Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Katwijk

Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004) – gemeente Katwijk 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKatwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004) – gemeente Katwijk 2020
CiteertitelBeleidsregels Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) gemeente Katwijk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-02-202101-01-2021Nieuwe regeling

23-02-2021

gmb-2021-67139

1576693

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 (Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004) – gemeente Katwijk 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk,

gelezen de wijzigingen per 1 januari 2020 in het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004,

overwegende dat het noodzakelijk is de uitvoering van de terug- en invordering Bbz 2004 bij beleidsregels te regelen;

Besluit:

Vast te stellen de:

Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 gemeente Katwijk

 

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk;

    • b.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      Bbz 2004: Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • d.

      Bijstand: de als renteloze lening verstrekte algemene bijstand en bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet en het Bbz 2004 die al dan niet geheel of gedeeltelijk kan worden omgezet in een bedrag om niet en de door het college in bijstand “om niet” omgezette bijstand;

    • e.

      Belanghebbende/zelfstandige: de belanghebbende, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in eigen bedrijf of zelfstandig beroep;

    • f.

      Wet: Participatiewet.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk II. Terugvordering

Artikel 2. Terugvordering algemeen

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 van de wet.

  • b.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand of uitkering zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet.

  • c.

    het terugvorderen van bijstand of bedrijfskapitaal zoals neergelegd in de artikelen 58 tot en met 60 van de wet.

Artikel 3. Terugvordering bij definitieve vaststelling

Het college vordert gelet op artikelen 12, tweede lid en onder c van het Besluit bijstand zelfstandigen 2004 de verstrekte uitkering geheel of ten dele terug indien na definitieve vaststelling van het netto inkomen is gebleken dat deze de jaarnorm overschrijdt.

Artikel 4. Terugvordering ten onrechte verleende bijstand

  • 1.

    Het college vordert de kosten van bijstand als genoemd in artikel 58 van de wet terug van de belanghebbende voor zover deze bijstand:

    • a.

      ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

    • b.

      in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen.

    • c.

      voortvloeit uit gestelde borgtocht.

    • d.

      ingevolge artikel 52 van de wet bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat.

    • e.

      anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of

    • f.

      anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder onder meer begrepen dat:

      • -

        de belanghebbende naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet beschikt of kan beschikken, of

      • -

        bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • 2.

    De door de gemeente gedane afdracht van loonheffing bij de toepassing van artikel 12 lid 2 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 wordt teruggevorderd.

  • 3.

    Terugvordering als bedoeld onder het eerste lid onder e van dit artikel, vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar voor de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

Artikel 5. Terugvordering van verstrekt bedrijfskapitaal (ook in de vorm van borgtocht)

  • 1.

    Het college stelt het bedrijfskapitaal, dat is toegekend op grond van artikel 20, 22, 24 en 26 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 opeisbaar en kan dit terugvorderen indien:

    • a.

      bedrijfskapitaal niet overeenkomstig de bestemming is besteed.

    • b.

      er sprake is van bedrijfsbeëindiging of overdracht van het bedrijf, of

    • c.

      er sprake is van faillissement of surseance van betaling.

  • 2.

    Het college kan het bedrijfskapitaal dat is toegekend op grond van artikel 20, 22, 24 en 26 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 of de achterstanden in betaling aflossing en rente terugvorderen indien:

    • a.

      de termijn van uitstel van aflossing en betaling van rente is verlopen;

    • b.

      de financiële omstandigheden van de zelfstandige zodanig blijken te zijn dat deze zelfstandige geacht kan worden aan de verplichtingen te kunnen voldoen;

    • c.

      betrokkene ook na een dwangbevel niet aan zijn betalingsverplichting voldoet. Dit geldt ook voor bedrijfskapitaal verstrekt op grond van de artikelen 22 en 26 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 indien het vermogen meer bedraagt dan gesteld in artikel 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 en er geen bijstand “om niet” mogelijk is.

  • 3.

    In geval van het tweede lid, onder b kunnen de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen terstond worden teruggevorderd. Indien hierbij sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming, is over de achterstallige rente- en aflossingsbedragen de wettelijke rente verschuldigd.

  • 4.

    Terugvordering vindt plaats bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente.

Artikel 6. Afzien van terugvordering

  • 1.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen en indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn beslissen geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien in de volgende gevallen:

    • a.

      Aan de belanghebbende is teveel uitkering verleend en hij had dit redelijkerwijs niet kunnen begrijpen;

    • b.

      Aan de belanghebbende is teveel uitkering verleend en hij had dit redelijkerwijs kunnen begrijpen, maar de betaling heeft reeds meer dan twee jaar geleden plaatsgevonden.

  • 2.

    Een besluit tot afzien van terugvordering wordt ingetrokken als op een later moment blijkt dat belanghebbende onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste en volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 3.

    Afzien van terugvordering is niet aan de orde als de vordering:

    • a.

      het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • b.

      door pand- of hypotheekrecht wordt gedekt; of

    • c.

      is ontstaan ten gevolge van het schenden van de inlichtingenplicht.

Hoofdstuk III. Invordering

Artikel 7. Wijze van invordering

  • 1.

    Het college heeft de bevoegdheid om als betalingsverplichting een betaling van de volledige vordering ineens op te leggen, dan wel ambtshalve een maandelijkse aflossingstermijn vast te stellen. De belanghebbende moet de vordering voldoen binnen de in artikel 4:87 Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn van 6 weken.

  • 2.

    Op schriftelijk verzoek van belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan.

  • 3.

    In de betalingsverplichting kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen.

  • 4.

    Bij invorderingen op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties:

    • a.

      Bij teruggevorderde uitkering levensonderhoud.

    • b.

      Bij bedrijfskapitaal terwijl er nog een bestaand bedrijf bestaat.

    • c.

      Bij bedrijfskapitaal na bedrijfsbeëindiging.

    • d.

      Bij het bestaan van zekerheden.

    • e.

      Invordering bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente.

Artikel 8. Tussentijdse beoordeling aflossingscapaciteit

Het college kan de hoogte van een eerder vastgestelde aflossingscapaciteit (betalingsverplichting) verhogen dan wel verlagen:

  • a.

    als de gewijzigde omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven, of

  • b.

    als de belanghebbende desgevraagd geen informatie geeft over zijn omstandigheden.

Artikel 9. Verrekening en beslaglegging

  • 1.

    Een onderzoek naar mogelijk gewijzigde financiële omstandigheden wordt periodiek uitgevoerd. Indien er sprake is van een bestaand bedrijf/zelfstandig beroep bij de zelfstandige is dit een jaarlijks uitgevoerd onderzoek.

  • 2.

    De kosten van bijstand worden ingevorderd bij dwangbevel als niet aan de vastgestelde betalingsverplichting wordt voldaan. De invordering wordt dan overgedragen aan de deurwaarder.

  • 3.

    De aan het tweede lid verbonden invorderingskosten worden volledig doorberekend aan de debiteur. De invorderingskosten worden vastgesteld op maximaal 15% van de openstaande vordering.

Artikel 10. Afzien van invordering in verband met gering bedrag

Voor zover de invordering door het college niet wettelijk verplicht is, ziet het college af van verdere invordering, indien het nog terug te vorderen bedrag minder bedraagt dan € 100,00. Indien het college meerdere vorderingen heeft op de belanghebbende, dan geldt het minimumbedrag van € 100,00 voor het restsaldo van alle vorderingen tezamen.

Artikel 11. Uitstel van betaling

  • 1.

    Indien de financiële situatie of de bijzondere omstandigheden van de belanghebbende hiertoe aanleiding geven, kan het college ambtshalve of op schriftelijk verzoek daartoe besluiten tot het verlenen van uitstel van betaling gedurende een bepaalde periode.

  • 2.

    Nadat een dwangbevel wettelijk ten uitvoer is gelegd, kan het college op schriftelijk verzoek besluiten de aflossingsverplichting te matigen, met handhaving van het derdenbeslag.

  • 3.

    Aan het uitstel van betaling, dan wel de matiging van de betalingsverplichting, stelt het college voorwaarden.

Hoofdstuk IV. Kwijtschelding

Artikel 12. Ambtshalve kwijtschelding bijstand

  • 1.

    Het college besluit ambtshalve tot kwijtschelding indien de belanghebbende:

    • a.

      Gedurende 5 jaar zijn aflossingsverplichting voor de teruggevorderde bijstand onafgebroken en naar draagkracht is nagekomen. Bij onderbreking van het terugbetalingsgedrag kan deze periode met 3 jaar worden verlengd.

    • b.

      Gedurende een periode van twee jaar niet of zeer onregelmatig heeft afgelost op een vordering en de nog openstaande vorderingen minder bedragen dan € 100,00,-.

    • c.

      Gedurende vijf jaar geen aflossingen aan een niet-verwijtbare vordering heeft gedaan en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment alsnog gaat verrichten.

    • d.

      De in onderdeel c genoemde termijn bedraagt tien jaar indien sprake is van een verwijtbare vordering wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht.

    • e.

      Geen vermogen bezit waarmee de vordering geheel of gedeeltelijk kan worden voldaan.

    • f.

      Ingeval artikel 13 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 bij de toekenning van toepassing was, bedraagt de terugbetalingsperiode maximaal 10 jaar na beëindiging van de uitkering op grond van het Bbz 2004. Deze termijn kan na schriftelijk verzoek met maximaal 3 jaar worden verlengd. Na het voldoen aan de afgesproken aflossingsbedragen kan het restant worden kwijtgescholden.

  • 2.

    Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 13. Ambtshalve kwijtschelding bedrijfskapitaal

  • 1.

    Het college besluit ambtshalve tot kwijtschelding in de volgende gevallen:

    • a.

      Geheel of gedeeltelijke kwijtschelding van bedrijfskapitaal is wettelijk mogelijk in die gevallen zoals beschreven in artikel 42, 43 en 43 a t/m d Bbz 2004.

    • b.

      Bij toepassing van artikel 43 lid 2 Bbz 2004 kan besloten worden de termijn van 5 jaar aflossen, alvorens tot kwijtschelding overgegaan kan worden, met 5 jaar te verlengen indien er sprake is van verplichtingen aan bijvoorbeeld andere schulden. Na voldoen aan de verplichtingen kan tot kwijtschelding worden overgegaan.

    • c.

      Indien bedrijfskapitaal verstrekt is volgens de artikelen 22 of 26 Bbz 2004 en dit volgens artikel 3 Bbz 2004 niet “om niet” verstrekt kan worden, bedraagt de terugbetalingsperiode maximaal 10 jaar na beëindiging van de uitkering op grond van het Bbz 2004. Deze termijn kan na schriftelijk verzoek met maximaal 3 jaar worden verlengd. Na het voldoen aan de afgesproken aflossingsbedragen kan het restant worden kwijtgescholden.

    • d.

      Er geen sprake is van vermogen waarmee de vordering geheel of gedeeltelijk kan worden voldaan.

    • e.

      Als alle zekerheden zijn uitgewonnen.

  • 2.

    Het college gaat niet over tot kwijtschelding als er sprake is van dwanginvordering.

Artikel 14. Kwijtschelding bijstand in verband met een schuldregeling

In afwijking van artikel 4 van deze beleidsregels ziet het college op verzoek van belanghebbende geheel of gedeeltelijk van verdere invordering van bijstand en/of bedrijfskapitaal af, indien:

  • a.

    Redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden; en

  • b.

    Redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

  • c.

    De vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

Artikel 15. Kwijtschelding rente

Het college besluit indien het netto inkomen in een of beide boekjaren volgend op het boekjaar van de aanvraag lager is dan de jaarnorm:

  • a.

    ambtshalve tot kwijtschelding van de verschuldigde rente en tot terugbetaling van de reeds betaalde rente, of

  • b.

    dat kwijtschelding van de rente niet mogelijk is als het vermogen hoger is dan de grenzen genoemd in artikel 3 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004;

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

Artikel 16. Hardheidsclausule

Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan leidt tot onredelijk zwaarwegende gevolgen.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2020 en wordt aangehaald als ‘Beleidsregels Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) gemeente Katwijk’.

Toelichting

Algemeen

Vanaf 1 januari 2020 wordt met de invoering van het ‘Besluit tot wijziging van het Bbz 2004’ de terug- en invordering van Bbz-vorderingen een wettelijke bevoegdheid, met uitzonderingen van het terugvorderen van onder andere fraudevorderingen.

 

Door het karakter van Bbz-vorderingen kiest het college ervoor om aparte Beleidsregels terug- en invordering Bbz 2004 op te stellen. Vorderingen op grond van het Bbz 2004 hebben namelijk een ander karakter dan vorderingen op grond van de Participatiewet, IOAW en IOAZ. Bij het Bbz 2004 wordt de bijstand toegekend in de vorm van een geldlening, hetgeen een periodieke uitkering (algemene en bijzondere bijstand) en/of bedrijfskapitaal betreffen. De bijstand is gericht op het verwerven van inkomen in het eigen bedrijf. Bij de aanvraag is het nog niet bekend of er daadwerkelijk sprake zal zijn van inkomen en wat de hoogte hiervan zal zijn. Bij de toekenning op grond van de Participatiewet, IOAW en IOAZ is bij de aanvraag wel duidelijk dat er te weinig inkomen is of dat er te weinig middelen zijn om volgens de bestaande regelgeving in het levensonderhoud te voorzien.

 

In deze beleidsregels wordt de invulling van de terugvorderingsbevoegdheid uitgewerkt.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel worden de begrippen, die in de beleidsregels worden aangehaald, gedefinieerd.

Artikel 2

Lid b. Als bijstand ten onrechte is verleend dan heeft het college de bevoegdheid om dit terug te vorderen. Ten onrechte betekent in dit geval als er een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen. Indien de zelfstandige ook na een dwangbevel niet aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet, kan het geleende bedrag worden teruggevorderd.

 

Lid c. Indien bijstand “om niet” vanwege het vermogen niet mogelijk is moet direct na beëindiging van de periodieke bijstandsverlening een betalingsregeling getroffen worden voor terugbetaling van het bedrijfskapitaal. Wordt niet aan deze betalingsregeling voldaan kan worden overgegaan tot terugvordering.

Artikel 3

Na afloop van het boekjaar wordt de definitieve bijstand berekend aan de hand van de informatie en de gegevens die de belanghebbende over het boekjaar moet leveren. Met name de jaarrekening van het bedrijf en de aangifte inkomstenbelasting zijn hierbij van belang. Terugvordering bij definitieve vaststelling gebeurt als de verleende bijstand en het netto inkomen meer is dan de jaarnorm. De bijstand ter grootte van het verschil kan worden teruggevorderd. De rest van de geldlening wordt dan verstrekt als bijstand ‘om niet’.

 

Ten tweede vindt terugvordering bij definitieve vaststelling altijd plaats bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht.

Artikel 6

Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat er sprake is van dringende redenen als terugvordering te ernstige gevolgen voor de betrokkene of de gezinssituatie heeft. Het moet dan gaan om iets bijzonders of uitzonderlijks van immateriële aard en wel zodanig dat terugvordering voor de betrokkene(n) tot onaanvaardbare sociale en/of financiële consequenties leidt. Re-integratieactiviteiten, schuldsituaties en andere sociale motieven kunnen een rol spelen. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende(n) moet worden beoordeeld. Terugvordering is altijd maatwerk.

Artikel 7

Lid 1. Beoordeeld moet worden of artikel 43 Bbz 2004 (terugbetaling bij beëindiging bedrijf of zelfstandig beroep) van toepassing is. Dat is het geval als er bij de bedrijfsbeëindiging of beëindiging van het zelfstandig beroep, naar het oordeel van het college, geen sprake is van verwijtbaar handelen door de belanghebbende. Is artikel 43 Bbz 2004 (niet verwijtbare bedrijfsbeëindiging) van toepassing dan wordt een betaalverplichting vastgesteld na jaarlijkse heronderzoeken conform de regels van artikel 43 lid 2 Bbz 2004.

 

Indien bij een niet verwijtbare liquidatie van het bedrijf of zelfstandig beroep de lening niet geheel kan worden terugbetaald, wordt een eventueel resterende lening, voor zover deze niet in de hypotheekvestiging op grond van artikel 43 lid 1 is betrokken, vanaf het moment van liquidatie renteloos.

 

Bij een verwijtbare bedrijfsbeëindiging of beëindiging van zelfstandig beroep is artikel 43 Bbz 2004 niet van toepassing en wordt na terugvordering de wettelijke rente toegepast op hoofdsom plus renteachterstand. Als niet in één keer wordt terugbetaald binnen 6 weken na de terugvordering of de betalingsverplichting niet wordt nagekomen, wordt een aanmaning verzonden en vindt hierna de gerechtelijke incasso plaats.

 

Lid 2. Op schriftelijk verzoek van belanghebbende kan de vordering in termijnen worden voldaan.

 

Lid 3. In de betalingsverplichting kunnen nadere voorwaarden worden opgenomen. Deze verschillen per individuele casus. Te denken valt aan een hogere aflossingsbedrag per maand en/of de maandelijkse aanlevering van een kopie van de omzet en/of gefactureerde bedragen.

 

Lid 4. De volgende vorderingen en de wijze van invordering worden onderscheiden:

  • a)

    Bij teruggevorderde uitkering levensonderhoud.

    • 1.

      In het invorderingsbesluit wordt bij de eerste termijn rekening gehouden met de hoogte van het inkomen in het jaar van verstrekking (bijstand, inkomen uit bedrijf en overig inkomen) en de van toepassing zijnde jaarnorm. Te hoge privé-uitgaven in het jaar van bijstandsverlening kunnen hierbij als verwijtbaar gedrag worden gezien.

    • 2.

      Bij levensonderhoud dat terug betaald wordt in verband met het eigen vermogen blijft de toepassing van een renteloze lening gehandhaafd. Bij het niet nakomen van de aflosverplichting en/of het onjuist of onvolledig aanleveren van gegevens, vindt er een terugvordering plaats. Bij vaststelling van de eerste termijn van afbetaling (nog geen terugvordering) wordt rekening gehouden met de hoogte van het inkomen in het jaar van verstrekking (bijstand, inkomen uit bedrijf en overig inkomen) en de van toepassing zijnde jaarnorm.

  • b)

    Bij bedrijfskapitaal terwijl er nog een bestaand bedrijf bestaat.

    Het college beoordeelt of er bij een reeds teruggevorderd krediet de invordering van de hoofdsom plus de renteachterstand ineens moet plaatsvinden. Een lagere betaalverplichting kan worden vastgesteld indien er een schuldregeling (zie artikel 42 Bbz 2004) aanwezig is. Belangrijke voorwaarde hierbij is dat het bedrijf levensvatbaar moet zijn. De wettelijke rente is van toepassing over de teruggevorderde hoofdsom en renteachterstand.

  • c)

    Bij bedrijfskapitaal na bedrijfsbeëindiging.

    In het geval de ondernemer het bedrijf beëindigt of overdraagt is het bedrijfskapitaal direct opeisbaar (hoofdsom plus renteachterstand) en kan er worden teruggevorderd. Zekerheden worden uitgewonnen. Indien er sprake is van een eigen woning en de lening voor bedrijfskapitaal onder verband van hypotheek of verpanding is verstrekt, is artikel 43 a tot en met d Bbz 2004 van toepassing.

    Bij niet verwijtbare bedrijfsbeëindiging wordt vanaf het moment van beëindiging de lening renteloos. Daarnaast wordt in de periode van maximaal vijf jaar de aflossingscapaciteit beoordeeld.

    In het geval dat er bij een (ex)ondernemer, door een niet overeenkomstige besteding van de verstrekking, een deel van het bedrijfskapitaal eerder is teruggevorderd, wordt de aflossingscapaciteit voor het resterende bedrag berekend. Bij het niet meewerken aan aflossing wordt een betalingsregeling getroffen, vindt een inhouding op een eventuele uitkering plaats of wordt er een gerechtelijke incasso gestart.

  • d)

    Bij het bestaan van zekerheden.

    Bij het bestaan van zekerheden worden deze uitgewonnen voor zover niet wettelijk geregeld. Bij bezit van een eigen woning moet beoordeeld worden of het behoud van de eigen woning financieel verantwoord is. Ook bekijkt het college de gevolgen van het gebruik van een woon- en bedrijfspand als woning en of dit waardevermindering met zich meebrengt.

    Het college beoordeelt of er sprake is van verwijtbaar handelen bij de “verkoop” van de zekerheden en stemt hier de incasso op af.

    Bij niet verwijtbare bedrijfsbeëindiging wordt vanaf het moment van beëindiging de lening renteloos. Daarnaast wordt in de periode van maximaal vijf jaar de aflossingscapaciteit beoordeeld.

  • e)

    Invordering bij alle partijen aan wie het bedrijfskapitaal is verstrekt en/of zich hoofdelijk aansprakelijk gesteld hebben voor de terugbetaling hoofdsom en de rente.

    Indien er sprake is van samenwerkingsverbanden (VOF, BV etc.), waarbij de medevennoot zich aansprakelijk gesteld heeft voor het verstrekte bedrijfskapitaal, zal bij het niet nakomen van de verplichtingen ook de medevennoot aansprakelijk gesteld moeten worden voor de terugbetaling. Er moet dan een privaatrechtelijke procedure worden opgestart bij de belanghebbenden die niet tot de doelgroep van het Bbz 2004 behoorden.

Artikel 8

Onder gewijzigde omstandigheden wordt verstaan een terugval van het inkomen. Als het inkomen lager is dan bij vaststelling van de aflossingscapaciteit wordt de aflossingsverplichting, op schriftelijk verzoek van de belanghebbende, opnieuw beoordeeld. Bij de beoordeling van de aflossingscapaciteit dient er altijd rekening te worden gehouden met de beslagvrije voet van 95%.

Artikel 10

Doelmatigheidsoverwegingen zijn reden om in het geheel niet tot terugvordering over te gaan. Dit zijn gevallen waarin het bedrag van ten onrechte verleende bijstand dermate laag is dat de kosten die de terugvordering met zich meebrengen hoger zullen zijn dan de vordering. Het bedrag waaronder niet tot terugvordering wordt overgegaan is gesteld op € 100,00.

Artikel 12 en artikel 13

Als gedurende 5 jaar inspanningen zijn verricht om in te vorderen en belanghebbende geen enkele aflossing (meer) heeft verricht, en ook niet te verwachten valt dat in de toekomst nog aflossing gaat plaatsvinden, dan kan van (verdere) invordering worden afgezien. Hierbij valt te denken aan de situatie dat de verblijfplaats van een persoon onbekend is of dat een persoon zich definitief heeft gevestigd in een ander land waardoor inning onevenredig hoge kosten met zich mee zal brengen.

 

Voordat tot kwijtschelding kan worden overgegaan moet de afweging worden gemaakt of de belanghebbende zijn schuld op enig moment zal kunnen afbetalen. Hiervan kan sprake zijn als op andere schulden wordt afgelost of in de toekomst aanspraken ontstaan op inkomen of uitkering, waarmee het vooruit zicht bestaat dat aan de betalingsverplichting kan worden voldaan.

Tevens moet deze afweging worden gemaakt wanneer in de toekomst verwacht wordt dat er vermogen te gelde kan worden gemaakt.

 

Indien er sprake is van een verwijtbare vordering kan de gemeente van de periode van 5 jaar

afwijken en deze verlengen naar 10 jaar.

Artikel 15

Als er in het eerste en/of het twee boekjaar volgend op het jaar van aanvraag algemene bijstand is verstrekt, en blijkt dat het totale inkomen van belanghebbende in die jaren beneden de toepasselijke jaarnorm lag, dan kan het college besluiten om alsnog de verschuldigde rente of reeds betaalde rente (deels) kwijt te schelden of na te betalen. De kwijtschelding of nabetaling kan niet meer bedragen dan het verschil tussen de jaarnorm en het netto inkomen inclusief de verstrekte algemene en bijzondere bijstand in het boekjaar.

Artikel 16

In gevallen waarin strikte toepassing van deze beleidsregels tot onredelijk zwaarwegende gevolgen voor de belanghebbende leidt, kan het college in afwijking van deze beleidsregels besluiten.

Hieronder worden in ieder geval niet verstaan financiële omstandigheden, aangezien de belanghebbende te allen tijde de bescherming van de beslagvrije voet van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm geniet.