Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meierijstad

Beleidsregels 13b Opiumwet Meierijstad

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeierijstad
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels 13b Opiumwet Meierijstad
CiteertitelBeleidsregels 13b Opiumwet Gemeente Meierijstad
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpOpiumwet

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 13b van de Opiumwet
  2. artikel 172 van de Gemeentewet
  3. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-03-2021Nieuwe regeling

02-03-2021

gmb-2021-82511

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels 13b Opiumwet Meierijstad

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Meierijstad houdende regels omtrent drugs (13b Opiumwet beleid gemeente Meierijstad 2021)

De burgemeester van de gemeente Meierijstad;

Gelet op artikel 13b Opiumwet, de Aanwijzing Opiumwet, artikel 172 Gemeentewet, artikel 4:81 en 4:84 Algemene wet bestuursrecht en de Algemene plaatselijke verordening (APV) gemeente Meierijstad.

b e s l u i t

  • Vast te stellen de “ Beleidsregels 13b Opiumwet gemeente Meierijstad 2021”

  • intrekken van de geldende beleidsregels “Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet vastgesteld op 29 mei 2018”.

1. Inleiding

1. Inleiding

In artikel 13b lid 1 van de Opiumwet is aan de burgemeester de bevoegdheid toegekend om een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2019 is dit artikel uitgebreid en kent artikel 13b van de Opiumwet aan de burgemeester tevens de bevoegdheid toe om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet beschikt de burgemeester bij de uitoefening van de in artikel 13b van de Opiumwet neergelegde bevoegdheid over beleidsruimte. Deze beleidsregel bevat de kaders die de burgemeester van Meierijstad in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b Opiumwet.

1.1 Doelstelling

Het algemene doel van de Opiumwet en artikel 13b in het bijzonder is de preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven. De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b strekt er concreet toe om de verkoop, productie, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en – voor wat betreft voorbereidingshandelingen – de facilitering van drugshandel- en/of productie te beletten.

Aan deze algemene doelstelling van de bevoegdheidstoepassing van artikel 13b van de Opiumwet kunnen de volgende subdoelen worden ontleend die met deze beleidsregel worden nagestreefd:

  • te bewerkstelligen dat door de gekozen maatregel een definitief einde komt aan de geconstateerde overtreding van de Opiumwet;

  • te verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw gebruikt gaat worden ten behoeve van drugshandel en het drugscircuit (voorkoming van herhaling van het geconstateerde);

  • te realiseren dat de geconstateerde overtreding wordt opgevolgd door een reactie van de burgemeester die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

  • dat aan betrokken drugscriminelen en aan de samenleving een signaal wordt afgegeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in de betrokken woning of het betrokken lokaal;

  • de eventuele bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • de eventuele loop naar de woning of het lokaal eruit te halen;

  • aantasting van het woon- en leefklimaat en het veiligheidsgevoel in de omgeving van de woning of het lokaal te herstellen;

  • de aangifte bereidheid van overtredingen van de Opiumwet te bevorderen;

  • de verstoring of dreiging daarvan van de openbare orde, leefbaarheid en veiligheid – o.a. door gevaren van het handels- of productiepunt – te herstellen.

Deze subdoelen zijn niet uitputtend. Ook hoeven de subdoelen niet allemaal in iedere kwestie aan de orde te zijn. De subdoelen gelden daarom niet cumulatief maar alternatief. Uitgangspunt is dat de burgemeester van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet gebruik maakt als daarmee een of meer van deze subdoelen of een daaraan verwant doel zijn gediend.

2. Uitgangspunten beleidsregels 13b Opiumwet

2.1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    harddrugs: alle middelen vermeld op lijst I behorend bij de Opiumwet;

  • b.

    softdrugs: alle middelen vermeld op lijst II behorend bij de Opiumwet;

  • c.

    handel in drugs: het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs, dan wel het daartoe aanwezig zijn van een handelshoeveelheid hard- of softdrugs in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf;

  • d.

    handelshoeveelheid: een hoeveelheid drugs die de criteria, zoals die zijn vastgelegd in de ‘Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie’ overstijgt, alsmede een ‘geringe hoeveelheid voor eigen gebruik’ waarbij sprake is van een dealerindicatie;

  • e.

    lokaal: een voor het publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een winkel of horecabedrijf, dan wel een niet voor publiek toegankelijk pand met bijbehorend erf, zoals een loods, magazijn of andere bedrijfsruimte. Ook kunnen bijvoorbeeld een hotelkamer, andere recreatieverblijven en een kantoor onder het begrip lokaal vallen, voor zover zij geen ‘woning’ zijn;

  • f.

    coffeeshop: een horecabedrijf, in bezit van een exploitatievergunning van de burgemeester om alcoholvrije dranken te mogen verkopen waar verkoop (en gebruik) van softdrugs gedoogd wordt op grond van een daartoe door de burgemeester verleende gedoogverklaring;

  • g.

    woning: een voor bewoning gebruikte ruimte. Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand - eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen - zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt niet alleen bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Of ergens gewoond wordt kan onder meer blijken uit de inschrijving in de Basisregistratie personen (BRP), de inrichting van de ruimte/het pand en het feitelijke gebruik dat van de ruimte wordt gemaakt.

2.2 Verkoop, aflevering, verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn

Deze beleidsregel heeft in de eerste plaats betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een middel als bedoeld in lijst I of II behorende bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 van de Opiumwet, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Handelshoeveelheid

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het tegendeel dient aannemelijk te worden gemaakt door de rechthebbende op de woning of het lokaal door de rechthebbende op de woning of het lokaal. Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie. Er is al sprake van een handelsvoorraad drugs bij meer dan 0,5 gram harddrugs of bij meer dan 5 gram softdrugs.

2.3 Voorbereidingshandelingen

Deze beleidsregel heeft tevens betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van woningen of lokalen met bijbehorende erven, indien daarin of daarop een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden is (oftewel er sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen met betrekking tot handel in en/of productie van drugs). De Opiumwet bevat geen nadere invulling van de kwalificatie van voorbereidingshandelingen, maar het moet gaan om voorwerpen of stoffen die het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat deze bestemd zijn voor o.a. het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit zal moeten blijken uit o.a. de aard en hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen, de onderlinge combinatie en/of andere gebleken feiten en omstandigheden (zoals resultaten van tapgesprekken of observaties).

De beoordeling of sprake is van voorbereidingshandelingen vraagt een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden zoals door de politie vastgesteld. De rechthebbende op de woning of het lokaal zal in voorkomend geval de conclusies die ontleend worden uit onder andere aard en onderlinge combinatie van de aangetroffen voorwerpen moeten ontkrachten.

2.4 Te treffen herstelmaatregel

Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. In deze paragraaf wordt toegelicht welke uitgangspunten de burgemeester van Meierijstad bij deze herstelmaatregel hanteert.

Bestuursdwang

Volgens artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester bij een overtreding van artikel 13b van de Opiumwet de bevoegdheid om handhavend op te treden door middel van bestuursdwang. De burgemeester kan in plaats van een last onder bestuursdwang een last onder dwangsom opleggen. Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat er bij de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet een last onder bestuursdwang wordt opgelegd. Hiermee zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.

Sluiting van het pand (en bijbehorende erven)

Een ander uitgangspunt in deze beleidsregel is dat de last onder bestuursdwang die is gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet strekt tot de sluiting van de woning of het lokaal en/of de daarbij bijbehorende erven, de loop naar het pand eruit halen en de bekendheid van het drugspand weg te nemen.

2.5 Procedureverloop bij sluiting van het pand (en bijbehorende erven)

In deze paragraaf staan de procedurele uitgangspunten beschreven die de burgemeester van Meierijstad in acht neemt bij het toepassen van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Bekendmaking

Als eerste procedurele uitgangspunt geldt dat het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang bekend wordt gemaakt aan de overtreder en aan de rechthebbenden op (het gebruik van) het pand en/of het bijbehorende erf.

Hierbij moet worden gerealiseerd dat volgens de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eigenaar van een pand in principe als overtreder van artikel 13b van de Opiumwet kan worden aangemerkt, indien hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat het pand als – kort gezegd – drugspand werd gebruikt. Van de eigenaar van een pand mag namelijk worden gevergd dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat van dat pand wordt gemaakt.

Gelegenheid tot het geven van een zienswijze

Volgens deze beleidsregel geldt als volgend procedureel uitgangspunt dat – behoudens spoedeisende gevallen (zie hierna) – de belanghebbende(n) in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, voordat het definitieve besluit tot sluiting wordt genomen.

Er zal daarom eerst een voornemen tot sluiting worden bekendgemaakt, waarin de aangeschreven belanghebbende(n) een korte termijn wordt geboden voor het indienen van een (bij voorkeur) schriftelijke zienswijze. Dit kan eventueel ook telefonisch (mondeling). Na afloop van de zienswijzeperiode neemt de burgemeester een definitief besluit.

Spoedeisende situaties

In spoedeisende situaties kan de burgemeester op grond van artikel 4:11 en 5:31 van de Awb spoedeisende bestuursdwang toepassen. Het pand wordt dan direct gesloten. De burgemeester biedt dan niet de mogelijkheid om eerst een zienswijze in te dienen. Van een spoedeisende situatie is in ieder geval sprake bij acuut gevaar voor de veiligheid of gezondheid van personen of voor de openbare orde, bijvoorbeeld door brandgevaar of doordat giftige stoffen of gassen (kunnen) vrijkomen of bij zich direct aandienende risico’s door of vanwege het criminele drugscircuit.

Belangenafweging

Als procedureel uitgangspunt geldt dat de burgemeester bij het nemen van zijn definitieve besluit (o.a. op basis van de zienswijze) alle relevante omstandigheden van het geval zal betrekken in zijn beoordeling. Hij zal bezien of de omstandigheden op zichzelf dan wel samen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb, die maken dat handelen overeenkomstig deze beleidsregel gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen, waardoor van het beleid zou moeten worden afgeweken.

Begunstigingstermijn/zelf voldoen aan last

In het definitieve besluit tot toepassing van bestuursdwang staat een (korte) begunstigingstermijn. Binnen die termijn wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zelf uitvoering te geven aan de gelaste sluiting van het pand (en/of bijbehorende erven). Het feitelijk sluiten gebeurt in de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de gemeente die daartoe door de burgemeester is aangewezen. De sloten kunnen eventueel worden vervangen. Deuren, ramen en andere toegangen worden verzegeld. De sleutels blijven gedurende de sluiting in het bezit van de gemeente.

De begunstigingstermijn is er tevens voor bedoeld de belanghebbende de gelegenheid te geven om vóór de sluiting van het pand en/of het bijbehorende erf de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de sluitingsperiode, zoals het verwijderen van persoonlijke spullen of bederfelijke waren, het afsluiten van gas, water en elektra, etc.

Effectueren bestuursdwang

Als de begunstigingstermijn is verstreken en de gelaste sluiting niet of niet tijdig is uitgevoerd, dan zal de burgemeester opdracht geven tot het door feitelijk handelen geheel of gedeeltelijk sluiten van het pand en/of het bijbehorende erf. In dat geval zal het pand worden gesloten, eventueel door de vervanging van de sloten. Daarnaast worden de deuren en ramen en andere doorgangen die toegang (kunnen) verschaffen tot het pand en/of het bijbehorende erf verzegeld.

Kennisgeving/kenbaarheid sluiting

Als volgend uitgangspunt geldt dat zowel als de belanghebbende binnen de begunstigingstermijn zelf de sluiting effectueert, als wanneer dit gebeurt door de burgemeester, de sluiting kenbaar wordt gemaakt door het aanbrengen van borden/stickers aan of binnen het pand of aan de toegang tot het bijbehorende erf. Op de borden/stickers staat dat het pand en/of bijbehorende erf is gesloten op last van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De reden van deze openbare kennisgeving van de sluiting is dat publiekelijk bekend wordt gemaakt dat in het pand en/of het bijbehorende erf geen met de Opiumwet strijdige activiteiten meer plaatsvinden en dat actief wordt opgetreden tegen overtredingen van de Opiumwet. De burgemeester haalt hiermee de loop van en naar het pand eruit. Hiermee beoogt de burgemeester van Meierijstad in het bijzonder te voorkomen dat in het pand en/of het bijbehorende erf of in de omgeving daarvan opnieuw met de Opiumwet strijdige activiteiten worden ontplooid.

Betreden gesloten verklaard pand strafbaar

Het is op grond van artikel 2:41 APV verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen. Daarnaast is het verbreken van een zegel op grond van artikel 199 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar. De burgemeester doet aangifte van het betreden van een gesloten verklaard pand zonder een vooraf gegeven toestemming.

Een op grond van artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en/of het bijbehorende erf mag alleen worden betreden als de burgemeester daarvoor toestemming heeft gegeven (artikel 2:40b lid 6 APV). In de regel zal de burgemeester van Meierijstad slechts toestemming geven bij een dringende of zwaarwichtige reden om het gesloten pand en/of het bijbehorende erf tussentijds te betreden. Daarom zal de belanghebbende eerst schriftelijk en gemotiveerd moeten verzoeken om toestemming. Uit het verzoek moet blijken voor wie, welk doel en welke duur betreding van het gesloten pand en/of het bijbehorende erf nodig is. De burgemeester kan voorwaarden verbinden aan de toestemming.

Registratie van sluitingen en waarschuwing in registers

De burgemeester is op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKPB) verplicht om binnen vier dagen na bekendmaking van het besluit, in het beperkingenregister in ieder geval aan te tekenen dat een pand en/of bijbehorende erf is gesloten. Dit geldt niet voor een waarschuwing, terwijl dit wel wenselijk is. De waarschuwing is immers aan het pand en niet aan de overtreder gebonden. Een eventuele opvolgende eigenaar/huurder/gebruiker zou daarom kunnen worden geconfronteerd met de gevolgen van een eerder afgegeven waarschuwing. Om te voorkomen dat belanghebbenden voor verrassingen komen te staan, wordt ook de waarschuwing geregistreerd. Indien de sluiting is opgeheven wordt dit ook in het WKPB-register geregistreerd.

3. Woningen en daarbij behorende erven

3. Woningen en daarbij behorende erven

In deze beleidsregel wordt voor het bepalen van het type maatregel en de sluitingsduur allereerst onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De reden voor dit onderscheid wordt hierna toegelicht. In de tweede plaats wordt in deze beleidsregel onderscheid gemaakt tussen harddrugs en softdrugs, omdat harddrugs en de productie daarvan in het algemeen gevaarlijker zijn voor de gezondheid en het milieu dan softdrugs.

In dit hoofdstuk worden de nadere uitgangspunten van dit deze beleidsregel bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet door de burgemeester van Meierijstad op (bewoonde) woningen weergegeven.

3.1 Bijzondere belangen bij woningen

Bij woningen spelen bijzondere belangen die niet aan de orde zijn bij lokalen. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet op een woning kan voor de bewoners namelijk mogelijk ingrijpende gevolgen hebben, die een inbreuk kunnen vormen in het in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Hieraan komt zwaar gewicht toe bij de beoordeling van de vraag of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik kan maken en zo ja, op welke wijze. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 13b van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan en moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken.

Onderscheid bewoonde en niet-bewoonde woningen

Voor lokalen geldt dit uitgangspunt van eerst waarschuwen niet. Ook als een woning niet feitelijk voor bewoning wordt gebruikt geldt het bovenstaande niet. Daarom wordt in deze beleidsregel tevens onderscheid gemaakt tussen bewoonde en niet-bewoonde woningen. De vraag of een woning daadwerkelijk als woning in gebruik is, wordt per geval beoordeeld aan de hand van alle relevante feiten en omstandigheden.

Huurwoningen woningbouwcorporaties

De burgemeester zal slechts tot sluiting van een huurwoning van één van de woningbouwcorporaties in Meierijstad overgaan nadat de verhuurder er schriftelijk op is gewezen dat de huurovereenkomst civielrechtelijk kan worden ontbonden en hieraan geen gevolg is gegeven binnen de door de burgemeester gestelde termijn. Reden hiertoe is dat met deze woningcorporaties onder artikel 7.3 van het uitvoeringsprotocol behorend bij het ¬¬¬¬¬¬¬¬ hennepconvenant Oost- Brabant is afgesproken dat zij bij geconstateerde drugshandel direct overgaan tot ontbinding van de huurovereenkomst.

De achtergrond hiervan is gelegen in het feit dat met de woningcorporaties een hennepconvenant is gesloten, op grond waarvan zij zowel preventieve controlemaatregelen moeten doorvoeren alsmede effectief moeten optreden bij constatering van drugshandel. Dit gegeven in samenhang bezien met het feit dat woningcorporaties een bijzondere verantwoordelijkheid hebben op grond van de huisvestiging, wordt een directe sluiting van woningen die tot de sociale huurwoningvoorraad behoren wegens overtreding van de Opiumwet in beginsel niet opportuun geacht. In plaats daarvan wordt een woningcorporatie aldus in beginsel eerst de gelegenheid geboden om de huurovereenkomst te ontbinden en ontruiming te vorderen, bij gebreke waarvan sluiting alsnog volgt. Deze benadering is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel en dat heeft de Afdeling reeds uitgemaakt in haar uitspraak van 19 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2270).

Het voorgaande laat onverlet dat de burgemeester in ernstige gevallen evenwel kan afzien van aanbieden van de mogelijkheid aan een woningbouwcorporatie om de huurovereenkomst te ontbinden en ontruiming te vorderen en in plaats daarvan kan besluiten tot sluiting van de woning ex artikel 13b van de Opiumwet. Te denken valt bijvoorbeeld aan gevallen waarbij de omgeving en buurtbewoners last hebben ondervonden van drugsgebruik- en handel. In een dergelijk geval weegt de signaalfunctie van een zichtbare sluiting zwaarder.

In alle overige gevallen van particuliere huurwoningen geldt deze beperking niet en volgt in principe sluiting van de woningen.

3.2 Softdrugs

In deze paragraaf staan de uitgangspunten die de burgemeester van Meierijstad in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet bij woningen en bijbehorende erven, indien een handelshoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen en/of indien sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b lid 1 onder b van de Opiumwet, ten aanzien van de handel in/productie van softdrugs.

Waarschuwing

In lijn met de hiervoor geschetste wetsgeschiedenis en rechtspraak zal, als er sprake is van een eerste overtreding van de Opiumwet in een woning, in principe eerst een waarschuwingsbrief worden verstuurd aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van het pand en/of het bijbehorende erf, tenzij er sprake is van een ernstig geval.

Sluiting

Indien er bij een woning en/of het bijbehorende erf geen sprake is van een eerste overtreding of als er sprake is van een ‘ernstig geval’ (bij een eerste overtreding), dan wordt er niet gewaarschuwd maar volgt er een sluiting van de woning en/of het bijbehorende erf. Hieraan kan een voornemen tot sluiting aan vooraf gaan. Indien sprake is van een combinatie van meerdere ernstige gevallen, kan de burgemeester besluiten dit aan te merken als een verzwarende omstandigheid. Dit betekent dat hij een langere sluitingstermijn in acht kan nemen.

Ernstig geval

Van een ernstig geval is in ieder geval sprake als één of meer van de hieronder staande indicatoren van toepassing is/zijn. Daarbij is geen sprake van een limitatieve opsomming:

  • a.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet bedragen meer dan 0,5 gram;

  • b.

    de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet bedragen meer dan 30 gram of indien het gaat om aangetroffen hennepplanten 6 stuks;

  • c.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het in standhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • d.

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II Opiumwet (ook bij minder dan een handelshoeveelheid harddrugs);

  • e.

    de wijze waarop de aangetroffen middelen zijn verpakt;

  • f.

    het aantreffen van handelsgeld en/of aanwezigheid van (vuur)wapens/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • g.

    de omstandigheid dat de woning als ontmoetingsplek voor handelaren en/of gebruikers fungeert (dit kan bijvoorbeeld blijken uit politieobservaties of verklaringen van gebruikers, omwonenden, getuigen etc.);

  • h.

    er is een vermoeden van verwijtbaarheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • i.

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet vooral gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, zoals geweld, mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen); aannemelijk is dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel in georganiseerd verband of als aanwezigheid van drugs hierop duidt;

  • j.

    er sprake is van overlast vanuit de woning, waaronder gewelds- en openbare orde delicten in of rond de woning;

  • k.

    er sprake is van ondeugdelijke of ondoorzichtige huurconstructies en niet ingeschreven staan in de Basisregistratie Personen;

  • l.

    er is sprake van recidive door dezelfde persoon;

  • m.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan gedacht worden aan de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit);

  • n.

    de combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, danwel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • o.

    de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden.

    In aanvulling op voorgaande indicatoren wordt in de situatie dat sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • p.

    de aard van de stoffen of goederen (hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs);

  • q.

    de mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor productie van of handel in drugs;

  • r.

    de inrichting, het bedrijfsmatig karakter evenals de professionaliteit van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt (bijvoorbeeld illegale stroom aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een vorige productie en randapparatuur voor het in standhouden van de hennepplantage-/kwekerij of productiepunt);

  • s.

    de combinatie van aangetroffen stoffen (hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, danwel aanwezig hebben van goederen die voor verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn, zoals grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen, etc.);

  • t.

    de hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;

  • u.

    de mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld, gebruikt of geproduceerd kunnen worden;

  • v.

    de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden (hierbij kan naast de gevaren verbonden aan (georganiseerde) drugscriminaliteit gedacht worden aan brandgevaar, risico’s verbonden aan het gebruik van chemicaliën, etc.).

3.3 Harddrugs

In deze paragraaf staan de uitgangspunten die de burgemeester van Meierijstad in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet bij woningen en bijbehorende erven, indien een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen en/of indien sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b lid 1 onder b van de Opiumwet, ten aanzien van de handel in/productie van harddrugs.

Handelshoeveelheid harddrugs

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat als er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen, een woning zonder voorafgaande waarschuwing mag worden gesloten, als uit het beleid volgt dat een handelshoeveelheid harddrugs gezien wordt als een ernstig geval. Als er een handelshoeveelheid harddrugs wordt aangetroffen in de woning en/of een daarbij behorend erf, is sprake van een ernstig geval. Op grond van dit beleid zal een woning in dat geval, dat wil zeggen zonder voorafgaande waarschuwing, worden gesloten. Er kan wel een voornemen tot sluiting aan vooraf gaan.

Voorbereidingshandelingen; eerst waarschuwen, tenzij ernstig geval

Als er sprake is van voorbereidingshandelingen ten aanzien van handel in/productie van harddrugs dan zal bij een eerste overtreding van de Opiumwet, in principe eerst een waarschuwingsbrief worden verstuurd aan de overtreder en de rechthebbenden op het gebruik van het pand en/of het bijbehorende erf, tenzij er sprake is van een ernstig geval. De indicatoren die hiervoor onder het kopje ‘Ernstig geval’ staan benoemd, zijn van overeenkomstige toepassing.

Sluiting bij voorbereidingshandelingen

Indien er bij een woning en/of het bijbehorende erf sprake is van recidive of als er sprake is van een ‘ernstig geval’ (bij een eerste overtreding), dan wordt er niet gewaarschuwd maar volgt er een sluiting van de woning en/of het bijbehorende erf.

Combinatie van middelen

Indien in een woning en/of daarbij behorend erf zowel handelshoeveelheden softdrugs als een handelshoeveelheid harddrugs worden aangetroffen, dan geldt het regime voor harddrugs.

3.4 Handhavingsmatrix bewoonde woningen

In onderstaande matrix staan de verschillende, in zwaarte oplopende, middelen die bij bewoonde woningen worden ingezet.

Overtreding

Bewoonde woningen

Bewoonde woningen

Bewoonde woningen

 

Softdrugs

Voorbereidings-Handelingen

Harddrugs

1e overtreding

Waarschuwing

Waarschuwing

Drie maanden sluiten

1e overtreding incl. ernstig geval

Drie maanden sluiten

Drie maanden sluiten

Zes maanden sluiten

2e overtreding

Zes maanden sluiten

Zes maanden sluiten

Twaalf maanden sluiten

3e Overtreding

Twaalf maanden sluiten

Twaalf maanden sluiten (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

4e Overtreding

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

3.5 Verjaring

Indien er sprake is van een waarschuwing of sluiting, dan geldt dat een volgende stap in het stappenplan wordt gezet, wanneer binnen een termijn van twee jaar na een vorige constatering opnieuw een overtreding in dezelfde woning en/of het daarbij behorende erf plaatsvindt. Vindt een constatering plaats na twee jaar na de vorige constatering, dan wordt de handhavingsmatrix van voren af aan herhaald. Het is daarbij niet noodzakelijk dat een volgende overtreding door dezelfde overtreder of rechthebbende op de woning en/of het bijbehorend erf wordt begaan.

4. Lokalen en niet bewoonde woningen met bijbehorende erven

4. Lokalen en niet bewoonde woningen met bijbehorende erven

In dit hoofdstuk staan de uitgangspunten die de burgemeester van Meierijstad in acht neemt bij de toepassing van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet bij lokalen en niet-bewoonde woningen, indien handelshoeveelheden softdrugs of harddrugs worden aangetroffen en/of indien sprake is van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b lid 1 onder b van de Opiumwet ten aanzien van handel in/productie van softdrugs of harddrugs.

Nota bene: Voor lokalen en niet-bewoonde woningen geldt niet het uitgangspunt uit de wetsgeschiedenis dat bij een eerste overtreding van de Opiumwet een waarschuwing moet volgen. Gelet hierop kan de burgemeester in deze gevallen direct, dus zonder waarschuwing¬, tot sluiting overgaan. Volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient er wel een verband te zijn tussen de aangetroffen handelshoeveelheid drugs en het pand.

4.1 Handhavingsmatrix lokalen en niet-bewoonde woningen

In deze matrix staan de verschillende, in zwaarte oplopende, middelen die bij lokalen en niet-bewoonde woningen worden ingezet.

Overtreding

Lokalen en niet-bewoonde woningen

Lokalen en niet-bewoonde woningen

Lokalen en niet-bewoonde woningen

 

Softdrugs

Voorbereidings-handelingen

Harddrugs

1e overtreding

Zes maanden sluiten

Zes maanden sluiten

Zes maanden sluiten

2e overtreding

Twaalf maanden sluiten

Twaalf maanden sluiten

Twaalf maanden sluiten

3e Overtreding

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

4e Overtreding

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

Sluiting onbepaalde tijd (minimaal twaalf maanden)

4.2 Verjaring

Voor de toepassing van de handhavingsmatrix geldt dat een volgende stap in het stappenplan wordt gezet, wanneer binnen een termijn van twee jaar na een vorige constatering opnieuw een overtreding in dezelfde woning, lokaal en/of het daarbij behorende erf plaatsvindt.

Vindt een constatering plaats na twee jaar na de vorige constatering, dan wordt de handhavingsmatrix van voren af aan herhaald. Het is daarbij niet noodzakelijk dat een volgende overtreding door dezelfde overtreder of rechthebbende op de woning, lokaal en/of het bijbehorend erf wordt begaan.

5. Slotbepalingen

5.1 Hardheidsclausule

De burgemeester beschikt bij het gebruik van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet over beleidsvrijheid. De uitgangspunten uit deze beleidsregel en de stappen in de handhavingsmatrix gelden te allen tijde als uitgangspunt. Als echter feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan de burgemeester gemotiveerd van deze uitgangspunten en stappen – zowel strenger als soepeler – afwijken.

5.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking. Het op 29 mei 2018 vastgestelde Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet” wordt tegelijkertijd ingetrokken.

5.3 Overgangsrecht

Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn gestart onder de geldigheid van de vorige beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen, in die zin dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang is verzonden, worden voortgezet op basis van de vorige beleidsregel en de daarin opgenomen handhavingsarrangementen.

Waarschuwingen en eerdere constateringen die onder de vorige beleidsregel zijn afgegeven of hebben plaatsgevonden worden aangemerkt als te zijn afgegeven of te hebben plaatsgevonden onder deze beleidsregel. Dat betekent dat dergelijke waarschuwingen en geconstateerde overtredingen op basis van deze beleidsregel aanleiding kunnen geven om over te gaan tot de volgende stap in de handhavingsmatrixen uit de hoofdstukken 4 en 5 van deze beleidsregel.

5.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “beleidsregels 13b Opiumwet Gemeente Meierijstad”.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Meierijstad op 2 maart 2021.

De burgemeester,

Ir. C.H.C. van Rooij

Bijlage 1 Wettelijk kader

Artikel 2 Opiumwet

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

  • a.

    binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

  • b.

    te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

  • c.

    aanwezig te hebben;

  • d.

    te vervaardigen.

Artikel 3 Opiumwet

Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:

  • a.

    binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;

  • b.

    te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;

  • c.

    aanwezig te hebben;

  • d.

    te vervaardigen.

Artikel 3a lid 5 Opiumwet

Indien naar het oordeel van Onze Minister handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3 ten aanzien van een middel onverwijld moeten worden verboden en de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht, kan het middel daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen. Onze Minister draagt ervoor zorg dat tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad wordt aangeboden. De ministeriële regeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de algemene maatregel van bestuur waarbij het betreffende middel wordt aangewezen in werking treedt, doch uiterlijk tot een jaar na het inwerkingtreden van de regeling.

Artikel 10 lid 4 Opiumwet

Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B en D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 10 lid 5 Opiumwet

Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 10a Opiumwet

  • 1.

    Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:

  • 1.

    een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,

  • 2.

    zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot plegen van dat feit tracht te verschaffen,

  • 3.

    voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2.

    Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.

Artikel 11 Opiumwet

  • 1.

    Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.

  • 2.

    Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3.

    Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 4.

    Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 5.

    Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.

  • 6.

    Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep of hasjiesj van ten hoogste 30 gram.

  • 7.

    Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in lijst II vermelde middelen, met uitzondering van hennep en hasjiesj.

Artikel 11a Opiumwet

Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 13b Opiumwet

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

  • a.

    Een middel als bedoeld in lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • b.

    Een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunde, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Artikel 125 van de Gemeentewet

Op grond van artikel 125 lid 1 van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Volgens artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet wordt de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang uitgeoefend door de burgemeester indien de last dient tot handhaving van regels die hij uitvoert. Omdat de burgemeester belast is met de handhaving van artikel 13b Opiumwet, kan de burgemeester bij een overtreding op grond van artikel 125 lid 3 van de Gemeentewet een last onder bestuursdwang opleggen.

Artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op grond van artikel 4:81 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een bestuursorgaan, daaronder begrepen de burgemeester, beleidsregels vaststellen met betrekking tot een aan hem toekomende of onder zijn verantwoordelijkheid uitgeoefende, dan wel door hem gedelegeerde bevoegdheid. De onderhavige beleidsregels berusten op de hiervoor genoemde wettelijke bevoegdheden, waarvan de burgemeester belast is met de naleving daarvan, en vindt zijn grondslag in artikel 4:81 van de Awb.

Artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Op grond van artikel 4:84 van de Awb dient het bestuursorgaan, zo ook de burgemeester, te handelen overeenkomstig zijn beleid, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De onderhavige beleidsregels bevatte in hoofdstuk 5 een afwijkingsbevoegdheid in de vorm van een ‘hardheidsclausule’.

Artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)

Een bevel van de burgemeester tot sluiting van een inrichting op grond van artikel 13b van de Opiumwet strekt tot uitoefening van bestuursdwang in de zin van artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Hierdoor zijn de bepalingen over de last onder bestuursdwang uit afdeling 5.3.1 van de Awb van toepassing, waaronder artikel 5:28, dat de burgemeester bevoegd maakt tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt.