Organisatie | Utrecht |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 30 maart 2021, nr. 82224BDE, tot vaststelling van de Beleidsregels Kabels en Leidingen Interim Omgevingsverordening 2021 |
Citeertitel | Beleidsregels Kabels en Leidingen Interim Omgevingsverordening 2021 |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-04-2021 | Nieuwe regeling | 30-03-2021 | 2021-24 |
In de Interim Omgevingsverordening is een vergunningplicht opgenomen voor het hebben, oprichten, aanleggen, wijzigen of verwijderen van duikers, goten, peilbuizen, afrasteringen en andere werken in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen (artikel 4.11). Een uitzondering is gemaakt voor (artikel 4.11, tweede lid, sub a en b):
het aanleggen, plaatsen, in stand houden, slopen of verwijderen van kabels en leidingen in de zin van de Telecommunicatiewet en voor laag- en middenspanning elektriciteitskabels, met inbegrip van het bouwen, in stand houden en slopen van bouwwerken die daarmee samenhangen en het aanleggen, plaatsen, in stand houden en verwijderen van werken die geen bouwwerken zijn, die daarmee samenhangen, voor zover voldaan wordt aan de artikelen 4.19 tot en met 4.30;
Deze kabels en leidingen kunnen met een melding afgedaan worden, mits voldaan wordt aan de artikelen 4.19 tot en met 4.30 (dit voorbehoud geldt alleen voor kabels en leidingen in de zin van de Telecommunicatiewet en voor laag- en middenspanning elektriciteitskabels).
Waar is een vergunning / melding voor mogelijk?
Bij huisaansluitingen op een kabel of leiding waarvoor vergunning / melding is verleend kan volstaan worden met een schriftelijke melding. De melding geldt voor kleinschalige werkzaamheden zoals aansluiten of wijzigen van huisaansluitingen, het aanbrengen van lasgaten buiten de verharding etc. Wanneer voor deze werkzaamheden een persing, boogzinker, boring of dergelijke binnen het Beperkingengebied beheer provinciale wegen nodig is, is vanuit verkeersveiligheid en verkeersgeleiding een vergunning / melding noodzakelijk. Ditzelfde geldt wanneer over een lengte groter dan 15 m een sleuf (nagenoeg) evenwijdig aan de weg gegraven moet worden.
Nuts- en telecommunicatiebedrijven maken gebruik van de wegbermen om kabels en leidingen te leggen. Bij het leggen, vervangen en verwijderen worden ook wegen gekruist. Op de aanleg van kabels- en leidingen door nutsbedrijven is de Belemmeringenwet privaatrecht van toepassing. Op de aanleg van telecommunicatie- en omroepnetwerken is de Telecommunicatiewet van toepassing. Beide wetten kennen een gedoogplicht.
De Tw ziet op openbare telecommunicatie- en omroepnetwerken. Volgens deze wet hebben alle aanbieders van openbare communicatienetwerken en omroepwerken graafrecht. Beheerders van openbare gronden moeten gedogen dat kabels en leidingen in hun grond worden gelegd. De coördinatie van de aanleg van deze kabels en leidingen, die onder deze wet vallen, ligt volgens deze wet bij de gemeenten, die daar een verordening voor vaststellen. Voor de provincie bestaat op grond van deze wet een gedoogplicht wat betreft de aanleg ervan. Uitgangspunt voor de gemeentelijke coördinatiebevoegdheid is dat een graafgerechtigde slechts tot het verrichten van werkzaamheden mag overgaan indien hij:
Hoewel de Tw een gedoogplicht aan een ieder oplegt voor het leggen van kabels en leidingen in en op openbare gronden kan een aanbieder van een openbaar telecommunicatie- en/of omroepnetwerk (aanbieder) niet zonder meer tot aanleg van kabels overgaan. De aanbieder zal eerst tot overeenstemming moeten komen met de eigenaar/beheerder van de grond waartoe hij toegang wenst te verkrijgen. Wordt die overeenstemming niet bereikt dan zal de aanbieder aan de provincie een schriftelijke kennisgeving sturen, waarin een omschrijving van de voorgenomen plaats en wijze van uitvoering staat. Indien de provincie bedenkingen tegen de kennisgeving heeft kan zij het college (OPTA) verzoeken een beschikking te geven.
In de Tw wordt aangegeven dat de wegbeheerder verplicht kan worden wortels te snoeien om belangen van kabels en leidingen te waarborgen. Daarvoor dient een schriftelijk en gemotiveerd verzoek te worden gedaan. De Tw vereist namelijk dat de wortels die redelijkerwijs hinderlijk zijn of worden voor de aanleg, instandhouding of exploitatie van het telecommunicatienetwerk ingekort dienen te worden. GS hebben de voorkeur om de bomen zoveel mogelijk in stand te houden, bijvoorbeeld door een alternatief tracé te bespreken of de kabel onder de boom door te boren.
Kabels en leidingen die niet (meer) gebruikt worden vallen niet onder de gedoogplicht van de Tw. Deze leidingen hoeven niet gedoogd te worden en de eigenaar van de grond kan de aanbieder vragen deze kabels en leidingen te verwijderen. De provincie zal echter niet verlangen dat deze direct worden verwijderd. In geval er kabels- en leidingen worden aangelegd of er reparaties aan worden uitgevoerd kunnen GS bepalen dat kabels die op dezelfde locatie liggen en die buiten gebruik zijn of worden gesteld verwijderd dienen te worden.
Belemmeringenwet privaatrecht (BP)
Ook op grond van de BP kan een gedoogplicht aan de eigenaar van de grond worden opgelegd. Deze kan door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat worden opgelegd als het gaat om een openbaar werk in de zin van artikel 1 BP ten behoeve waarvan gebruik moet worden gemaakt van een onroerende zaak van een ander. De gedoogplicht van de BP gaat echter minder ver dan de Tw.
Ook onder de BP geldt dat de exploitant van de buisleiding in overleg moet treden met de grondeigenaar voordat een gedoogplicht kan worden opgelegd.
Kabels en leidingen die niet (meer) gebruikt worden vallen niet onder de gedoogplicht van de BP. Deze leidingen hoeven niet gedoogd te worden en de eigenaar van de grond kan de aanbieder vragen deze kabels en leidingen te verwijderen.
In de Interim Omgevingsverordening is een vergunning/meldplicht opgenomen voor het hebben, aanleggen, wijzigen of verwijderen van kabels en leidingen in het Beperkingengebied beheer provinciale wegen (artikelen 4.11, 4.18 en 4.19).
Deze vergunning/meldplichten zijn gesteld met het oog op het behoeden van de staat en een doelmatige en veilige werking van een provinciale weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die weg behoort (artikel 4.5). Deze vergunning/ meldplicht staat naast de gedoogplichten o.g.v. de Tw (artikel 5.5 Tw) en de BP.
Leidingen die geen openbaar belang hebben
Voor aanvragen die uitsluitend gericht zijn op leidingen met een individueel belang wordt alleen bij uitzondering vergunning verleend. Een dergelijke uitzondering doet zich voor als bijvoorbeeld een voorziening noodzakelijk is voor een bedrijfsmatige activiteit die zich aan weerskanten van de weg afspeelt.
Wat moet gedaan worden om vergunning aan te vragen of een melding te doen
De aanvraag voor een vergunning / melding voor de aanleg van kabels en leidingen wordt rechtstreeks bij Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht ingediend.
Bij de aanvraag / melding moet de aanvrager aantonen dat voldoende ruimte beschikbaar is. Is er op grond van de in de algemene voorschriften aan de aanleg gestelde criteria geen ruimte meer aanwezig dan is het aan de aanvrager om andere oplossingen aan te dragen.
Het gevraagde tracé wordt aangegeven op een (topografische) kaart schaal 1:500 op provinciale ondergrond met N-weg-nummer (nummer provinciale weg) en met km-aanduiding. De aanvraag wordt getoetst aan de belangen zoals verwoord in het oogmerk van artikel 4.5 van de Interim Omgevingsverordening.
Toelichting op de toetsingscriteria:
Indien een reconstructie van een bepaalde weg waarlangs de aanleg van kabels en leidingen wordt aangevraagd gepland is zou door de vergunningverlening / acceptatie van de melding het probleem ontstaan dat deze op korte termijn weer moeten worden verplaatst. Door vooraf te toetsen aan de in het mobiliteitsprogramma opgenomen plannen kan worden voorkomen dat deze problemen ontstaan.
Indien duidelijk is dat er een wegreconstructie gepland is wordt de aanvrager voorgesteld een ander tracé aan te vragen. Hierdoor kan de aanvrager zelf een afweging maken of deze het risico wilt lopen dat de kabels- en leidingen op korte termijn weer moeten worden verplaatst of dat hij dit wilt voorkomen door bij de aanleg van de kabels en leidingen hier alvast rekening mee te houden.
Welke voorschriften worden aan de vergunning verbonden
Bij het aanleggen van de kabels- en leidingen kan gevaar en hinder voor de weggebruikers ontstaan. Aangezien de te treffen verkeersmaatregelen sterk afhankelijk zijn van de situatie ter plaatse dient vooraf overleg plaats te vinden met de medewerkers van het betreffende district waarin de werkzaamheden zullen plaatsvinden. In overleg wordt de precieze aard van de maatregelen bepaald.
Voor het in behandeling nemen van de vergunning aanvraag zijn legeskosten verschuldigd op grond van de Legesverordening van de provincie.
Bij aanpassingen aan de weg is het soms noodzakelijk om kabels en leidingen te verleggen.
De kosten van verleggen van leidingen die geen openbaar karakter hebben zijn voor rekening van vergunninghouder.
Voor de leidingen van openbaar nut wordt onderscheid gemaakt tussen kabels en leidingen vallend onder de Tw en overige.
In de Tw is opgenomen dat hiervoor geen kosten in rekening mogen worden gebracht bij de wegbeheerder, indien de wegbeheerder als gedoogplichtige beschouwd kan worden.
In de Tw is bepaald dat aanbieders van kabels en leidingen die moeten worden gedoogd, verplicht zijn op eigen kosten tot verplaatsing over te gaan, indien die verplaatsing nodig is voor de uitvoering van werken door degene waarop de gedoogplicht rust.
Voor de overige openbare nutsleidingen geldt dat m.b.t. de kosten van verlegging GS op 26 november 2013 de Beleidsregels nadeelcompensatie wegen 2013 heeft vastgesteld.
Bijlage: Algemene vergunningsvoorschriften Kabels en Leidingen
Voor het in provinciale wegen, aanbrengen, hebben en onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen met toebehoren, omschreven in daartoe door Gedeputeerde Staten verleende vergunningen.
De verleende vergunning met alle daarbij behorende stukken (inclusief rapportages, tekeningen, etc.) moet tijdens de werkzaamheden op het werk aanwezig zijn. Op verzoek dient deze vergunning onmiddellijk te worden getoond. Indien de vergunning niet getoond kan worden dan kan het werk direct stilgelegd worden tot het moment dat de vergunning op het werk getoond kan worden.
2. Gegevens en bescheiden: start van de werkzaamheden
Tenminste acht dagen voordat met de werkzaamheden wordt begonnen, moet overleg worden gepleegd over de uitvoering en de te treffen verkeersmaatregelen conform CROW publicaties WIU 96b 2020 Standaardmaatregelen op niet-autosnelwegen en WIU 96b 2020 Werken op niet-autosnelwegen met de in de vergunning genoemde weginspecteur van de provincie Utrecht.
3. Gegevens en bescheiden: uitgevoerde werkzaamheden
Binnen ten hoogste twee maanden na afloop van de activiteit worden revisietekeningen met x-, y- en z-coördinaten en maatvoering vanuit vaste punten verstrekt aan het bevoegd gezag.
Bij de uitvoering van de werkzaamheden moeten de aanwijzingen worden opgevolgd die ten aanzien van de weg en/of het verkeersbelang door de provincie worden gegeven. Verkeersmaatregelen worden getroffen die voldoen aan de CROW publicaties WIU 96b 2020 Standaardmaatregelen op niet-autosnelwegen en WIU 96b 2020 Werken op niet-autosnelwegen.
De vergunninghouder is verplicht toe te zien dat personen, die zich voor het leggen of onderhouden van de leidingen met toebehoren op of langs de weg bevinden, een veiligheidsvest dragen, uitgevoerd volgends de eisen omschreven in hoofdstuk 01.12.04 van de standaard RAW bepalingen 2000 van CROW (ISBN 90-6628-316-5). Het veiligheidsvest moet in zodanige staat verkeren, dat de waarneembaarheid voldoende is gewaarborgd. Veiligheidskleding is ook toegestaan, mits deze voldoet aan de standaard RAW bepalingen 2000. De beoordeling van de waarneembaarheid berust bij de provincie Utrecht.
De aanvulling van de sleuven en ingravingen in wegbermen en taluds geschiedt met vrijkomende grond en wordt in drie lagen van gelijke dikte teruggebracht en afzonderlijk verdicht. Het aanvullen onder het grondwaterpeil geschiedt alleen met de uitkomende grond indien deze grond uit zuiver zand bestaat. De bovenlaag is humusarm en wordt, in overleg, zo spoedig mogelijk na de afwerking ingezaaid met graszaadmengsel B3.
De vooraf opgenomen bestrating moet in goede aansluiting aan het bestaande werk worden herlegd overeenkomstig de oorspronkelijke opbouw en samenstelling. De bij opbreken van de verharding vrijgekomen materialen (stenen, tegels e.d.) mogen, indien onbeschadigd, opnieuw worden verwerkt. Beschadigde materialen moeten op kosten van de aanvrager worden vervangen.
Beplanting wordt bij de uitvoering van de werkzaamheden zowel boven- als ondergronds niet beschadigd. Binnen een straal van 10 x de stamdiameter, gemeten op 1 meter boven het maaiveld, rondom bomen worden geen graafwerkzaamheden verricht. Binnen de kroonprojectie van bomen worden graafwerkzaamheden handmatig uitgevoerd. Wortels dikker dan 25 millimeter in diameter worden in geen geval verwijderd.
In de berm van de weg is de gronddekking boven de kabels en leidingen ten minste 0,6 meter. De kabels en/of leidingen moeten met de bovenkant worden gelegd op een diepte van tenminste 0,80 m beneden het maaiveld. Voor hoogspanningskabels, riool-, gas- en waterleidingen is dit tenminste 1,00 m, loodrecht op de leiding gemeten.
8. Kruisingen met gesloten verhardingen
Bij een noodreparatie wordt de verharding pas opengebroken als het voor herstel benodigde materiaal op of nabij het werk is aangevoerd.
12. Verzakkingen en beschadigingen
De vergunninghouder is gedurende twee jaar na de datum van uitvoering van de aanvulling van sleuven en ingravingen verantwoordelijk voor optredende verzakkingen en beschadigingen in de verharding van de weg en de eventueel daarlangs gelegen voet- en fietspaden, parallelwegen, uitwegen e.d. en voor verzakkingen in de wegbermen en taluds.