informatie niet meer kan verwerken zal in deze gevallen een clustering plaatsvinden waarbij verwezen wordt naar een terrein of straat.
Voor deze voorschriften wordt gebruik gemaakt van de CROW richtlijn bewegwijzering 2014.