Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp houdende regels omtrent beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan (Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013, 4de wijziging) |
Citeertitel | Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013, 4de wijziging |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013, 3de wijziging.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-03-2021 | nieuwe regeling | 16-03-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders,
gelet op artikel 2.12, lid1, sub a onder 1 en 2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht jo.
artikel 4 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht,
en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,
besluit vast te stellen de navolgende
Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013, vierde wijziging
Hoofdstuk 1. Aanleiding en toelichting Beleidsregels
Burgemeester en wethouders zijn het bevoegd gezag voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor een ontwikkeling die in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onderscheid gemaakt in gevallen waarin eerst van de gemeenteraad een besluit (verklaring van geen bedenkingen) nodig is voordat het college de omgevingsvergunning kan verlenen en gevallen waarin dat niet is vereist. In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht zijn de categorieën van gevallen genoemd waarvoor burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning kunnen verlenen zonder dat een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad moet worden gevraagd. Deze in de praktijk veelvoorkomende categorieën gevallen worden ook wel de ‘planologische kruimelgevallen’ genoemd. In deze beleidsnotitie wordt een toelichting gegeven wanneer het College gebruik maakt van de bevoegdheid voor deze gevallen een omgevingsvergunning te verlenen.
Aan de hand van de artikelen uit het Besluit omgevingsrecht wordt de beleidsruimte beschreven. Waar mogelijk wordt aangegeven hoe deze beleidsruimte wordt toegepast.
Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De Wabo beoogt een betere en snellere dienstverlening van de overheid aan burgers en bedrijven. Door integrale vergunningverlening en handhaving ontstaat een doelmatige manier van werken.
Wie bijvoorbeeld een huis of schuur wil bouwen, verbouwen, oprichten of gebruiken, krijgt te maken met veel vergunningen en voorschriften voor wonen, ruimte en milieu met elk hun eigen criteria, procedures, ambtelijke loketten, afhandelingstermijnen, leges en toezichthouders. Door de invoering van de Wabo worden 26 vergunningen en 1600 formulieren ondergebracht in één vergunning, de zogenoemde omgevingsvergunning. Zo hebben burgers en ondernemers nog maar te maken met één vergunning, één loket, één besluit en één procedure. Bovendien kan de aanvraag digitaal worden ingediend via Omgevingsloket online (OLO).
In artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is geregeld dat voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c (activiteit strijdig met het vigerende bestemmingsplan) slechts een omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking (binnenplanse afwijking) of in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen. Dat laatste is door het Rijk uitgewerkt in een lijst met categorieën van gevallen. Deze zijn opgenomen in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en wordt ook wel de ‘planologische kruimelregeling’1 genoemd.
Voor de overige gevallen (projecten die veelal grotere ruimtelijke impact hebben) geldt dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend als het project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en nadat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen heeft afgegeven.
Hiermee maakt de Wabo afwijkingen van de bouw- en gebruiksregels van het bestemmingsplan mogelijk waarvoor burgemeester en wethouders bevoegd zijn de omgevingsvergunning te verlenen zonder dat er eerst een besluit van de gemeenteraad is vereist. Voor aanvragen die passen binnen de categorieën van de kruimellijst dient het college de reguliere voorbereidingsprocedure te volgen (beslistermijn van maximaal 8 weken). Hierdoor kan sneller medewerking worden verleend aan dergelijke aanvragen dan wanneer het bestemmingsplan wordt gewijzigd. Het is tenslotte niet praktisch om voor elke afwijking het bestemmingsplan aan te passen. Dat duurt te lang en is ingewikkelder dan voor de veelal kleinere afwijkingen van het bestemmingsplan, ‘kruimels’, nodig is.
1.3 Beleidsregels voor activiteiten in strijd met het bestemmingsplan
Een omgevingsvergunning voor (binnenplanse) afwijkingen van het bestemmingsplan kan worden verleend. Er is dus sprake van een bevoegdheid en geen plicht. Burgemeester en wethouders kunnen voor de uitoefening van die bevoegdheid regels vaststellen. De bevoegdheid beleidsregels vast te stellen is in art 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen. Regels voor de uitoefening van de bevoegdheid om af te wijken van bestemmingsplan bepalingen leiden tot een eenduidige en consequente afhandeling van de aanvraag omgevingsvergunning. Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan worden de in deze nota opgenomen beleidsregels toegepast. Het beleid biedt duidelijkheid voor de aanvrager en vereenvoudigt de behandeling van de vergunning.
Op 8 maart 2016 is de tweede wijziging van de ‘Beleidsregels voor beperkte afwijkingen van het bestemmingsplan 2013’ (hierna: afwijkingenbeleid) door het college vastgesteld. Met de 2e wijziging is het afwijkingenbeleid aangevuld met een driedeling in de grondhouding van het college voor het al dan niet verlenen van medewerking. Hierdoor maakt het afwijkingenbeleid duidelijk wat in principe wel, al dan niet onder voorwaarden, of op voorhand niet is toegestaan. Daarbij is een middencategorie aangebracht, ‘Ja, mits’, waarin het afwegingskader wordt meegegeven voor gevallen waarin onder voorwaarden kan worden meegewerkt. Het afwijkingenbeleid voor kruimelgevallen wordt stapsgewijs nader uitgewerkt indien daar aanleiding toe is. Via de 3e wijziging van het afwijkingenbeleid zijn er 7 wijzigingen doorgevoerd die er met name op gericht waren om de toepassing van het afwijkingenbeleid voor een aantal kruimelonderdelen te verduidelijken.
Onderhavige 4e wijziging is gericht op het stellen van een concreet beleidskader voor afwijkingen van het bestemmingsplan (specifiek voor de gebruiksverandering van gebouwen) binnen het bestemmingsplangebied ‘De Baanderij’. Het bedrijventerrein De Baanderij biedt ruimte voor traditionele bedrijvigheid, waar met name in de milieucategorieën 3 en hoger sterke behoefte naar bestaat binnen de Leidse regio. Dit volgt onder andere uit een kwantitatief behoefteonderzoek van bureau Stec dat voor de Leidse regio is uitgevoerd.
Om de schaarse ruimte voor dit type bedrijvigheid te behouden is in de regio een convenant gesloten (Ruimte voor bedrijven) waarin afspraken zijn gemaakt over de transformatie van bedrijventerreinen. Hiertoe is vervolgens een regionale bedrijventerreinen-strategie vastgesteld.
Tegelijkertijd biedt het bedrijventerrein De Baanderij ruimte voor commerciële leisure-functies waar tevens behoefte naar bestaat. Deze functies geven veelal een (bij voorkeur tijdelijke) nieuwe invulling aan bedrijfspanden die vrijkomen / leegstaan. Dergelijke functiemenging komt landelijk op veel bedrijventerreinen voor.
In de Ruimtelijke structuurvisie Leiderdorp 2035 wordt dit onderschreven. Volgens de structuurvisie moet worden ingezet op het ontstaan van aantrekkelijke werklandschappen, waar deels ook menging met woonfuncties kan plaatsvinden. Dit laatste is met name aan de orde op de Baanderij, waar als accent de lokale bedrijvigheid is aangevuld met perifere detailhandel en leisure.
Gelet op deze doelstellingen kan op De Baanderij aan leisure-functies in beperkte mate (als aanvulling op de primair bestemde traditionele bedrijvigheid) ruimte worden geboden door hiervoor afwijkingen van het bestemmingsplant te faciliteren. In relatie tot de Gebiedsvisie Baanderij bij voorkeur tijdelijke afwijkingen.
Voor gebruiksverandering van gebouwen kan dit op grondslag van artikel 4 lid 9 van Bijlage II van het Bor. Aan de omgevingsvergunning kan voorts een instandhoudingstermijn worden verbonden van maximaal 10 jaar. Belangrijk aandachtspunt is dat leisure een aanvulling blijft vormen. Een objectieve begrenzing van het maximaal toelaatbare aanbod is daarom wenselijk. Dit voorkomt beslissingen die op gespannen voet staan met het gelijkheidsbeginsel / willekeur. Het is wenselijk om deze bovengrens duidelijk vast te leggen in het afwijkingenbeleid. Reden om via deze 4e wijziging het beleid aan te vullen.
De huidige beleidsregels voor de toepassing van het artikel voor gebruiksverandering van gebouwen worden aangevuld met de soorten leisure waar ruimte voor wordt geboden alsook de oppervlakte die daarvoor maximaal mag worden aangewend.
1.5 De ‘kruimelregeling’ samengevat
In de kruimelregeling zoals opgenomen in artikel 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) worden elf verschillende afwijkingen van het bestemmingsplan geregeld. Voor de niet-ingewijde is het misschien lastig om hieruit op te maken wat de afwijkingen zijn en welke mogelijkheden het beleid hiervoor biedt. De meest voorkomende gevallen op een rijtje:
Uitbreiding van gebouwen waaronder woningen (lid 1 en 4)
Ondanks verruiming van het vergunningsvrij bouwen2 door de wetswijziging van het Bor in 2014 blijven sommige uitbreidingen aan en bij de woning nog steeds vergunningplichtig (zie toelichting in paragraaf 1.4).
Een dakkapel aan de voorzijde van de woning in een gebied waar welstand van toepassing is of een aanbouw van meer dan 4 meter aan de achterkant van de woning is vergunningplichtig. Dakopbouwen overschrijden veelal de volgens het bestemmingsplan maximaal toegestane goothoogte c.q. bouwhoogte, waardoor deze buitenplans via onderdeel 4 van de kruimellijst kunnen worden vergund.
Onderdeel 1 zoals toegelicht in paragraaf 1.4 betreft een onderdeel waaronder ook relatief grote afwijkingen van het bestemmingsplan vallen.
Met dat kruimelonderdeel kan een uitbreiding van een hoofdgebouw worden vergund waarbij bijvoorbeeld een extra verdieping wordt gerealiseerd. Tevens kan dit onderdeel worden gecombineerd met lid 9 (gebruiksverandering van gebouwen).
Kleine bouwwerken (lid 2 en 3)
Ook biedt de kruimelregeling de mogelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen van kleine gebouwen voor nutsvoorzieningen en verkeersfuncties, zoals bijvoorbeeld transformatorgebouwen en bushokjes. De gebouwen kunnen maximaal 5 meter hoog zijn en 50m2 groot. Voor bouwwerken die niet onder de categorie gebouw vallen, zoals lichtmasten, kunstwerken, geluidsschermen en dergelijke is de bouwhoogte maximaal 10 meter.
Gebruiksverandering van gebouwen (lid 9)
Eén van de belangrijkste mogelijkheden van de kruimelregeling is het toestaan van gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan. Daarmee kan bijvoorbeeld een leegstaand schoolgebouw gebruikt worden als kantoor of worden omgebouwd in woningen.
1.6 Binnenplanse afwijkingen in recente bestemmingsplannen
Bestemmingsplannen die recent zijn geactualiseerd zijn opgesteld met vergelijkbare regels. In die regels zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen die afgestemd zijn op de eerdere beleidsregels. Voor deze binnenplanse afwijkingsbevoegdheden is ook het college bevoegd gezag. De toepassing van die afwijkingsmogelijkheden volgt daarom hetzelfde beleidskader.
Overigens kan in een bestemmingsplan gekozen zijn voor maatwerk in de binnenplanse afwijkingen die verder gaan dan deze beleidsregels omdat het specifieke bestemmingsplan hier om vraagt (bijvoorbeeld afwijkingen voor functies in het buitengebied).
In deze actualisering wordt voor een beperkt deel van deze afwijkingsmogelijkheden beleid geformuleerd. Alleen voor binnenplanse afwijkingen die een directe relatie hebben met de mogelijkheden van de kruimelregeling zijn deze beleidsregels mede van toepassing.3
Bescherming van Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Leiderdorp werkt in 2016 ook aan nieuw Erfgoedbeleid. In bestemmingsplannen is daarop al geanticipeerd door op sommige gebieden en locaties een bestemming of aanduiding ‘cultuurhistorie’ op te nemen. Voor die locaties is dus een extra vergunning nodig en geldt dus een aanvullend afwegingskader. De beleidsmatige invulling daarvan wordt in het Erfgoedbeleid opgenomen, voorzover dat niet al in de bestemmingsplantoelichting is opgenomen.
2.1 Beleid voor toepassing Artikel 4, Bijlage II Bor
Bij de beoordeling van verzoeken om af te wijken van het bestemmingsplan zullen voor wat betreft de afwijkingsmogelijkheden zoals genoemd in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 2º, Wabo de hiernavolgende beleidsregels worden toegepast. Indien het bestemmingsplan na de inwerkingtreding van dit beleid wordt gemaakt zullen de mogelijkheden die deze beleidsregels bieden daarin worden vertaald (Ofwel direct ofwel als in de vorm van binnenplanse afwijkingsmogelijkheden.)
In Artikel 4, Bijlage II Bor is het volgende geregeld:
Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen op grond van het Besluit omgevingsrecht (artikel 4, bijlage II) in aanmerking:
Aan-, uitbouwen en vrijstaande bijgebouwen
Voor de toepassing onder 1 wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en andere gebouwen. Voor woningen wordt mogelijk gemaakt, voor zover niet mogelijk vanuit het bestemmingsplan:
(vrijstaande) bijgebouwen , voorzover:
Uitbreiding van het hoofdgebouw
Voor uitbreiding van een hoofdgebouw geldt dat in beginsel wordt meegewerkt onder de navolgende voorwaarden (Ja, mits):
Aan dergelijke bouwwerken van algemeen nut wordt meegewerkt in overleg met de beheerder van de openbare ruimte.
Voor bouwwerken die voldoen aan de kenmerken van lid 3 kan vergunning worden verleend mits de noodzaak is aangetoond en de overwegingen om af te wijken zorgvuldig zijn onderbouwd.
Voor het toestaan van dakkapel zijn in de Welstandsnota Leiderdorp (2016) duidelijke criteria geformuleerd. Deze criteria voor dakkapellen vormen de uitvoeringsregels waarbinnen medewerking kan worden verleend aan een omgevingsvergunning. Op grond van de Welstandsnota Leiderdorp 2016 zijn grote gebieden aangewezen als welstandsvrij, waardoor dakkapellen aan de voorkant vergunningsvrij zijn geworden, mits ze voldoen aan de in het Besluit omgevingsrecht opgenomen situerings- en maatvoeringregels.
Aan de uitbreiding van woningen met een extra bouwlaag wordt alleen meegewerkt als het bestaande bouwblok daar aanleiding toe geeft. Zo zijn er plekken waar de bestaande bebouwing 2 lagen zonder kap is en sinds langere tijd woningen worden uitgebreid met een kap of terugliggende dakopbouw. Als niet sprake is van een duidelijke trend moet de aanvraag worden beoordeeld aan de hand van het afwegingskader (Zie themabladen). Voor die situaties waar wel wordt meegewerkt geldt:
Voor dakterrassen gelden de regels opgenomen in het Themablad ‘Dakterrassen’
Afwijking wordt verleend overeenkomstig de beleidsnota ‘randvoorwaarden bij plaatsing van antenne in Leiderdorp’.
Leiderdorp heeft geen glastuinbouwbedrijven waarvoor deze afwijking van toepassing is.
een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen;
Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt per geval bezien of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.
Eerst moet nog ervaring worden opgedaan waar dit voor wordt gebruikt, anders dan het in de toelichting op de Bor gegeven voorbeeld van parkeren in de bestemming Groen. Voor dat voorbeeld kan op basis van nu geldend beleid zoals het Groenstructuurplan met voorkomende aanvragen worden omgegaan.
het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;
De wens om voor een beperkt gebouwoppervlak ander gebruik toe te staan dan in het bestemmingsplan is opgenomen komt regelmatig voor. Voor de Leiderdorpse praktijk gaat het bijvoorbeeld om het toestaan van een kantoor of winkel in een bedrijfspand. Daarnaast wordt het ook gebruikt om vormen van bedrijvigheid aan huis toe te staan op plekken waar dit nog niet in het bestemmingsplan is geregeld.
Bedrijvigheid aan huis binnen de bebouwde kom
Voor toepassing van de afwijkingsmogelijkheden voor een aan-huis-verbonden bedrijf geldt de regeling overeenkomstig nieuwe bestemmingsplannen, waarin wordt toegestaan:
Aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlakte van de gebouwen waarbij geldt dat:
Voor beroep-aan-huis geldt overigens dat deze wordt gezien als onderdeel van de woonbestemming. Daarvoor is dus geen aparte vergunning noodzakelijk. Om inzicht te geven in de reikwijdte van het begrip beroep-aan-huis is daarom in april 2013 een notitie opgesteld die als bijlage bij dit beleid is gevoegd. Voor bedrijf-aan-huis is wel een omgevingsvergunning nodig, omdat hierbij in ieder geval moet worden beoordeeld op de verkeersaspecten onder 5 en 6. Daarnaast wordt ook bekeken of de bedrijfsvoering in de woonomgeving past.
Aan huis verbonden beroep of bedrijf in een vrijstaand bijgebouw
Voor een beroep-aan-huis of bedrijf-aan-huis is daarnaast vergunning nodig als het wordt gevestigd in een vrijstaand bijgebouw. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat hierbij het risico aanwezig is dat de bedrijfsvoering geen relatie (meer) heeft met de woonfunctie. Zo is een schuur of een garagebox die direct vanaf de openbare weg te bereiken is ook los van de woning te gebruiken. In dat geval is geen sprake van ‘aan-huis-verbonden’. Daarnaast voldoen veel vrijstaande bijgebouwen ook niet aan de eisen voor verblijfsruimte. In de aanvraag moeten die aspecten dus worden meegenomen.
In bestemmingsplannen is deze mogelijkheid als een aparte afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Daarvoor gelden dezelfde criteria als hierboven, met uitzondering de eis dat alleen de woning of aanbouw mag worden gebruikt. In bestemmingsplannen is daaraan toegevoegd:
Voor het beoordelen van deze aanvullende voorwaarde is van belang dat het bijgebouw het karakter van een bijbehorend bouwwerk behoud. Het bijgebouw moet dus niet door gebruik of verschijningsvorm ervaren worden als een hoofdgebouw.
Andere wijzigingen van gebruik binnen de bebouwde kom
Voor toepassing van de afwijkingsmogelijkheden ten aanzien van wijziging in het gebruik van gebouwen geldt dat:
Aanvulling wijzigingen van gebruik binnen de bebouwde kom op Bedrijventerrein De Baanderij ten behoeve van vestiging van leisure functies.
Aan leisure-functies gesitueerd op bedrijventerrein De Baanderij wordt medewerking verleend indien het bruto-vloeroppervlakte op de begane grondlaag in totaal (hieronder wordt verstaan het totale oppervlakte van de legaal gevestigde leisure-functies op de begane grondlaag van bedrjifspanden) niet meer bedraagt dan 6.500 m². In relatie tot de Gebiedsvisie Baanderij wordt in beginsel enkel medewerking verleend aan tijdelijke afwijkingen. Aan de omgevingsvergunning kan een instandhoudingstermijn worden verbonden van maximaal 10 jaar.
Onder leisure-functies worden de volgende functies verstaan:
Voor een nadere toelichting van deze functies wordt verwezen naar de in dit beleid geformuleerde begripsbepalingen.
Onder bovengenoemde functies wordt in ieder geval niet verstaan:
Horeca- en uitgaansfuncties worden niet onder leisure geschaard waar in beginsel medewerking aan wordt verleend.
Geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het wijzigen van het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning.
Omdat de verwachting is dat dit zeer sporadisch voorkomt wordt per geval beoordeeld of aan deze mogelijkheid toepassing wordt gegeven.
Voor het beleid gelden de begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van Bijlage II van het Bor, met als uitzondering het daar opgenomen begrip voor het ‘bebouwingsgebied’, alsook de volgende begrippen:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen
een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een Bed & breakfast is gevestigd in een woonhuis en/of bijbehorende gebouwen en wordt geëxploiteerd door de huurders of eigenaren van het betreffende huis.
Bezonningsstudie op basis van TNO-norm
Om te kunnen beoordelen of sprake is van ‘onevenredige hinder door schaduwwerking’ is meestal een bezonningsstudie nodig. In de bezonningsstudie wordt de huidige situatie vergeleken met de te vergunnen situatie. Voor de aanvaardbaarheid kan in de meeste gevallen de ‘lichte’ TNO-norm worden gebruikt.
TNO norm bezonning – licht en streng
Er bestaan in Nederland geen formele wettelijke normen en eisen ten aanzien van de bezonning voor bebouwing. Gemeentes zijn daarom vrij om een eigen invulling te geven aan de eisen omtrent bezonning. Wel zijn er normen van TNO; een lichte norm en de strenge norm.
Om het toetsen aan deze norm mogelijk te maken is er een vast meetpunt bepaald. De bezonning wordt gemeten in het midden van de vensterbank aan de binnenzijde van het glas in de woonkamer op een hoogte van 75 cm boven het peil van de afgewerkte vloer van de betreffende verdieping.
Kleinschalige (sport-)voorzieningen ten behoeve van het welzijn, ontspanning en vermaak zoals een kleinschalig fitness-centrum of een dansschool, kleinschalige wellness faciliteiten.
Doelgerichte leisure, waarbij het accent ligt op de vermaaksfunctie.
Indoorspeelvoorzieningen, sport en spel, zoals paintball, lasergame, klimmuur, indoortrampoline. Hieronder worden grootschalige reguliere sportvoorzieningen (zoals tennis, padel en grootschalige fitnesscentra) niet begrepen.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp op 16 maart 2021 .
De burgemeester
L.M. Driessen-Jansen
De secretaris.
H. Romeijn
Bijlage 1: Beroep aan huis - een nadere verkenning
Een beroep aan huis kan door een ondernemer zonder vergunning gestart worden. Beroepen die aan huis uitgeoefend kunnen worden, zijn de zelfstandige of vrije beroepen, zoals bijvoorbeeld een fysiotherapeut. Er zijn wel voorwaarden verbonden aan een beroep aan huis en ook is er een verschil tussen een beroep of een bedrijf aan huis. In deze notitie wordt dit nader toegelicht.
Hoofdregel: Beroep aan huis valt binnen de woonbestemming
In de bestemmingsplannen is de bepaling opgenomen dat het verboden is gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is dan niet toegestaan.
In vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet strijdig is met de woonbestemming en dus geen nadere toestemming vereist. Hierbij geldt overigens wel de belangrijke voorwaarde dat de woonbestemming in overwegende mate gehandhaafd moet blijven. Voor andere ondergeschikte vormen van aan huis verbonden beroepen of bedrijven (niet zijnde een vrij beroep) geldt op grond van jurisprudentie dat aan de hand van de aard, omvang en intensiteit per geval moet worden bezien of de bedrijvigheid al dan niet in strijd is met de woonbestemming.
3. Beleid en bestemmingsplannen
Regels voor de vestiging van beroep en bedrijf aan huis worden opgenomen in bestemmingsplannen. In de meest recente bestemmingsplannen binnen Leiderdorp (W4, De Hoven, De Bloemerd) is het beroep aan huis geregeld door enerzijds de definitie, waarbij is gesteld dat de ruimtelijke uitwerking en uitstraling in overeenstemming moet zijn met de woonfunctie, anderzijds door een oppervlaktebeperking tot 30% op te leggen:
Het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, dat niet krachtens een milieuwet vergunning- of meldingplichtig is en waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
Verschil beroep en bedrijf aan huis
Een vrij of zelfstandig beroep is iets anders dan een bedrijfsmatige activiteit. Een bedrijfsmatige activiteit is in strijd met de woonbestemming. Dit betekent dat dan een omgevingsvergunning nodig is. Hiervoor wordt getoetst aan de gestelde voorwaarden in het bestemmingsplan en aan de overige regelgeving, zoals bijvoorbeeld het bouwbesluit.
Een beroep aan huis wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning, zoals hierboven in de definitie omschreven. Ondersteunende functies om dit beroep uit te oefenen (bijv. administratief medewerker of assistent) zijn mogelijk binnen een beroep aan huis. Zodra echter meer mensen dit beroep in de woning gaan uitoefenen (niet zijnde: gebruikers van de woning), is er sprake van een bedrijfsmatige activiteit.
Bijvoorbeeld: een bewoner kan als kapper een beroep aan huis hebben, zodra hier echter meerdere mensen als kapper werkzaam zijn, betreft het een bedrijfsmatige activiteit als kapsalon waarvoor een vergunning aangevraagd moet worden. Ook een huisarts kan zijn beroep aan huis uitoefenen.
Een huisartspraktijk daarentegen is niet mogelijk als beroep aan huis, maar kan via een vergunning voor een bedrijf aan huis wel mogelijk gemaakt worden (binnen de gestelde voorwaarden).
Regels kunnen slechts aangeven hoe wij binnen de jurisprudentie invulling geven aan de vraag wanneer sprake is van een ruimtelijke uitwerking of uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hier ligt nog enige interpretatievrijheid, al zal de Raad van State in
beroepszaken het eindoordeel geven over de toepassing daarvan. Het gebruik van een limitatieve lijst voor beroepen aan huis is daarom niet effectief en beperkt houdbaar. In plaats van een limitatieve lijst te gebruiken is een lijst met algemene criteria die als toetsingskader kunnen dienen om te bepalen of een beroep aan huis kan worden toegestaan bij de woonfunctie.
Op basis van de definitie, zoals ook opgenomen in de bestemmingsplannen, volgen hieronder de aspecten en criteria die van belang zijn bij een beroep aan huis:
Het uitoefenen van een vrij of zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten ..
Hierbij kan gedacht worden aan: op persoonlijk, zakelijk, administratief, educatief, juridisch, medisch, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig gebied, of daarmee gelijk te stellen activiteiten, waaronder een atelier, kapper, schoonheidsspecialiste;
Ruimtelijke uitstraling en visuele aspecten:
De ‘kruimelregeling’ is de bijnaam van de categorieën van gevallen waarvoor bij ministeriële regeling is bepaald dat het college van B&W bevoegd is van bestemmingsplannen af te wijken (een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is voor die gevallen niet vereist). Omdat de lijst oorspronkelijk vooral kleine aanpassingen van bestaande bouwwerken bevatte (kruimels) is het bekend geworden als de ‘kruimelregeling’.