Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Putten

Drugsnota gemeente Putten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePutten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDrugsnota gemeente Putten
CiteertitelDrugsnota gemeente Putten
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpOpenbare orde, Bevolking

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-2000nieuw

27-11-2000

Puttens Nieuwsblad 30-11-2000

BPO/20000/12720

Tekst van de regeling

Intitulé

Drugsnota gemeente Putten

De burgemeester van de gemeente Putten,

 

besluit:

 

vast te stellen de Drugsnota gemeente Putten.

 

Inleiding

Deze nota richt zich op de problematiek met betrekking tot drugs en dan met name de verkoop en het gebruik van (soft)drugs in coffeeshops en overige voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven.

 

Uit een recentelijk gehouden onderzoek op de Noordwest-Veluwe (Jeugd, leefstijl en gezond), van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Noordwest-Veluwe, onder 3536 leerlingen - in de leeftijdscategorie van 13 t/m 18 jaar - blijkt dat het (voormalige) gebruik van drugs aanzienlijk is. Zo geeft bijvoorbeeld 49% van de ondervraagden onder 17 jaar aan drugs te gebruiken of gebruikt te hebben. Tevens blijkt uit het onderzoek dat leerlingen uit Putten het hoogste percentage (26%) scoren op de vraag of men wel eens hasj of marihuana gebruikt.

 

Het drugsgebruik onder jongeren in Putten wordt bevestigd door het Centrum voor Alcohol en Drugs (CAD) voor Flevoland, Noordwest Veluwe en Zwolle e.o., dat de sltuatie van jongeren in Putten rondom (soft)drugsgebruik zorgelijk noemt.

 

Uit bestuurlijk- en maatschappelijk oogpunt acht ik het noodzakelijk de problematiek, die uit de (soft)drugshandel en het (soft)drugsgebruik voortvloeit, te beperken. Preventief geschiedt dit reeds door middel van het geven van voorlichting via het project geDRAG (Drugs, Roken, Alcohol en Gokverslaving). Het hebben van taken in het kader van handhaving van de openbare orde en de actualiteit van de drugsproblematiek ter plaatse en in de regio, maakt ook bestuurlijk optreden, in de vorm van het vaststellen van een drugsbeleid noodzakelijk.

 

Achtergrondinformatie

De artikelen 2 en 3 van de Opiumwet stellen het in- en uitvoeren, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen van, onder de Opiumwet vallende, verdovende middelen strafbaar. Onder deze middelen vallen zowel soft- als harddrugs. Sinds de wijziging in 1976 maakt de Opiumwet voor wat betreft de strafbedreigingen onderscheid tussen soft- en harddrugs.

 

Belast met de handhaving van de verbodsbepalingen in de Opiumwet is het Openbaar Ministerie (OM). Op basis van het verschil in strafbaarstelling heeft het OM, met een beroep op het opportuniteitsbeginsel (inhoudende dat het OM de bevoegdheid heeft om af te zien van vervolging van strafbare feiten als hiermee het algemeen maatschappelijk belang gediend is), de afgelopen twintig jaar een gedoogbeleid met betrekking tot de verkoop van softdrugs ontwikkeld. Dit beleid komt erop neer dat, indien tussen het OM en de gemeente is afgesproken dat een coffeeshop wordt toegelaten, er tegen de verkoop van softdrugs vanuit deze coffeeshop niet strafrechtelijk wordt opgetreden als de coffeeshop zich houdt aan bepaalde criteria. Wanneer het OM wel strafrechtelijk tegen een coffeeshop optreedt, kleven daaraan een aantal praktische beperkingen. Zo kan hij slechts achteraf optreden en is het op basis van het strafrecht niet mogelijk om een coffeeshop te sluiten.

 

Een gevolg van het hanteren van het opportuniteitsbeginsel door het OM, is dat in veel gemeenten verkooppunten van softdrugs ontstaan, waaronder de zogenaamde coffeeshops. De coffeeshops zijn in veel gevallen oorzaak van overlast in de omgeving. Deze overlast kan onder andere bestaan uit samenscholing, geluidsoverlast, bevuiling van de omgeving door bezoekers c.q. gebruikers, intimidatie en bedreiging van een ieder die aanmerkingen maakt etc.

 

Softdrugs is een verzamelnaam van een "lichte" vorm van drugs (verdovende/geest- beïnvloedende middelen), welke bij gebruik door de mens kan leiden tot schade van zijn gezondheid. Het belangrijkste gezondheidsrisico is schadelijkheid voor de longen, terwijl er tevens nadelige effecten kunnen optreden op hersenen, bloedsomloop, immuunsysteem en voortplanting. Tenslotte heeft het gebruik van softdrugs een afname van het reactievermogen, concentratievermogen en korte-termijngeheugen tot gevolg. Dit kan weer een negatieve invloed hebben op schoolprestaties, functioneren op het werk en deelname aan het verkeer. Tot softdrugs worden gerekend hashish, marihuana en nederwiet.

 

Coffeeshops zijn voornamelijk kleinschalige, café-achtige ondernemingen, gericht op een divers publiek uit brede lagen van de bevolking. De meeste coffeeshops bieden een grote variatie aan hashish en marihuana, afkomstig uit verschillende landen en van uiteenlopende kwaliteit.

 

In Nederland valt een toename te constateren van de overlast die veroorzaakt wordt door het exploiteren van verkooppunten en het gebruik van softdrugs. De laatste schattingen gaan uit van circa 850 gedoogde verkooppunten en tussen de 450.000 en 600.000 gebruikers van softdrugs.

 

Probleemstelling

Verkoop van softdrugs vindt grotendeels plaats vanuit zogenaamde coffeeshops. Een coffeeshop is weliswaar strikt genomen een alcoholvrij horecabedrijf, maar in de loop der jaren is deze aanduiding synoniem geworden voor een verkooppunt van softdrugs. Handel in softdrugs vindt echter ook plaats op andere locaties, bijvoorbeeld vanuit woningen, andersoortige inrichtingen of op de openbare weg. Onder de verzamelnaam coffeeshops worden in deze nota verstaan: alle alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

 

Rondom coffeeshops kunnen problemen ontstaan waardoor de openbare orde verstoord en het woon- en leefklimaat aangetast kan worden. Afhankelijk van de situering van de coffeeshop en de bedrijfsvoering kunnen zich onder andere de volgende problemen voordoen:

 

  • verkoop aan minderjarigen;

  • samenscholing en geluidsoverlast;

  • bevuiling van de omgeving door bezoekers/gebruikers;

  • intimidatie en bedreiging van een ieder die op- of aanmerkingen maakt;

  • heling en andere criminele activiteiten.

 

De druk op "coffeeshopvrije gemeenten" neemt toe, doordat grotere gemeenten hun coffeeshopbeleid aanscherpen. Aangemoedigd door de "Drugsnota" van de regering en de vorig jaar inwerking getreden "Wet Damocles" wordt in diverse steden gestreefd naar een drastische terugdringing van het aantal coffeeshops. Gevolg hiervan kan zijn dat exploitanten van coffeeshops naar kleinere c.q. landelijke gemeenten uitwijken. De "Wet Damocles" houdt in dat in artikel 13b van de Opiumwet een bestuursdwangbevoegdheid is opgenomen voor de burgemeester, indien in voor publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. De wijziging van de Opiumwet wordt overigens "Wet Damocles" genoemd, omdat voor exploitanten van coffeeshops dit bestuursrechtelijke instrument als het spreekwoordelijke zwaard boven hun hoofd hangt.

 

Drugsbeleid overheid en OM

De overheid heeft als uitgangspunt dat strafrechtelijk ingrijpen aan de gebruikers van drugs niet meer schade mag berokkenen dan het drugsgebruik zelf. Het beleid van de overheid is gericht op het scheiden van de softdrugsmarkt (hashish, marihuana en nederwiet) en die voor de drugs met een onaanvaardbaar risico (zoals de harddrugs heroïne, cocaïne en amfetamine). Ook beoogt de overheid met het drugsbeleid tegen te gaan dat drugsgebruikers in de illegale sfeer terechtkomen, waar zij moeilijk te bereiken zijn voor preventie en interventie.

 

Zoals reeds eerder vermeld maakt het OM in zijn softdrugsbeleid gebruik van het in het strafrecht opgenomen opportuniteitsbeginsel. Het OM maakt gebruik van richtlijnen waarin prioriteiten voor de opsporing en vervolging van Opiumwetdelicten zijn aangegeven.

 

De richtlijnen voor coffeeshops bestaan uit de zogenaamde AHOJG-criteria te weten: geen Affichering (reclame etc.), geen verkoop van Harddrugs, geen Overlast veroorzaken, geen verkoop van softdrugs aan Jeugdigen (beneden de 18 jaar) en geen verkoop van Grote hoeveelheden (maximaal 5 gram) per transactie. Voldoet een coffeeshop aan deze criteria, dan zal er door het OM niet strafrechtelijk worden opgetreden.

 

Coffeeshopbeleid gemeente Putten

In de gemeente Putten is tot op heden geen sprake geweest van het fenomeen coffeeshop. De gemeente Putten wil haar inwoners nu en in de toekomst vrijwaren van coffeeshops en kiest om die reden voor een nuloptiebeleid. Aan deze keuze liggen de volgende argumenten ten grondslag:

 

  • wensen vanuit het bestuur en de plaatselijke bevolking;

  • samenstelling van de bevolking;

  • kleinschalige en landelijke aard van de gemeente;

  • bescherming van de inwoners, met name de minderjarigen, tegen de schadelijke gevolgen van het gebruik van softdrugs;

  • het voorkomen van verslaving;

  • te verwachten overlast.

 

De Officier van Justitie heeft in het driehoeksoverleg basiseenheid Ermelo/Putten van 18 oktober 1995 ingestemd het voeren van een nuloptiebeleid voor de gemeente Ermelo en Putten, met dien verstande dat er een beleidsnota over het gemeentelijk drugsbeleid op schrift gesteld wordt.

 

Gemeentelijk instrumentarium

Op basis van het opportuniteitsbeginsel heeft het OM, ter zake van coffeeshops, het reeds eerder in de nota genoemde gedoogbeleid geformuleerd. Gemeenten worden als gevolg hiervan geconfronteerd met het fenomeen coffeeshop en de daarmee samenhangende overlastproblematiek.

 

Het bestuurlijk-juridisch instrument, op grond waarvan de gemeente Putten een nuloptiebeleid baseert en uitvoert, is gelegen in artikel 13b van de Opiumwet. Daarnaast zijn er nog een aantal instrumenten zoals het bestemmingsplan, de Woningwet, de Drank- en horecawet en de Wet Milieubeheer (met name het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer) die het college eveneens zal aanwenden om dit coffeeshopbeleid uit te voeren.

 

Wanneer de gemeenteraad in de toekomst - in verband met het integraal horecabeleid - zou besluiten om in de Algemene plaatselijke verordening een exploitatievergunningenstelsel op te nemen, is dit tevens een toepasbaar instrument.

 

Voor het optreden tegen coffeeshops en overige voor publiek toegankelijke lokalen en erven neemt de burgemeester het uitgangspunt in dat altijd op grond van artikel 13b Opiumwet wordt opgetreden; zolang in een coffeeshop of in overige voor publiek toegankelijke lokalen en erven soft- dan wel harddrugs worden verkocht, geldt immers dat elke overtreding tevens een overtreding van de Opiumwet inhoudt.

 

Opiumwet

Op basis van een nieuw ingevoegd artikel 13b in de Opiumwet, heeft de burgemeester in lid 1 de bevoegdheid gekregen om bestuursdwang toe te passen indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

 

Lid 2 stelt vervolgens dat het eerste lid niet van toepassing is indien de desbetreffende lokalen gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst, of van de diergeneeskunde door apothekers, artsen, tandartsen onderscheidenlijk dierenartsen.

 

Onder de in lid 1 genoemde voor publiek toegankelijke lokalen vallen alle gelegenheden die - al dan niet met enige beperking, zoals entreegeld - vrijelijk toegankelijk zijn. Primair kan gedacht worden aan coffeeshops, theehuizen, cafés, sappenbars, (afhaal-)restaurants, shoarmazaken e.d., maar daarnaast ook aan winkels en aan (tijdelijke) beurzen en tentoonstellingsruimten. Het gaat om inpandige gelegenheden en daarbij behorende erven.

 

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt in artikel 5:32 dat een bestuursorgaan (in dit geval de burgemeester) dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Aangezien het toepassen van bestuursdwang een bevoegdheid is en geen verplichting, worden er in de jurisprudentie hoge eisen gesteld aan de motivering van een bestuursdwangaanschrijving.

 

De burgemeester zal per geval beoordelen of hij door middel van het toepassen van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom zal optreden. Deze keuze is afhankelijk van de feitelijke situatie en de te verwachten effectiviteit.

 

Hoe zal de burgemeester gebruik gaan maken van zijn bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen indien in voor het publiek toegankelijke lokalen en daarbij behorende erven een middel als bedoeld in artikel 2 of 3 van de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is? Met deze vraag wordt gedoeld op de formele- en juridische aspecten van het toepassen van bestuursdwang. In het onderstaande stappenplan wordt weergegeven hoe hij van zijn "nieuwe" bevoegdheid gebruik zal maken, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen overtredingen met soft- en harddrugs.

 

Stap 1: voorbereiding

Het besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt op grond van artikel 3:2 Awb zorgvuldig voorbereid. De burgemeester neemt het besluit op basis van een behoorlijk "dossier" waaruit de overtreding blijkt. Hij beschikt over feiten die zijn vastgesteld door politieambtenaren en/of de gemeentelijk controleur. Het besluit kan niet worden gebaseerd op louter mondelinge klachten; deze klachten kunnen wel aanleiding geven tot het instellen van nader onderzoek.

 

Wanneer er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel het daartoe aanwezig zijn van softdrugs, wordt voorafgaande aan het besluit tot toepassen van bestuursdwang c.q. het opleggen van een dwangsom eerst, aan de feitelijke overtreder of degene die het in zijn macht heeft aan de overtreding een einde te maken of herhaling te voorkomen, een schriftelijke waarschuwing gegeven. Indien binnen 3 jaar na deze waarschuwing nieuwe overtredingen volgen, wordt de lokaliteit achtereenvolgens gesloten voor een periode van 3 maanden, 1 jaar en tenslotte voor onbepaalde tijd.

 

Wanneer er sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel het daartoe aanwezig zijn van harddrugs, wordt de lokaliteit bij de eerste overtreding door middel van het toepassen van bestuursdwang c.q. het opleggen van een dwangsom gesloten voor een periode van 1 jaar en bij een tweede overtreding voor onbepaalde tijd.

 

Stap 2: horen

Voorafgaande aan de schriftelijke waarschuwing en het bestuursdwang- c.q. dwangsombesluit hoort de burgemeester, op grond van artikel 4:8 Awb de belanghebbende(n). Afhankelijk van de vereiste spoed zal dit horen schriftelijk dan wel mondeling plaatsvinden.

 

Stap 3: belangenafweging

Voordat de burgemeester besluit tot het toepassen van bestuursdwang c.q. het opleggen van een dwangsom op grond van artikel 13b van de Opiumwet, weegt hij op grond van artikel 3:4 Awb de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af. De belangen die de belang- hebbende(n) tijdens het horen mondeling dan wel schriftelijk naar voren brengt, weegt hij af tegen het belang van de sluiting van de lokaliteit.

 

Stap 4: motivering van het bestuursdwangbesluit

Het besluit tot het toepassen van bestuursdwang c.q. het opléggen van een dwangsom wordt op grond van artikel 3:46 Awb deugdelijk gemotiveerd. In de motivering wordt aangegeven waarom het belang van de sluiting van de lokaliteit zwaarder weegt dan het belang van de overtreder.

 

Stap 5: bekendmaking

De bestuursdwangaanschrijving wordt op grond van artikel 3:41 Awb aan de overtreder bekendgemaakt door middel van een aangetekende beschikking.

 

Stap 6: feitelijk optreden

Wanneer de overtreder niet binnen de in de beschikking gestelde termijn aan de lastgeving - om de lokaliteit te sluiten - voldoet, gaat de burgemeester over tot sluiting van de lokaliteit. Daartoe zal hij gebruik maken van de mogelijkheid om de lokaliteit op grond van artikel 5:28 Awb te verzegelen.

 

Afstemming nuloptiebeleid met OM en gemeente Ermelo

Het voeren van een nuloptiebeleid voor coffeeshops dient in samenspraak te geschieden met de politie, de Officier van Justitie en omliggende gemeenten. De Officier van Justitie heeft in het driehoeksoverleg basiseenheid Ermelo/Putten van 18 oktober 1995 ingestemd het voeren van een nuloptiebeleid voor de gemeenten Ermelo en Putten, met dien verstande dat er een beleidsnotitie over het gemeentelijk drugsbeleid op schrift gesteld wordt.

 

Nu het OM heeft ingestemd met een nuloptiebeleid voor coffeeshops ben ik niet slechts aangewezen op bestuursrechtelijke instrumenten, maar kan ik ook een beroep doen op het strafrechtelijk optreden door het OM. Op deze wijze kunnen strafrechtelijke- en bestuursrechtelijke middelen elkaar aanvullen waardoor een effectief beleid mogelijk wordt. Het strafrecht kent bijvoorbeeld geen mogelijkheden om te voorkomen dat een coffeeshop zich in een gemeente vestigt of om een coffeeshop te sluiten.

 

Procedure

Een concept van de drugsnota is in week 41 besproken met de afdelingen Welzijn en Financiën. Vervolgens heb ik op 13 oktober 2000 een principe-uitspraak over het conceptbeleid gedaan en heeft het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 17 oktober 2000 met instemming van de conceptnota kennisgenomen. In het Puttens Nieuwsblad en het Veluws Dagblad van 19 oktober 2000 heb ik bekendgemaakt dat het conceptbeleid op grond van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van 19 oktober 2000 tot en met 15 november 2000 voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage ligt. In deze periode heb ik belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze over het conceptbeleid naar voren te brengen. Van deze mogelijkheid heeft niemand gebruik gemaakt. Het conceptbeleid heb ik afzonderlijk toegezonden aan het politieteam Putten en de secretaris van de Horeca Vereniging Putten. Nadien is het conceptbeleid ter kennisname aan de commissie voor Algemeen Bestuurlijke Zaken aangeboden, die in haar vergadering van 21 november 2000 eveneens met instemming van de conceptnota hebben kennisgenomen. Tenslotte heb ik op 27 november 2000 de Drugsnota gemeente Putten vastgesteld.

 

Inwerkingtreding

De Drugsnota gemeente Putten treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.

 

Putten, 27 november 2000.

 

De burgemeester van de gemeente Putten,

mr. B.J. van Putten