Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas houdende regels omtrent standplaatsen (Beleidsregels standplaatsen gemeente Horst aan de Maas)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas houdende regels omtrent standplaatsen (Beleidsregels standplaatsen gemeente Horst aan de Maas)
CiteertitelBeleidsregels standplaatsen gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Horst%20aan%20de%20Maas/620421/CVDR620421_2.html
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-03-2021artikel 5

04-01-2021

gmb-2021-88328

29-03-201924-03-2021nieuwe regeling

18-03-2019

Gemeenteblad 2019, 72653

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas houdende regels omtrent standplaatsen (Beleidsregels standplaatsen gemeente Horst aan de Maas)

Burgemeesters en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas

 

gelet op afdeling 4 van hoofdstuk 5 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

 

besluiten vast te stellen:

 

Beleidsregel standplaatsen GEMEENTE Horst aan de Maas

HOOFDSTUK 1  

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: de natuurlijke persoon die een vergunning aanvraagt;

  • b.

    APV: de Algemene Plaatselijke Verordening Horst aan de Maas;

  • c.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas;

  • d.

    Feestdagen: dagen als bedoeld in artikel 1 van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet;

  • e.

    Incidentele standplaats: een standplaats die wordt ingenomen op een andere dan een in artikel 16 aangewezen locatie, gedurende ten hoogste 1 dag per maand, met een maximum van 12 dagen per kalenderjaar.

  • f.

    Jaarmarkt: een markt als bedoeld in de Marktverordening Horst aan de Maas.

  • g.

    Maatschappelijke standplaats: een standplaats die wordt ingenomen door een maatschappelijke/sociaal-culturele instelling of activiteiten op het gebied van volksgezondheid, alleen met een niet-commercieel karakter (bijvoorbeeld activiteiten ten behoeve van politieke partijen, verenigingen, onderwijsinstellingen en stichtingen).

  • h.

    Seizoensgebonden producten: producten die in de regel slechts gedurende een korte periode worden verkocht (bijvoorbeeld ijs in de zomermaanden of oliebollen in het najaar).

  • i.

    Standplaats: standplaats als bedoeld artikel 5:17 lid 1 van de APV;

  • j.

    Tijdelijke seizoenstandplaats: een standplaats op een in artikel 16 aangewezen locatie die gedurende ten hoogste zes aaneengesloten maanden wordt gebruikt voor de verkoop van seizoensgebonden goederen;

  • k.

    Vaste standplaats: een standplaats op een in artikel 16 aangewezen locatie die gedurende een kalenderjaar wordt gebruikt, met een minimum van één dag of dagdeel per week.

  • l.

    vergunning: de vergunning tot het innemen van een standplaats als bedoeld in artikel 5:18 lid 1 van de APV;

  • m.

    vergunninghouder: degene aan wie een vergunning is verstrekt om een standplaats in te nemen.

  • n.

    Weekmarkt; een markt als bedoeld in de Marktverordening Horst aan de Maas.

  • o.

    Winterseizoen: de periode die loopt van 1 oktober tot en met 31 maart;

  • p.

    Zomerseizoen: de periode die loopt van 1 april tot en met 30 september;

Artikel 2 Toepassingsbereik

Deze beleidsregels gelden niet voor:

  • a.

    Standplaatsen op een week- of jaarmarkt;

  • b.

    Standplaatsen op terrein waarop een feest of evenement plaatsvindt waarvoor een vergunning is verleend dan wel een melding is ingediend.

  • c.

    Standplaatsen op het eigen terrein van agrarische ondernemingen waarop producten van het eigen bedrijf worden verkocht.

HOOFDSTUK 2  

Artikel 3 Vergunningaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een standplaatsvergunning moet worden ingediend op het door ons college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Tegelijk met het aanvraagformulier moeten de volgende gegevens/stukken worden ingediend:

    • a.

      een kopie van een geldig identiteitsbewijs van de aanvrager;

    • b.

      een situatietekening op schaal waaruit blijkt hoe de locatie zal worden ingericht, met de opgave van het aantal vierkante meters dat in beslag wordt genomen;

    • c.

      een foto van de verkoopinrichting;

    • d.

      een bewijs van inschrijving in het Handelsregister van de Kamers van Koophandel;

    • e.

      een schriftelijke toestemming van de eigenaar van de grond, indien voor het innemen van de standplaats gebruik wordt gemaakt van particuliere grond;

    • f.

      Een verzekeringsbewijs in verband met wettelijke aansprakelijkheid;

    • g.

      Een kopie van het verblijfsdocument waarin is beschreven dat de aanvrager de bevoegdheid heeft om in Nederland te mogen werken c.q. te ondernemen (indien van toepassing).

Artikel 4 Indieningstermijnen

De termijn waarbinnen een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt ingediend is afhankelijk van het soort standplaatsvergunning dat wordt aangevraagd:

  • a.

    aanvragen voor vaste standplaatsen, incidentele standplaatsen, maatschappelijke standplaatsen en tijdelijke seizoenstandplaatsen worden op grond van artikel 1:3 APV uiterlijk 3 weken voor de datum waarop de aanvrager voornemens is de standplaats in te nemen ingediend.

  • b.

    aanvragen voor een tijdelijke seizoenplaats voor het winterseizoen moeten, in afwijking van het bepaalde onder a., worden ingediend vóór 1 april van het betreffende kalenderjaar. Indien voor een locatie meerdere aanvragen binnenkomen, vindt op de laatste dinsdag in april om 12.00 uur een loting plaats. Indien na het verstrijken van de indieningstermijn nog aanvragen binnenkomen dan worden de eventueel overgebleven locaties toegewezen volgens het “wie het eerst komt, het eerst maalt”-principe. Hierbij geldt het stempel van binnenkomst. Voorkeuren kunnen worden gehonoreerd voor zover deze locatie nog beschikbaar is;

  • c.

    aanvragen voor een tijdelijke seizoenplaats voor het zomerseizoen moeten, in afwijking van het bepaalde onder a., worden ingediend vóór 1 oktober van het kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor vergunning wordt gevraagd. Indien voor een locatie meerdere aanvragen binnenkomen, vindt op de laatste dinsdag in oktober om 12.00 uur een loting plaats. Indien na het verstrijken van de indieningstermijn nog aanvragen binnenkomen dan worden de eventueel overgebleven locaties toegewezen volgens het “wie het eerst komt, het eerst maalt”-principe. Hierbij geldt het stempel van binnenkomst. Voorkeuren kunnen worden gehonoreerd voor zover deze locatie nog beschikbaar is;

Artikel 5 Locaties en maximum aantal vaste- en tijdelijke seizoenstandplaatsen

  • 1.

    Een vergunning voor een vaste standplaats of tijdelijke seizoenstandplaats wordt uitsluitend verleend voor een locatie zoals vermeld in het tweede lid.

  • 2.

    De locaties waar een vaste standplaats en tijdelijke seizoenplaats kan worden ingenomen en het maximaal gelijktijdig in te nemen standplaatsen zijn:

     

    Kerkdorp

    Locatie

    Aantal

    America

    Hoek Past. Jeukenstraat - Nusseleinstraat

    2

    Broekhuizen

    Parkeerplaats Kerkhofstraat (achter de kerk)

    1

    Broekhuizen

    Parkeerplaats Naesenhof

    1

    Broekhuizenvorst

    Kerkplein

    1

    Evertsoord

    Patersstraat bij voetbalveld

    1

    Griendtsveen

    Hoefnagelsplein

    1

    Grubbenvorst

    Zumpelplein

    1

    Hegelsom

    Pastoor Debijestraat ter hoogte van de Pastorie

    3

    Horst

    St. Lambertusplein/Kerkstraat1

    3

    Kronenberg

    Parkeerplaats hoek Peelstraat/Meerweg

    2

    Lottum

    Markt

    2

    Meerlo

    Kerk

    2

    Melderslo

    Lochtstraat (nabij kerk)

    2

    Meterik

    Achter de kerk

    2

    Sevenum

    Raadhuisplein

    2

    Swolgen

    Parkeerterrein centrum (doet ook dienst als kermisterrein)

    2

    Tienray

    Kerk

    2

  • 3.

    Naast de onder lid 1 genoemde locaties kan voor zowel de kern Horst als de kern Sevenum 1 tijdelijke seizoenplaats worden ingenomen op een niet in lid 2 genoemde locatie.

  • 4.

    Het maximaal te gebruiken oppervlakte per standplaats is afhankelijk van de locatie en wordt opgenomen als voorschrift in de vergunning doch bedraagt maximaal 25 m2 per standplaats.

  • 5.

    Indien op een locatie het maximum aantal vaste standplaatsvergunningen als bedoeld in lid 1 niet is verleend dan kan voor de betreffende locatie een tijdelijke seizoenstandplaatsvergunning worden verleend.

  • 6.

    Vanwege de weekmarkt kan voor de dinsdagen in Horst en voor de donderdagen in Sevenum geen vergunning voor een vaste standplaats verleend worden.

  • 7.

    Indien het maximaal aantal te verstrekken standplaatsvergunningen voor een locatie is bereikt dan wordt bij de eerstvolgende mogelijkheid voor vergunning op deze locatie een loting georganiseerd overeenkomstig de procedure zoals, afhankelijk van de soort standplaats, beschreven in artikel 7, 8 of 9.

  • 8.

    De standplaatslocaties zoals vermeld in lid 1 zijn getoetst aan de weigeringsgronden van de APV. Gelet op die weigeringsgronden en de spreiding van de standplaatsen beperkt het college het aantal standplaatslocaties waarvoor een vergunning wordt afgegeven. Een vergunning voor een vaste of tijdelijke seizoenstandplaats wordt dan ook geweigerd indien het op in artikel 5, tweede lid vermelde maximum aantal in te nemen standplaatsen voor de betreffende locatie per dag of dagdeel is bereikt of zal worden overschreden.

Artikel 6 Locaties incidentele en maatschappelijke standplaatsen

  • 1.

    Een incidentele standplaats dient te worden ingenomen op een in artikel 5 vermelde locatie, tenzij het maximum aantal vaste standplaatsen en/of tijdelijke seizoenstandplaatsen voor de betreffende locatie is verleend. Indien het maximum aantal is verleend kan in de betreffende kern voor een andere locatie een aanvraag worden ingediend.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid hoeft een incidentele standplaats tijdens de carnaval niet te worden ingenomen op een in artikel 5 vermelde locatie.

  • 3.

    Aanvragen voor een standplaats van maatschappelijke aard kunnen worden ingediend voor andere locaties dan die in artikel 5 zijn aangewezen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 en 5:18 APV wordt met het oog op de belangen als genoemd in artikel 1:8 van de APV een vergunning voor een incidentele standplaats of een maatschappelijke standplaats voor een niet in artikel 5 vermelde locatie in ieder geval geweigerd:

    • a.

      indien een in-/(nood)uitgang van een gebouw zal worden geblokkeerd;

    • b.

      op een rijbaan

    • c.

      op het trottoir indien voor voetgangers geen vrije doorgang beschikbaar is ter breedte van 1,50 meter

    • d.

      in een als zodanig aangewezen voetgangersgebied indien voor voertuigen van hulpdiensten geen vrije doorgang beschikbaar is ter breedte van 3,50 meter

    • e.

      voor de etalage van een winkel;

    • f.

      langs voorrangswegen buiten de bebouwde kom

    • g.

      als dit gebruik ten koste gaat van een aangewezen parkeerplaats/-vak

  • 5.

    Het maximaal te gebruiken oppervlakte per standplaats is afhankelijk van de locatie doch bedraagt maximaal 20 m2 per standplaats.

Artikel 7 Loting vaste standplaatsen

De loting voor vaste standplaats vindt plaats overeenkomstig de navolgende procedure:

  • 1.

    De loting vindt plaats indien op 1 november voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de geldigheidsduur van de vaste standplaatsvergunningen eindigt en het aantal aanvragen voor een standplaatsvergunning voor een bepaalde locatie groter is dan het maximum aantal voor deze locatie te verlenen vergunningen.

  • 2.

    De loting geschiedt door de burgemeester of door een door hem aan te wijzen persoon en vindt in het openbaar plaats op de laatste dinsdag in november.

  • 3.

    De aanvrager van wie de naam getrokken wordt krijgt de standplaats toegewezen.

  • 4.

    Van de overige aanvragers wordt door loting een lijst opgesteld. Indien de persoon aan wie de standplaats is toegewezen zich terugtrekt wordt teruggevallen op het resultaat van de loting en wordt de volgende persoon op de lijst benaderd en de standplaats aangeboden.

  • 5.

    Van de loting wordt een schriftelijk verslag opgesteld en toegezonden aan alle personen die zich hebben ingeschreven voor de betreffende standplaats.

Artikel 8 Loting tijdelijke seizoenstandplaatsen winterseizoen

De loting voor de tijdelijke seizoenstandplaatsen voor het winterseizoen vindt plaats overeenkomstig de navolgende procedure:

  • 1.

    De loting vindt plaats indien op 1 april voor dezelfde locatie meer dan 1 aanvraag is ingediend.

  • 2.

    De loting geschiedt door de burgemeester of door een door hem aan te wijzen persoon en vindt in het openbaar plaats op de laatste dinsdag in april.

  • 3.

    De aanvrager van wie de naam getrokken wordt krijgt de standplaats toegewezen.

  • 4.

    Van de overige aanvragers wordt door loting een lijst opgesteld. Indien de persoon aan wie de standplaats is toegewezen zich terugtrekt wordt teruggevallen op het resultaat van de loting en wordt de volgende persoon op de lijst benaderd en de standplaats aangeboden.

  • 5.

    Van de loting wordt een schriftelijk verslag opgesteld en toegezonden aan alle personen die zich hebben ingeschreven voor de betreffende standplaats.

Artikel 9 Loting tijdelijke seizoenstandplaatsen zomerseizoen

  • 1.

    De loting voor de tijdelijke seizoenstandplaatsen voor het zomerseizoen vindt plaats overeenkomstig de navolgende procedure:

  • 2.

    De loting vindt plaats indien op 1 oktober voor dezelfde locatie meer dan 1 aanvraag is ingediend.

  • 3.

    De loting geschiedt door de burgemeester of door een door hem aan te wijzen persoon en vindt in het openbaar plaats op de laatste dinsdag in oktober.

  • 4.

    De aanvrager van wie de naam getrokken wordt krijgt de standplaats toegewezen.

  • 5.

    Van de overige aanvragers wordt door loting een lijst opgesteld. Indien de persoon aan wie de standplaats is toegewezen zich terugtrekt wordt teruggevallen op het resultaat van de loting en wordt de volgende persoon op de lijst benaderd en de standplaats aangeboden.

  • 6.

    Van de loting wordt een schriftelijk verslag opgesteld en toegezonden aan alle personen die zich hebben ingeschreven voor de betreffende standplaats.

Artikel 10 Geldigheidsduur

  • 1.

    Een vaste standplaatsvergunning wordt verleend voor een aansluitende periode van maximaal tien kalenderjaren. De toegestane dagen en tijdstippen worden in de vergunning opgenomen.

  • 2.

    Een vergunning voor een tijdelijke seizoensgebonden standplaats wordt verleend voor een aansluitende periode van maximaal 6 maanden. De toegestane dagen en tijdstippen worden in de vergunning opgenomen.

  • 3.

    Een incidentele standplaatsvergunning wordt verleend voor ten hoogste 1 dag per maand met een maximum van 12 dagen per kalenderjaar. De toegestane dagen en tijdstippen worden in de vergunning opgenomen.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid wordt een incidentele standplaatsvergunning tijdens de carnaval verleend voor maximaal drie dagen. De toegestane dagen en tijdstippen worden in de vergunning opgenomen.

  • 5.

    De geldigheidsduur voor een maatschappelijke standplaats wordt per geval afgewogen. In beginsel is het college bereid om hieraan medewerking te verlenen. De toegestane dagen en tijdstippen worden in de vergunning opgenomen.

Artikel 11 Vergunninghouder

  • 1.

    Een vergunning voor een vaste standplaats, een incidentele standplaats of een tijdelijke seizoenstandplaats wordt uitsluitend verleend aan natuurlijke personen.

  • 2.

    Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen en deze mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 3.

    De vergunninghouder legitimeert zich op verzoek van daartoe bevoegde toezichthouders door middel van een geldig identiteitsbewijs.

  • 4.

    De vergunninghouder mag zich op de standplaats laten bijstaan door derden.

  • 5.

    In geval van ziekte of vakantie kan van het bepaalde in lid 2 worden afgeweken en mag de vergunninghouder zich voor de duur van maximaal 6 weken per jaar laten vervangen door echtgeno(o)te, geregistreerde partner, samenwonende partner, meerderjarige kinderen, ouders een persoon die bij hem in loondienst is of een persoon die mede-eigenaar van het bedrijf is.

  • 6.

    Bij overlijden van de vergunninghouder, blijvende arbeidsongeschiktheid of het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van de vergunninghouder kan de vergunning over worden geschreven op de echtgeno(o)te, geregistreerde partner, samenwonende partner, meerderjarige kinderen, ouders een persoon die minimaal 3 jaar in loondienst van het bedrijf heeft gewerkt of een persoon die gedurende minimaal 3 jaar mede-eigenaar van het bedrijf is. De vergunning wordt uitsluitend overgeschreven als aan alle in dit beleid genoemde voorwaarden wordt voldaan.

  • 7.

    Een verzoek tot overschrijving moet binnen 3 maanden na het voordoen van één van de in lid 6 genoemde situaties bij het college wordt ingediend. Aanvragen in dit verband die na de voornoemde termijn zijn ontvangen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 12 Inhoud vergunning en voorschriften

  • 1.

    In de vergunning worden tenminste vermeld:

    • a.

      De naam en voornamen van de vergunninghouder

    • b.

      Een duidelijke omschrijving van de standplaats, alsmede het maximum aantal m2’s dat voor de standplaats gebruikt mag worden.

    • c.

      De dag(en) en de tijden waarop de standplaats mag worden ingenomen

    • d.

      De artikelen of de groep van artikelen die door de vergunninghouder worden verkocht

    • e.

      De dag of dagen waarop geen standplaats mag worden ingenomen vanwege de weekmarkt en/of kermis dan wel Koningsdag-evenementen en/of 4-5 Mei-herdenkingen/-vieringen.

  • 2.

    Aan een vergunning worden de voorschriften verbonden zoals vermeld in bijlage 1.

Artikel 13 Intrekken vergunning

  • 1.

    Het intrekken van een vergunning voor het innemen van een standplaats wordt getoetst aan de in artikel 1:6 APV en 5:19 APV genoemde intrekkingsgronden.

  • 2.

    Een zwaarwegende reden om een locatie op te heffen als bedoeld in artikel 5:20 APV en de vergunning in te trekken als bedoeld in artikel 1:6 aanhef en onder b van de APV kan zijn een herinrichting van het gebied waarbinnen de standplaatslocatie zich bevindt. Het college treedt in overleg met de standplaatshouder voor een alternatieve standplaatslocatie.

  • 3.

    Tenzij dit in de vergunning voor het innemen van een standplaats op de alternatieve locatie als expliciete voorwaarde is opgenomen, heeft standplaatshouder geen terugkeergarantie naar de oude standplaatslocatie.

Artikel 14 Weigeringsgronden

Een aanvraag om vergunning voor het innemen van een standplaats wordt getoetst aan de in artikel 1:8 APV en 5:18 APV genoemde weigeringsgronden.

Artikel 15 Strijd met het bestemmingsplan

Bestemmingsplannen bevatten zelden bepalingen over het gebruik van gronden voor het innemen van standplaatsen. Wanneer in een bestemmingsplanvoorschrift expliciet is bepaald dat het gebruik van de grond niet is bestemd voor het innemen van een standplaats, wordt de gevraagde vergunning op deze grond geweigerd.

Artikel 16 Standplaats bij eigen onderneming

Het is het toegestaan binnen twee meter van de gevel van het bedrijfspand van de eigen onderneming een uitstalling/kraampje te plaatsen. Één voorwaarde is dat de winkelier alleen spullen mag verkopen in de kraam uit zijn eigen assortiment. Indien de kraam/uitstalling buiten de twee meter van de gevel wordt geplaatst zal een standplaatsvergunning aangevraagd moeten worden.

Artikel 17 Dagen en tijden

  • 1.

    De vergunninghouder mag op de dag(en) waarvoor vergunning is verleend de standplaats in gebruik hebben op maandag t/m zaterdag van 06.00 uur tot 22.00 uur en op zondag van 10.00 uur tot 17.00 uur.

  • 2.

    De vergunninghouder mag de verkoopinrichting alleen plaatsen en geplaatst hebben op de dagen waarvoor vergunning is verleend.

  • 3.

    Tijdens dagen waarvoor vergunning is verleend mag vergunninghouder vanaf één uur voor aanvang tot één uur na aanvang van de verkoopactiviteit de verkoopinrichting plaatsen en geplaatst hebben.

Artikel 18 Elektriciteitsvoorziening

  • 1.

    Bij de navolgende locaties kan gebruik worden gemaakt van een stroomvoorziening

     

    Kerkdorp

    Locatie

    Elektriciteitsvoorziening

    America

    Hoek Past. Jeukenstraat - Nusseleinstraat

    Ja

    Broekhuizen

    Parkeerplaats Kerkhofstraat (achter de kerk)

    Ja

    Broekhuizenvorst

    Kerkplein

    Ja

    Evertsoord

    Patersstraat bij voetbalveld

    Nee

    Griendtsveen

    Hoefnagelsplein

    Nee

    Grubbenvorst

    Zumpelplein

    Ja

    Hegelsom

    Pastoor Debijestraat ter hoogte van de Pastorie

    Ja

    Horst

    St. Lambertusplein/Kerkstraat

    Ja

    Kronenberg

    Parkeerplaats hoek Peelstraat/Meerweg

    Ja

    Lottum

    Markt

    Ja

    Meerlo

    Kerk

    Nee

    Melderslo

    Lochtstraat (nabij kerk)

    Ja

    Meterik

    Achter de kerk

    Ja

    Sevenum

    Raadhuisplein

    Ja

    Swolgen

    Parkeerterrein centrum (doet ook dienst als kermisterrein)dienstkermisterrein)

    Nee

    Tienray

    Kerk

    Nee

  • 2.

    Indien in een aanvraag een bepaald stroomgebruik wordt aangegeven dat niet overeen komt met de aanwezige voorziening dan wordt het verzoek om stroomgebruik afgewezen.

  • 3.

    Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan gemeentelijke elektriciteitsvoorzieningen.

  • 4.

    Ter voorkoming van overbelasting van de elektriciteitsvoorziening is het niet toegestaan gebruik te maken van kachelverwarming.

  • 5.

    Vergunninghouders zijn verantwoordelijk voor de periodieke keuring van hun elektrische apparatuur en verkoopwagens volgens de betreffende NEN-voorschriften.

  • 6.

    Het is vergunninghouders niet toegestaan om bij overbelasting of als de aardlek er uit gaat deze te resetten. Dit moet worden uitgevoerd door een door de gemeente erkend elektrotechnisch bedrijf. Dit bedrijf bepaalt of de oorzaak ligt bij het materiaal van de gemeente of de vergunninghouder. Als de oorzaak ligt aan het materiaal van de vergunninghouder zullen de kosten worden verhaald op de vergunninghouder.

Artikel 19 Kosten

  • 1.

    Voor het aanvragen van een vergunning zijn leges verschuldigd. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld in de gemeentelijke legesverordening

  • 2.

    Voor het innemen van een standplaats op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond is een vergoeding verschuldigd overeenkomstig de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting. De hoogte hiervan wordt jaarlijks vastgesteld.

  • 3.

    Voor het gebruik van gemeentelijke nutsvoorzieningen moet worden betaald.

HOOFDSTUK 3  

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in gevallen waarin de toepassing van deze beleidsregels naar haar oordeel tot onaanvaardbare gevolgen leidt, af te wijken van deze beleidsregels.

Artikel 21 Overgangsrecht

  • 1.

    De op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregels geldende huurovereenkomsten voor het innemen van een standplaats worden opgezegd per 1 januari 2020 of zoveel eerder als huurder er mee instemt.

  • 2.

    De onder lid 1 bedoelde huurders kunnen de overeenkomst laten omzetten in een standplaatsvergunning met een geldigheidsduur tot 1 januari 2030. Voor deze vergunning worden geen leges in rekening gebracht. Deze huurders krijgen voor de tot dan toe ingenomen locaties en tijdstippen voorrang op nieuwe gegadigden voor een vergunning als zij voor 1 oktober 2019 een verzoek om omzetting indienen.

Artikel 22 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 23 Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregels standplaatsen gemeente Horst aan de Maas”.

Horst,

Burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,

De burgemeester,

De secretaris,

TOELICHTING

 

Hoofdstuk 1

 

ALGEMEEN

De waarde van standplaatsen voor inwoners en winkelend publiek wordt onderkend. Vaak vormen standplaatsen een aanvulling op het bestaande reguliere aanbod en kan de ambulante handel de winkelfunctie van een gebied versterken en zorgen voor sfeer, dynamiek en levendigheid.

 

Standplaatsen worden echter niet door iedereen als positief ervaren. Ze kunnen ook problemen veroorzaken. Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Daardoor kunnen mogelijk ongewenste verkeersbewegingen ontstaan; oversteekbewegingen door voetgangers, (ontoelaatbaar) fietsverkeer in voetgangersgebieden, parkeren op het trottoir enz.

 

Als er veel belangstelling bestaat om op dezelfde locatie een standplaats in te nemen kan er een concentratie ontstaan van het aantal in te nemen standplaatsen. Dit kan de rust verstoren voor de omwonenden. Omwonenden kunnen ook overlast ondervinden door geluid, geur en de aanwezigheid van zwerfafval. Ook kan het straatbeeld worden verstoord. Om deze belangen te kunnen beschermen is een publiekrechtelijke regeling gewenst.

 

In het beleid is zoveel mogelijk gestreefd naar het bieden van een mogelijkheid voor het innemen van een standplaats in elke kern van de gemeente. Geprobeerd is om een balans te vinden tussen de verschillende belangen die kunnen spelen. Tegenover het economische belang van de ondernemers, staan de openbare belangen die de gemeente behoort te bewaken: de verkeersveiligheid, een deugdelijke ruimtelijke ordening, de openbare orde, de volksgezondheid en het milieu.

 

BEGRIPSBEPALINGEN

Vaste standplaatsen

Dit is een standplaats die tenminste een dag(deel) per week op een vaste locatie wordt ingenomen gedurende meer dan 6 maanden per jaar met een vaste frequentie op eenzelfde tijdstip.

Omdat het aantal standplaatsen per locatie beperkt is, is er sprake van ‘schaarse vergunning’. Gelet op de toepasselijke landelijke en Europese regels wordt de vergunningsduur beperkt tot maximaal tien jaar. In geval het aantal aanvragen voor een bepaalde locatie het aantal te verlenen vergunningen voor die locatie overschrijdt zal er geloot worden.

 

Tijdelijke seizoenstandplaats

Onder deze categorie vallen standplaatsen die worden ingenomen voor een bepaalde tijd, met een maximum van zes maanden gedurende een of meerdere dagen per week gedurende hetzij het zomerseizoen hetzij het winterseizoen (o.a. seizoensgebonden handel zoals oliebollenkraam, verkoop kerstbomen, ijs, e.d.). In geval het aantal aanvragen voor een bepaalde locatie het aantal te verlenen vergunningen voor die locatie overschrijdt zal er geloot worden.

 

Incidentele standplaats

Van een incidentele standplaats is sprake bij een beoogd gebruik op maximaal 1 dag per maand, met uitzondering van de carnaval. Het maximum van twaalf dagen is bedoeld om te voorkomen dat handelaren die niet in aanmerking komen voor een permanente standplaats, dit door een herhaalde aanvraag voor een incidentele plek alsnog weten te bereiken. Voor carnaval wordt een uitzondering gemaakt. Dan mag maximaal 3 dagen een standplaats worden ingenomen, ook op een niet aangewezen locatie.

 

Maatschappelijke standplaatsen

Op een maatschappelijke standplaats worden goederen of diensten met een maatschappelijk doel aangeboden. Onder een maatschappelijk doel wordt o.a. verstaan: bevolkingsonderzoek, educatieve doelen en politieke partijen. De standplaatshouder mag geen winst maken op het maatschappelijk doel. Er mogen geen commerciële activiteiten plaatsvinden.

 

Standplaatsen op particuliere grond

Het vergunningstelsel van de APV is eveneens van toepassing op standplaatsen die op particuliere grond worden ingenomen. Tevens is daarin bepaald dat het rechthebbenden op een perceel niet is toegestaan toe te laten dat daarop zonder vergunning van het college een standplaats wordt ingenomen. Bij een dergelijke aanvraag zal een verklaring van de grondeigenaar moeten worden overgelegd waaruit blijkt dat hij met het verzoek instemt. Voor standplaatsen op particuliere grond gelden dezelfde criteria als voor de andere locaties.

 

TOEPASSINGSBEREIK

Evenementen

Standplaatsen bij festiviteiten en evenementen worden niet gerekend tot de standplaatsen waarop deze nota betrekking heeft. Standplaatsen tijdens evenementen worden beoordeeld in het kader van de evenementenvergunning.

 

Omdat de kermissen veelal gebruik maken van dezelfde locaties als waarop een standplaats wordt ingenomen, kunnen op de betreffende kermisdagen in het betreffende kerkdorp geen standplaatsen worden ingenomen. Hetzelfde geldt voor Koningsdagvieringen en 4-5 Mei-herdenkingen/-vieringen.

Indien de organisator van een evenement gebruik wil maken van een locatie waarvoor een standplaatsvergunning is verleend, dan moet de organisator met de betreffende vergunninghouder in overleg treden voor een alternatief. Het alternatief behoeft de instemming van de gemeente.

 

Venten

De nota is evenmin van toepassing op venten. Onder venten wordt verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis. Volgens jurisprudentie dient de venter zijn waren voortdurend aan te bieden vanaf een andere plaats. Dit is anders dan het innemen van een standplaats.

 

Weekmarkten

De kerkdorpen Sevenum en Horst beschikken beide over een weekmarkt. Regelgeving met betrekking tot deze markten is op basis van artikel 160, eerste lid, aanhef onder h, van de Gemeentewet geregeld in de Marktverordening Horst aan de Maas. Omdat voor de weekmarkten een specifieke regeling is vastgesteld zijn deze in de APV uitgezonderd en worden ook in deze nota buiten beschouwing gelaten.

 

HOOFDSTUK 2

JURIDISCH KADER

Op standplaatsen is een breed juridisch kader van toepassing. Zowel publiekrechtelijke regels als privaatrechtelijke bepalingen begrenzen de beleidsvrijheid van het gemeentebestuur bij de beslissing op een verzoek om een standplaatsvergunning. Verder heeft de jurisprudentie in de loop der jaren richting gegeven aan de uitleg en reikwijdte van een aantal relevante bepalingen. Hierna volgt een kort overzicht van de belangrijkste elementen waarmee bij de afweging rekening moet worden gehouden:

 

Grondwet en Gemeentewet

In artikel 19, lid 3 van de Grondwet is de vrije keuze van arbeid, behoudens beperkingen bij of krachtens de wet gesteld, vastgelegd. Op grond van artikel 108 van de Gemeentewet is de gemeente bevoegd tot regeling en bestuur van de gemeentelijke huishouding en artikel 149 van laatstgenoemde wet regelt de bevoegdheid van de gemeenteraad om verordeningen vast te stellen, welke deze in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Hiertoe is onder meer de APV opgesteld, waarin het vergunningstelsel voor standplaatsen is opgenomen.

 

Winkeltijdenwet

De bepalingen van deze wet zijn ook van toepassing op de ambulante handel. Dit betekent dat standplaatshouders zich wat de verkooptijden betreft dienen te houden aan de bepalingen van de Winkeltijdenwet en de daarop gebaseerde gemeentelijke Winkeltijdenverordening Horst aan de Maas.

 

Wet milieubeheer

In sommige gevallen worden standplaatsen volgens deze wet beschouwd als een inrichting, vooral wanneer zij hinder of overlast kunnen veroorzaken en langdurig een standplaats innemen op een vaste locatie. Gedacht kan hierbij worden aan bak- en braadinrichtingen. Hiervoor worden voorwaarden in de vergunning opgenomen.

 

Warenwet

De Warenwet stelt regels met betrekking tot de hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt de wet eisen aan de hygiëne en degelijkheid van producten. De Warenwet geldt ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats.

 

APV

De gemeentelijke APV geeft de definitie van een standplaats en omschrijft de (openbare) belangen waarmee rekening moet worden gehouden als op een aanvraag moet worden beslist. Artikel 5:18 van de APV bevat een verwijzing naar de algemeen geldende weigeringsgronden van artikel 1.8, te weten: openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het milieu. Bovendien worden als weigeringsgronden aangemerkt:

  • 1.

    Strijd met het bestemmingsplan

Strijd met het bestemmingsplan vormt een expliciete weigeringsgrond voor een standplaatsvergunning. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag voor een standplaats altijd gelet moet worden op de voorschriften van het van toepassing zijnde bestemmingsplan. Bestemmingsplannen bevatten echter zelden bepalingen over het gebruik van gronden voor het innemen van standplaatsen. Wanneer in een bestemmingsplanvoorschrift expliciet is bepaald dat het gebruik van de grond niet is bestemd voor het innemen van een standplaats, wordt de gevraagde vergunning op deze grond geweigerd.

  • 2.

    redelijke eisen van welstand

De weigeringsgrond met betrekking tot redelijke eisen van welstand kan gehanteerd worden indien een of meer standplaatsen worden ingenomen op een zodanige plaats dat het straatbeeld ernstig verstoord wordt. Met deze weigeringsgrond kan niet alleen verkapte marktvorming worden tegengegaan, ook wordt daarmee het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles gewaarborgd. Het college bepaalt zelfstandig de inhoud van deze weigeringsgrond. Het is niet noodzakelijk, maar wel verstandig om bij voorbeeld de welstandscommissie om advies te vragen.

  • 3.

    een kwantitatieve of territoriale beperking in verband met een dwingende reden van algemeen belang

In het verleden is het beschermen van een redelijk voorzieningenniveau in de gemeente ten behoeve van de consument als een openbare ordebelang aangemerkt. De gedachte was dat gevestigde winkeliers geconfronteerd worden met hoge exploitatiekosten die niet in verhouding staan tot de vrij lage exploitatiekosten van de straathandelaren. Uit jurisprudentie van de Afdeling blijkt dat het reguleren van de concurrentieverhoudingen niet als een huishoudelijk belang van de gemeente wordt aangemerkt. Hierop wordt door de Afdeling slechts één uitzondering toegestaan, namelijk wanneer het voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal in de praktijk niet snel sprake zijn. Voor de vraag of een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau zal ontstaan, komt geen doorslaggevende betekenis toe aan de vraag of voor een overaanbod in het verzorgingsgebied en mogelijke sluiting van bestaande voorzieningen moet worden gevreesd, maar het doorslaggevende criterium is of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften. Bijvoorbeeld ABRvS

13-01-2016, ECLI:NL:RVS:2016:49.

Ook de Dienstenrichtlijn staat een redelijk voorzieningenniveau niet toe als weigeringsgrond voor standplaatsen, omdat dit wordt beschouwd als een economische, niet toegestane, belemmering voor het vrij verkeer van diensten (artikel 14, punt 5, van de Dienstenrichtlijn). Op grond van de Dienstenrichtlijn mag wel een kwantitatieve of territoriale beperking worden gesteld, mits:

  • geen sprake is van discriminatie naar nationaliteit of statutaire zetel (discriminatieverbod);

  • er sprake is van een dwingende reden van algemeen belang (noodzakelijkheid); en

  • de maatregelen zijn geschikt om het nagestreefde doel te bereiken en gaan niet verder dan nodig is en het doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt (evenredigheid) (artikel 15 Dienstenrichtlijn).

De formulering van onderdeel b van het derde lid is hierop afgestemd. Zie de toelichting op artikel 1:7 van de model-APV VNG voor het begrip ‘dwingende reden van algemeen belang’.

  • 4.

    slecht levensgedrag.

In de beoordeling van weigeringsgrond 4, de persoon van de aanvrager is van slecht levensgedrag, wordt aangesloten bij de jurisprudentie van de Drank- en horecawet.

 

Jurisprudentie

De volgende jurisprudentie is verder van belang bij het verlenen van vergunningen voor standplaatsen:

 

  • *

    Vergunningaanvragen mogen alléén geweigerd worden op grond van de in de APV vermelde weigeringsgronden. Om invulling aan deze weigeringsgronden te geven, is het toegestaan om met een zogenaamd maximumstelsel te werken, hetgeen betekent dat vergunningaanvragen in het belang van één of meer van de toetsingscriteria uit de APV vanaf een bepaald aantal geweigerd kunnen worden. Overigens moet elke aanvraag afzonderlijk beoordeeld en getoetst worden op eventuele bijzondere omstandigheden die afwijking van het gevoerde beleid rechtvaardigen. Uiteraard dienen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, in acht genomen te worden. In geval van een weigering op grond van de verkeersveiligheid zal dit bijvoorbeeld gemotiveerd kunnen worden met een politierapport of een rapport van een verkeersdeskundige. Indien de weigering gebaseerd is op gevaar voor aantasting van het voorzieningenniveau dan zal dit gemotiveerd moeten worden door middel van een feitenonderzoek/DPO (distributie planologisch onderzoek).

  • *

    Standplaatsvergunningen vallen onder de Europese Dienstenrichtlijn, een richtlijn die er op gericht is dat ondernemers makkelijker hun diensten kunnen aanbieden in Europa. Volgens deze Dienstenrichtlijn worden standplaatsvergunningen gezien als schaarse besluiten/vergunningen. Deze schaarse besluiten/vergunningen mogen niet meer voor onbepaalde tijd worden verleend. Volgens Europese en landelijke juridische uitspraken, waaronder een uitspraak van de RvS d.d. 2 november 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2927) dient de gemeente transparante regels te hebben waaraan de gemeente bij de verdeling van schaarse vergunningen voldoet. Het gaat vooral om transparantieverplichtingen bij de verdeling en verlening van schaarse vergunningen, die waarborgen dat de aanvragers gelijke kansen hebben om mee te dingen naar schaarse vergunningen.

Locaties en maximum aantal standplaatsen (vaste/permanent en tijdelijke)

In de kleinere kernen vormen standplaatsen vaak een van de weinige voorzieningen voor de consument. In de meest wenselijke situatie zou het zo moeten zijn dat de ambulante handel vergunning krijgt als een assortiment wordt geboden wat in de desbetreffende kern wordt gemist en dat handelaren worden geweerd als hun branche al voldoende is vertegenwoordigd. Hiermee zou de gemeente echter een vestigingsbeleid voeren hetgeen uitdrukkelijk niet is toegestaan. Regulering van de concurrentieverhoudingen, oftewel economische inmenging, wordt immers niet tot de gemeentelijke huishoudelijke belangen gerekend. In het kader van vrij ondernemerschap is het dit niet toegestaan.

 

Waar regulering van de concurrentieverhoudingen niet is toegestaan, zijn er wel andere motieven om regels ten aanzien van standplaatsen vast te leggen. Zo kunnen standplaatsen leiden tot overlast, verkeersonveilige situaties, de openbare orde aantasten, ongewenst zijn binnen de voorgestane ruimtelijke structuur of ontsierend zijn voor het uiterlijke aanzien. Om deze belangen te beschermen is het dan ook legitiem, en zelfs noodzakelijk, om te komen tot een maximumstelsel. Afhankelijk van de plaatselijke situatie, kan per kerkdorp het maximaal toelaatbare standplaatsen verschillen. Bij overschrijding van het toegestane maximum zal de desbetreffende vergunning worden geweigerd en op een wachtlijst geplaatst en kan deze na verstrijken van de geldigheidsduur van de al verleende vergunning meedoen aan de loting.

 

De in de APV genoemde belangen leiden tot de volgende locatiecriteria voor permanente en tijdelijke standplaatsen:

  • ze mogen in principe niet gelegen zijn aan drukke wegen die bestemd zijn voor doorgaand verkeer;

  • in de nabijheid moet voldoende parkeergelegenheid zijn;

  • ze moeten een veilige bereikbaarheid hebben voor het publiek en mogen op locaties met een hoge verkeersintensiteit niet op trottoirs worden ingericht;

  • om de officiële markten zo goed mogelijk in stand te houden, wordt op dagen waar in het desbetreffende kerkdorp de weekmarkt wordt gehouden, in beginsel geen standplaatsen toegestaan.

Uitgangspunt is dat de huidige locaties en het huidige aantal standplaatsen worden bestendigd. Het maximumstelsel van Horst aan de Maas zal dus deze locaties bevatten. Het maximumaantal geldt per dag(deel).

 

Persoonsgebondenheid/persoonlijk innemen standplaats

De standplaatsvergunning heeft op grond van artikel 1.5 van de APV een persoonsgebonden karakter. Het is namelijk met het oog op de eerlijke verdeling van de standplaatsen niet de bedoeling dat een vergunning als handelswaar kan worden gebruikt. De vergunning wordt daarom verleend aan een natuurlijk persoon. De vergunninghouder is verplicht de standplaats persoonlijk in te nemen. Het college kan hiervan afwijken in geval van bijvoorbeeld langdurige ziekte of andere bijzondere omstandigheden.

 

Branchecriteria

Iedereen is vrij in de keuze van het te verkopen product dat men vanaf een vergunde standplaatslocatie wil gaan verkopen. Er gelden geen branchecriteria. Het is dus mogelijk dat iedere standplaatshouder eenzelfde product te koop aanbiedt. In de aanvraag en de vergunning worden wel de aangeboden goederen vermeld, dit met het oog op de toetsingscriteria alsmede de eventueel aan de vergunning te verbinden voorschriften.

Daarnaast is het ook mogelijk dat op een standplaats goederen worden verkocht, die in de regel ook verkocht worden in een in de nabijheid gevestigde permanente voorziening. Slechts bij uitzondering kan een dergelijke aanvraag worden geweigerd. Verwezen wordt naar de toelichting bij de weigeringsgrond ‘’een kwantitatieve of territoriale beperking in verband met een dwingende reden van algemeen belang’’.

 

Leges en precariobelasting

De gemeente is als eigenaar van openbare grond bevoegd om voor het in gebruik nemen van openbare grond een vergoeding in rekening te brengen op grond van de Verordening Precariobelasting, naast de gebruikelijke legeskosten die bij een standplaatsvergunning horen.

 

HOOFDSTUK 3

OVERIGE

Hardheidsclausule

In deze beleidsregel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat als aan de beleidsregel wordt voldaan, maar er een onevenredig nadeel is voor mogelijke belanghebbenden het college kan besluiten geen medewerking te verlenen. Het voldoen aan de beleidsregel is dan ook geen garantie dat ook daadwerkelijk een standplaats ingenomen mag worden. In de beleidsregel is ook opgenomen dat het college de bevoegdheid heeft om de beleidsregel in een specifieke situatie te beperken.

 

Toezicht en handhaving

De marktmeester, de BOA’s en andere gemeentelijke toezichthouders zien toe op de naleving van het bepaalde in de APV en deze beleidsregel. In geval van overtreding zal conform het gemeentelijke handhavingsbeleidsplan gehandeld worden. 

 

VOORSCHRIFTEN VOOR ALLE STANDPLAATSVERGUNNINGEN

 

  • 1.

    Vergunninghouder moet (een kopie van) de vergunning altijd aanwezig hebben gedurende de dagen en tijden dat de standplaats wordt ingenomen.

  • 2.

    (Een kopie van) de vergunning moet op eerste verzoek aan ambtenaren van politie en/of door ons aangewezen toezichthouders worden getoond.

  • 3.

    Eventuele aanwijzingen gegeven door of namens de Chef van politie en/of andere door ons aangewezen ambtenaren dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

  • 4.

    U dient alle redelijkerwijs mogelijke maatregelen te treffen teneinde te voorkomen dat de gemeente dan wel derden ten gevolge van het gebruik van de vergunning schade lijden. De gemeente aanvaardt geen aansprakelijkheid, in welke vorm dan ook, ontstaan door het gebruik van de vergunning.

  • 5.

    De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen. De vergunninghouder mag zich wegens ziekte, vakantie of andere dringende reden voor ten hoogste zes weken per jaar laten vervangen. Indien in geval van ziekte de vervanging langer of vaker gaat duren dan zes weken, moet de vergunninghouder elke drie maanden een geneeskundige verklaring overleggen. De vergunninghouder die zich tijdelijk laat vervangen moet dit zo spoedig mogelijk schriftelijk kenbaar maken aan de gemeente. De vergunninghouder kan zich uitsluitend laten vervangen door: de echtgeno(o)te, geregistreerde partner, samenwonende partner, meerderjarige kinderen, ouders, een persoon die bij de vergunninghouder in loondienst is of een persoon die mede-eigenaar van het bedrijf is. De vervanger dient voor de vervanging te bewijzen dat hij één van de genoemde status bezit door overlegging van een uittreksel uit het bevolkingsregister, een uittreksel uit het geboorteregister of een loonverklaring.

  • 6.

    De standplaats mag alleen worden ingenomen voor het te koop aanbieden van goederen, het verkopen of verstrekken van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, zoals in de vergunning is omschreven.

  • 7.

    Het plaatsen van tafels, stoelen, parasols en dergelijke voor het creëren van een terras in de omgeving van de standplaats is niet toegestaan. Het plaatsen van parasols ten behoeve van de koeling van de verkoopwaren is toegestaan.

  • 8.

    Binnen een straal van 0,50 meter van een (ondergrondse) brandkraan of een vergelijkbare voorziening mogen geen voorwerpen worden geplaatst.

  • 9.

    Telkens na het beëindigen van de activiteiten op de standplaats dient vergunninghouder de omgeving van de standplaats, tot 50 meter rond die standplaats, van eventueel van de standplaats afkomstige afvalstoffen te zuiveren.

  • 10.

    Vergunninghouder is verplicht er op toe te zien dat de standplaats vanaf zonsondergang voorzien is van een deugdelijke verlichting.


1

Op de dinsdag kan in Horst, vanwege de weekmarkt, geen standplaats worden ingenomen.