Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noord-Beveland

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening gemeente Noord-Beveland)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoord-Beveland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening gemeente Noord-Beveland)
CiteertitelParkeerverordening gemeente Noord-Beveland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 149 van de Gemeentewet
  2. artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-03-2021nieuwe regeling

25-03-2021

gmb-2021-97041

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland houdende regels omtrent parkeren (Parkeerverordening gemeente Noord-Beveland)

De raad van de gemeente Noord-Beveland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 februari 2021 met nummer [invullen collegenummer];

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noord-Beveland, houdende regels omtrent het parkeren binnen de gemeente Noord-Beveland,

citeertitel: “Parkeerverordening gemeente Noord-Beveland”.

 

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1.  

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990, met uitzondering van voertuigen hoger dan 2,40 meter en zwaarder dan 28.000 kilogram;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • g.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • h.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

  • a.

    is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

  • b.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i.

    parkeervergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

  • j.

    kalenderjaar: de periode van 1 januari tot/met 31 december;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • l.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • m.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2.  

  • 1.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor belanghebbendenparkeren en/of weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor betaald parkeren (parkeerapparatuurplaatsen). Het college kan bij het parkeren voor vergunninghouders onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3.  

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen voor het aanvragen, verlenen, wijzigen, intrekken en weigeren van een parkeervergunning.

  • 3.

    Een parkeervergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie III);

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die verblijft in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie IV).

  • 4.

    Het college kan in bijzondere gevallen een parkeervergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5.

    Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven parkeervergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6.

    Het college kan aan een parkeervergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een parkeervergunning voor categorie III kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4.  

  • 1.

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een parkeervergunning.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5.  

  • 1.

    Een parkeervergunning wordt voor onbepaalde tijd of voor ten hoogste een kalenderjaar verleend.

  • 2.

    De parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is verleend;

    • d.

      het debiteurennummer van de vergunninghouder.

Artikel 6.  

Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de parkeervergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de parkeervergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn parkeervergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang.

AFDELING III. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 7.  

  • 1.

    Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats, parkeerapparatuurplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder parkeervergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven parkeervergunning of de parkeervergunning met kentekenvermelding online is geregistreerd;

    • c.

      in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften.

  • 2.

    Het is verboden op een belanghebbendenplaats een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden in strijd met de bepaling op een onderbord bij bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 8.  

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9.  

  • 1.

    Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats;

    • c.

      op een autodateplaats.

  • 2.

    Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING IV. STRAFBEPALING

Artikel 10.  

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11.  

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de coördinator en handhavers openbare ruimte.

Artikel 12.  

Deze verordening wordt aangehaald als “Parkeerverordening gemeente Noord-Beveland”.

Artikel 13.  

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Noord-Beveland in zijn openbare vergadering van 25 maart 2021.

De griffier,

C.H. Poortvliet

De voorzitter,

drs. G.L. Meeuwisse