Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Leidschendam–Voorburg 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-03-2021 | nieuwe regeling | 17-11-2015 | 1394979 |
Het algemene uitgangspunt bij het beoordelen van de aanvragen voor leerlingenvervoer is dat altijd de hulp wordt geboden die nodig is.
In de beleidsregels leerlingenvervoer 2015 worden vervolgens ook onderstaande uitgangspunten gehanteerd:
Er wordt aangesloten bij de transformatie jeugdzorg en bij de ontwikkelingen op het gebied van passend onderwijs;Dit betekent dat wordt onderzocht in hoeverre het voor ouders/verzorgers mogelijk is om zelf (eventueel met ondersteuning) hun kind naar school te brengen. Ook zal worden bekeken in hoeverre het voor kinderen tot de mogelijkheden behoort om zelfstandig (eventueel met tijdelijke ondersteuning) zelfstandig te reizen. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind.
Ouders/ verzorgers hebben de eerste verantwoordelijkheid voor hun kind(eren). Om deze reden zijn ouders/verzorgers verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kinderen. Ouders/ verzorgers moeten in de eerste plaats zorgen voor het vervoer naar school. Wanneer dit door specifiek (zorg)behoeften van het kind/ouders/verzorgers niet mogelijk is, heeft de gemeente de wettelijke zorgtaak een passende regeling te verstrekken waarmee in de vervoerskosten van het kind, en zo nodig een begeleider, kan worden voorzien. Ouders/verzorgers kunnen hun verantwoordelijkheid niet op- of overdragen aan de gemeente.
De mogelijkheid om gebruik te maken van het groepsvervoer blijft. Ouders/verzorgers kunnen hier altijd gebruik van maken, mocht blijken dat het niet haalbaar is om het vervoer naar school zelf te organiseren.
Bij de beoordeling van een aanvraag van leerlingenvervoer, wordt ongeacht de leeftijd van het kind rekening gehouden met (persoonlijke en individuele) omstandigheden van het kind (en van het gezin) en wordt gezocht naar een vervoersvorm die aansluit bij het vermogen van het kind en het gezin.
Altijd wordt gekeken wat de dichtstbijzijnde passende school voor de leerling is. In het kader van passend onderwijs en de transformatie van de jeugdzorg is de kans aanwezig dat de aanvragen voor leerlingenvervoer een bredere benaderingswijze vragen, door verder te kijken dan alleen naar de (papieren) aanvraag. Dit gebeurt door met de ouders in gesprek te gaan. Tijdens dit gesprek wordt de afweging gemaakt welke vorm van leerlingenvervoer het meest passend is. De keuze over de meest passende vorm van leerlingenvervoer is in overeenstemming met de ouders. Tijdens het gesprek en tijdens de afweging is er aandacht voor de (persoonlijke en individuele) omstandigheden van de leerling (en van het gezin).
Het toekennen van passend vervoer en de vervoerskostenvergoeding is maatwerk en vindt plaats in overeenstemming met de ouders.
Bij de beoordeling van de aanvragen om een vergoeding leerlingenvervoer geeft de Verordening leerlingenvervoer aan dat er sprake is van een volgorde in het toekennen van vervoerskostenvergoeding. De vergoeding die verstrekt wordt moet aansluiten bij het vermogen van het kind: de vervoerskosten moeten passend zijn bij de toegekende vervoersvorm.
Volgorde van toekennen vervoerskosten als de afstand groter is dan 6 km:
Eventuele begeleiding moeten ouders/verzorgers zelf organiseren, dit kan mogelijk in samenwerking met de school.
Het recht op de hoogte van de vergoeding wordt bepaald door:
Artikel 1: Begripsomschrijving ouders
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 1):
“- ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling”.
Artikel 2: Tijdstip en termijn van uitbetaling
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 4):
“Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening”.
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 10: lid 2 ):
“Indien aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt het college de ouders bekostiging op basis van de kosten van het vervoer per fiets.”
Artikel 4: Vergoeding eigen vervoer
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg
“Indien aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders op aanvraag toestaan een of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren”.
Artikel 5: Vergoeding kosten openbaar vervoer
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg
(artikel 10, 11, 12, 17 en19):
“Het college verstrekt aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt bekostiging op basis van de kosten van het openbaar vervoer, indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde voor hem toegankelijke school meer dan zes km bedraagt”
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 6: lid 4 ):
“Ten onrechte genoten bekostiging kan van de ouders worden teruggevorderd, dan wel worden verrekend bij een eventuele nieuw verstrekte vervoersvoorziening”.
Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer altijd van de ouders worden teruggevorderd tenzij:
Artikel 7: Vaststellen van de reistijd
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg
“Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien:
aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in de artikelen 10 of 11 en de leerling met gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht”
Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven:
“Ouders, al dan niet gescheiden, die niet meer samen in een huis leven, kunnen de afspraak maken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. We spreken van co-ouderschap als beide ouders in regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of kinderen hebben op schooldagen”
Onder pleegouders wordt verstaan:
“Mensen die voor korte of langere tijd een kind in huis opnemen dat niet thuis kan wonen”.
Als uit onderzoek blijkt dat de (pleeg)ouders niet zelf het kind naar school kunnen brengen, de afstand tussen de woning en de school op een afstand ligt vanaf 6 km, het kind (nog) niet in staat is om (zelfstandig) te fietsen of (zelfstandig) met het openbaar vervoer te gaan en er geen begeleiding beschikbaar is.
Artikel 10: Vervoer bij crisisplaatsing
Onder crisisplaatsing wordt verstaan:
“ een plotselinge uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin of een gezinsvervangend tehuis”
Deze plaatsing is van tijdelijke aard en heeft tot doel om de leerling zo snel mogelijk terug te plaatsen in het ouderlijk huis dan wel in een andere definitieve huisvesting onder te brengen.
Ingeval er sprake is van een crisissituatie blijft de leerling over het algemeen de ‘oude’ school bezoeken, omdat dit voor het kind vaak nog de enige stabiele en veilige factor is .
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg
(artikel 12 lid 1 onder c en 18: lid 1 onder c ):
“Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling die een school zoals bedoeld onder artikel 9 bezoekt, indien”::
“Aanspraak bestaat op bekostiging zoals bedoeld in artikel 11 en door de ouders ten behoeve van het college genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is”.
Indien het begeleiden van een leerling door de ouders of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin leidt, kan de ouder worden vrijgesteld van begeleiding en kan aangepast vervoer worden toegekend.
Op grond van de wetgeving dient rekening te worden gehouden met van de ouders redelijkerwijs te vergen inzet. Uiteraard indien voldaan wordt aan de in de Verordening genoemde afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
De gemeente Leidschendam – Voorburg is van mening dat als de inzet van de ouders ernstige benadeling van het gezin tot gevolg heeft, gesteld kan worden dat dit niet meer redelijkerwijs van de ouders verlangd mag worden.
Voor de beoordeling van de inzet van ouders of dat begeleiding onmogelijk is of dat een gezin ernstig wordt benadeeld als de ouders moeten zorgen voor de begeleiding, zijn onderstaande criteria opgesteld.
Van ouders wordt zeker geen begeleiding verlangd c.q. er sprake is van redelijkerwijs te vergen inzet van ouders, indien:
Een alleenstaande ouder kan aantonen niet langer het werk te kunnen uitoefenen als de ouder zorg moet dragen voor de begeleiding naar school van het kind. Hiervoor dient een werkgeversverklaring te worden overgelegd waaruit per werkdag blijkt, dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien. Het volgen van een voltijdsopleiding wordt gelijkgesteld met werk. In deze gevallen kan een inschrijfbewijs van de opleiding worden overgelegd;
Een alleenstaande ouder met meerdere schoolgaande kinderen die de ouder tegelijkertijd naar een andere school moet brengen. Het kind dat recht heeft op leerlingenvervoer kan in aanmerking komen voor een andere wijze van vervoer dan waarop in eerste instantie recht bestaat. Hier moet sprake zijn van een alleenstaande ouder of een vergelijkbare situatie waarbij de ouder werkt of een dagopleiding volgt en de werk- of lestijden het onmogelijk maken het kind te begeleiden. De ouder dient in dit geval een verklaring met betrekking tot werk- en/of schooltijden in te vullen waaruit blijkt dat het niet mogelijk is om werk- en/of schooltijden aan te passen. Hierbij wordt rekening gehouden met de leeftijd van het kind en de route die gereden moet worden.
Met betrekking tot de medische/psychische redenen behoudt het college het recht om een medisch advies aan te vragen bij een door de gemeente gecontracteerd adviesbureau, indien het college van mening is dat het standpunt van de medisch deskundige ter zake onvoldoende is onderbouwd. De uit dit onderzoek voortvloeiende kosten komen voor rekening van de gemeente.
Artikel 12: Ontzegging van de toegang tot het vervoer
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 22):
“In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college”.
Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer ontzeggen indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door (agressief) gedrag of om andere redenen de orde in de bus verstoort of de veiligheid van de bus en inzittenden in gevaar brengt. Dit gedrag is dan niet te wijten aan de beperking van het kind. De ontzegging mag er niet toe leiden dat het kind geen onderwijs meer volgt. Samen met de ouders/verzorgers wordt in deze situatie gezocht naar een passende oplossing om onderwijs te blijven volgen en vervoer naar school mogelijk te maken.
Afhankelijk van de ernst van de gedragingen van de leerling en de omstandigheden kan van onderstaand protocol worden afgeweken.
Na melding van een klacht door de vervoerder bij de door de gemeente Leidschendam – Voorburg aangewezen coördinator van leerlingenvervoer, wordt een onderzoek gestart. In het kader van dat onderzoek wordt gesproken met: de vervoerder, chauffeur, ouders/verzorgers en/of school. Als uit het onderzoek blijkt dat er sprake is van verwijtbaar gedrag van de leerling volgt een afsprakenbrief aan ouders/verzorgers.
Bij een volgende klacht, over hetzelfde kind, wordt stap 2 herhaald en volgt een 1e waarschuwingsbrief. Het college zorgt in deze fase voor een extra zitplaats in de taxi om begeleiding van de leerling door één van de ouders mogelijk te maken. Gaat een begeleider mee, anders dan de ouder of verzorger en hier kosten aan verbonden zijn, zijn de kosten voor de ouder/verzorger.
Bij een volgende klacht, over hetzelfde kind, organiseert het college een gesprek met ouders/verzorgers en/of school en/of vervoerder. Indien ouders hieraan niet willen meewerken, ofwel er gegronde redenen zijn om de leerling tijdelijk van vervoer uit te sluiten kan een schorsing per direct volgen voor een periode van één volle schoolweek. Een 2e waarschuwingsbrief volgt aan ouders/verzorgers.
Artikel 13. Drempelbedrag/Eigen bijdrage
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 14 en 15):
“1.Aan de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs, zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs bezoekt, van wie het inkomen tezamen meer bedraagt dan € 24.300,- wordt slechts bekostiging verstrekt voor zover de kosten van het vervoer van die leerling de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand te boven gaan.
2.In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, betalen de ouders van een leerling die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoekt, per leerling per schooljaar een eigen bijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 bepaalde afstand, indien het inkomen van de ouders meer bedraagt dan € 24.300,-.
3.De kosten voor openbaar vervoer, genoemd in het eerste en tweede lid, betreffen de kosten van openbaar vervoer die bij gebruik van de OV-chipkaart of een andere binnen de gemeente geldende OV-betaalmogelijkheid voor de in artikel 10 bepaalde afstand redelijkerwijs zouden worden gemaakt, ongeacht de aanwezigheid van openbaar vervoer of het daadwerkelijk gebruik ervan. Bij het bepalen van de kosten wordt rekening gehouden met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.
4.Het bedrag van € 24.300,- genoemd in het eerste en tweede lid, wordt met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 450,-. Het aangepaste bedrag treedt in plaats van het in het eerste en tweede lid genoemde bedrag van € 24.300,-.
5.Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken.
“1.Indien de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs (zoals bedoeld in de Wet op het primair onderwijs) meer dan 20 km bedraagt, wordt de vastgestelde bekostiging verminderd met een van de financiële draagkracht van de ouders afhankelijk bedrag.
2.In geval het college in plaats van bekostiging in geld toe te kennen het vervoer zelf verzorgt dan wel doet verzorgen, en de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 km bedraagt, betalen de ouders een van de financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.
3.De hoogte van het bedrag als bedoeld in het eerste lid en de bijdrage als bedoeld in het tweede lid worden berekend per gezin en zijn afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de ouders.
4.De inkomensbedragen, genoemd in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 500,-.
5.De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden met ingang van 1 januari 2014 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.
6.Deze bepaling is niet van toepassing op leerlingen die wegens hun structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kunnen maken”.
Indien het inkomen van de ouders minder bedraagt dan € 24.300,- moeten de ouders dit aan tonen door het overleggen van een IB60 formulier van de belastingdienst. Dit geldt ook als de partner van een ouder niet de andere ouder van het kind is of ouders/verzorgers gescheiden zijn.
Het peiljaar voor de eigen bijdrage in het leerlingenvervoer (twee jaar voor 1 juni) kan worden verlegd, als het inkomen van de ouders/verzorgers in de periode tussen het peiljaar en het jaar van de aanvraag structureel (met 15 % procent of meer) is gedaald. Dit kan op grond van artikel 23: Afwijken van bepalingen, van de verordening.
Verlegging van het peiljaar kan alleen toegepast worden voor het begin van het schooljaar. Tijdens het schooljaar wordt het peiljaar niet meer verlegd.
De gemeente kan op twee manieren een vergoeding vragen voor leerlingenvervoer.
Vragen van een drempelbedrag (artikel 14 van de verordening) Met het drempelbedrag worden ouders/verzorgers verantwoordelijk voor een bepaald deel van de kosten van het vervoer. Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht. De ouderlijke bijdrage is gekoppeld en wordt betaald tot aan de kilometergrens van 6 km.
Inkomensafhankelijk bijdrage (artikel 15 van de verordening) Een inkomensafhankelijk bijdrage is bedoeld voor ouders/verzorgers van wie de kinderen een school voor basisonderwijs bezoeken en waarvan de school ten minste 20 kilometer van de woning ligt. Dit wordt bepaald aan de hand van de routeplanner op www.routenet.nl. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven en kan alleen bij het reguliere basisonderwijs (op basis van levens of geloofsovertuiging) worden gevraagd).
Het drempelbedrag en de inkomensafhankelijk bijdrage kunnen naast elkaar worden geheven en kunnen in termijnen worden betaald.
Ligt het verzamelinkomen van de ouders/verzorgers onder de € 24.300, dan hoeft geen drempelbedrag te worden betaald. Het drempelbedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
Als een (brom)fietsvergoeding wordt verstrekt dan wordt geen drempelbedrag toegepast.
Artikel 14: Afwijkende vervoerstijden van de schooltijden
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 1 en 3):
“Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen de woning dan wel de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen school voor de gemeente minder kosten met zich mee zou brengen en de ouders met het vervoer naar die school schriftelijk instemmen.
Indien ouders een vervoersvoorziening aanvragen voor het bezoeken van een school, die op grotere afstand van de woning is gelegen dan een andere school van dezelfde onderwijssoort, ontstaat slechts aanspraak op een vervoersvoorziening naar eerstgenoemde school als door de ouders schriftelijk wordt verklaard dat zij overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van het onderwijs van alle bijzondere scholen, van de soort waarop de leerling is aangewezen, die dichterbij de woning zijn gelegen.
Dit is alleen mogelijk als de structurele handicap van een leerplichtige leerling ervoor zorgt dat slechts een deel van het onderwijsprogramma kan worden gevolgd, zodat de leerling tijdens de schooltijd vervoerd moet worden. Toestemming van de leerplichtambtenaar is nodig om op een afwijkende tijd vervoer te leveren. Voor deze leerlingen is de algemene schoolgids aangepast in een individueel schoolplan/ onderwijs- zorg-arrangement.
De vervoerder, die de gemeente heeft gecontracteerd probeert in het kader van efficiëntie zoveel mogelijk de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk te vervoeren.
Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer tussen school en woning.
Als de stage in de schoolgids is opgenomen als praktische leertijd bij de beroepsopleiding, dan is het stageadres aangemerkt als ‘school’ mits het stageadres gelegen is binnen 20 kilometer van de woning.
Artikel 15: Vervoer naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres
Basis in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Leidschendam – Voorburg (artikel 1):
“Woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft”.
Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer tussen school en woning. In bepaalde gevallen staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Hieronder valt: geregistreerde buitenschoolse opvang, geregistreerde gastouderopvang of een behandelinstituut.
Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als voldaan wordt aan onderstaande voorwaarden: