Organisatie | Westvoorne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Westvoorne houdende regels omtrent de richting voor beleid, inrichting en beheer van het openbaar groen |
Citeertitel | Groenbeleidsplan gemeente Westvoorne |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
De datum van bekendmaking is niet te achterhalen.
De datum van inwerkingtreding is bij benadering ingevuld.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-12-2005 | nieuwe regeling | 20-12-2005 Onbekend. | 493157 |
Voor u ligt het Groenbeleidsplan van de gemeente Westvoorne waarmee de richting voor beleid, inrichting en beheer van het openbaar groen wordt bepaald. Een Groenbeleidsplan is zeker belangrijk voor een groenrijke gemeente als Westvoorne. Om de dorpse en aangename woonomgeving te behouden, maar ook vanwege de toeristische belangen die daarmee gemoeid zijn, moet heel zorgvuldig met ons groenareaal worden omgegaan. Het gemeentebestuur erkent deze meerwaarde, maar moet ook voortdurend alert zijn op een evenwichtige en efficiënte besteding van de beschikbare middelen
Het Groenbeleidsplan moet een instrument worden om de duurzame instandhouding van de griendstructuur te waarborgen. Het zal onder-meer dienen als:
Informatiebron over de functies, de waarde en het belang van het openbaar groen;
onderkenning van de instandhouding van de hoofdstructuur;
ideeënboek bij planontwikkeling;
beleidskader voor plantoetsingen, kwaliteitsverbeteringen en beheerafwegingen;
instrument voor het toekennen van de benodigde budgetten.
Belangrijk is dat iedereen dit Groenbeleidsplan als een werkdocument kan raadplegen bij de kleine-, en grote veranderingen in de groenstructuur, voor zowel de korte, als ook de lange termijn. Het dient ook als ondersteuning in de samenwerking en communicatie met onze bewoners waar we, in het belang van een duurzame groenstructuur, consequent en duidelijk in moeten zijn.
De voorstellen ter verbetering van de groenstructuur zijn mijn inziens reëel en haalbaar. Sommige acties kunnen binnen de huidige organisatie met de bestaande middelen worden opgepakt. Bij andere acties dient te worden gewacht tot grootschaliger reconstructies plaats gaan vinden.
Ik beveel dit Groenbeleidsplan van de gemeente Westvoorne van harte aan, als kader voor de instandhouding van onze waardevolle groenstructuur, als ideeënboek, als leidraad bij de integrale afstemming van werken in de buitenruimte, als communicatiemiddel, maar vooral als uitvoeringsinstrument.
1.1 Achtergronden, doel en status van het Groenbeleidsplan
Achtergronden Groenbeleidsplan
De gemeente Westvoorne ligt op de overgang tussen de zeekleipolders en het duinengebied va Voorne – Putten. De landelijke omgeving met dijken, duinen, bossen en zee steekt sterk af tegen het drukke en bedrijvige Rotterdam e.o. Daarbij ervaar je een enorme omgevingsverandering van een verstedelijkte omgeving naar de landelijke, natuurrijke en rustgevende omgeving van bos, duin, water en dorpse sferen.
Het gemeentebestuur heeft daaraan ook terecht haar missie ontleent:
Westvoorne: tuin van het regio Rijnmond.
In deze missie worden vervolgens een dorps woonmilieu in een natuurlijke en recreatief aantrekkelijke omgeving als belangrijke pijlers ervaren.
De bewoners worden ook aangemoedigd om zich, samen met het gemeentebestuur, actief in te zetten om deze kwaliteiten te bewaken en waar mogelijk verder te ontwikkelen. In het bijzonder wordt geappelleerd aan de eigen verantwoordelijkheid van de bewoners voor haar directe woon- en leefomgeving.
Het Groenbeleidsplan gaat in op deze ambities voor met name het groen binnen de kernen en de aansluiting met het omringende landschap.
En gelukkig is Westvoorne erg groen. Groen dat zorgvuldig is opgebouwd en zorgvuldig wordt beheerd en onderhouden.
De groeninrichting heeft soms een direct verband met de het verleden, de natuurlijke omgeving of is karaktervol en geeft daarmee een eigenheid aan een bepaalde plek. Deze waarden zijn belangrijk om herkend te worden en bij herinrichting als uitgangspunten mee te nemen en waar nodig te beschermen.
Zo kenmerkt Oostvoorne zich onder-meer door riante woonwijken in een bosrijke omgeving welke zich vermengen met de omringende bos- en duingebieden. Het vele groen in de particuliere tuinen, tezamen met de bomenlanen maken deze omgeving tot gewilde woonplekken. Het centrum met de burcht en de stevige boomstructuur op het Dorpsplein geven deze omgeving cachet en geven een handreiking naar het verleden. De nieuwere uitbreidingen aan de oostzijde van het dorp zijn compacter bebouwd waarin de watergangen structuur aan de wijken geven.
Rockanje is compacter gebouwd en meer naar binnen gekeerd. Hier zorgen de waterpartijen voor een parkachtige sfeer; soms worden deze parkzones onvoldoende als doorgaande blauwgroene linten ervaren of zijn te dicht beplant. Typisch is de uitgebreide toepassing van vormbomen in het centrum en de robuuste bomenlanen langs de belangrijkste wegen. Opvallend is de oost-west doorsnijding van het dorp door een langzaamverkeersverbinding, die voorheen een belangrijke hoofdontsluiting van het dorp vormde. Deze verbinding wordt gekenmerkt door watergangen en groene oevers met bomen.
De Strandweg is een harde grens tussen de bebouwing en het bosrijke duingebied.
Tinte ligt als langgerekt woonlint (met een klein buurtje en open groenpleintjee) midden in de polder met een noordelijk en zuidelijk deel. Tussen deze twee delen is het landschap open, waardoor een verbrokkeling lijkt.
De groene en verzorgde uitstraling van de kernen is iets om trots op te zijn, evenals de dorpse sfeer.
Daardoor wonen de mensen graag in de groene omgeving van Oostvoorne, Rockanje en Tinte. Dit ‘thuisgevoel’ wordt in onze maatschappij steeds schaarser en derhalve belangrijk genoeg om als gemeente te erkennen en door te geven aan nieuwe generaties.
En toch staat deze kwaliteit onder druk.
Landelijk spelen ontwikkelingen van overheidswege zoals het inbreiden met woningen ten koste van openbaar groen, overlas van bomen en plantvakken (onveilig, schaduw), krimpende beheerbudgetten en “schoon, heel en veilig” als inrichtingsnorm voor de openbare ruimte. Maatschappelijke ontwikkelingen die het nodig maken om bewuster de beschikbare gelden in te zetten. Binnen de gemeente Westvoorne bleven bezuinigingen nog beperkt tot het niet meer geheel opnemen van prijsindexering en areaaluitbreiding in de jaarbegrotingen.
Politiek en bestuur dienen beter gedocumenteerd te worden over de gevolgen van en relaties tussen de inzet van middelen en de kwaliteit van de woonomgeving c.q. het openbaar groen.
Afwegingen daarbij het Groenbeleidsplan informatie moet aanleveren om verantwoorde keuzes te maken voor zowel politiek, bestuur als de ambtelijke organisaties.
Keuzes die vooral ingegeven moeten zijn op het beschermen en verbeteren van bijzondere en samenhangende kwaliteiten van het groenstructuur, het effectief besteden van de beschikbare middelen en het voorkomen van kapitaalsvernietiging.
Middelen voor inrichting en beheer van het groen zijn terecht gelimiteerd. Het gemeentebestuur moet deze dan ook evenwichtig inzetten in het belang van het welzijn van de burger. Effectief en gericht investeren in kwaliteit van inrichting en verzorging van het groen moet daarom het uitgangspunt voor het groenbeheer zijn. Van belang is daarbij dat voor bestuurders kwaliteit tastbaar wordt en er verantwoorde en duurzame beslissingen genomen kunnen worden.
Doelstelling van dit Groenbeleidsplan:
Het beeld brengen van de belangrijkste pijlers van de huidige groenstructuur ter bescherming van samenhang en identiteit maar vooral samenhangend ontwikkelen naar een karaktervolle, duurzame en hoogwaardige groenstructuur is daar een belangrijke koers in. Van het groen in de directe woonomgeving mag verwacht worden dat inrichting en gebruik meer afgestemd worden op de lokale wensen van bewoners en daarmee bewust als minder duurzaam wordt beschouwd. De ontwikkeling en bescherming van de groenstructuur is feitelijk niet aan een beheerperiode gerelateerd, de actiepunten wel.
Status van het Groenbeleidsplan
Het Groenbeleidsplan heeft geen juridische status. Het is een beleidsdocument waarmee de gemeente – bestuur en ambtelijke dienst – de richting voor beleid, inrichting en beheer van het openbaar groen binnen de kernen vaststelt. Het plan wordt daarmee een duurzaam instrument:
Niet alle onderwerpen zijn tot in detail uitgewerkt, het plan geeft wel voldoende richting aan vervolgacties en beleidskeuzes:
Op deze wijze blijft het Groen beleidsplan compact en overzichtelijk en geeft de organisatie voldoende handvatten om de komende vijf jaar doelgericht de noodzakelijke acties ten uitvoer te brengen.
Het Groenbeleidsplan onderkent meerdere termijnen:
Het onderdeel Groenstructuurplan en de daarbij horende verbeteracties zijn opgesteld voor de lange termijn. Hier zijn bewust geen prioriteiten aan gesteld, omdat deze acties geïntegreerd zullen worden in andere renovatie- en verbeterplannen.
Het onderdeel Groenbeleid en de daarbij horende acties en besluiten zijn voor een periode van 5 jaar (2005 – 2010) opgesteld en dienen in het vijfde jaar te worden geactualiseerd voor wederom vijf jaar.
Bij het opstellen van het Groenbeleidsplan is aansluiting gezocht bij andere beleids- en bestemmingsplannen. Een overzicht hiervan is opgenomen in de literatuurlijst.
Dit groenbeleidsplan bestaat uit twee hoofdonderdelen. “de groenstructuur” en het “groenbeleid”.
Er is een sterke onderlinge relatie tussen de structuur en het beleid. Een goed groenbeleid is het instrument om de groenstructuren en de kwaliteit van het groen in stand te houden en daar waar nodig te verbeteren.
In de Visie op de Groenstructuur(hoofdstuk 2) wordt ingegaan op de kwalificering van het groen en de groenstructuren. Er worden allereerst uitgangspunten genoemd, zoals de huidige groenstructuur, landschapsstructuur, stedenbouwkundige structuur en de wegenstructuur.
Vanuit deze uitgangspunten zijn de functies en waarderingen van de groenstructuur in kaart gebracht. Vervolgens zijn per dorp actiepunten genoemd die uitgevoerd moeten worden om de groenstructuur in stand te houden of te verbeteren.
Aan deze visie op de groenstructuur kan bij budgettaire afweging ook prioriteit (van overwegend belang voor het groene dorpsimago en van belang voor buurt of straat) worden ontleend en bijvoorbeeld randvoorwaarden voor de verkoop van groenstroken.
In het onderdeel Groenbeleid (hoofdstuk 3) wordt ingegaan op verschillende thema’s die belangrijk zijn voor het beheren en ontwikkelen van een passende en duurzame groenstructuur met de daarvoor benodigde middelen.
Het Groenbeleid wordt uiteindelijk samengevat in actiepunten die ter besluitvorming zijn voorgelegd aan de Raad.
Deze besluitvorming is wenselijk voor een effectief groenbeheer.
1.3 Juridische en wettelijke kaders
Het openbaar groen is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente Westvoorne. Toch is het wel of niet instandhouden ervan niet vrijblijvend. Hogere overheden hebben wetgeving en beleid ontwikkeld ter bescherming van groen, waaraan de gemeente zich heeft te houden.
Het groenbeleid- en beheer dient rekening te houden met de planologische kaders (streek- en bestemmingsplannen) zoals bijvoorbeeld de realisatie van en aansluiting op de Ecologische en Groene Hoofdstructuur en zijn Boswet, Flora-en faunawet, Monumentenwet sterk beschermend voor gebieden, objecten of soorten.
Ook in het beheer zijn de Wet Milieubeheer, Bouwstoffenbesluit, Zorgplicht bomen, Keur Waterschap, Habitatrichtlijn en Distelverordening regels waarbinnen gewerkt moet worden.
Voor-zover van belang voor de besluitvorming, inrichting of beheer van het openbaar groen wordt hierbij verwezen naar een overzicht van relevante nota’s en wetgeving in de bijlage.
1.4 Evaluatie Groenbeleid 2000-2004
In 2000 is de nota Groenbeleid “2000 – 2004 geaccordeerd.
In deze paragraaf wordt een korte terugblik gegeven op de doelstellingen en de bereikte resultaten.
De belangrijkste uitgangspunten uit de nota waren:
De concrete doelstellingen die door de gemeenteraad zijn vastgesteld zijn geëvalueerd (respectievelijk doel en resultaat):
Ecologisch groenbeheer en tolerantie van kruiden op verharding
Binnen de eigen (minimale structurele) formatiebezettingen dienen binnen het vastgestelde onderhoudsniveau seizoenwerkzaamheden en pieken te worden uitbesteed. Daarnaast dient flexibel te kunnen worden ingespeeld op noodzakelijke handelingen van de structurele werkzaamheden en structurele uitbreidingen van het groenareaal.
Deze doelstelling wordt in toenemende mate nagestreefd.
2.1 Uitgangspunten voor de visie op de groenstructuur
Een groenstructuur is doorgaans opgebouwd uit streekeigenheden en typische karaktereigenschappen van de bevolking en krijgt daarmee een eigenheid. Het bouwen vanuit standaardsjablonen is ongewenst voor het karakteristieke Westvoorne.
Een karakteristieke groenstructuur versterkt het gevoel van streekgebondenheid, kan ondersteunen bij de ordening van hoofd/nevenontsluiting, entree’s representatief of uniek en herkenbaar maken of ongewenste beelden afschermen. Groen kan steeds meer als gebruikersgroen worden toegepast. Soms is groen van belang voor het dorpsimago, soms is groen er alleen voor de bewoners in de straat. Tegenwoordig zijn “schoon, heel en veilig” criteria die heel sterk de inrichting en het gebruik van groen bepalen, eerder waren dat ecologische principes. Morgen zijn er wellicht weer andere maatschappelijke behoeftes.
Belangrijk is dat er zoveel mogelijke duurzame componenten aan de gewenste groenstructuur worden toegekend om niet teveel tot korte termijnoplossingen te komen.
Vanuit deze achtergronden worden een aantal duurzame factoren in beeld gebracht die politiek, bestuur en ambtelijke organisaties onderschrijven. Op dat moment kunnen de middelen effectiever worden ingezet en wordt kapitaalsvernietiging voorkomen.
Het streefbeeld van een passende groenstructuur is altijd een mix van duurzaamheid, waardering en landschappelijke eigenheid en directe behoefte.
Daarom worden de belangrijkste achtergronden toegelicht, opdat kwaliteitskenmerken bij elke verandering kunnen worden geïnterpreteerd om vervolgens verstandige beslissingen te kunnen nemen.
De belangrijkste aanknopingspunten voor de groenstructuur.:
Omwille van de compactheid van de rapportage en de nadruk die ligt op het uitvoeringsgerichte karakter ervan zijn slechts samenvattende themakaarten en teksten opgenomen.
2.1.1 Huidige groenstructuur Westvoorne
De huidige groenstructuren binnen de kernen van de gemeente Westvoorne worden gevormd door bomenrijen, aaneengesloten groenzones en doorlopende singels met water. Het onderhoudsniveau van het groen is over het algemeen vrij hoog. Opvallend is de uitgebreide toepassing van, onderhoudsintensieve vormbomen.
Er zijn onderlinge verschillen tussen de drie kernen te onderscheiden:
De westzijde van Oostvoorne kenmerkt zich door een bosachtige sfeer, waarbij de laanbeplantingen aan twee zijden van de weg de belangrijkste structuur vormen. Dit gedeelte van Oostvoorne ligt op een zandige ondergrond, welke in de beplantingstoepassing is terug te vinden. In enkele kleinschaligere wijken spelen problemen met de huidige boomstructuren;
Aan de oostzijde van Oostvoorne bevinden zich de jongere woonuitbreidingen. De boomstructuur is hier minder opvallend aanwezig, terwijl hier de langgerekte watergangen met oevers de belangrijkste groenstructuren vormen. Het centrumgebied bevindt zich aan de noordelijke rand van het dorp, tegen een groot bosgebied op de zandige geestgronden. De groenstructuur van dit centrumgebied wordt gekenmerkt door een stevige boomstructuur op het dorpsplein een grote groene graszone nabij de burcht, het gemeentehuis en de Stationsweg.
De belangrijkste groenstructuren binnen Rockanje worden voor en belangrijkdeel bepaald door de grote langgerekte watergangen met flankerende oevers en een groot aantal bomenlanen langs dorps- en wijkontsluitingswegen. De watergangen zijn verschillend van uiterlijk. Gazonoevers met verspreiden grote bomen worden afgewisseld met stroken die vrijwel geheel beplant zijn met zware opgaande en ‘verstikkende’ beplanting. Rockanje ligt op de kleigrond hetgeen zichtbaar is in de sterke en zware heesterbeplantingen in de woonbuurten. Aansluiting met het buitengebied is beperkter dan Westvoorne en concentreert zich op de aansluiting met het bosgebied ten westen van de kern op de geestgronden en de landschappelijke lijnen die zijn versterkt door bomenrijen.
De groenstructuur van Tinte wordt gevormd door de boombeplantingen langs de oude bebouwingslinten. Tinte bestaat uit twee delen, het zuidelijke en noordelijke deel. De twee delen zijn door middel van “De Kade” met elkaar verbonden. De bomenstructuur die in het noordelijke gedeelte te vinden is loopt niet door naar het zuidelijke deel. In de woonwijk van Tinte bevindt zich een open speelveld welke door haar formaat tot de groenstructuur wordt gerekend.
Op basis van aangetroffen kwaliteiten en knelpunten kunnen de volgende randvoorwaarden voor de visie op de groenstructuur worden geformuleerd:
De grenzen tussen intensief beheer in de kernen en het natuurlijke beheer van met name bermen en sloten in het buitengebied is erg scherp. Met name de Strandweg in Rockanje, waarvan de grenzen verzacht mogen worden met een gericht bermenbeheer en het toepassen van een duidelijke groenwand van bomen en/of struikbeplanting.
2.1.2 Landschapsstructuur Westvoorne
De identiteit van een kern wordt voor een deel bepaald door het landschap waarin deze is gelegen. De landschappelijke onderlegger (bepaald door geologie, geomorfologie, hydrologie) heeft grote invloed gehad op hoe het landschap en haar gebruikspatronen (wegen, bebouwingspatroon) zich hebben gevormd. Telkens nieuwe ontwikkelingen hebben geleid tot nieuwe tijdslagen, die leesbaar zijn in het landschap. Deze landschappelijke lagen zijn vaak ook herkenbaar in de stedenbouwkundige patronen en wegen- en groenstructuren in de bebouwde omgeving. Door deze specifieke identiteit te herkennen kan het wezen van deze identiteit bewaard blijven en uitgebouwd worden. De gemeente Westvoorne is gelegen op het schiereiland Voorne-Putten. Het landschap is zeer divers en omvat een zeekleiplolder, bossen en een duingebied. De afwisseling tussen de open, weidse uitstraling van de zee, stranden, schorren en de polder, en de besloten gebieden die worden gevormd door de duinen en de duiden randzone met bossen. De zee en later ook de dijken en molens speelden een belangrijke rol in de ontwikkeling van het landschap en de bewonersgeschiedenis in het gebied. Nu vormt de gemeente de westelijke punt van het eiland Voorne-Putten en biedt een brede duinzone bescherming tegen het zeewater.
Er worden vijf verschillende landschapstypen onderscheiden:
Deze gebieden vormen de “geestgronden” tussen de duiden en de jongen zeekleipolders. Grote delen van de geestgronden zijn afgegraven (afgegeest), met als doel de afstand tussen het maaiveld en het grondwater te verkleinen. Het afgraven is niet systematisch gebeurd, waardoor de ligging ten opzichte van het grondwater en de vorm van de percelen nogal verschillen. Het grootste gedeelte van de geestgronden is bebost.
Dit landschapstype bestaat uit droge duinkoppen, duinreeksen, lage natte uitblazingsvalleien en volledig afgesneden strandvlakken met (ex)-zeerepen en stuifdijken. De duinen kenmerken zich door veel hoogteverschillen, die vaak worden verdoezeld door begroeiing van bos en struikgewas. De duinen zijn door de wind gevormd en bestaan primair uit opgewaaid strandzand.
Dit landschapstype is gesitueerd buiten de hoofdwaterkering en is samengesteld uit de stranden langs de kust en de schorren, slikken en platen bij Oostvoorne. In tegenstelling tot de stranden zijn de schorren, slikken en platen ontstaan in een rustig zout tot brak milieu, zodat de fijne slibdeeltjes tot bezinking konden komen. Oostvoorne meer is ne een brak milieu.
Overige landschappelijke bouwstenen:
Op basis van de landschapsstructuur kunnen de volgende randvoorwaarden voor de visie op de groenstructuur worden geformuleerd:
Rockanje, Tinte en het westelijke deel van Oostvoorne liggen de vlakke polder met kleigrond, het oostelijke deel van Oostvoorne ligt op de zanderige overgangsgebieden. Deze verschillen in grondsoorten en ligging zijn in de beplantingtoepassingen op enkele plaatsen terug te vinden (In het westen van Oostvoorne komen veel eiken- en kastanjelanen voor, terwijl Rockanje en Tinte de gemengde boomstructuren de boventoon voeren). Deze verschillen dienen in de toekomst gehandhaafd te blijven.
2.1.3. Stedenbouwkundige structuur Westvoorne
De huidige opbouw van de dorpen in de gemeente Westvoorne is gegroeid op basis van het landschap en andere ontwikkelingen zoals bijvoorbeeld de aanleg van (provinciale) wegen. De groenstructuur kan de stedenbouwkundige structuur versterker door bijvoorbeeld onduidelijke hoofdwegen en de dorpscentra te versterken met een stevige of onderscheidende boomstructuur.
De historische achtergronden en actuele karakteristieken van de dorpen geven een aantal stedenbouwkundige kenmerken per dorp. Juist omdat identiteit, streekeigenheid en stedenbouwkundig goed functioneren zo van belang zijn voor een prettige en duurzame woonomgeving, worden deze als uitgangspunten voor de groenstructuur opgenomen.
De stedenbouwkundige structuur van Oostvoorne kenmerkt zich door ruim opgezette wijken en veel groen. Karakteristiek zijn de historische wegen die door grote bomen worden begeleid. Deze boomrijen, voornamelijk eiken, lopen vaak door in het landschap of gaan over in bosgebieden en verankeren het dorp in het landschap. In de nieuwere wijken worden deze landschappelijke verbindingen met het poldergebied gevormd door de watergangen.
Met bovenstaande kenmerken zijn er vier stedenbouwkundige eenheden in Oostvoorne te erkennen:
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de visie op de groenstructuur in Oostvoorne zijn:
Hoewel een zichtbare inpassing van bedrijven een eerlijke landschaparchitectonische oplossing is, geeft het huidige contrast (schaal, vorm en kleurstelling van gebouwen detoneren met het landschap) aanleiding om deze met gesloten randbeplanting vanuit het landschap aan het zicht onttrekken. Een doorontwikkeling van de randbeplanting dient opnieuw te worden aangezet, om de ruimtelijke inpassing te versterken. Vanwege mogelijk verschillende gezichtspunten bij betrokken/omwonenden dient dit opnieuw te worden geïnitieerd.
Rockanje is als een ronde compacte vorm ontwikkeld en is vervolgens doorsneden door een belangrijke dorpsontsluitingsweg (Alardusdreef). Een ander herkenbaar gegeven van Rockanje zijn de vele watergangen met oevers die de kern en wijkdelen doorsnijden.
In Rockanje worden vier stedenbouwkundige eenheden onderscheiden:
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de visie op de groenstructuur in Rockanje zijn:
Hoewel doorgaans een zichtbare inpassing van bedrijven een eerlijke landschaparchitectonische oplossing is, geeft het huidige contrast (schaal, vorm en kleurstelling) aanleiding om deze met een gesloten randbeplanting vanuit het landschap aan het zicht te onttrekken. Een doorontwikkeling van de randbeplanting dient vanwege verschillende gezichtspunten bij betrokken/omwonenden opnieuw te worden geïnitieerd.
Langs de Molendijk-Dorpsweg-Zeeweg is in de loop der tijd een bebouwinglint ontstaan. In het straatprofiel van dit bebouwingslint is van oorsprong, op enkele bomen na, weinig ruimte voor groen. Deze karakteristieken van bebouwing met relatief weinig groen in de straten is nog te herkennen bij de Molendijk. Dit beeld dient uit cultuurhistorisch oogpunt te worden veiliggesteld. Incidenteel kan hier hooguit een karakteristiek groenelement (solitaire boom of haag) worden toegepast.
Tinte wordt gekenmerkt door lintbebouwing. Het dorp heeft een rijk verleden dankzij een Meekrapfabriek (fabriek waarbij de wortels van een plant (Meekrab=Rubia tinctorium) verfstoffen worden gemaakt) die heeft gestaan op de hoek van de Colinslandsedijk en de Kade. Als woningen voor de arbeiders van de fabriek zijn barakken in een lintvorm gebouwd op de Colinslandsedijk. Deze barakken zijn in het verleden gesloopt.
Het dorp bestaat uit twee delen, het zuidelijke deel en het noordelijke deel. De twee delen worden met elkaar verbonden door de Kade.
In Tinte worden drie stedenbouwkundige eenheden onderscheiden:
Een stedenbouwkundig uitgangspunt voor de visie op de groenstructuur in Tinte is:
Tinte is ontstaan als een bebouwinglint. In het straatprofiel van bij de bebouwingsconcentraties is van oorsprong, op enkele bomen, na relatief weinig groen gebruikt. Deze bebouwingskarakteristiek met weinig groen in de straten is nog goed te herkennen en ook uit oogpunt van cultuurhistorie dient dit beeld gehandhaafd te blijven. Incidenteel kan hier hooguit een karakteristiek groenelement (solitaire boom of haag) worden toegepast.
2.1.4 Wegenstructuur Westvoorne
Groen kan ook ondersteunen bij routing en verheldering van verkeersstromen. De schaal en maat van het groen, en in het bijzonder de boombeplanting, dienen daarom binnen de veiligheidsaspecten te worden afgestemd op de functie van de betreffende weg of wegonderdeel.
Door de gemeente is een Wegencategoriseringsplan opgesteld door Bureau Civiele Techniek op basis van gewenste verkeerssnelheden. Er wordt onderscheid gemaakt in Ontsluitingswegen en Erfontsluitingswegen in verschillende typen. Zodra de groenstructuur wordt gekoppeld aan de weg- en verkeersfuncties kunnen meerdere functies worden gecombineerd zoals gewenste verkeerssneleden in combinatie met hoofd- en nevenroute, historiciteit en representativiteit. Hierdoor kan de maat en vorm van de wegbegeleidende groenstructuur afwijken van de toekenning van de categorieën uit het wegenplan.
Om de uitkomsten van deze analyse inzichtelijk te maken is ene bijgevoegde themakaart samengesteld met een onderverdeling in provinciale-, regionale-, dorpsontsluitingswegen en de dorpsentrees.
Enkele van de genoemde wegen vormen geen eigendom van de gemeente. Desondanks wordt er met deze wegbeheerders nauw samengewerkt om de gewenste structuur langs wegen in stand te houden of te ontwikkelen.
Buiten de gemeentegrenzen komen drie Provinciale wegen die van belang zijn voor de gemeente: (N218 – N496 – N57)
Uitgangpunten vanuit de wegenstructuur voor de visie op de groenstructuur van Oostvoorne:
Aan de zuidzijde van de kern tussen de Hoefweg en de Molenweg wordt in de toekomst mogelijk een multifunctioneel centrum met woningen gebouwd. Om dit centrum te verbinden met het centrumgebied is het mogelijk ook een wandelroute te ontwikkelen waardoor de begraafplaats een belangrijkere functie kan krijgen;
Als er vervanging van de boomstructuren nodig is kan het beste gekozen worden voor soorten die thuishoren op de grondsoort. Dus in het westen van Oostvoorne soorten kiezen die thuishoren op de zandgronden en in het oosten soorten kiezen die thuishoren op de kleigronden. Op deze manier worden de specifieke kenmerken van Oostvoorne versterkt en is er minimaal beheer nodig om de boom te laten uitgroeien tot de soorteigen habitus en omvang.
Uitgangspunten vanuit de wegenstructuur voor de visie op de groenstructuur van Rockanje:
Uitgangspunten vanuit de wegenstructuur voor de visie op de groenstructuur van Tinte.
2.2 Groenstructuurplan Oostvoorne
De groenstructuur is onder te verdelen in groene dorpsstructuur, groene wijkstructuur en overig groen. Hieronder wordt een nadere uitleg gegeven over de verschillende typen groen. Daarnaast worden de kenmerken en eventuele problemen rond de verschillende groentypen beschreven.
Groene dorpsstructuur, dit zijn groeneenheden die bijdrage aan de groene hoofdstructuur van Oostvoorne. In Oostvoorne zijn de elementen die de dorpsstructuur bepalen in te delen in de volgende hoofdgroepen:
Groene wijkstructuur, de elementen die de wijkstructuur van Oostvoorne bepalen zijn in te delen in vier eenheden:
Overig groen, het overig groen is in te delen in twee onderdelen:
Groen in woonomgeving: groenobjecten in woongebieden, die niet structuurbepalend zijn voor het dorp of de wijk. Kleinere groenvakken. Vooral perceeltjes snippergroen welke geen duidelijke functie hebben kunnen in aanmerking komen voor uitgifte aan bewoners (zie paragraaf 3.1.5 “Voorkomen en verkopen van snippergroen”).
De actiepunten die in Oostvoorne benodigd zijn om de groenstructuur op peil te houden en te verbeteren staan in onderstaand schema. Er wordt onderscheid gemaakt in acties die door de buitendienst zelfstandig opgepakt kunnen worden en acties die bij herinrichting van de buitenruimte integraal opgepakt moeten worden. Bij elk actiepunt wordt dit aangegeven door het kruisje achter het actiepunt. Als het kruisje in de kolom “I” staat gaat het om een integraal project, staat het kruisje in de kolom “G” dan is het een “groen” project. Per actiepunt wordt eerst de huidige situatie geschetst, vervolgens het streefbeeld en de maatregelen die nodig zin om het streefbeeld te bereiken.
2.3 Groenstructuurplan Rockanje
De groenstructuur is onder te verdelen in groene dorpsstructuur, groene wijkstructuur en overig groen. Hieronder wordt een nadere uitleg gegeven over de verschillende typen groen. Daarnaast worden de kenmerken en eventuele problemen rond de verschillende groentypen beschreven, en worden uitgangspunten aangereikt om de groenstructuur te verbeteren.
Groene dorpsstructuur, dit zijn groeneenheden die bijdrage aan de groene hoofdstructuur van Rockanje. In deze kern zijn de elementen die de dorpsstructuur bepalen in te delen in de volgende hoofdgroepen:
Groenzone: door de maat en situering structuurbepalend voor de dorpsstructuur van. Er wordt ingezet op versterken van de gebruikerswaarden van deze zone. Deze zone wordt gebruikt als evenemententerrein. Een parkachtige zone met sterkere verbindingen tussen het dorpsplein en het bosgebied ten westen ervan vergroot de gebruikswaarde.
Groene wijkstructuur, de elementen die de wijkstructuur van Rockanje bepalen zijn in te delen in vier eenheden:
Overig groen, het overig groen is in te delen in twee onderdelen:
Groen in woonomgeving: groenobjecten in woongebieden, die niet structuurbepalend zijn voor het dorp of de wijk. Kleinere groenvakken, vooral snippergroen welke geen duidelijke functie hebben kunnen in aanmerking komen voor uitgifte aan bewoners (zie paragraaf 3.1.5 Voorkomen en verkopen van snippergroen).
De actiepunten die in Rockanje benodigd zijn om de groenstructuur op peil te houden en te verbeteren staan in onderstaand schema. Er wordt onderscheid gemaakt in acties die door de buitendienst zelfstandig opgepakt kunnen worden en acties die bij herinrichting van de buitenruimte integraal opgepakt moeten worden. Bij elk actiepunt wordt dit aangegeven door het kruisje achter het actiepunt. Als het kruisje in de kolom “I” staat gaat het om een integraal project, staat het kruisje in de kolom “G” dan is het een “groen” project. Per actiepunt wordt eerst de huidige situatie geschetst, vervolgens het streefbeeld en de maatregelen die nodig zijn om het streefbeeld te bereiken.
De groenstructuur is onder te verdelen in groene dorpsstructuur en overig groen. Hieronder wordt een nadere uitleg gegeven over de verschillende typen groen. Daarnaast worden de kenmerken en eventuele problemen rond de verschillende groentypen beschreven, en worden uitgangspunten aangereikt om de groenstructuur te verbeteren.
Groene dorpsstructuur, dit zijn groeneenheden die bijdrage aan de groene hoofdstructuur van Tinte. In deze kern zijn de elementen die de dorpsstructuur bepalen in te delen in de vijf volgende hoofdgroepen:
Groene wijkstructuur, deze komt in Tinte niet voor.
Overig groen, het overig groen is in te delen in twee onderdelen:
De actiepunten die in Tinte benodigd zijn om de groenstructuur op peil te houden en te verbeteren staan in onderstaand schema. Er wordt onderscheid gemaakt in acties die door de buitendienst zelfstandig opgepakt kunnen worden en acties die bij herinrichting van de buitenruimte integraal opgepakt moeten worden. Bij elk actiepunt wordt dit aangegeven door het kruisje achter het actiepunt. Als het kruisje in de kolom “I” staat gaat het om een integraal project, staat het kruisje in de kolom “G” dan is het een “groen” project. Per actiepunt wordt eerst de huidige situatie geschetst, vervolgens het streefbeeld en de maatregelen die nodig zijn om het streefbeeld te bereiken.
3.1 Beleidskaders voor inrichting en beheer van het openbaar groen
Het vastleggen van een visie op de groenstructuur in hoofdstuk 2 geeft nog geen garanties voor zorgvuldig omgaan met kwaliteiten en middelen.
Er dient actief te worden gewerkt aan instandhouding, verbeteringen en meervoudig gebruik van het groen.
Groen heeft ruimte, onderhoud en tijd nodig om tot wasdom te komen; zeker in Westvoorne waar het zeeklimaat tocht zijn beperkingen geeft aan de groei van bomen en struiken.
Het schetsen van een gewenste groenstructuur is een belangrijk uitgangspunt, iedereen weet daardoor waar de gemeentelijke organisatie belang aan hecht om te behouden en te versterken. Vervolgens is het zaak dat er structureel wordt beheerd. En daarvoor is eenduidig beleid met een lange adem nodig.
Niet alles kan tegelijktijdig en ook de financiële middelen zijn beperkend om alles op hele korte termijn te realiseren. Daarom wordt deze paragraaf uitgewerkt om vanuit duurzaamheid en effectieve inzet van middelen vooral een constante koers uit te zetten. Een constante bewaking van de koers moet de leidraad zijn voor de inzet van middelen, het opschuiven van acties of het verwerven van extra middelen bij hogere overheden.
Niet altijd hoeft een actie of besluit direct gepaard te gaan met investeringen. In vel gevallen is het implementeren van beleid in de organisatie of extra aandacht voor voorlichting voldoende, in andere gevallen dienen er (extra) middelen te worden vrijgemaakt.
In deze paragraaf worden beleidsthema’s uitgewerkt die van invloed zijn op het beeld en gebruik van de groenstructuur in relatie tot het handelen binnen de gemeentelijke organisatie:
Om het beleid te concretiseren is het aan te bevelen de beleidsthema’s als projecten uit te zetten in de periode van 2005 – 2010.
3.1.1 Toepassing Groenstructuurplannen per kern
In hoofdstuk 2 is op basis van een aantal achtergronden de gewenste groenstructuur geschetst. Op basis van de waarde op dorps-, wijk- en buurtniveau, de samenhang met regio, landschap en de historie, zijn er drie niveaus te onderkennen die ieder een eigen status hebben (A- van primair belang, B- van overwegend belang en C- van belang voor omwonenden):
Groen van groot belang en zorgvuldig te bewaken en verder te verbeteren.
Deze zones zijn op kaart aangegeven als de Groen dorpsstructuuren zijn dermate bepalend voor het groene beeld van Westvoorne dat deze extra bewaakt, beheerd en ontwikkeld dienen te worden. De bomen in deze structuren moeten zich kunnen ontwikkelen tot monumentale exemplaren. In deze structuren mag meer aandacht voor verzorging, kleur en fleur zijn. Uitgifte van groen in deze structuren dient alleen na afweging en garanties dat de samenhang niet verloren gaat. Ook bij bezuinigingen dienen deze structuren zoveel mogelijk te worden ontzien.
Groen van belang voor de directe woon- en werkomgeving.
Dit groen is niet expliciet op kaart aangegeven maar wordt bestempeld als Overig groen. Deze voorzieningen hebben een minder zware beschermingsstatus en kan veel meer afgestemd te worden op de plaatselijke behoefte (inpassing via interactieve planprocessen) van beeld en gebruik. Uiteraard blijft de duurzame en efficiënte instandhouding het uitgangspunt. Mochten er zich maatschappelijk of politieke redenen aandienen om een flexibeler beleid te voeren, dan zal dat de groenstructuur van dorpen op hoofdlijnen niet werkelijk aantasten.
3.1.2 Kwaliteitsniveaus openbaar groen
Zo pluriform als de samenleving is, zo verschillend is ook de mening over een schoon, verzorgd en een acceptabel beeld. Doorgaans wordt de kwaliteitsnorm ‘goed’ of ‘onvoldoende’ afgelezen aan storende factoren zoals de mate van voorkomen van blad, zwerfvuil, onkruid, overhangende takken en versleten of open plekken. Deze beoordeling heeft eveneens te maken met de plaats en het soort groen op die plek. In een natuurlijk bosje wordt eerder een kruidenvegetatie getolereerd dan in een rozenperk. In de dorpscentra en in de omgeving van verzorgingscentra kunnen eerder klachten worden verwacht dan in een natuurlijker gebied tegen de bosrand.
Om meer variatie in inrichting en beheer te creëren, wordt voorgesteld om een heldere zonering te maken voor de inrichting en beheer van het openbaar groen. Bij de toekenning van verschillende kwaliteitsniveaus zijn de nuances ten opzichte van het huidige verzorgingsbeeld bepaald.
Op basis van functies en gebruik van de openbare ruimte is voor elke plek binnen een kern of wijk aangegeven op welk niveau het onderhoud van het groen plaats moet vinden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in drie kwaliteitsniveaus (intensief – normaal – natuurgericht).
Uitgangspunt bij de zonering is dat er budgettair neutraal wordt gewerkt.
Natuurgericht: Daar waar de gebruiksdruk laag is en waar het groen de ruimte heeft, een natuurlijk karakter kan hebben of al raakvlakken heeft met natuurgebieden of open landschap, kan gestreefd worden naar een natuurlijke inrichting en daarop afgestemd beheer. Sommige onderhoudsmaatregelen kunnen daarmee extensiever worden uitgevoerd. Bij deze extensivering behoeven echter de zwerfvuilrondes niet te worden teruggebracht om daarmee een acceptabele uitstraling te behouden.
Naast verschillen in verzorging kan deze zonering ook doorontwikkeld worden naar kwaliteitsniveaus van inrichting. Te denken valt hierbij aan vastleggen van Ontwerpcriteria en bijvoorbeeld de toepassing van vormbomen, perkgoed en hoogwaardig meubilair alleen in Intensieve gebieden en aangepaste inrichtingselementen in de gebieden Normaal en Natuurgericht (natuurlijke materialen). Door deze toepassing krijgt het groen geleidelijk aan ook meer onderscheid en karakter.
Voor een praktische haalbaarheid van de zonering is het van belang dat het sortiment en groentype afgestemd zijn op het kwaliteitsniveau van het groenbeheer. Wanneer dit niet het geval is, wordt het huidige groenbeheer aangehouden tot het moment dat er een herinrichting of vervanging van het groen plaatsvindt. Op dat moment dient de nieuwe beplanting aangepast te worden aan het nieuwe kwaliteitsniveau.
3.1.3 Inrichting en beheer van bomen
Bomen zijn de meest duurzame en beeldbepalende elementen in de groenstructuur van Westvoorne. Door hun lange levensduur, afmetingen en doordat de bomen van oudsher zijn aangeplant langs doorgaande wegen, op pleinen en bij monumentale gebouwen, vormen bomen het raamwerk van de groenstructuur van de dorpen. Daarbij kunnen bomen de ruimtelijke of stedenbouwkundige structuur ondersteunen en beschutting bieden tegen weer en wind. Vooral in de kustgemeenten is een gedegen bomenbeleid van belang omdat de zeewind het aanslaan van bomen bemoeilijkt en de betekenis die bomen hebben voor het microklimaat hier juist heel groot kan zijn.
De bodemstructuur bestaat uit gemeentelijke bomen (in eigendom en beheer bij de gemeente Westvoorne) en particuliere bomen (waartoe ook bomen van andere overheidsinstellingen zoals het waterschap worden gerekend). In dit groenbeleidsplan zijn uitgangspunten geformuleerd voor het gemeentelijke beleid ten aanzien van zowel gemeentelijke bomen (inrichting en beheer) en particuliere bomen (bescherming en instandhouding).
Gemeente Westvoorne heeft circa 5700 bomen en geven de dorpen, tezamen met de particuliere bomen, een groen en lommerrijk karakter. Dit bomenbeleid is gericht op de het instandhouden of ontwikkelen van een waardevolle, karakteristieke, veilige en duurzame boomstructuur binnen de kernen.
De vier kwalificaties worden daarin als volgt nader omschreven:
karakteristiek: De boomstructuur moet bijdragen aan de identiteit en herkenbaarheid van de verschillende dorpen, wijken en landschapstypen van de gemeente Westvoorne. Door verschillen in de open en dichte, natte en droge, uniforme en afwisselende gebieden te versterken met de boomstructuur, wordt vervlakking van het landschap tegengegaan en ontstaan bijzondere en fraaie locaties. Typerend is de toepassing van dennen in het groen welke refereert aan het duingebied;
duurzaamheid: De gewenste boomstructuur dient toekomstgericht te zijn, in het bomenbeleid wordt nadrukkelijk ingezet op bomen die kunnen uitgroeien tot volwassen en mogelijk zelfs monumentale bomen omdat de genoemde kwaliteiten dan goed tot hun recht komen. Bomen die vanwege standplaats, soort of kwaliteit niet deze huidige waarde of potentie hebben dienen tijdig gesignaleerd te worden.
De gemeentelijke organisaties heeft middels verschillende instrumenten invloed op het bomenbestand binnen haar grondgebied. De kapverordening is het voornaamste instrument voor instandhouding van de aanwezige bomen. Daarnaast kan de gemeente door eenmalige maatregelen (reconstructies of nieuwe aanleg) de structuur van gemeentelijke bomen wijzigen en bepaalt de gemeente het beheer van de eigen bomen. Voor elk van deze onderdelen zijn hieronder de beleidsuitgangspunten aangegeven.
De gemeente Westvoorne heeft een kapverordening waarin beleid en verplichting rond de instandhouding van bomen zijn vastgesteld. De kapverordening geldt voor zowel de gemeentelijke als de particuliere bomen. In het kader van dit Groenbeleidsplan is de huidige kapverordening (Bijlage 4) beoordeeld en wordt voorgesteld een aangepaste bomen- of kapverordening op te stellen. In deze aangepaste verordening kunnen verschillende aanpassingen doorgevoerd worden waarvoor hieronder de globale richting is beschreven.
De vigerende kapverordening kent een verplichting tot het aanvragen van een kapvergunning wanneer een boom wordt gekapt, met enkele uitzonderingen zoals wegbeplanting van wilgen of populieren tenzij deze geknot zijn, kweekgoed, dunningen, bossenbuiten de bebouwde kom, zieke bomen en fruitbomen, alsmede bomen dunner dan 20 cm. Bij een kapvergunningaanvraag beoordeelt de verantwoordelijke ambtenaar, naast de boomwaarde, ook de volgende criteria:
Deze criteria zijn niet nader of onvoldoende gespecificeerd waardoor verschillende interpretaties mogelijk zijn.
Het behandelen van aanvragen voor kapvergunningen vormt jaarlijks een tijdbelasting van circa 500 uur van de betrokken ambtenaar. Zo zijn in 2004 82 vergunningen aangevraagd waarvan er 76 zijn verleend en 6 zijn geweigerd. Door de vereiste beoordeling van bovengenoemde waarden en de gedegen onderbouwing, die noodzakelijk is door de subjectiviteit van de criteria, kosten deze aanvragen veel tijd. Daarbij valt op dat de aanvragers mondiger zijn geworden en vaker bezwaar wordt gemaakt, mede door de subjectiviteit, tegen het weigeren van een vergunning.
Het is daarom wenselijk te beoordelen of het huidige kapvergunningenstelsel nog een adequate oplossing biedt voor de gestelde doelstellingen. Het primaire doel van de kapverordening is het instandhouden van bomen (en houtopstanden) die om uiteenlopende redenen een aanzienlijke betekenis of waarde hebben. Mogelijke discussiepunten hierin zijn:
Dit Groenbeleidsplan biedt de aanzet tot een vereenvoudiging en verbetering van de vigerende kapverordening. Hiervoor zijn drie oplossingsrichtingen (al dan niet in combinatie) mogelijk:
In de huidige verordening worden de uitzonderingsgevallen waarvoor geen vergunning nodig is verruimd met bijvoorbeeld zeedennen/coniferen, bomen in te kleine tuinen en wordt de minimale stamdiameter verhoogd. Deze aanpassing geeft weliswaar een vermindering van het aantal vergunningen dat behandeld moet worden, maar biedt nog onvoldoende instrumenten voor een eenvoudigere / objectievere beoordeling.
De huidige beoordeling wordt vervangen door een puntensysteem waarbij voor elke te kappen boom een score voor de boomwaarde en overlast wordt berekend door het invullen van een enkele eenvoudige en objectieve criteria. Dit bepaalt of gekapt mag worden zonder vergunning, een kapvergunning afgegeven wordt of dat een kapvergunning geweigerd wordt. Deze methode biedt een gedegen onderbouwing voor vereenvoudiging en de benadeling van de kapvergunningaanvraag. Het aantal te behandelen bomen zal echter niet verminderen.
Op basis van een objectief puntensysteem wordt een lijst van monumentale/waardevolle bomen (particulier en gemeentelijk) opgesteld. De bomen op deze lijst mogen niet worden gekapt, er wordt in beginsel geen vergunning voor verleend. De overige bomen kunnen met een reguliere vergunning of melding worden gekapt. Een aanzienlijke investering is echter noodzakelijk voor het opstellen en instandhouden van deze lijst.
Het puntensysteem wat in de varianten B en C wordt voorgesteld bestaat uit een aantal objectieve criteria die voor elke boom afzonderlijk worden opgenomen en ingevoerd. Naast de toekenning van punten per criteria, kan ook nog een wegingsfactor gehanteerd worden. De criteria zijn objectief en kunnen steeds op dezelfde wijze gehanteerd worden.
Het toekennen van punten aan de verschillende criteria gebeurt eenmalig en is afgestemd op de situatie in de gemeente Westvoorne. Het vaststellen/toevoegen van wegingsfactoren is alleen noodzakelijk bij beleidsmatige voorkeur op een specifiek onderdeel. Zo kan gekozen worden voor optimale bescherming van aanwezige zware bomen of kan de nadruk worden gelegd op de ontwikkeling van de bomen op een markante plaats. Ook kan meer of minder waarde worden toegekend aan bijvoorbeeld de streekeigenheid of zichtbaarheid. Een voorbeeld van een beoordeling volgens de nieuwe waarderingstabel is in dit rapport opgenomen als bijlage 3a t/m 3c. (Deze toepassing is samengesteld uit de landelijk gehanteerde systemen en op een aantal onderdelen aangepast voor de gemeente Westvoorne).
Voorgesteld wordt om primair te gaan werken volgens methode B, welke voor een betere onderbouwing van de kapvergunning zorgt. Het toevoegen van wegingsfactoren per onderdeel is vooralsnog achterwege gelaten.De exacte methode dient te worden opgenomen in de kapverordening. Als toetsingscriteria voor de waardebepaling/overlast worden o.a. opgenomen de;
Naast het aanpassen van de huidige kapverordening is een gedegen voorlichting over de verplichting tot het aanvragen van een kapvergunning wenselijk, zodat zowel binnen als buiten de gemeenschappelijke organisatie het belang ervan, de uitgangspunten en de werkwijze bekend zijn.
Boombescherming bij werkzaamheden
Bij uitvoering van werkzaamheden en bouwplannen wordt soms een kapvergunning aangevraagd voor de te vellen bomen en/of houtopstanden. Ook de te handhaven bomen verdienen echter de nodige aandacht, zeker indien dit waardevolle bomen zijn waarvoor een kapvergunning is, of zal worden, geweigerd. Bouw- of graafwerkzaamheden kunnen ernstige gevolgen hebben voor de conditie van de bomen. Hierbij valt te denken aan werkzaamheden zoals graven, bouwen, bronnering, plaatsen opstallen, materiaalopslag en werkzaamheden aan de kabels en leidingen.
Om schade aan de bomen te voorkomen dient er een lijst opgesteld te worden met voorschriften die gehanteerd moeten worden bij werkzaamheden. De voorschriften kunnen betrekking hebben op:
Op basis van deze voorschriften kunnen eventueel ook schades worden verhaald op degene die de schade heeft veroorzaakt en/of verzuimt heeft de boombeschermende maatregelen toe te passen en instand te houden. Toezicht op de uitvoering van werkzaamheden en naleving van de voorwaarden is hierbij noodzakelijk. Bij waardevolle bomen kan het opstellen van een Bomen Effect Analyse (BEA) bijdragen aan instandhouding en bescherming van de boom. Een BEA geeft onder andere de kwaliteit van de boom, randvoorwaarden voor de uitvoering en beschermende maatregelen per bouwfase aan. Voor te handhaven bomen nabij een bouwproject of andere mogelijk schadelijke werkzaamheden wordt een dergelijke BEA verplicht opgesteld door de aanvrager van de bouwvergunning. De BEA wordt verplicht gesteld voor bomen met een nader te bepalen score in de eerder genoemde puntentelling.
Om de groene uitstraling van de gemeente op de lange termijn te waarborgen is een bomencompensatieregeling van groot belang. De basisgedachte van deze regeling is dat wanneer ergens een boom verdwijnt, op dezelfde plek of ergens anders binnen de gemeente compensatie plaatsvindt, door een boom aan te (laten) planten.
In het huidige beeld wordt herplant op eigen terrein veelal als voorwaarde opgenomen bij een verleende kapvergunning. Hierbij wordt veelal voor elke gekapte boom één boom teruggeplant. Ook bij illegale kap kan een herplantplicht worden opgelegd. Het groet voordeel van deze werkwijze is de eenvoud van de maatregel en het toezicht op de naleving. Een belangrijk nadeel van deze werkwijze is dat bij terugplaatsing van een boom op termijn dezelfde problemen kunnen ontstaan en dat bij herinrichting/bouwen de herplant op eigen terrein soms niet mogelijk is. Desgewenst kan in de kapverordening een aanpassing worden opgenomen die inhoudt dat voor bomen met een boomwaarde van 17 t/m 33 punten twee mogelijkheden bestaan:
storting van een bedrag ter grootte van de financiële boomwaarde in een gemeentelijke compensatiefonds; de boomwaarde wordt berekend conform methode Raad; de gemeente zal dit fonds enkel benutten voor aanplant en beheer van de gemeentelijke bomen, passend binnen de gestelde beleidskaders voor de bomenstructuur.
Bij laatstgenoemde mogelijkheid dient rekening te worden gehouden met de redelijkheid van het bedrag voor de burger. Een herplant op (alternatieve) locaties met een (toekomstige) overlastscore van 17 t/m 33 punten, kunnen vrijgesteld worden van de verplichting tot herplant, alsmede een storting in het bomenfonds.
Inrichting en beheer gemeentelijke bomenstructuur
Groenstructuur en karakteristieken
In het hoofdstuk over de groenstructuur per kern is nadrukkelijk aandacht besteed aan de gewenste bomenstructuur. Daarbij is een dorpsstructuur aangegeven die is gericht op ondersteuning van landschappelijke en stedenbouwkundige kenmerken en op begeleiding van de ontsluitingsstructuur. Instandhouding van deze dorpsstructuur, en waar nodig aanvulling of aanpassing, hebben de hoogste prioriteit.
Naast realisatie van de genoemde dorpsstructuren en de eveneens aangegeven wijkstructuren is een gerichte sortimentstoepassing van belang om te komen tot een karaktervolle boomstructuur. Naast technische en ruimtelijke randvoorwaarden, zoals aangegeven in de paragraaf over beheer, zijn hierin ook landschappelijke criteria en beeldaspecten van belang. Zo kan het onderscheid tussen de overgangs- of geestgronden enerzijds en de polders anderzijds worden benadrukt door toepassing van bepaalde boomsoorten.
In de poldergebieden gedijen bomen de van zwaardere en natte gronden houden beter, zoals esdoorns, essen en elzen. Daarnaast zijn ook verschillende exoten, zoals platanen hier goed toepasbaar. Hierdoor ontstaat een afwisselend en gevarieerd beeld met verschillende soorten. Opvallend is daarnaast dat veelal de jongere uitbreidingswijken in de poldergebieden liggen. Deze wijken zijn vaak minder ruim van opzet en hebbe daardoor een minder groen karakter.
In de duinenzone van de gemeente Westvoorne en het zandgebied op de overgang naar de duinen komen verspreid zeedennen voor. Toch is de den een kenmerkende soort voor eem kustgemeente als Westvoorne, het geeft het gevoel dicht bij het strand te zijn. Door dennen toe te passen in het openbaar groen binnen de kernen vormt het een zachte overgang van bebouwde omgeving naar delandschappelijke duinenzone met daarachter het strand en het water. De dennen dienen als kenmerkende soort van Westvoorne behouden te blijven.
Richtlijnen voor de aanplant van bomen
De duurzaamheid van een boom en zeker ook de overlast die een boom veroorzaakt, worden voor een belangrijk deel bepaald door de manier waarop bij aanplant rekening is gehouden met de juiste soortkeuze, de standplaats en de beschikbare ruimte. Doordat bomen relatief klein worden aangeplant en pas na jaren uitgroeien tot een uiteindelijke omvang, worden de gevolgen van foute keuzes hierin pas na jaren duidelijk.
Duurzame bomen, die qua soort en standplaats een hoge leeftijd kunnen bereiken, hebben een hogere belevingswaarde en zijn daarnaast goedkoper in het beheer, Doordat de vervangingskosten (aanplant en begeleidingssnoei) bij minder duurzame soorten relatief zwaarder doorwegen in de totale beheerkosten zijn bomen die lang mee gaan, gemiddeld per jaar goedkoper.
Om de beschikbare kennis op dit gebied optimaal te gebruiken en toegankelijk te maken, zijn in dit beleidsplan richtlijnen opgenomen voor de aanplant van bomen. Deze richtlijnen zijn primair bedoeld als uitgangspunten voor het aanplanten van nieuwe bomen, maar kunnen tevens worden gebruikt bij beoordeling van de duurzaamheid van bestaande bomen.
De richtlijnen worden als volgt gebruikt bij aanplant van nieuwe bomen:
De gestelde eisen zijn gericht op het ontwikkelen van een duurzame boomstructuur. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De vitaliteit van de boom moet optimaal gegarandeerd kunnen worden. Een gezonde boom is in het algemeen veilig en duurzaam. Naast externe omstandigheden (stambeschadigingen bijvoorbeeld) zijn standplaats, groeiruimte, bodem en waterhuishouding en natuurlijk de juiste soortkeuze, essentieel voor een vitale boom.
Het beheer van de boom (bijvoorbeeld snoeien, boomcontroles, ziektebestrijding) dient waar mogelijk te worden beperkt. Door te streven naar vitale bomen met een soorteigen habitus wordt hier grotendeels aan voldaan. Andere aandachtspunten hierbij zijn de aanplant op de juiste uiteindelijke afstand, alsmede beperking van het aantal boomspiegels (in gazons en verharding) en de aanplant van de juiste soorten.
De eventuele overlast van bomen aan omwonenden moet zoveel mogelijk worden beperkt om draagvlak voor de instandhouding van de boom, ook bij uitgroeien tot uiteindelijke omvang, te behouden. Naast de omvang van de boom zijn zaken als vruchtdracht, drup, bezonning, takuitval en bladoverlast hierbij van belang.
Voor de toepassing van bomen kunnen verschillende algemene richtlijnen en aanbevelingen worde gehanteerd. Door alle plannen en studies in een vroeg stadium hieraan te toetsen, kan een betere boomstructuur worden bereikt.
Geen bomen planten die er eigenlijk niet kunnen staan; de technische en ruimtelijke criteria zijn weliswaar niet wettelijk of juridisch vastgelegd maar geven wel vanuit vakkennis en ervaring aan wat de kansen van een boom op een bepaalde locatie zijn. Een boom die als jonge boom uitstekend past, maar bij het volwassen worden onherroepelijk problemen oplevert kan beter op voorhand niet worden geplant.
Beter één grote boom dan meerdere kleine; bomen van de eerste grootte kunnen uitgroeien tot imposante, grote en monumentale bomen. Kleinere bomen zijn over het algemeen sneller versleten en worden eerder vervangen. De meest waardevolle bomen in de openbare ruimte zijn vaak oude, grote en monumentale bomen. Plant daarom bomen die uit kunnen groeien tot een dergelijk exemplaar. Ook in straatprofielen wordt de voorkeur gegeven aan één rij grote bomen boven toepassing van twee rijen kleinere bomen.
Bomen bij voorkeur in beplanting of gras; ongeacht de groeiplaatsverbeteringen bij bomen in verhardingen blijven bomen beter groeien als ze in beplanting of gras staan. De betere vochthuishouding, beluchting van de wortels en het ontbreken van te grote druk zorgen voor betere groeiomstandigheden en bieden meer mogelijkheden tot het uitgroeien van een boom. En standplaats in gras heeft daarbij als nadeel dat het gevaar op stambeschadigingen bestaat door het maaiwerk.
Vormbomen bewust toepassen; leibomen, gekandelaberde bomen, knotbomen en bomen met andere specifieke vormen hebben extra beheer nodig. Het snoeien en begeleiden van de groei veroorzaakt gedurende het gehele leven van de boom een extra kostenpost. Daarom dienen deze vormbomen alleen te worden toegepast waar een dergelijk intensiever beheer verantwoord is, zoals bijvoorbeeld in centrumgebieden, bij monumenten of op specifieke locaties. Het knotten of kandelaberen van bomen als maatregel om overlast of klachten te bestrijden, dient voorkomen te worden. Een dergelijke maatregel geeft een verkeerd precedent en vormt een regelmatig terugkerende kostenpost.
Bij de richtlijnen die afhankelijk zijn van de grootte van de boom wordt onderscheid gemaakt in drie groottes:
De richtlijnen zijn gebaseerd op bomen met een ovale of eironde kroonvorm. Voor bomen met afwijkende kroonvormen, zoals zuilvormige kronen of juist brede platte kronen, en voor bomen met snoeivormen, zoals leibomen of knotbomen, gelden afwijkende maten. Deze worden hier niet omschreven.
De gemeente heeft voor haar bomen een zorgplicht. Ze is verantwoordelijk voor eventuele schade die ontstaat als gevolg van het achterwegen blijven van afdoende boomverzorging en onderhoud, Om aanspraak te kunnen maken op schadevergoeding bij schade door bomen en takken moet de benadeelde kunnen aantonen dat de boomeigenaar verwijtbaar, in gevaarzettingsituaties toerekenbaar, onvoldoende zorg heeft besteed aan de boom. Welke bomen in aanmerking komen voor boomcontrole op gebreken is dus mede afhankelijk van de mate van gevaarzetting van de locatie. De mate van gevaarzetting wordt bepaald door:
Externe factoren rond de betrokken boom veroorzaken een verhoogde risicokans op schade, bijvoorbeeld extreem hoge grondwaterstanden of in de bodem voorkomende storende lagen, waardoor onvoldoende wortelverankering mogelijk is. Ook graafwerkzaamheden op korte afstand van de boom kan leiden tot een verhoogde gevaarzetting;
Het controleren en registreren van de zorgplicht voor bomen in de gemeente Westvoorne dient op een systematische wijze plaats te vinden. Voor een structurele controle van de bomen ten behoeve van de zorgplicht wordt een registratiesysteem opgezet, gevuld en bijgehouden. Dit systeem wordt gehanteerd voor bomen die in eigendom zijn van de gemeente Westvoorne. Deze boomcontroles met registratie dient geïntegreerd te worden in het Groen informatie Systeem (zie paragraaf 3.1.3) Op deze manier vormt het een structureel onderdeel van het groenbeheer.
3.1.4 Inpassing, natuur, water, spelen en begraafplaatsen in het groen
Het rijk, de provincie en het Waterschap hebben richtlijnen en wetten opgesteld die gericht zijn op het ontwikkelen en instandhouden van waarden die betrekking hebben op natuur en water. De richtlijnen en wetten vormen uitgangspunten bij de inrichting en het beheer van het openbaar groen.
In onderstaande beschrijvingen wordt aangegeven wat de algehele richtlijnen zijn binnen de gemeente Westvoorne. In planuitwerkingen, in communicatie naar het publiek, binnen de gemeentelijke organisatie en in het overleg met externe water- en natuurbeheerders zullen deze onderwerpen worden uitgedragen.
Groen heeft een ecologische betekenis voor verschillende flora en fauna. Naarmate er meer gradiënten (van droog naar nat en van licht naar donker) zijn, kan de natuur ook gevarieerder in de directe woonomgeving bestaan. Het is een verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur om bewoners, en in het bijzonder kinderen, met natuur in contact te brengen.
Daarbij kan vanuit twee scenario’s worden gewerkt:
òf binnen een cultuurlijke groenvoorziening van gazons en sierheesters de natuurambities te richten op grotere groengebieden die ook een verbinding hebben met de natuur in het buitengebied en daardoor ook meer ecologische kansen hebben. Het toepassen van bijvoorbeeld vlinder/vogelaantrekkende sierheesters en bomen kan in de directe omgeving ook een zeker natuurgevoel teweeg brengen.
In het verleden is een aanvang gemaakt met het ecologisch beheren van enkele kleine projecten binnen de kernen (Vijver van de Waranda, te Oostvoorne en de begraafplaats aan de Dirk van Voornelaan in Rockanje). Uit deze projecten is gebleken dat bewoners zeer gecharmeerd zijn van natuur, mits niet te dicht bij of in de woonomgeving. Gelukkig heeft de gemeente Westvoorne een natuurrijk buitengebied, waar de bewoners vrij dicht bij hun woonomgeving kunnen opzoeken. Daarnaast blijken de bewoners een verzorgde groene woonomgeving zeer op prijs te stellen. Dat pleit ervoor Scenario B: natuur in groter verband en natuur in siergroen in de marge te ontwikkelen.
Vooral de grotere groengebieden waar ook water als element is ingebracht en met het buitengebied in verbinding staan, kunnen een sterkere ecologische inrichting en beheer krijgen. Met deze benadering kan ook een betere landschappelijke samenhang tussen dorp en buitengebied worden gecreëerd.
De plekken die daartoe voor in aanmerking komen dienen in een nadere uitwerking in kaart te worden gebracht.
Om natuur ook permanent onder de aandacht te brengen is het aan te bevelen om samen met de lokale natuurwerkgroepen en scholen een aantal kleine natuureducatieprojecten te initiëren. Te denken valt aan o.a.:
Door de kernen loopt een stelsel van openbare watergangen. Er is een permanente aandacht bij de gemeente en de waterbeheerders om de kwaliteit van het (zoete) water te optimaliseren.
Vrijwel overal zijn deze watergangen in de doorlopende groenstroken geprojecteerd.
Het groenbeeld van de kernen wordt veelal bepaald door deze zones.
Onder andere het Waterstructuurplan van Voorne – Putten heeft tot taak om meer water in de bestaande en nieuwe wijken (streven naar oppervlaktewater minimaal 10%) te bergen. In dit beleid wordt de samenhang met groen en recreatie bepleit.
In de groen/waterzones wordt de huidige inrichting van open waterelementen met strakke oeverbeschoeiingen, verzorgde gazons en solitaire bomen (qua beeld, veiligheid en recreatief medegebruik) zeer gewaardeerd.
Dit beeld dient dan ook in de verdere ontwikkeling en het beheer als hoofdkoers te worden aangehouden.
Binnen deze koers kunnen de volgende natuurkwaliteiten verder worden uitgebouwd:
Momenteel wordt een groot deel van de speelvoorzieningen middels standaard- speelattributen toegepast. Veelal zijn deze toegepast op planmatig ingerichte speelterreinen en in verhardingen, die weinig relatie met het groen hebben. Terwijl het voor kinderen juist erg leerzaam en uitdagend is om te spelen in, of met het groen. Kenmerkend is momenteel het grote aantal speelvoorzieningen op verharding.
Momenteel wordt binnen de gemeente het Buitenspeelruimtebeleidsplan opgesteld en zal eind 2005 gereed zijn. Meervoudig gebruik van het openbare groen verhoogt de gevoelswaarde van een groenstructuur en door er in te spelen ontstaat er meer contact tussen mens en natuur, wat bij kinderen het natuurbesef weer verder ontwikkelt. Het meer ongedwongen laten spelen in een natuurlijke omgeving stimuleert bovendien de creativiteit van kinderen.
Niet elke groenobject is geschikt voor ‘spelen in de natuur’. In grotere groengebieden, welke wat verder van de woningen af liggen, en indien de objecten ook een wat sterkere beplanting (bosachtig, boomsingels, bloemenweitjes, natuurlijke oevers) samenstelling hebben kan ‘minder gereguleerde spelen in het groen onder voorwaarden worden gestimuleerd. Het uitwerken van deze projecten dient in nauwe samenwerking tussen de afdelingen Gemeentewerken en Maatschappelijke zaken te worden uitgevoerd. De locaties die daartoe voor in aanmerking komen zullen in een nadere uitwerking in kaart worden gebracht.
Inpassing begraafplaatsen in het groen
Begraafplaatsen zijn vanwege de grote groene oppervlakte belangrijke objecten in de groenstructuur van de gemeente Westvoorne. Het is ook landelijk beleid om deze elementen op te nemen in de openbare parkfunctie met bijvoorbeeld extensief gebruik als wandelgebied. Bij dit medegebruik dient wel rekening te worden gehouden met beperkingen van de openstelling. (ter voorkoming van vandalisme).
Rockanje heeft verschillende begraafplaatsen.
De oude begraafplaats ligt in het centrum en is daardoor ingeklemd tussen de bebouwing.
De nieuwe begraafplaats ligt aan de rand van het dorp in de duinen. Deze begraafplaats wordt grotendeels ecologisch beheerd, waardoor er een natuurlijk beeld is ontstaan dat goed aansluit bij het omringende duingebied als onderdeel van de Ecologische Hoofd Structuur. Mede door de padenstructuur en de natuurlijke uitstraling is deze begraafplaats uitermate geschikt voor recreatief medegebruik.
Oostvoorne heeft één begraafplaats binnen de dorpskern en is omgeven door een watergang. Mede doordat er in de toekomst in de nabijheid wordt gebouwd, kan de begraafplaats in de randzone worden verbonden met die uitbreiding. Door aansluiting op het padenstelsel kan er een verbinding worde gelegd met het zuidelijke en noordelijke woongebied.
3.1.5 Voorkomen en verkopen van snippergroen
Het bestaande openbaar groen dat voor de groenstructuur en het groene aanzien van Westvoorne van minder belang is en geen directe functie vervult, kan binnen het Groenbeleidsplan worden aangemerkt als snippergroen. Dit zijn over het algemeen kleien of smalle groenvakken waarvan het onderhoud vaak onevenredig duur is. Dergelijke groenvakken worden op een passieve manier afgestoten. Voor de uitgifte van snippergroen is het belangrijk dat er een duidelijk beleid is waarin voorwaarden worde opgesteld voor een acceptabel straatbeeld, effectiviteit van het beheer van het resterend openbaar groen en eventueel restricties aan het toekomstig gebruik worden gesteld.
Het huidige beleid ten aanzien van snippergroen is verwoord in de beleidsnotitie “Verkopen openbaar groen”..
Huidige criteria voor uitgifte van openbaar groen:
Bovenstaande criteria blijven gehandhaafd en worden verder aangevuld met onderstaande criteria.
Ter bescherming van de belangrijkste groenstructuren in de gemeente Westvoorne zijn in Hoofdstuk 2 Visie op de groenstructuur een aantal waarderingen uitgesproken:
Op grond van die waardering is het zaak om de belangrijkste groenstructuren te beschermen, zeker dor het voorkomen van verkoop van groenobjecten in deze zones en plaatselijk zelfs uit te breiden. Indien deze plekken bestemd blijven als groene hoofdstructuren kunnen, mits zorgvuldig afgewogen aan de hand van de criteria, de overige groengebieden in aanmerking komen voor verkoop.
Uitgifte aan particulieren met allerlei beheer- en bereikbaarheidsbepalingen is ongewenst vanwege de administratieve zorg.
Gekozen wordt voor de indeling, welke correspondeert met de Plankaarten Groenstructuur per kern uit hoofdstuk 2:
Groene Dorpsstructuur status A: Geen verkoop mogelijk
Groene Wijkstructuur status B: Geen verkoop mogelijk
Overig groen status C: Na toetsing aan criteria kan verkoop plaatsvinden
Om te voorkomen dat nieuwe snippergroen ontstaat, dient de gemeentelijke organisatie alert te zijn bij (her)inrichtingsplannen in de openbare ruimte. Het intern laten toetsen van ontwerpvoorstellen en het vaststellen van ontwerpcriteria zijn daarvoor praktische oplossingen.
3.2 Aanpak en planning groenbeheer
In deze paragrafen worden acties en besluitvorming uitgewerkt die vooral gericht zijn op het planmatig en integraal werken binnen de gemeentelijke organisatie en de communicatie naar andere beheerders en bewoners.
3.2.1 Planmatig werken op resultaat
Het openbaar groen en in het bijzonder bomen hebben vaak decennia nodig om tot volle wasdom te komen. Groen groeit en elk stadium heeft zo haar eigen onderhoud nodig, waarbij een zo constant mogelijk beheer gewenst is. Het stimuleren van een lange levensduur van groen is ook uit exploitabel oogpunt interessant. Om te voorkomen dat deze levensduur abrupt wordt afgebroken doordat overlast ontstaat, de vitaliteit afneemt of er adhoc beslissingen worden genomen, is het zaak om vooruit te kijken en met een visie en inzicht het groen uit te bouwen en te beheren.
Om een planmatige en meer constant beheer te kunnen voeren moet er duidelijkheid zijn naar bestuurders en beheerders wat er met het beheer bereikt moet worden.
In dit licht bezien zijn er drie belangrijke insteken die hieraan kunnen bijdragen:
Er mag best sprake zijn van duurzaam èn tijdelijk groen; duurzaam groen moet vooral met een lange adem en uiterst zorgvuldig worden beschermd en verzorgt (denk aan een mooie boomlaan), terwijl het groen in bijvoorbeeld de woonstraten veel meer mee moet kunnen bewegen met maatschappelijke behoeftes. Belangrijk is dat deze waardering en vooral voor het duurzaam groen, politiek en bestuurlijk draagvlak krijgt.
Het inrichten en beheren van het openbaar groen is niet alleen een verantwoordelijkheid van de Civieltechnische buitendienst waaronder groenmedewerkers werken zijn. Bij de inrichting is de samenspraak nodig tussen bestuurders, andere afdelingen en bijvoorbeeld leidingbeheerders. Maar ook samenspraak met externe beheerders zoals Waterschap en Provincie, die als beheerders van een aantal wegen buiten de bebouwde kom, ook kunnen bijdragen aan een passende en vitale groenstructuur. Integraal en interactief plannen vooral bij aanleg en reconstructie, voorkomen knelpunten in het gebruik en beheer van de openbaar ruimte. Om deze samenspraak effectief te kunnen stroomlijnen moet in toenemende mate planmatig op basis van meerjarenplanningen (van grof naar fijn) het beheer tot uitvoering worden gebracht.
Een inzichtelijke en doelmatige informatievoorziening van het openbaar groen (opbouw op basis van werkelijke informatiebehoefte voor bestuur, beheer en uitvoerder). Hierbij zijn de eenvoudige en logische indeling van het groen, de mutatiegevoeligheid en discipline tot actueel houden belangrijke kernpunten.
In onderstaande alinea’s wordt hier een voorzet toe gegeven die verder organisatorische moeten worden geïmplementeerd.
Na dit Groenbeleidsplan dat zijn doelen en acties voor de komende vijf jaar richting geeft, kan het beheerplan concreet worden uitgewerkt als een Groenbeheerplan 2005-2010.
In vervolg op de Nota groenbeleid 2000-2004 zijn acties en besluitvormen groenbeleid voor de jaren 2005 – 2010 uitgewerkt welke gericht zijn op het effectief ontwikkelen en beheren van de huidige groenstructuur.
Het plan wordt een duurzaam instrument als informatiebron, als vaststelling van de groenstatus (a,b,c), als ideeënboek, als beleidskader bij integrale vraagstukken en als instrument voor het afwegen van budgetruimte door het gemeentebestuur.
Met het vervaardigen van dit beleidsplan, waarin het groenbeleid voor de komende vijf jaar is verwoord, is de belangrijkste stap al gezet voor het groenbeleid.
Het beheerplan wordt opgesteld als vijfjarenplanning van maatregelen. Het plan geeft inzicht in streefdoelen, planningen, onderhouds- en beheermaatregelen en eenmalige herinrichtingen of reconstructiemaatregelen. Vanuit het beleid kunnen aan de hand van beschikbare inventaris- en werkplangegevens voorstellen worden voorgelegd, omtrent het effectief uitvoeren van werkzaamheden door eigen dienst, of derden zoals het werkvoorzieningsschap “De Welplaat”.
Criteria daarbij kunnen zijn: beschikbare specialistische kennis, effectieve inzet van materieel voor piek/bulkmaatregelen als maaien of hagenknippen, eigen jaarrondcapaciteit e.d.
Voor gemeente Westvoorne zijn geen recente beheerplannen beschikbaar.
Het is binnen gemeente Westvoorne wenselijk om in vervolg op het Groenbeleidsplan een Groenbeheerplan op te stellen, zodat op detailniveau duidelijk wordt hoe, wanneer en tegen welke budgetten werkzaamheden uitgevoerd dienen te worden.
Omdat het Groenbeleidsplan redelijk concrete acties aangeeft voor herinrichting en accenten in het onderhoudsniveau moet het beheerplan vooral een compact en uitvoeringsgericht plan worden met een planning van Aanleg, Reconstructie en Onderhoud met de daarvoor benodigde inzet van financiële middelen. Tevens geeft dit plan aan hoe deze werkzaamheden zo effectief mogelijk kunnen worden uitgevoerd door eigen dienst en derden.
Omdat ook hier een permanente afweging moet kunnen plaatsvinden met bestuur en politiek tussen verzorgingsbeeld en daarmee gepaard gaand budget is het aan te bevelen een soort van productcatalogus te ontwikkelen waarin beeldnormladen worden opgenomen voor alle groenbeheertypen (eventueel later ui te breiden naar met andere beheerelementen in de openbare ruimte) vanuit de drie kwaliteitsniveaus (intensief, normaal en natuurgericht) met prijsverschillen. Op deze wijze wordt interactief en communicatief samengewerkt tussen bestuur, burger en dienst en kunnen eenvoudiger duale scenario’s inzichtelijke worden gemaakt, doorgerekend op budgettaire gevolgen en gecommuniceerd naar bestuur en burger. Een voorbeeld van het beheertype Gazons is hiernaast opgenomen.
Uitvoering eigen dienst en/of uitbesteding
Duidelijkheid en overdracht van de gemeentelijke visie op inrichting en beheer en onderhoud is zowel belangrijk voor de uitvoerende eigen dienst als voor derden.
Momenteel worden aan de hand van werkomschrijvingen (locatie, frequentie en tijdstip) uitvoeringsinstructies gegeven aan eigen dienst en de sociale werkvoorziening. Incidenteel worden werkzaamheden uitbesteed aan specialistische groenbedrijven. Het vinden van een optimum kan alleen met goed gedocumenteerde inventaris- en werkplangegevens en zal in het Groenbeheerplan nader worden uitgewerkt.
Het is voor een zakelijke relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer gewenst om de contractuele verplichtingen beter af te kaderen, waarbij het toepassen van de RAW bestekssystematiek voor onderhoud en aanleg/reconstructie een goede basis is.
In de systematiek dient naast een duidelijke informatie over kwantiteit en prijs van het werk ook aandacht te zijn voor kwaliteitseisen van de opdrachtnemer (o.a. certificaten).
De bestekssystematiek kan vanuit twee samenwerkingsmethoden worden ontwikkeld:
Prestatie- en/of beeldnormen (zie ook instrumenten groenbeheerplan) met als voordeel dat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de kennis van de uitvoerende partij en dat tevens het toezicht eenvoudiger kan worden. Deze besteksvorm stel hogere eisen aan de kwaliteit van de organisatie van de aannemer op het gebied van met name meedenkend en gekwalificeerd personeel en zelfcontrole. Landelijk worden beeldnormen en beeldbestekken steeds vaker toegepast met steeds betere resultaten
Groen – Informatie – Systeem; van actuele inventaris tot contactgegevens.
In de vorige beleidsnota werd de doelstelling uitgezet om de administratieve groengegevens minimaal op orde te houden. Naar de toekomst toe is dit niet meer voldoende. Interactieve planprocessen, burgers (Frontoffice) betrekken bij het wel en wee van de openbare ruimte zijn ontwikkelingen die ook in Westvoorne spelen. Effectief informeren is daarbij uitgangspunt, evenals het actueel houden van informatie (eenvoudig starten en naar de toekomst uitbreidingen open houden). Te complexe en uitgebreide beheersystemen vragen immers doorgaans te veel inspanning om actueel te houden. Binnen de gemeente is het tekenpakket NedGraphics beschikbaar alsmede GBKN -kaarten als tekenondergrond; de groene gegevens zijn op de hooflijnen actueel en zijn administratief verwerkt.
Het is wenselijk om een eenvoudige en gebruiksvriendelijke beheersysteem ter beschikking te hebben, waarbij ook grafische koppelingen gemaakt kunnen worden, zodat ook de ligging van de beheereenheden op de kaarten terug te vinden zijn. Het systeem dient op maat te zijn voor de gemeente, waardoor de gebruiksvriendelijkheid en eenvoudigheid gewaarborgd worden. Bij de verdere uitwerking en implementatie gelden nog de volgende uitgangspunten:
Gegevens zijn alleen interessant als zij gebruikt en actueel gehouden worden. Vanuit de gebruikersbehoefte dient de informatievoorziening te worden opgebouwd. Het werken met een GIS – benadering (op het scherm: via de tekening naar de plek en daar de groengegevens opvragen) is uiterst gebruiksvriendelijk en gaan gegevens ook leven. Het vastleggen van de meest toe te passen groengegevens op tekeningen is een handige informatiedrager. De basis daarin is een heldere en functionele groenindeling (zie beheertypen verderop) en waar die gegevens zijn gesitueerd. Deze gegevens zijn te allen tijde nodig: bij het vervaardigen van bestekken, in het overleg met de dienst en burger en bij het instrueren van medewerkers bij onderhoud en reconstructie. Voor het wijzigen en selecteren van gegevens is de toepassing ven een digitale kaartverwerking inmiddels een logische keuze. Naast inventarisatiegegevens kunnen ook vanuit vraagstukken vanuit beleid en beheer selectiecriteria worden ingebouwd. Wij denken daarbij aan: kwaliteitsniveaus verzorging, status A, B, C, openbaar groen, monumentale bomenlijst, inspectiegegevens binnen kader zorgplicht bomen en bijvoorbeeld uitbestede deelgebieden of objecten.
De beleidskeuze richt zich derhalve op de twee punten:
Beheertypen zijn verschillende groeneenheden waarbij elk type een eigen groep van handelingen krijgt (b.v. gazon, haag) ander beheer wordt toegepast. De onderverdeling dient dus gebaseerd te zijn op het beheer wat uitgevoerd wordt. Er is momenteel een actuele lijst van groengegevens beschikbaar die alleen administratief beschikbaar (zonder tekening, per straat). In de huidige situatie wordt gewerkt met een beheertypen – indeling die erg gedetailleerd is hetgeen arbeidsintensief is om te muteren, soms onoverzichtelijk en weinig extra bruikbare informatie oplevert. Het is wenselijk om de indeling op een dusdanige wijze te versimpelen dat de huidige inventarisatiegegevens zoveel mogelijk gebruikt kunnen worden n de beheertypen - indeling.
In eerste instantie is het voldoende om de huidige hoofdindeling als nieuwe indeling te hanteren. Deze indeling is in beginsel een basis voor het onderscheiden van verschillende onderhouds- en beheermaatregelen. Bij het ontwikkelen van een nieuw Groen – Informatie Systeem is het aan te beleven de huidige indeling te (laten) toetsen op de bruikbaarheid bij beleid, beheer en uitvoering.
De voorlopige indeling op hoofdlijnen:
Bomen <3 jaar – Bomen >3 jaar – Vormbomen – Standplaats bomen – Bosplantsoen – Heesters – Bomenbedekkers – Botanische rozen - Hagen – Kruidachtige gewassen – Gazons (intensief en extensief) inclusief grasranden – Speelweiden – Verwilderingterreinen – Sportvelden – Water – Graven.
Door het combineren en afstemmen van verschillende werkzaamheden (van visie tot en met uitvoering & van gevel tot gevel) in de openbare ruimte kunnen de inspanningen en resultaten effectiever zijn en wordt de overlast voor bewoners beperkt. Met name bij de reconstructie van bestaande openbare ruimtes kan de afstemming van planningen tussen de verschillende afdelingen positieve effecten hebben op de kwaliteit van inrichting en beheer. Zo kan een aanpassing in het wegprofiel gelijktijdig plaatsvinden met een renovatie van het riool en kan na het leggen van een nieuwe leiding meteen het plantvak worden verjongd. En als er nagedacht wordt over het beperken van obstakels ten behoeve van gemechaniseerd onderhoud komen onderhoudsbesparingen in beeld.
Voor integraal werken is beleid nodig en draagvlak binnen en tussen de afdelingen.
Er zijn twee insteken waar deze integrale benadering kunnen worden geïmplementeerd:
Bij cyclisch onderhoud van de openbare ruimte door per buitenruimtediscipline te analyseren waar werkcombinaties een besparing of meerwaarde geven (bijvoorbeeld het invoeren van een reinigingskaravaan door afstemming uitharken plantvakken, graskanten steken en vegen van trottoirs). Ook het per wijk plannen van beurten totaalonderhoud kan een positieve uitwerking hebben.
Bij aanleg en reconstructie van projecten kan samenwerking en toepassen van ontwerp- en beheercriteria preventief werken op de inrichtingskwaliteit en beheerbaarheid. Om hiertoe over te gaan is het aan te bevelen om in eerste instantie inzichtelijk te maken welke knelpunten in de openbare ruimte aanwezig zijn (bezien vanuit groen, civiel, rioleringen, verlichting, spelen). Vervolgens kunnen deze knelpunten worden uitgewerkt op een knelpuntenkaart, waarbij de verschillende beleidsvelden geïntegreerd worden. Op deze wijze worden knelpunten en prioriteiten helder en wordt gestimuleerd om vooral gebiedsgericht tot planning en herinrichting te komen. De actiepunten in het hoofdstuk 2 ter verbetering van de groenstructuur geven al een dergelijke benadering aan (of binnen groenobject oplosbaar of integraal oplosbaar).
Dit meerjarenprogramma dient inzichtelijk te zijn voor alle medewerkers in de organisatie. Op deze manier kan door iedereen (voortschrijdend) inzicht worden verkregen in de knelpunten per beleidsveld en de reconstructies voor de komende jaren.
Deze samenwerking behoeft niet alleen binnen de gemeentelijke organisatie te blijven. Inbreng en samenwerking met middenstand, bewonersgroeperingen en andere beheerders zijn daar een afgeleide van.
Interne stimulering van integraal werken om tot concrete samenwerkingspunten te komen:
| |
Implementatie van voortschrijdende en integrale planning van reconstructieprojecten |
3.2.3 Exploitabel begroten en beheren
Het openbaar groen is onderhevig aan slijtage en dient derhalve periodiek vervangen te worden. Gebeurt het niet dan sterven bijvoorbeeld heesterbeplantingen af en ontstaan open plekken die vervolgens weer onkruidgroei geven en meer schoffelwerk tot gevolg heeft. Afstervende of kwijnende bomen en heesters leveren dan tevens gevaar op (takbreuk of omwaaien) voor de omgeving en geven de openbare ruimte een onverzorgd en weinig vitaal beeld. Een onverzorgde omgeving motiveert de bewoners zeker niet om ook medeverantwoordelijk te zijn voor haar omgeving.
De vervanging kan noodzakelijk zijn als gevolg van:
De verschillen in levensduur van een bepaald groentype worden in grote mate bepaald door de juiste soortkeuze, afgewogen beheer en standplaats of omgeving.
Door de jaren heen gebeurt dat natuurlijk niet gelijkmatig en overal. De vervanging van het openbaar groen dient daarom structureel in de termijnplanningen en begrotingen opgenomen te worden. Momenteel is in de jaarbegroting van de afdeling Gemeentewerken naast cyclisch onderhoud slechts een beperkt budget opgenomen voor de vervangingen en groenconstructies. Daarnaast worden in grotere infrastructurele reconstructies eenmalig raambedragen opgenomen voor de herinrichting van groen.
Een veel gebruikte manier is om naast het onderhoudsbudget een structureel vervangingsbudget op te nemen dat gebaseerd is op de technische afschrijving van groen. Deze systematiek gaat uit van de omvang van het huidige groenareaal en kosten die het vervangen van dit areaal met zich mee zou brengen afgewogen tegen de gemiddelde levensduur. Het instellen van een vast jaarlijks vervangingsbudget voor het groen heeft de volgende voordelen:
In de concrete vervanging van het groen behoeft uiteraard niet dezelfde situatie teruggebracht te worden, maar kan tegelijkertijd een verbetering van de groenstructuur en aanpassing aan de beheerzone doorgevoerd worden. Een groot deel van de in hoofdstuk twee voorgestelde actiepunten zouden dan ook gefinancierd kunnen worden vanuit het budget groenafschrijving. Verantwoording van deze budgetten vindt plaats op basis van voortschrijdende meerjaren-reconstructieplanningen voorafgaande aan het begrotingsjaar.
Volgens de berekeningsmethode (vervangingskosten x areaal: gemiddelde levensduur) bedraagt de theoretische vervangingswaarde van het totale areaal openbaar groen binnen de kernen van de gemeente Westvoorne € 7.136.944,- exclusief BTW. In de onderstaande tabel zijn alle voorkomende groenvoorzieningen opgenomen en doorgerekend op basis van de afschrijfwaarde. De theoretische vervangingswaarde van al het groen bedraagt per jaar € 190.937,-.
In de renovatiekosten zijn rooi- en opruimingswerkzaamheden en nieuwe aanplant opgenomen. De bedragen zijn gebaseerd op het areaal / prijspeil 2004 exclusief 19% BTW.
Het benodigde jaarlijkse afschrijvingsbedrag is gebaseerd op de werkelijke omvang van het groenareaal, een inschatting van de gemiddelde levensduur en een inschatting van de gemiddelde vervangingskosten. Het is derhalve een theoretisch bepaald bedrag. In de praktijk zijn de leeftijdsopbouw van het huidige groenbestand, de kwaliteit ervan en de eisen die eraan worden gesteld natuurlijk ook van belang bij het bepalen van de levensduur. Daarnaast kunnen de vervangingskosten worden beperkt door de werkzaamheden integraal te combineren met realisatie van civieltechnische projecten.
Het nastreven van een lange levensduur heeft invloed op de exploitatiekosten van het groen. (zie schema hiernaast)
Relatie actiepunten beheer & onderhoud met groenafschrijvingsfonds
In hoofdstuk twee, bij de actiepunten voor de groenstructuur, is een overzicht opgenomen van de actiepunten die nodig zijn voor het bereiken van de gewenste groenstructuur. Een prioritering van de actiepunten is vooralsnog achterwege gelaten omdat de samenhang met eventuele anderere constructies of ontwikkelingen in de buitenruimte, van invloed is op de werkelijke uitvoeringsplanning. Het integraal uitvoeren van dergelijke projecten (samen met reconstructie van verhardingen, verlichting, riolering en/of speelvoorzieningen) verdient te allen tijde de voorkeur. Voorgesteld wordt om alle groenreconstructies en inboetwerkzaamheden te financieren vanuit één groenreconstructiefonds wat wordt bepaald op basis van het afschrijvingsregime. De besteding van dit fonds kan door de afdeling Gemeentewerken deels vooraf worden aangegeven in een jaarplanning van vooral de grotere reconstructieprojecten en deels achteraf worden verantwoord.
Nader onderzoek instellen naar de inrichting van een groenconstructiefonds (GRF) met vast jaarbudget | |
Afleggen jaarlijkse verantwoording bestedingen GRF vanuit afdeling Gemeentewerken |
3.2.4 Communicatie en voorlichting
Voor een duurzame ontwikkeling en instandhouding van een groenstructuur is draagvlak bij bewoners noodzakelijk. Zo zullen bewoners minder snel oneigenlijk gebruik maken van het groen als ze zelf hebben meegedacht over de inrichting. Tevens kan door het draagvlak bij bewoners het aantal klachten over de inrichting en het beheer afnemen.
Het is echter niet gewenst dat de burgers de inrichting van elk stukje openbaar groen in de gemeente bepalen. Daarmee zou de realisatie van bijvoorbeeld een boomstructuren, wat een langlopende proces is vrijwel onmogelijk worden en zou het creëren van identiteit en eigenheid van de kernen in het niet vallen. Immers in een straat met bomen wonen wil iedereen, maar de boom voor het eigen huis kan persoonlijke bezwaren opleveren.
Het tijdig betrekken van de bewoners bij de besluitvorming is vooral van belang indien sprake is van een verandering van de bestaande situatie en wanneer het plangebied dicht tegen woningen gelegen is.
Voor communicatie met bewoners kan onderscheid gemaakt worden in twee vormen, welke afhankelijk van de locatie in de groenstructuur en de toegekende status mogelijk toegepast kunnen worden:
Het ontwikkelen van projectfolders waarin voorgenomen plannen met status van inspraak of informatie worden verspreid alsmede benutte van de gemeentelijke website en lokale media zijn elementen die begrip en inzicht tussen partijen kan vergroten.
Ook politiek en gemeentebestuur dient met een zekere regelmaat te worden geïnformeerd over inrichting en onderhoud van het groen. Het introduceren en formaliseren van schouwrondes (bijvoorbeeld voorjaar en najaar met thema’s) met leden van de Raad, het College, vertegenwoordigers van ambtelijke diensten en bewoners kan verhelderend en oplossingsgericht (inzicht, korte lijnen) werken.
3.3 Samenvatting, acties beheer & onderhoud groenbeleid 2005 – 2010
Het vele groen in en nabij de dorpen Oostvoorne, Rockanje en Tinte staat ook in de gemeentelijke strategie ‘wonen in een oase van rust’ hoog aangeschreven.
De huidige groenstructuur heeft een eigenheid die te maken heeft met de eigenheden van het duin- en polderlandschap en de ontstaansgeschiedenis van de dorpen en wegen daarin. Een groene omgeving die onder sterke invloed van het zeeklimaat met heel veel zorg tot volle wasdom is gekomen en inmiddels luwte heeft gegeven aan de woonomgeving en daarmee ook beschermde omgeving voor nieuw aan te leggen groen. Op deze groenstructuur wordt voortgebouwd.
Groen heeft tijd, ruimte, onderhoud en vooral continuïteit in beheer nodig. Daarom wordt in dit Groenbeleidsplan aandacht gevraagd voor een vaste koers:
Aan de groenstructuur, welke hoofdzakelijk gevormd wordt door boomstructuren langs wegen en langgerekte parkstructuren langs watergangen wordt een status toegekend die te maken heeft met de belangrijkheid voor dorp, wijk of straat. Vooral het groen dat de Dorps- en Wijkstructuren (status A en B) ondersteunen, wordt gevraagd om vooral duurzaam en consistent beleid te voeren. Het Overig groen (status C) kan in samenspraak met bewoners op maat worden gemaakt naar behoefte van de direct betrokkenen. Daarnaast worden haalbare voorstellen gedaan om de groenstructuur op onderdelen te verbeteren zodat de bewoners er meer van kunnen genieten en de omgeving veiliger en onderhoudsvriendelijker wordt (meer gazon).
Het kwaliteitsniveau hoeft niet overal gelijk te zijn; de dorpscentra en invalswegen mogen best intensief verzorgd worden, daar waar natuur echt kans heeft om te gedijen mag best meer aandacht aan de flora en fauna worden gegeven. De bewoners appreciëren een verzorgde woonomgeving zeer, feitelijk het huidige onderhoudsniveau zonder al te veel ecologisch groen. Deze kwaliteit wordt daarom ook ingezet voor de komende 5 jaar, het waar mogelijk aanbrengen van de verschillen in onderhoud zal budgettair neutraal dienen plaats te vinden, m.a.w. handhaving van het huidige kostenniveau in de begroting t/m 2009.
Bomen zijn de belangrijkste dragers van de groenstructuur in Westvoorne. De zeewind maakt het er niet gemakkelijker op om tot volle wasdom te komen. Daarom wordt veel aandacht gegeven aan de duurzame instandhouding van bestaande bomen en de aanplant van nieuwe bomen voor behoud van het groene karakter van Westvoorne. Met de overlast die bomen kunnen veroorzaken wordt in de kapverordening rekening gehouden.
Het is de taak van de ambtelijke organisatie om het groen effectief te onderhouden. Snippergroen is vaak erg duur in onderhoud zonder dat het een echte meerwaarde geeft aan de kwaliteit van de directe woonomgeving. Deze objecten kunnen heringericht of, onder voorwaarden, worden verkocht aan belanghebbenden.
De gemeentelijke organisatie is dienstbaar naar haar burgers en moet effectief haar middelen inzetten voor een mooie en functionele openbare ruimte. Dat kan vooral als er intensief wordt samengewerkt tussen afdelingen, politiek en bestuur enerzijds en met de burgers anderzijds. Inzichtelijk verantwoorden van voorstellen en keuzes, een duidelijke visie hebben, niet vanuit ‘schotten’ maar integraal werken. Belangrijk is het laten zien dat beslissingen soms gestoeld zijn op duurzaamheidbeginselen of vanuit een gemeenschappelijk belang zijn bepaald.
Duurzaamheid is niet alleen gebaseerd op goed regulier onderhoud zoals snoeien en maaien. Ook groen heeft een eindige levensduur en moet vervangen worden. Spreiding van leeftijd door regelmatige verjonging komt ook ten goede aan de continuïteit van groen op lange termijn. Daarvoor zijn structureel middelen nodig om deze verjongen te financieren. Het Groenbeleidsplan pleit ervoor om op basis van een technische afschrijving (groenareaal x vervangingskosten: levensduur) jaarlijks een nader te bepalen vervangingsbudget op te nemen. Uit dit budget kunnen vervangingen, grotere reconstructies en groenrenovaties worden gefinancierd.
Het gemeentebestuur wil graag dat de bewoners medeverantwoordelijkheid dragen voor de openbare ruimte. Een effectieve communicatie daar uiterst belangrijk is, evenals het aangeven of er bij onderwerpen sprake is van (interactieve) inspraak of voorlichting. Projectfoldertjes, de gemeentelijke website en lokale media moeten daarin maximaal worden betrokken. Interactief werken met bewoners zal veel aandacht vragen van de gemeentelijke organisatie, maar verdient zich uiteindelijk terug in draagvlak bij het publiek.
Het Groenbeleidsplan heeft geen juridische status maar zal ongetwijfeld gebruikt gaan worden als informatiebron, ideeënboek, als beleids- en toetsingskader voor herinrichting, beheer en onderhoud van de openbare ruimte. In onderstaand schema zijn de te nemen acties voor beheer en onderhoud uit voorgaande hoofdstukken samengevat. De actiepunten die in Oostvoorne, Rockanje en Tinte benodigd zijn om de groenstructuur op peil te houden en te verbeteren, kunnen indien nodig (mede)gefinancierd worden door onttrekking van middelen uit de Reserve Openbaar Groen. In dat geval worden de betreffende activiteiten ter goedkeuring aan de Raad voorgelegd (incl. begroting). Financiering vindt nu plaats uit:
De uitwerking ca. van beleidsthema’s en, -instrumenten kunnen in de komende jaren in eigen beheer uitgevoerd worden omdat dit een onderdeel is van het dagelijks beheer (aanpassen kapverordening), danwel dat er in de begroting rekening is gehouden met de uitvoering door derden (bijv. aanschaf beheermodules Gemeentewerken in het ICT plan).
Gelet op de beperkingen van beschikbare uren/middelen kunnen echter niet alle voorgestelde activiteiten binnen de looptijd van dit Groenbeleidsplan gerealiseerd worden. De volgorde zal mede bepaald worden door andere ontwikkelingen in de buitenruimte en/of de realisatie van (herinrichting)projecten. Zaken zoals de kapvergunningen, krijgen de hoogste prioriteit.
BIJLAGE 1: GERAADPLEEGDE LITERATUUR
GEMEENTELIJKE EN REGIONALE BELEIDSTUKKEN EN STUDIES
Nota groenbeleid Gemeente Westvoorne 2000-2004
Naar andere betrekkingen Communicatienota Westvoorne 2003
Groeninventarisatie – Bijlage I, II en III 1995
Meerjarig beleidsplan 2002-2006
Beleidsnotitie “Verkopen openbaar groen”
Regionaal groenblauw structuurplan 2 “Naar een groene regio aan de Delta”
Waterstructuurplan Voorne-Putten
Adviesbureau RBOI Rotterdam/Middelburg
Grote Topografische Atlas van Nederland
1:50.000 Deel 1 West-Nederland
Wolters-Noordhoff Atlasproducties, Topografische Dienst
Stichting voor bodemkartering. 1984
Historische atlas van Nederland 1839-1859
1:50.000 Deel 1 West Nederland blad 78-79
BIJLAGE 2: RELEVANT NASLAGWERK
Ecologische hoofdstructuur en provinciale ecologische hoofdstructuur, dit zijn aangewezen gebieden die samen een netwerk van ecologische verbindingen vormen. Wanneer een gebied behoord tot de EHS of de PEHS gelden er speciale eisen voor de inrichting en de wijze van beheer.
Provinciaal plan Regionaal groenblauw Structuurplan 2 (RGSP2)
Het rapport Regionaal groenblauw structuurplan geeft een overzicht van de opgaven die vanuit landschap/cultuurhistorie, water, natuur, recreatie en de grondgebonden landbouw op het gebied afkomen en vertaalt deze naar een samenhangende visie op de groenblauwe structuur. Hieronder staan twee uitgangspunten uit dit groenblauwe structuurplan:
De Boswet (van toepassing voor groen buiten de bebouwde kom) is gericht op instandhouding van bossen en houtopstanden. De Boswet kent een meldingsplicht voor het kappen van bossen en houtopstanden, waarbij een herplantplicht kan worden opgelegd. Deze meldingsplicht geldt niet voor kleinere houtopstanden en rijbeplantingen van 20 bomen of minder.
In de Flora- en Faunawet worden vele inheemse planten- en diersoorten beschermd. Soorten die zijn aangewezen als beschermde of als streng beschermde soorten mogen niet worden verstoord, vernield en mogen de verblijfplaatsen en leefgebieden niet worden vernietigd of verstoord. Ook de Habitat- en Vogelrichtlijn vormen onderdeel van de Flora- en faunawet.
De Plantenziektenwet heeft als doel het voorkomen van het optreden en van de verbreiding van schadelijke organismen. Op grond van deze wet zijn verschillende besluiten ter bestrijding van afzonderlijke plantenziekten ingesteld.
In de monumentenwetgeving kunnen groenobjecten, waaronder bomen en tuinen, bij een gebouw dat als Rijksmonument is geregistreerd, worden beschermd wanneer deze in de beschrijving van het object zijn vermeld. Afzonderlijke groenobjecten, zoals bomen of boomgroepen, kunnen niet als Rijksmonument worden geregistreerd.
Deze wet stelt dat de boomeigenaren verschillende noodzakelijke werkzaamheden aan kabels en leidingen moeten gedogen. Ook de aanleg van kabels moet worden gedoogd behoudens ieders recht op schadevergoeding. Bij aanleg van nieuwe kabels kan de gemeente als voorwaarde stellen dat wortels van bestaande bomen worden gespaard door toepassing van boortechniek.
FORMULIER 3-A:BEOORDELINGSTABELLEN RESULTAAT
BIJLAGE 3-B:BOOMWAARDEBEPALING
BIJLAGE 3-D:MONUMENTAAL/WAARDEVOL
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstemmigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van de herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwarssnede op 1,3 meter boven maai-veld;
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden, indien het betreft:
Houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerd bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopslag een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen groter oppervlakte bestaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplantingen, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
Wanneer de teammanager van de Landelijke Service bij Regelingen (LASER) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan Burgemeester en Wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen Burgemeester en Wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.
Indien een kapvergunning wordt verleend, wordt deze beslissing direct openbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.
Artikel 6 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Een vergunning wordt verleend onder de voorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment dat de termijn zes weken na bekendmaking van het besluit tot vergunningverlening tot het indienen van een bezwaarschrift ongebruikt is verstreken.
Artikel 7 Vervaltermijn vergunning
De definitieve vergunning als bedoeld in het vorige artikel vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na afgifte volledig gebruik van is gemaakt.
Artikel 8 Verhoudingen tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning
Een kapvergunning kan worden geweigerd, nadat een bouw- of aanlegvergunning is verleend, indien de rechthebbende aanvrager van een kapvergunning niet, of niet tijdig, of niet volledig de aanwezigheid heeft gemeld van een beeldbepalende of anderszins waardevolle houtopstand aan de burgemeester en wethouders.
Artikel 9 Bijzondere voorschriften
Artikel 10 Herplant- / instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen en door hen te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijke gerechtigde van de groen waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor de bedreiging wordt weggenomen.
Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.
Artikel 12 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5.42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heggen en heesters.
Artikel 13 Bestrijding iepziekte VERVALLEN
Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Met de opsporing van de in deze afdeling strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering, belast de daartoe door Burgemeester en Wethouders aangewezen ambtenaren.
Artikel 16 Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Artikel 17 Slot- en overgangsbepalingen
Indien vóór het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening een aanvraag om vergunning, schadevergoeding of anderszins is ingediend op grond van de ingetrokken verordening en op of na het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening nog niet op aanvraag is beslist, zijn de bepalingen van de ingetrokken verordening van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft, dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 29 april 1997.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De definitie van het begrip boom (onderdeel a) is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en wat geen boom is, vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudige te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan.
Het tweede lid somt een aantal uitzonderingen op, die niet vallen onder het kapvergunningsvereiste. De categorie houtopstand met een stamdoorsnede van maximaal 20 cm op een hoogte van 1.30 meter boven de grond is uitgezonderd, omdat het landschaps-, natuur- of dorpsschoonbelang van deze houtopstand gering wordt geacht.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is openbaarmaking verplicht. Zo worden derden-belanghebbenden in de gelegenheid gesteld bezwaar of beroep aan te tekenen.
Artikel 6 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Dit artikel is om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen. De termijn van zes weken waarbinnen bezwaar kan worden gemaakt vangt aan met ingang van de dag volgend op de dag van verzending van de bestreden beslissing.
Artikel 7 Vervaltermijn en vergunning
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van (zeer) oude kapvergunningen tegen te gaan.
Artikel 8 Verhoudingen tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning
Artikel 9 Bijzondere voorschriften
Het derde lid is toegevoegd uit natuurbeschermingsoogpunt voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het voorschrift niet te vellen in het broedseizoen.
Artikel 10 Herplant- / instandhoudingsplicht
Ter waarborging, dat een gekapte boom weer terugkomt om redenen van dorpsschoon, natuurschoon of landschapsschoon kan een herplantplicht worden opgelegd.
Artikel 12 Afstand van de erfgrenslijn
De nieuwe leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het (nieuw) Burgerlijk Wetboek geven weliswaar het bekende rooirecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42, tweede lid is in afwijking van het oude BW toegevoegd: “tenzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoonte een kleinere afstand is toegelaten”. Daarom is in deze verordening dit artikel toegevoegd dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleind. Met “nihil” voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfgrensbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandsverkleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische mogelijkheden voor burenruzies zijn hiermee enigszins verminderd.
Alleen in geval van recidive is een boete / hechtenis van de derde categorie mogelijk. Ten overvloede moet misschien opgemerkt dat bij echte opzet en bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdaderschap en / of medeplichtigheid regelmatig voor te komen. Toegevoegd is expliciet de mogelijkheid tot openbaarmaking als extra straf, omdat vaak niet zulke hoge boetes (kunnen) worden opgelegd, omdat (meestal) de rechter de straf oplegt in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de dader, zoals daarvan tijdens de terechtzitting is gebleken. De boomwaarde is dan ook genoemd als één van de vele factoren die meewegen, maar wel expliciet om het financiële te laten meewegen.
Het vierde lid is toegevoegd ter loskoppeling van straf- en privaatrecht. Bedoeld is deze instructievorm om de mogelijkheid van een privaatrechtelijk optreden van een gemeente als schadelijdend boomeigenaar / beheerder niet op voorhand te frustreren door een verwijt dat er strafrechtelijk wordt opgetreden. Formeel staat immers het strafrechtelijk perspectief (“laakbaarheid”) los van het privaatrechtelijk perspectief van geleden schade door de boomeigenaar. Niettemin is de Officier van Justitie onafhankelijk in zijn beslissing om wel of niet tot vervolging over te gaan, in de praktijk vaak de (eventuele) schadeclaim van de gemeente afwegend.