Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten Landerd 2021 |
Citeertitel | Tijdelijke beleidsregels tegemoetkoming TONK |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-03-2021 | 01-01-2021 | 01-08-2021 | Nieuwe regeling | 16-03-2021 | 3955-2021 |
Het College van burgemeester en wethouders van Landerd;
overwegende dat het wenselijk is om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) en hiervoor aparte, tijdelijke beleidsregels vast te stellen;
gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15 en 35 van de Participatiewet,
gezien de Kamerbrief, d.d. 9 december 2020, van de minister van Economische Zaken en Klimaat e.a. inzake Aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding van het coronavirus;
gezien de brief aan het college, d.d. 25 februari 2020, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inzake de toepassing van de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten,
Artikel 2 - Doelgroep en voorwaarden tegemoetkoming TONK
Het college kan een tegemoetkoming TONK verstrekken aan de aanvrager voor wie sprake is van een inkomensterugval die volgens opgave van de aanvrager verband houdt met de coronacrisis, van wie de financiële draagkracht in inkomen en vermogen niet meer toereikend is voor de betaling van de noodzakelijke woonkosten voor de eigen woning of huurwoning, en die ook verder voldoet aan de voorwaarden die in deze beleidsregels worden gesteld.
Van een inkomstenterugval als bedoeld in het eerste lid is sprake bij een onvoorzienbare en onvermijdelijke terugval als gevolg van de coronacrisis van minimaal 30% in het netto-inkomen over januari 2021 ten opzichte van het netto-inkomen over januari 2020. Het netto-inkomen bestaat in ieder geval uit de onderdelen genoemd in artikel 7, lid 4 van deze beleidsregels
Artikel 5 - Terugwerkende kracht
Een aanvraag voor een tegemoetkoming TONK kan met terugwerkende kracht worden aangevraagd vanaf 1 januari 2021.
Artikel 6 - Verstrekking en hoogte tegemoetkoming TONK
Indien het college vaststelt dat de financiële draagkracht in het inkomen en het vermogen niet toereikend is voor de betaling van de noodzakelijke woonkosten en ook overigens is voldaan aan de gestelde voorwaarden, wordt een tegemoetkoming TONK om niet verstrekt voor noodzakelijke woonkosten over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, tenzij een aanvrager over een deel van deze periode al woonkostentoeslag heeft ontvangen.
De hoogte van de tegemoetkoming TONK is maximaal € 570,- per huishouden per maand over de gehele periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021. De feitelijke hoogte van de tegemoetkoming TONK wordt bepaald door de noodzakelijke woonkosten (maximaal € 1.000,-), verminderd met de woonkosten die aanvrager zelf moet betalen (€ 430,-) en verminderd met de draagkracht uit het inkomen.
De tegemoetkoming TONK wordt uitbetaald op de bankrekening die aanvrager heeft aangeleverd, in de maanden waarvan aanvrager heeft aangegeven de tegemoetkoming TONK nodig te hebben, over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021.
Artikel 10 - Hardheidsclausule
Als de aanvrager niet in aanmerking komt voor een tegemoetkoming TONK kan het college, gelet op alle omstandigheden waaronder een terugval in inkomen van de aanvrager als gevolg van de coronacrisis, in het individuele geval beoordelen of de aanvrager in afwijking van de beleidsregels alsnog in aanmerking komt voor een tegemoetkoming TONK, indien dringende redenen hiertoe noodzaken.
Vanuit de wens om huishoudens te ondersteunen waarvoor de bestaande steunmaatregelen geen of onvoldoende soelaas bieden, heeft het kabinet de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) geïntroduceerd (brief d.d. 9 december van de minister van Economische Zaken en Klimaat e.a..) Deze tegemoetkoming is voor huishoudens die te maken hebben met een inkomensterugval en daardoor de noodzakelijke kosten niet meer kunnen betalen uit het inkomen. Het gaat hierbij om een tegemoetkoming voor daadwerkelijke noodzakelijke kosten, niet om een inkomensondersteunende regeling. De TONK is met name bedoeld voor woonkosten en geldt voor de periode januari tot en met juni 2021.
De TONK is niet echt een afzonderlijke regeling. De tegemoetkoming TONK is een vorm van bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet. Vanwege de zeer bijzondere situatie waarin grote delen van het economische leven stilliggen, is er aanleiding om tijdelijk af te wijken van regels die normaal worden gehanteerd bij de bijzondere bijstand. Gemeenten kunnen hiervoor in deze periode de regels van de bijzondere bijstand op onderdelen tijdelijk aanpassen. Met deze beleidsregels geeft het college hieraan invulling voor de gemeente Landerd.
In de brief van 25 februari 2021 aan het college, dringt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan op een ruimhartige en substantiële tegemoetkoming. Het college meent hieraan gehoor te hebben gegeven met de invulling van deze beleidsregels.
Artikel 2 – Doelgroep en voorwaarden tegemoetkoming TONK
De tegemoetkoming TONK is bedoeld voor huishoudens die verklaren door de coronacrisis te zijn teruggevallen in inkomen en daarmee hun woonkosten niet meer kunnen betalen. Zij kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in eventuele hoge woonkosten als de netto inkomensterugval minimaal 30% bedraagt over januari 2021 ten opzichte van januari 2020. Het percentage is afgeleid van de inkomensterugval bij einde dienstbetrekking waarbij een beroep wordt gedaan op WW.
Het moet bij de tegemoetkoming TONK gaan om huishoudens met een zelfstandige woning (huur in de vrije sector of in eigendom); dit kan ook een woonschip zijn of woonwagen (zie artikel 1 - Begripsbepalingen). Dat het moet gaan om een zelfstandige woonruimte is ook de hoofdregel bij de huurtoeslag. Wanneer iemand een onzelfstandige woonruimte huurt en de lasten daarvan als gevolg van een inkomensterugval in de coronacrisis niet meer kan betalen, is wellicht een beroep mogelijk op coulance mogelijk van de verhuurder of hoofdbewoner.
Mensen met een huur onder € 752,33 per maand voor een huurwoning of woonwagen komen niet voor een TONK-tegemoetkoming in aanmerking. Voor hen wordt de huurtoeslag gezien als een passende en toereikende voorziening.
Gelet op het doel van de TONK komen huishoudens vanaf de AOW-leeftijd hiervoor niet in aanmerking. Als de leeftijd van een alleenstaande of van beide gehuwden of samenwonenden vóór 2021 boven 66 jaar en vier maanden lag, komen de betrokkenen gelet op het doel van de TONK niet in aanmerking voor tegemoetkoming. Zij hebben in beginsel gedurende de hele TONK-periode aanspraak op AOW en eventueel pensioen, en er is minder aanleiding om een aanvullend vangnet te bieden voor een inkomensterugval. Wel staat in bijzondere situaties een beroep open op bijzondere bijstand / woonkostentoeslag.
De minimumleeftijd van 18 jaar wordt gehanteerd omdat minderjarigen wettelijk gezien zijn uitgesloten van bijstand. Het hanteren van een hogere minimumleeftijd is overwogen, ook gezien de voorwaarde dat voor een aanvrager sprake moet zijn van een inkomensterugval en naar verhouding hoge woonlasten voor een zelfstandige woonruimte. Voor een nadere afbakening naar leeftijd is echter niet gekozen.
Als peildatum voor het bewonen van een zelfstandige woning met relatief hoge woonkosten wordt 1 januari 2021 gehanteerd. Daarnaast wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene ten tijde van de aanvraag voor tegemoetkoming TONK ook in deze woning woont. Wanneer de betrokkene tussentijds is verhuisd is er geen aanleiding voor een generieke tegemoetkoming. Bij mensen die ten tijde van de aanvraag samenwonen (duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren – zie artikel 1 - Begripsbepalingen), is het voldoende als een van de betrokkenen voldoet aan deze voorwaarde en de leeftijdscriteria.
Tussentijdse wijzigingen in iemands situatie hebben verder geen invloed op de aanspraak. Dit schept maximale duidelijkheid over iemands aanspraak en houdt de uitvoeringslasten hanteerbaar.
Artikel 3 – Kosten die in aanmerking komen voor tegemoetkoming Tonk
Bij de woonkosten wordt uitgegaan van kale huur en servicekosten zoals dit ook gehanteerd wordt bij de huurtoeslag. Bij eigen woningen worden als woonkosten aangemerkt de hypotheekrente en eventuele bijdrage Vereniging van Eigenaren (VvE). Hiermee is deels aansluiting gezocht bij de kosten die worden meegenomen in de berekening van woonkostentoeslag in het kader van de bijzondere bijstand.
Met een mogelijke teruggaaf van belastingen in verband met de hypotheekrente of een door de aanvrager ontvangen voorschot daarop, wordt geen rekening gehouden. Dit heeft te maken met het voorlopige karakter van een dergelijk voorschot van de Belastingdienst. Aan de andere kant wordt maar tot op zekere hoogte rekening gehouden met andere woonkosten van woningeigenaren.
Aflossingen op de hypotheek tellen niet mee als woonkosten. Wanneer iemand aflossingstermijnen niet kan betalen uit aanwezig inkomen of spaargeld, zijn met de bank wellicht afspraken mogelijk over een hypotheekpauze. Hypotheekverstrekkers worden hiervoor ook door aangepaste regelgeving gefaciliteerd.
Een deel van de woonkosten (€ 430,- per maand) moeten mensen altijd zelf blijven betalen, ook bij een inkomen op het sociaal minimum. Dit bedrag komt overeen met het bedrag aan woonkosten dat in het kader van de huurtoeslag voor rekening van de betrokkene kan blijven.
Voor de tegemoetkoming TONK geldt een beperkte aanvraagperiode (tot en met 31 juli 2021). In het formulier wordt een indicatie gegeven over het mogelijke recht op TONK. Van de beslissing op de aanvraag ontvangt de inwoner een beschikking. Wanneer iemand aan de hand van de ingevoerde informatie op voorhand niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, wordt de betrokkene hierover direct geïnformeerd, met de reden waarom geen aanspraak bestaat. De inwoner wordt dan wel verwezen waar deze voor aanvullende informatie terecht kan.
Als bij de verwerking van een aanvraag de inlichtingen op voorhand vragen oproepen over de juistheid, wordt overgegaan tot aanvullend onderzoek. Het college bepaalt de aanspraak op tegemoetkoming TONK aan de hand van de opgaven van de aanvrager. Het college kan deze opgaven controleren aan de hand van bewijsstukken en inlichtingen waarover het college beschikt in het kader van de uitvoering van de Participatiewet. Ook kan het college de aanvrager om nadere inlichtingen of bewijsstukken vragen (artikel 53a en artikel 17 van de Participatiewet).
Artikel 6 – Verstrekking tegemoetkoming TONK
Wanneer de bestaande woonkosten de financiële draagkracht te boven gaan, wordt het bedrag aan tegemoetkoming TONK bepaald. Bij deze systematiek bestaat de mogelijkheid dat de uitgaven voor de TONK het bedrag dat de gemeente daarvoor vooralsnog krijgt, ver te boven gaan. Mogelijk is het gemeentelijke budget uiteindelijk wel voldoende, door een andere verdeling en/of ophoging van het Rijksbudget. Om de uitgaven beheersbaar te houden ziet het college zich genoodzaakt de uitbetaling en ook de aanspraak op de TONK vooralsnog te maximeren op € 570,- per huishouden per maand voor de gehele periode 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021. Voor zover de woonkosten daarboven liggen, zou een huishouden dat een beroep doet op de TONK, daarvoor andere middelen moeten inzetten zoals spaargeld.
De TONK is een tegemoetkoming, geen dekkende vergoeding. Geen oplossing voor alle problemen, maar wel een middel om in de onderhandeling met de verhuurder en bank samen aan een oplossing te werken.
Huishoudens met een woonkostentoeslag krijgen geen toegang tot de TONK. Wel wordt nagegaan of de beleidsregels in het kader van de TONK aanleiding kunnen zijn voor een hogere vergoeding; ook zal bij hen de gevraagde inspanning voor goedkopere woonruimte tijdelijk niet worden gehandhaafd
Anders dan bij de reguliere woonkostentoeslag wordt aan de tegemoetkoming TONK niet de verplichting gekoppeld om te zoeken naar andere woonruimte.
Artikel 7 – Financiële draagkracht in het inkomen
Voor de tegemoetkoming TONK gelden specifieke regels om de financiële draagkracht in het inkomen van de aanvrager(s)te bepalen. Zo wordt een uniforme peilmaand gehanteerd voor het inkomen. Voor de TONK gaan we voor het inkomen uit van de peilmaand januari 2021. Voorbeelden van inkomen zijn: loon, winst uit onderneming, uitkering (waaronder Tozo), alimentatie/ onderhoudsbijdrage en inkomsten uit (onder)verhuur. Voor de berekening van inkomsten uit onderneming sluiten we aan bij de instructies hierover voor Tozo op: https://krijgiktozo.nl/documenten/Inkomensbegrip_Tozo_voorlichting_aan_de_zelfstandigen.pdf
Voor de hoogte van de tegemoetkoming TONK gaat het huishoudinkomen pas een rol spelen vanaf 120% van het sociaal minimum (exclusief vakantiegeld). Daarbij worden binnen deze beleidsregels maar twee niveaus gehanteerd:
De keuze om bij de TONK het meer-inkomen pas vanaf 120% van het sociaal minimum mee te tellen, is bedoeld om de tegemoetkoming TONK in hoogte beter te laten aansluiten bij het niveau van de woonkostentoeslag. Bij de woonkostentoeslag wordt weliswaar het meer-inkomen al vanaf 100% van de bijstandsnorm gerekend bij de financiële draagkracht van het huishouden, maar wordt daarnaast ook gekeken naar aspecten die niet bij de tegemoetkoming TONK worden betrokken. Bijvoorbeeld dat mensen bij een toenemend inkomen minder zorgtoeslag ontvangen. Of dat er ook andere (hogere) uitgaven doorlopen, zoals gas en licht of abonnementen. Hierop wordt vervolgens de financiële draagkracht bij de woonkostentoeslag aangepast. Bij de TONK gebeurt dit niet, maar wordt dus pas rekening gehouden met draagkracht vanaf 120% van het sociaal minimum.
Het gaat bij de twee genoemde inkomstenniveaus om netto bedragen exclusief vakantiegeld. Daarnaast hanteren we geen andere niveaus voor het sociaal minimum (zoals kostendelersnormen en normen voor personen jonger dan 21 jaar of in de AOW-leeftijd.
Voor aanvragers die in de peilmaand een uitkering hadden ingevolge de Participatiewet wordt ervan uitgegaan dat hun inkomen op het niveau ligt van het sociaal minimum. In het kader van deze uitkering worden andere relevante inkomsten al uitgevraagd bij de betrokkene en wordt dit aangevuld tot het toepasselijke normbedrag van de bijstand. Dit geldt ook voor huishoudens met een uitkering ingevolge de Tozo.
Voor de tegemoetkoming TONK is het niveau van de netto inkomsten van belang. Bij bruto inkomsten vindt een correctie plaats voor de verwachte belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn. Hiervoor wordt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen en Tozo een percentage van 18% gehanteerd. Bij huurinkomsten vindt eenzelfde correctie plaats, in verband met te betalen belasting en gemaakte kosten.
Bij inkomsten boven het gehanteerde niveau van 120% sociaal minimum, stijgt het bedrag dat mensen geacht kunnen worden om vanuit dit inkomen te betalen voor eventuele hoge woonlasten.
De financiële draagkracht wordt voor het bepalen van de aanspraak TONK voor de hele verstrekkingsperiode gebaseerd op de situatie op de peildatum en in de peilmaand en – voor wat betreft het al dan niet samenwonen en het actuele adres – op de aanvraagdatum. Tussentijdse wijzigingen in iemands situatie hebben verder geen invloed op de aanspraak. Dit schept maximale duidelijkheid over iemands aanspraak en houdt de uitvoeringslasten hanteerbaar.
Artikel 8 – Financiële draagkracht in het vermogen
De Participatiewet biedt een aanspraak op bijzondere bijstand als sprake is van bijzondere omstandigheden waarin iemand noodzakelijke kosten heeft die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit een inkomen op het sociaal minimum, het vermogen en eventueel meer-inkomen boven het sociaal minimum. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
In het algemeen geldt voor het recht op algemene bijstand een vermogensgrens van € 6.295,- (voor alleenstaande ouders en samenwonenden: € 12.590,-). Bij bijzondere bijstand hanteert het college soms een lagere vermogensgrens; opgebouwd vermogen is immers voor een deel bedoeld om noodzakelijke uitgaven te kunnen doen voor bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen.
Door het uitzonderlijke karakter van de coronacrisis en de beperkende maatregelen die hierbij gelden, waardoor grote delen van het economische leven stilliggen, is er aanleiding om voor de TONK een aanzienlijke ruimere vermogensgrens te hanteren. Zo kunnen ook mensen die beschikken over enig spaargeld e.d., voor hoge woonkosten een vergoeding vanuit de TONK krijgen. De vermogensgrens wordt binnen deze beleidsregels gelegd bij de vermogensgrenzen die gelden voor huurtoeslag
(€ 31.340,-). Echter, met dien verstande dat de vermogensgrens niet geldt per persoon, maar per huishouden.
Ook worden nu alleen de vermogensbestanddelen meegeteld die een meer liquide karakter hebben. Voor de omschrijving hiervan is aansluiting gezocht bij de in 2020 voorgenomen vermogenstoets voor de Tijdelijke ondersteuning zelfstandig ondernemers (Tozo). Toespitsing op het privévermogen vindt plaats conform de Divosa-Handreiking TONK voor gemeenten (15-2-2021). Voor de aanspraak op tegemoetkoming TONK geldt bij de vermogenstoets 31 december 2020 als peildatum. Per deze datum is het saldo voor bank- en spaarrekeningen eenvoudig door de aanvrager bij de bank op te vragen.
Als de TONK-regeling niet van toepassing is of onvoldoende soelaas kan bieden aan inwoners met hoge woonkosten geeft de hardheidsclausule in uitzonderlijke individuele situaties mogelijk nog een uitkomst. Dat kan zijn het alsnog toekennen van een tegemoetkoming TONK of aanvullende bijzondere bijstand.
Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen die na januari 2021 met een forse inkomensterugval te maken krijgen. Of inwoners die problematische schulden hebben of met huisuitzetting worden bedreigd. Als vertrekpunt geldt dan het reguliere beleid voor bijzondere bijstand en bijbehorende regels voor inkomen en vermogen. Bij de toepassing van de hardheidsclausule gaan we uit van wederkerigheid en mag wat verwacht worden van de inwoner. Daarbij hoort zelfregie en meewerken aan een oplossing. De gemeente kan zo nodig een voorwaarde stellen om een traject schuldhulpverlening te volgen of open te staan voor ondersteuning naar Werk. Bij toepassing van de hardheidsclausule gaat het om een sterk geïndividualiseerde benadering waarin de specifieke bijzondere omstandigheden van de aanvrager op de voorgrond staan.