Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent het vergoeden van hoge woonlasten voor huishoudens met een inkomensterugval in verband met de coronacrisis (Tijdelijke beleidsregels TONK Amsterdam)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent het vergoeden van hoge woonlasten voor huishoudens met een inkomensterugval in verband met de coronacrisis (Tijdelijke beleidsregels TONK Amsterdam)
CiteertitelTijdelijke beleidsregels TONK Amsterdam
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 35 van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-03-202101-01-2021nieuwe regeling

02-03-2021

gmb-2021-73416

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende regels omtrent het vergoeden van hoge woonlasten voor huishoudens met een inkomensterugval in verband met de coronacrisis (Tijdelijke beleidsregels TONK Amsterdam)

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet,

 

gezien de Kamerbrief, d.d. 9 december 2020, van de minister van Economische Zaken en Klimaat e.a. inzake Aanpassingen in het economische steun- en herstelpakket als gevolg van de ontwikkeling in de bestrijding van het coronavirus;

 

overwegende dat het wenselijk is om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming Tijdelijke ondersteuning noodzakelijk kosten (TONK) en hiervoor aparte, tijdelijke beleidsregels vast te stellen;

 

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Beleidsregels Participatiewet voor tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten Amsterdam

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • b.

      college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

    • c.

      samenwonende: degene die duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een ander;

    • d.

      tegemoetkoming TONK: tegemoetkoming voor noodzakelijke woonkosten ingevolge deze beleidsregels;

    • e.

      eigen woning: door een aanvrager bewoonde zelfstandige woning, woonschip of woonwagen, waarvan deze eigenaar of mede-eigenaar is;

    • f.

      huurwoning: door een aanvrager bewoonde zelfstandige woning of woonwagen met een huur boven de huurtoeslaggrens of woonschip, waarvan deze huurder is;

    • g.

      verstrekkingsperiode: de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021;

    • h.

      woonkostentoeslag: bijzondere bijstand voor periodieke woonkosten, als bedoeld in artikel 3.2, zesde lid, van de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ.

  • 2.

    Onder de aanvrager wordt verstaan de alleenstaande die tegemoetkoming TONK aanvraagt, dan wel de samenwonenden die deze gezamenlijk aanvragen.

  • 3.

    Tenzij anders aangegeven worden begrippen in deze beleidsregels gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

  • 4.

    De Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ zijn niet van toepassing op aanvragen voor tegemoetkoming TONK.

Artikel 2 – Voorwaarden tegemoetkoming TONK

  • 1.

    Het college kan een tegemoetkoming TONK verstrekken aan de aanvrager voor wie sprake is van een inkomensterugval die volgens opgave van de aanvrager verband houdt met de coronacrisis, van wie de financiële draagkracht in niet meer toereikend is voor de betaling van de noodzakelijke woonkosten voor de eigen woning of huurwoning, en die ook verder voldoet aan de voorwaarden die in deze beleidsregels worden gesteld.

  • 2.

    Als voorwaarden voor een tegemoetkoming TONK geldt dat de belanghebbende op de peildatum 1 januari 2021:

    • a.

      zijn of haar hoofdverblijf heeft in Amsterdam,

    • b.

      van de door hem of haar bewoonde woning huurder is, waarbij het gaat om de huur van een zelfstandige woning, dan wel daarvan eigenaar of mede-eigenaar is, en

    • c.

      ouder is dan 18 jaar en jonger is dan 66 jaar en vier maanden.

    Bij een gehuurde woning of woonwagen moet de huur hoger zijn dan € 752,33 per maand.

    Verder geldt als voorwaarde dat de aanvrager ook op de aanvraagdatum voor tegemoetkoming TONK in de onder b bedoelde woning woont.

  • 3.

    Bij samenwonende aanvragers is het voldoende als één van hen voldoet aan de voorwaarden, genoemd in het vorige lid.

Artikel 3 - Noodzakelijke woonkosten

  • 1.

    De tegemoetkoming TONK kan betrekking hebben op de volgende voor de aanvrager bestaande woonkosten:

    • a.

      in het geval van een huurwoning: de kale huur;

    • b.

      in het geval van een eigen woning: de verschuldigde hypotheekrente, de erfpachtcanon, indien deze niet is afgekocht, en een bedrag van € 100 voor andere kosten.

  • 2.

    Voor het bepalen van de voor de aanvrager bestaande woonkosten wordt als peilmaand januari 2021 gehanteerd.

Artikel 4 – Vermogensgrens

  • 1.

    De aanvrager wordt geacht een toereikende financiële draagkracht te hebben, wanneer het beschikbare privévermogen op 31 december 2020 meer dan € 31.340 bedroeg indien de aanvrager een alleenstaande is, dan wel in het geval van een samenwonende aanvrager, meer dan € 62.680 bedroeg.

  • 2.

    Onder het beschikbare privévermogen wordt in deze beleidsregel uitsluitend verstaan:

    • a.

      contant geld;

    • b.

      tegoeden op bank- en spaarrekeningen;

    • c.

      geld in de vorm van cryptovaluta, en

    • d.

      beleggingen op een effectenrekening of in een effectendepot, met uitzondering van aandelen in het eigen bedrijf en overige aandelen op naam.

Artikel 5 – Financiële draagkracht in het inkomen

  • 1.

    De financiële draagkracht in het inkomen van de aanvrager wordt bepaald aan de hand van de ontvangen netto inkomsten over januari 2021.

  • 2.

    Onder inkomen van de aanvrager wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      winst uit onderneming;

    • b.

      inkomen uit arbeid in loondienst;

    • c.

      inkomen uit een uitkering;

    • d.

      inkomen uit verhuur van woonruimte;

    • e.

      inkomen uit partner- en/of kinderalimentatie.

    Voor aanvragers die een uitkering ingevolge de Participatiewet ontvingen, wordt het inkomen geacht gelijk te zijn aan het wettelijk sociaal minimum.

  • 3.

    Wanneer de aanvrager in de peilmaand alimentatie betaalde, wordt het inkomen verminderd met het bedrag daarvan.

  • 4.

    Winst uit onderneming wordt verminderd met 17% met het oog op belasting en premies die daarover naar verwachting verschuldigd zijn. Inkomsten uit verhuur worden met hetzelfde percentage verminderd.

  • 5.

    Wanneer de aanvrager de woning op 1 januari 2021 bewoonde met een of meer andere bewoners, wordt het inkomen van de aanvrager voor de toepassing van deze beleidsregels verhoogd met € 150 voor elke medebewoner, ouder dan 21 jaar (geboren vóór 2000), die aan de aanvrager geen huur verschuldigd is.

  • 6.

    Van een inkomen tot aan het sociaal minimum wordt de aanvrager geacht € 430 per maand te kunnen betalen aan noodzakelijke woonkosten als bedoeld in artikel 3.

  • 7.

    Als sociaal minimum wordt voor de toepassing van deze beleidsregels verstaan een bedrag van € 1.120 voor een alleenstaande aanvrager, dan wel € 1.600 voor een samenwonende aanvrager.

Artikel 6 - Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor de tegemoetkoming TONK wordt digitaal ingediend via www.amsterdam.nl/tonk. Een schriftelijke aanvraag is mogelijk indien naar het oordeel van het college bijzondere omstandigheden in het individuele geval hiertoe aanleiding geven; in dat geval wordt aan de aanvrager een schriftelijk in te vullen aanvraagformulier ter beschikking gesteld.

  • 2.

    Een aanvraag tegemoetkoming TONK kan worden ingediend tot en met 31 juli 2021. Een schriftelijke aanvraag TONK moet uiterlijk zijn ontvangen op 3 augustus 2021, tenzij bij de uitreiking van het aanvraagformulier een andere uiterste ontvangstdatum is meegedeeld aan de belanghebbende.

  • 3.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag kopieën van:

    • a.

      een identiteitsbewijs,

    • b.

      een specificatie van de verschuldigde woonkosten met betrekking tot januari 2021 en

    • c.

      eventuele andere bewijsstukken waarnaar bij de digitale of schriftelijke aanvraag wordt gevraagd.

  • 4.

    Indien een aanvrager op grond van bijzondere omstandigheden onvoldoende geholpen is in het kader van de beleidsregels TONK, kan deze met betrekking tot woonkosten een aanvraag om bijzondere bijstand indienen op basis van de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ.

Artikel 7 – Verstrekking tegemoetkoming TONK

  • 1.

    Indien het college vaststelt dat de financiële draagkracht niet toereikend is voor de betaling van de noodzakelijke woonkosten en ook overigens is voldaan aan de gestelde voorwaarden, wordt een tegemoetkoming TONK verstrekt voor woonkosten over de periode van 1 januari 2021 tot en met 30 juni 2021, tenzij een aanvrager over een deel van deze periode al woonkostentoeslag heeft ontvangen.

  • 2.

    Het bedrag van de tegemoetkoming TONK is gelijk aan zesmaal het verschil tussen de noodzakelijke woonkosten, als bedoeld in artikel 3, en de financiële draagkracht in het inkomen, als bedoeld in artikel 5, en bedraagt ten minste € 300 en ten hoogste € 6.000.

  • 3.

    Het college verbindt aan de tegemoetkoming TONK niet een verplichting dat de belanghebbende zich moet inzetten voor het vinden van goedkopere woonruimte.

Artikel 8 – Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als Tijdelijke beleidsregels TONK Amsterdam.

Artikel 9 - Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 2 maart 2021.

De voorzitter

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Vanuit de wens om huishoudens te ondersteunen waarvoor de bestaande steunmaatregelen geen of onvoldoende soelaas bieden, heeft het kabinet de Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten (TONK) geïntroduceerd. Deze tegemoetkoming is voor huishoudens die te maken hebben met een inkomensterugval en daardoor de noodzakelijke kosten niet meer kunnen betalen uit het inkomen. Het gaat hierbij om een vergoeding voor daadwerkelijke noodzakelijke kosten, niet om een inkomensondersteunende regeling. De TONK is met name bedoeld voor woonkosten en geldt voor de periode januari tot en met juni 2021.

 

De TONK is niet echt een afzonderlijke regeling. De tegemoetkoming TONK is een vorm van bijzondere bijstand in het kader van de Participatiewet. Vanwege de zeer bijzondere situatie waarin grote delen van het economische leven stilliggen, is er aanleiding om tijdelijk af te wijken van regels die normaal worden gehanteerd bij de bijzondere bijstand. Gemeenten kunnen hiervoor in deze periode de regels van de bijzondere bijstand op onderdelen tijdelijk aanpassen. Met deze beleidsregels geeft het college hieraan invulling voor de gemeente Amsterdam.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 2 – Voorwaarden tegemoetkoming TONK

De TONK wordt gericht Amsterdamse huishoudens die verklaren door de coronacrisis te zijn teruggevallen in inkomen en daarmee hun woonlasten niet meer kunnen , kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in eventuele hoge woonlasten. We wijken hierbij met name af van de vermogensgrenzen die in het algemeen bij de bijzondere bijstand worden gehanteerd. Ook mensen met overwaarde in hun woning of andere vormen van niet-liquide vermogen of die beschikken over spaargeld (tot de vermogensgrens van de huurtoeslag, € 31.340 p.p.) kunnen een vergoeding voor hoge woonkosten krijgen in het kader van de TONK.

Ook hoeft iemand zich bij de TONK niet in te zetten om goedkopere woonruimte vinden (zie artikel 7 – Verstrekking tegemoetkoming TONK); deze inspanningsverplichting hanteren we normaal gesproken wel als we bijzondere bijstand verlenen voor hoge woonlasten.

 

Het moet bij de TONK gaan om huishoudens met een zelfstandige woning in Amsterdam (huur in de vrije sector of in eigendom); dit kan ook een woonschip zijn of woonwagen (zie artikel 1 - Begripsbepalingen). Dat het moet gaan om een zelfstandige woonruimte is ook de hoofdregel bij de huurtoeslag. Het ligt in het algemeen niet voor de hand dat de overheid een tegemoetkoming biedt voor het betalen van hoge kosten voor onzelfstandige woonruimte. Wanneer iemand een onzelfstandige woonruimte huurt en de lasten daarvan als gevolg van een inkomensterugval niet meer kan betalen, is wellicht een beroep mogelijk op coulance van de verhuurder.

 

Mensen met een kale huur onder € 752,33 per maand voor een huurwoning of woonwagen komen niet voor een TONK-vergoeding in aanmerking. Voor hen wordt de huurtoeslag gezien als een passende en toereikende voorziening.

 

Gelet op het doel van de TONK komen huishoudens vanaf de AOW-leeftijd hiervoor niet in aanmerking. Als de leeftijd van een alleenstaande of van beide samenwonenden vóór 2021 boven 66 jaar en vier maanden lag, komen de betrokkenen gelet op het doel van de TONK niet in aanmerking voor tegemoetkoming. Zij hebben in beginsel gedurende de hele TONK-periode aanspraak op AOW en eventueel pensioen, en er is minder aanleiding om een aanvullend vangnet te bieden voor een inkomensterugval. Wel staat in bijzondere situaties een beroep open op bijzondere bijstand / woonkostentoeslag (zie ook artikel 6 - Aanvraag).

 

De minimumleeftijd van 18 jaar wordt gehanteerd omdat minderjarigen wettelijk gezien zijn uitgesloten van bijstand. Het hanteren van een hogere minimumleeftijd is overwogen, ook gezien de voorwaarde dat voor een aanvrager sprake moet zijn van een inkomensterugval en naar verhouding hoge woonlasten voor een zelfstandige woonruimte. Voor een nadere afbakening naar leeftijd is echter niet gekozen.

 

Als peildatum voor het bewonen van een zelfstandige woning met relatief hoge woonkosten wordt 1 januari 2021 gehanteerd. Daarnaast wordt als voorwaarde gesteld dat de betrokkene ten tijde van de aanvraag voor tegemoetkoming TONK ook in deze woning woont. Wanneer de betrokkene tussentijds is verhuisd is er geen aanleiding voor een generieke tegemoetkoming. Bij mensen die ten tijde van de aanvraag samenwonen (duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren – zie artikel 1 - Begripsbepalingen), is het voldoende als een van de betrokkenen voldoet aan deze voorwaarde en de leeftijdscriteria.

 

Artikel 3 – Noodzakelijke woonkosten

Bij de woonkosten wordt uitgegaan uit van kale huur zoals dit ook gehanteerd wordt bij de huurtoeslag. Bij eigen woningen worden als tegemoetkoombare woonkosten de hypotheekrente, een eventuele periodieke canon en een bijtelling voor andere kosten (onderhoud, VVE-bijdrage opstalverzekering e.d.). Hiermee is aansluiting gezocht bij de kosten die worden meegenomen in de berekening van woonkostentoeslag in het kader van de bijzondere bijstand.

 

Met een mogelijke teruggaaf van belastingen in verband met de hypotheekrente of een door de aanvrager ontvangen voorschot daarop, wordt geen rekening gehouden. Dit heeft te maken met het voorlopige karakter van een dergelijk voorschot van de Belastingdienst. Aan de andere kant wordt maar tot op zekere hoogte rekening gehouden met andere woonkosten van woningeigenaren. Voor deze kosten wordt een standaardbedrag in aanmerking genomen van € 1oo per maand.

 

Aflossingen op de hypotheek tellen niet mee als woonkosten. Wanneer iemand aflossingstermijnen niet kan betalen uit aanwezig inkomen of spaargeld, zijn met de bank wellicht afspraken mogelijk over een hypotheekpauze. Hypotheekverstrekkers worden hiervoor ook door aangepaste regelgeving gefaciliteerd.

 

Een deel van de woonkosten (€ 430 per maand) worden huishoudens altijd geacht te kunnen betalen, ook bij een laag inkomen. Bij inkomsten boven 100% sociaal minimum, neemt het bedrag dat mensen zelf kunnen betalen voor eventuele hoge woonlasten toe (zie ook artikel 5 – Financiële draagkracht in het inkomen).

 

Artikel 4 – Vermogensgrens

De Participatiewet biedt een aanspraak op bijzondere bijstand recht als sprake is van bijzondere omstandigheden waarin iemand noodzakelijke kosten heeft die naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit een inkomen op het sociaal minimum, het vermogen en eventueel meerinkomen boven het sociaal minimum. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

 

In het algemeen geldt voor het recht op algemene bijstand een vermogensgrens van € 6.295 (voor alleenstaande ouders en samenwonenden: € 12.590). Bij bijzondere bijstand hanteert het college soms een lagere vermogensgrens; opgebouwd vermogen is immers voor een deel bedoeld om noodzakelijke uitgaven te kunnen doen voor bijvoorbeeld duurzame gebruiksgoederen).

 

Door het uitzonderlijke karakter van de coronacrisis en de beperkende maatregelen die hierbij gelden, waardoor grote delen van het economische leven stilliggen, is er aanleiding om voor de TONK een aanzienlijke ruimere vermogensgrens te hanteren. Zo kunnen ook mensen die beschikken over enig spaargeld e.d., voor hoge woonkosten een vergoeding vanuit de TONK krijgen. De vermogensgrens wordt binnen deze beleidsregels gelegd bij de vermogensgrenzen die gelden voor huurtoeslag (€ 31.340 per persoon). Ook worden nu alleen de vermogensbestanddelen meegeteld die een meer liquide karakter hebben. Voor de omschrijving hiervan is aansluiting gezocht bij de voorgenomen vermogenstoets voor de Tijdelijke ondersteuning zelfstandig ondernemers (Tozo). Toespitsing op het privévermogen vindt plaats conform de Divosa-Handreiking TONK voor gemeenten (19-2-2021). Voor de aanspraak op tegemoetkoming TONK geldt bij de vermogenstoets 31 december 2020 als peildatum. Per deze datum is het saldo voor bank- en spaarrekeningen eenvoudig door de aanvrager bij de bank op te vragen.

 

Artikel 5 – Financiële draagkracht in het inkomen

Voor de tegemoetkoming TONK gelden ook specifieke regels om de financiële draagkracht in het inkomen van de aanvrager(s)te bepalen. Zo wordt een uniforme peilmaand gehanteerd voor het inkomen. Voor de TONK gaan we voor het inkomen uit van de peilmaand januari 2021. Voorbeelden van inkomen zijn: loon, winst uit onderneming, uitkering (waaronder Tozo), alimentatie/ onderhoudsbijdrage en inkomsten uit (onder)verhuur.

 

Voor de hoogte van de tegemoetkoming TONK gaat het huishoudinkomen pas een rol spelen vanaf ongeveer 110% van het sociaal minimum. Daarbij worden binnen deze beleidsregels maar twee niveaus gehanteerd:

  • -

    € 1.120 p.m. voor alleenstaanden; dit is ca. 110% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden tussen 21 jaar en de pensioenleeftijd, € 1.021,67,

  • -

    € 1.600 p.m. voor samenwonenden; dit is ca. 110% van de bijstandsnorm voor samenwonenden in deze leeftijd, € 1.459,52.

De keuze om bij de TONK het meerinkomen pas vanaf 110% van het sociaal minimum mee te tellen, is bedoeld om de tegemoetkoming TONK in hoogte beter te laten aansluiten bij het niveau van de woonkostentoeslag. Bij de woonkostentoeslag wordt weliswaar het meerinkomen al vanaf 100% van de bijstandsnorm gerekend bij de financiële draagkracht van het huishouden, maar wordt daarnaast ook gekeken naar aspecten die niet bij de tegemoetkoming TONK worden betrokken. Bijvoorbeeld dat mensen bij een toenemend inkomen minder zorgtoeslag ontvangen. Hierop wordt vervolgens de financiële draagkracht bij de woonkostentoeslag aangepast. Bij de TONK gebeurt dit niet, maar wordt dus pas rekening gehouden met draagkracht vanaf 110% van het sociaal minimum.

 

Het gaat bij de twee genoemde inkomstenniveaus om netto bedragen exclusief vakantiegeld. Daarnaast hanteren we geen andere niveaus voor het sociaal minimum (zoals kostendelersnormen en normen voor personen jonger dan 21 jaar of in de AOW-leeftijd. Wel kan het gezamenlijk bewonen van de woning met anderen invloed hebben op de aanspraak op een tegemoetkoming TONK. In het geval van onderhuursituaties moet de aanvrager een opgave te doen van de inkomsten die daaruit voortkomen. Bij inwonende kinderen en andere medebewoners, ouder dan 21 jaar, die geen onderhuur verschuldigd zijn, gaan we ervan uit dat zij wel een bijdrage leveren aan de woonkosten. Hiervoor wordt een standaardbedrag gehanteerd van € 150 per maand. Beneden 21 jaar liggen de lonen veelal lager; hetzelfde geldt voor een eventuele bijstandsuitkering voor iemand tot 21 jaar. Daarom wordt tot die leeftijd geen rekening gehouden met een bijdrage in de woonkosten.

 

Voor aanvragers die in de peilmaand een uitkering hadden ingevolge de Participatiewet, wordt ervan uitgegaan dat hun inkomen op het niveau ligt van het wettelijk sociaal minimum. In het kader van deze uitkering worden andere relevante inkomsten al uitgevraagd bij de betrokkene en worden deze aangevuld tot het toepasselijke normbedrag van de bijstand. Dit geldt ook voor huishoudens met een uitkering ingevolge de Tozo.

 

Voor de tegemoetkoming TONK is het niveau van de netto inkomsten van belang. Bij bruto inkomsten vindt een correctie plaats voor de verwachte belastingen en premies die daarover verschuldigd zijn. Hiervoor wordt conform het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen een percentage van 17% gehanteerd. Bij huurinkomsten vindt eenzelfde correctie plaats, in verband met te betalen belasting en gemaakte kosten.

 

Een deel van de woonkosten (€ 430 per maand) moeten mensen altijd zelf blijven betalen, ook bij een inkomen op het sociaal minimum. Dit bedrag komt overeen met het bedrag aan woonkosten dat in het kader van de huurtoeslag voor rekening van de betrokkene kan blijven.

Bij inkomsten boven het gehanteerde niveau van 110% sociaal minimum, stijgt het bedrag dat mensen geacht kunnen worden om vanuit dit inkomen te betalen voor eventuele hoge woonlasten.

De financiële draagkracht wordt voor het bepalen van de aanspraak TONK voor de hele verstrekkingsperiode gebaseerd op de situatie op de peildatum en in de peilmaand en – voor wat betreft het al dan niet samenwonen en het actuele adres – op de aanvraagdatum. Tussentijdse wijzigingen in iemands situatie hebben verder geen invloed op de aanspraak. Dit schept maximale duidelijkheid over iemands aanspraak en houdt de uitvoeringslasten hanteerbaar.

 

Artikel 6 – Aanvraag

Voor de tegemoetkoming TONK geldt een beperkte aanvraagperiode (tot en met 31 juli 2021). Hiervoor wordt een elektronisch aanvraagformulier beschikbaar gesteld waarvoor aanvragers kunnen inloggen met hun DigiD. Dit wordt ook gedaan zodat de toekenning, het bepalen van de hoogte van de tegemoetkoming en de uitbetaling zo veel mogelijk automatisch kunnen plaatsvinden. Daarbij wordt zo veel mogelijk afgegaan op de inlichtingen die de aanvrager verstrekt. Wijzigingen in iemands situatie hebben geen invloed op de hoogte van de TONK.

Wanneer iemand aan de hand van de ingevoerde informatie op voorhand niet in aanmerking komt voor de tegemoetkoming, wordt de betrokkene hierover direct geïnformeerd, met de reden waarom geen aanspraak bestaat. Er komt dan geen elektronische aanvraag tot stand. Eventueel kan de betrokkene in zo’n situatie wel een schriftelijke aanvraag indienen.

 

Als bij de verwerking van een aanvraag de inlichtingen op voorhand vragen oproepen over de juistheid, wordt overgegaan tot handmatige verwerking. Het college bepaalt de aanspraak op tegemoetkoming TONK aan de hand van de opgaven van de aanvrager. Het college kan deze opgaven controleren aan de hand van bewijsstukken en inlichtingen waarover het college beschikt in het kader van de uitvoering van de Participatiewet. Ook kan het college de aanvrager om nadere inlichtingen of bewijsstukken vragen (artikel 53a van de Participatiewet).

 

De ca. 250 Amsterdamse huishoudens met een woonkostentoeslag krijgen geen toegang tot de TONK. Wel wordt nagegaan of de beleidsregels in het kader van de TONK aanleiding kunnen zijn voor een hogere vergoeding; ook zal bij hen de gevraagde inspanning voor goedkopere woonruimte tijdelijk niet worden gehandhaafd.

 

Daar waar de TONK onvoldoende soelaas kan bieden aan mensen met hoge woonlasten, is in uitzonderlijke individuele situaties een beroep op (aanvullende) woonkostentoeslag mogelijk. Hierbij worden de reguliere criteria gehanteerd (inkomens- en vermogenstoets). Hierbij is bijvoorbeeld te denken aan een mensen die na januari 2021 met een forse inkomensterugval te maken krijgen.

 

Artikel 7 – Verstrekking tegemoetkoming TONK

Wanneer de bestaande woonkosten de financiële draagkracht te boven gaan, wordt het bedrag aan tegemoetkoming TONK op maat bepaald. Omdat wordt uitgegaan van een peilmaand betreft dit een bedrag dat een huishouden op maandbasis tekort komt aan inkomsten voor het betalen van de woonkosten. De tegemoetkoming TONK die wordt uitbetaald voor de periode van januari tot en met juni 2021 bedraagt zesmaal dit maandbedrag.

 

Rekenvoorbeeld:

Twee samenwonenden zijn teruggevallen tot een inkomen van € 1.800 netto (peilmaand januari 2021). Hun huurwoning heeft een huur van € 1.030 per maand (kale huur). De eerste € 430 kan ook worden betaald uit een inkomen op het sociaal minimum. Van de woonlasten boven dit bedrag – d.w.z. € 600 per maand – wordt verwacht dat de aanvragers nog een deel uit hun inkomen kunnen betalen.

Het huishoudinkomen ligt € 200 boven het gehanteerde sociaal minimum voor samenwonenden (€ 1.600 p.m.).

Tot een bedrag van € 400 gaan de woonkosten over januari 2021 de financiële draagkracht in het inkomen te boven. Er bestaat hiermee aanspraak op een bedrag aan tegemoetkoming TONK van € 2.400 (zesmaal € 400).

 

De betaalde tegemoetkoming betreft, zoals hiervoor al aangegeven, een bedrag op maat. Het college hanteert hierbij geen staffels. Alleen bij lage uitkomsten wordt de tegemoetkoming TONK naar boven afgerond tot € 300. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 6.000. Het maximeren van de tegemoetkoming TONK betekent dat bij woonkosten vanaf € 1.430 (over de peilmaand januari 2021), de aanspraak op tegemoetkoming niet verder stijgt voor een huishouden dat naar een minimuminkomen is teruggevallen, zoals een Tozo-uitkering. De woonkosten voor de meeste vrijesectorhuren en woonlasten voor een eigen woning blijven onder dit bedrag.

 

Anders dan bij de reguliere woonkostentoeslag wordt aan de tegemoetkoming TONK niet de verplichting gekoppeld om te zoeken naar andere woonruimte.