Organisatie | 's-Gravenhage |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatregeling hoofdstuk 1.4 Den Haag 2021 |
Citeertitel | Mandaatregeling hoofdstuk 1.4 Den Haag 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Mandaatregeling hoofdstuk 1.4 Den Haag 2021 |
Geen
titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2021 | nieuwe regeling | 30-03-2021 | RIS308274 DSB/10085377 |
Met het voorliggende hoofdstuk 1.4 van de mandaatregeling voor de gemeente Den Haag worden de dienst specifieke mandaten voor Stadsbeheer vastgesteld. Vanwege de leesbaarheid bij wijzigingen wordt het onderhavige hoofdstuk van de mandaatregeling integraal opnieuw vastgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
besluit vast te stellen de Mandaatregeling hoofdstuk 1.4 Den Haag 2021:
Burgemeester en wethouders verlenen mandaat aan de algemeen directeur van de dienst Stadsbeheer, voor de bevoegdheden die betrekking hebben op het taakgebied van de dienst Stadsbeheer, zoals omschreven in artikel 2 tot en met artikel 9.
Alle bevoegdheden krachtens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Den Haag 2020.
Alle bevoegdheden krachtens de bepalingen van de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen Den Haag 2016.
Artikel 4Scheveningen Haven en Binnenwateren
Alle bevoegdheden krachtens de bepalingen van:
Artikel 5Markten en Straathandel
Alle bevoegdheden krachtens de bepalingen van:
Alle bevoegdheden krachtens de bepalingen van:
a. de Wet milieubeheer, de ter uitvoering van deze wet vastgestelde gemeentelijke verordeningen en de op deze wet gebaseerde uitvoeringsbesluiten;
b. de Wet geluidhinder, de ter uitvoering van deze wet vastgestelde gemeentelijke verordeningen en de op deze wet gebaseerde uitvoeringsbesluiten;
c. de Afvalstoffenverordening 2010;
e. de Wet inzake de luchtverontreiniging en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten;
f. de Wet bodembescherming, de ter uitvoering van deze wet vastgestelde gemeentelijke verordeningen en de op deze wet gebaseerde uitvoeringsbesluiten.
De bevoegdheden krachtens de volgende bepalingen van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag: 2:8, 2:10, 2:10A., 2:11, 2:12, 2:21, 2:38B. derde lid, 2:45, 2:72, 4:6 tweede lid, 5:2 vierde lid, 5:3 tweede lid, 5:6 derde lid, 5:7 tweede lid, 5:8 vierde lid, 5:24, 5:36 derde lid, 5:41 derde lid, 5:42 vierde lid en de op deze verordening gebaseerde uitvoeringsbesluiten.
De bevoegdheden krachtens de volgende bepalingen van de Wegenverkeerswet 1994 en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten ter zake van:
a. het treffen van tijdelijke verkeersmaatregelen krachtens artikel 17 jo. artikel 34 Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;
b. beslissingen op verkeersbesluiten krachtens artikel 18, eerste lid, onder d.;
c. ontheffingen voor het houden van wedstrijden met voertuigen op de weg krachtens artikel 148;
d. beslissingen op ontheffingen krachtens artikel 149, eerste lid, sub d. en artikel 150;
e. het verstrekken van gegevens en informatie en het geven van toestemming krachtens artikel 149b;
f. de uitvoering van artikel 170 tot en met 173, waarbij in afwijking van artikel 2, eerste lid, van de Mandaatregeling hoofdstuk 1.1 Den Haag 2021, de algemeen directeur van de dienst Stadsbeheer ondermandaat kan verlenen voor de uitvoeringshandelingen, als bedoeld in artikel 171 tot en met 173, aan de werknemers van een onderneming waarmee de gemeente ter zake van de uitvoering van de Wegsleepregeling een overeenkomst is aangegaan.
Alle bevoegdheden, ook die welke betrekking hebben op het taakgebied van andere diensten krachtens de bepalingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop gebaseerde uitvoeringsbesluiten, met uitzondering van:
a. de besluiten over ontheffingen voor bomen of houtopstanden die op de lijst monumentale bomen en houtopstanden staan;
b. de bevoegdheden krachtens artikel 4.2 voor zover de vergoeding meer bedraagt dan € 1.000.000,00.
Alle bevoegdheden betreffende de bestuursrechtelijke handhaving op grond van de Wet natuurbescherming, de Erfgoedwet, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Wet inzake de luchtverontreiniging, de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet, voor zover bij of krachtens deze wetten de handhaving berust bij het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.