Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Midden-Delfland houdende regels omtrent de samenwerking tussen de gemeente, Jeugdgezondheidzorg, de opvanglocaties en basisscholen om onderwijsachterstanden in Midden-Delfland waar mogelijk te stabiliseren dan wel te voorkomen |
Citeertitel | Beleidskader VVE Gemeente Midden Delfland 2021-2024 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Beleidskader VVE Gemeente-Midden Delfland |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-03-2021 | nieuwe regeling | 22-12-2020 | 2020-16803/20Z.002968 |
Op 19 februari 2019 is landelijk een besluit genomen over de basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Daarin staan de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie. Het is de plicht van de gemeente om te zorgen voor voldoende en kwalitatief volwaardig aanbod van voor- en vroegschoolse educatie (hierna VVE). De gemeente is verantwoordelijk voor het voorschoolse deel (2,5-4 jaar) en de basisschool voor het vroegschoolse gedeelte (4-6 jaar). Om die reden werkt de gemeente samen met Jeugdgezondheidzorg (JGZ), de opvanglocaties en basisscholen. Dit beleidskader dient als samenwerking tussen alle partijen om onderwijsachterstanden in Midden-Delfland waar mogelijk te stabiliseren dan wel te voorkomen.
Het voorliggende beleidskader is afgestemd met betrokken partijen en gaat in per 1 januari 2021. Het beleidskader schetst de inhoudelijke kaders rondom VVE, het ‘wat’. Het ‘hoe’, de uitvoering van het beleidskader wordt in samenwerking met de werkgroep VVE uitgewerkt. In de werkgroep VVE nemen de opvanglocaties, een vertegenwoordiging van de basisscholen, Jeugdgezondheidzorg (JGZ) en gemeente deel.
Gekoppeld aan dit beleidskader is een subsidieregeling opgesteld waarin financiële afspraken en het aantal plekken worden vastgelegd. Hierin is de landelijke wijziging in het aantal uren per plek vertaald in lokale afspraken per januari 2021 met aanbieders van voorschoolse educatie. Uitgangspunt hierbij is dat de omvang van het aantal plekken binnen de hiertoe bestemde (Rijks-) middelen in de begroting blijft.
Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) maakt onderdeel uit van het onderwijskansenbeleid. Op grond van wet- en regelgeving gelden voor gemeenten, kinderopvang en basisscholen de volgende verplichtingen:
Gemeenten zijn op grond van de Wet op het primair onderwijs (WPO) verantwoordelijk om een kwalitatief goed voorschools aanbod te realiseren voor alle kinderen met een risico op een taalachterstand in een gemeente. Gemeenten moeten zorgdragen voor voldoende voorzieningen in aantal en spreiding (artikel 166).
Scholen richten het onderwijs zodanig in dat daarbij op structurele en herkenbare wijze aandacht wordt besteed aan het bestrijden van achterstanden, in het bijzonder in de beheersing van de Nederlandse taal, waarin ook door middel van vroegschoolse educatie kan worden voorzien (artikel 8, lid 11 WPO.)
1.4 Afspraken werkgroep VVE: JGZ, opvanglocaties en basisonderwijs
1.5 Lokale werkwijze Midden-Delfland
Opvangorganisaties in de drie dorpen van de gemeente Midden-Delfland bieden VVE aan
doelgroepkinderen in de leeftijd van 2,5-4 jaar. De VVE-locaties hebben gemengde groepen met daarin zowel peuters met als zonder VVE-indicatie. Het gaat om de volgende organisaties met verschillende vestigingen:
De gemeente, basisscholen en opvangorganisaties hebben samen een Convenant Lokaal Educatieve Agenda (LEA) gesloten. In dit convenant benoemen de partijen het bestrijden van onderwijsachterstanden als belangrijk aandachtspunt, evenals het bieden van voldoende en kwalitatief hoogwaardig onderwijs en de aansluiting tussen voorschoolse organisaties en het primair onderwijs. In het LEA-overleg worden afspraken gemaakt over het te voeren VVE-beleid en wordt de voortgang gemonitord.
In de VVE-werkgroep zijn de aanbieders van VVE, de gemeente, JGZ, en directeuren van basisscholen vertegenwoordigd. Onderlinge afspraken worden gemaakt tijdens de VVE-werkgroep en vastgelegd in de notulen.
1.6 Afspraken rondom resultaten en monitoring
Om de resultaten, aantallen en monitoring inzichtelijk te maken verwacht de gemeente de volgende zaken van de partijen:
JGZ:heeft de taak om te signaleren of een kind een risico op achterstand heeft. Minimaal twee keer per jaar rapporteert JGZ de werkgroep VVE en de gemeente hoeveel peuters JGZ heeft gezien, wat het aantal doelgroepkinderen is en hoeveel doelgroepkinderen daadwerkelijk zijn geplaats bij de VVE- opvangorganisaties. Het rapport wordt besproken in de werkgroep VVE.
Basisscholen:koppelen in de werkgroep VVE terug in hoeverre er sprake is van achterstanden, waarbij kinderen die VVE gevolgd hebben speciale aandacht krijgen. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt of achterstanden zijn beperkt met VVE op de opvanglocaties en wat de basisscholen nodig hebben om achterstandsleerlingen zo goed mogelijk te helpen. Hoewel basisscholen zelf verantwoordelijk zijn voor het opstellen en het uitvoeren van beleid op vroegschoolse educatie van 4 tot 6 jaar, vindt ook in de werkgroep VVE-monitoring en het maken van onderlinge afspraken plaats.
In samenspraak met de opvangorganisaties, de basisscholen en de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) zijn de criteria voor de doelgroep van voorschoolse educatie opgesteld.
Op basis van onderstaande criteria beoordeelt de JGZ of een peuter tot de VVE-doelgroep behoort:
Geen of een laag 1 opleidingsniveau van de ouders/verzorgers: het kind komt direct in aanmerking voor een VVE-indicatie bij een laag opleidingsniveau bij beide ouders. Wanneer dit het geval is bij één van de twee ouders wordt gekeken naar de andere indicatoren. Er moet dan sprake zijn van een combinatie van indicator 1 met indicator 2, 3 en/of 4;
Onvoldoende taalaanbod en/of een taalarme thuissituatie. De JGZ-professional stelt vast of de taalomgeving wel of niet voldoende stimulerend is en/of er voldoende (Nederlands) taalaanbod is in de thuissituatie. Van onvoldoende Nederlands taalaanbod is sprake wanneer er in de thuissituatie minder dan 50% Nederlands wordt gesproken in het dagelijks leven en/of wanneer er sprake is van een taalarme thuissituatie2 . In deze gevallen komt het kind in aanmerking voor een VVE-indicatie;
Een dreigende achterstand in de sociaal-emotionele ontwikkeling van het kind (dit wordt beoordeeld aan de hand van de professionele afweging van de medewerker JGZ en heeft te maken met de (algemene) ontwikkeling van het kind zelf en/of omgevingsfactoren gerelateerd aan ontwikkeling3 ). Om in aanmerking te komen voor een VVE-indicatie met grondslag sociaal-emotioneel moet er tegelijkertijd ook sprake zijn van zorgen over de spraak- taalontwikkeling. Wanneer er uitsluitend sprake is van sociaal-emotionele problematiek, valt dit niet onder VVE, maar onder jeugdhulp.
JGZ onderzoekt of er voldoende redenen zijn voor plaatsing. Wanneer dit het geval is, ontvangen ouders van de JGZ een brief met toestemming (een VVE-indicatie) voor plaatsing bij een opvangorganisatie met VVE. Ouders nemen vervolgens zelf contact op met deze opvangorganisatie voor plaatsing van hun kind. De opvangorganisatie informeert en begeleidt de ouders bij de plaatsing. Het informeren van ouders kan zowel mondeling bij een eerste kennismaking als ook doormiddel van een folder met informatie over VVE.
Deelname aan VVE is vrijwillig. Het motiveren van ouders is daarom erg belangrijk. Ouders die niet op het consultatiebureau komen, worden actief benaderd door de JGZ. Indien nodig vindt een huisbezoek plaats door de jeugdverpleegkundige om een eventueel doelgroepkind te observeren in de thuissituatie. In het Maatschappelijk Team van de gemeente is ook een medewerker van de JGZ werkzaam. Dit zorgt voor korte lijnen tussen consultatiebureau/ JGZ en het Maatschappelijk Team.
Signaleerders kunnen een JGZ-professional verzoeken een kind (opnieuw) te beoordelen wanneer zij vermoeden dat een kind op grond van de criteria in een later stadium alsnog in aanmerking komt voor een verwijzing naar opvangorganisatie met VVE.
De signaleerders doen dit verzoek aan de JGZ via de mail of mondeling en in samenspraak met de ouders/opvoeders.
Opvangorganisaties die een VVE-registratie willen, moeten dit aanvragen bij de gemeente. De gemeente geeft opdracht aan de GGD om te inspecteren of de betreffende voorziening voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor VVE. Als dat het geval is, krijgt de opvangorganisatie een VVE-registratie in het Landelijke Register Kinderopvang (LRK).
De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie en het ondersteunende beleid daarvoor in de gemeente. Dit houdt onder meer in dat een opvang zich aan de landelijke gestelde eisen aan VVE voldoet. Overige procesafspraken worden opgesteld door de werkgroep VVE.
1.10.1 Kwantitatieve resultaatafspraken
De ontwikkelingslijn 'mondelinge taalontwikkeling' vormt de basis voor het maken van de kwantitatieve resultaatafspraak. In deze lijn komen woordenschat, zinsbouw en taalbegrip aan de orde. Dit zijn de kritische ontwikkelingsgebieden van taal.
De VVE-kleuters maken tussen de middengroep 1 (K1M) en eind groep 2 registratie (K2E) op de lijn ‘Mondelinge taalontwikkeling’ minimaal een ontwikkelingsgroei van 1,5 jaar door (ontwikkelingsgroei is minimaal gelijk aan de leeftijdsgroei). Bij gebruik van een ander volgsysteem dan KIJK! worden met de betreffende school vergelijkbare afspraken gemaakt.
1.10.2 Kwalitatieve resultaatafspraken
Naast kwantitatieve resultaatafspraken zijn de volgende kwalitatieve afspraken gemaakt:
Om te zorgen dat de doelgroeppeuters voldoende en de juiste ondersteuning ontvangen, komt de JGZ regelmatig langs bij de opvangorganisaties. Zij bespreken dan de ondersteuningsbehoefte van kinderen (met toestemming van ouders) die al op de opvang geplaatst zijn. Dit bezoek vindt 2x per maand plaats in overleg tussen JGZ en opvanglocatie;
e. Afspraken rondom ouderparticipatie
1.11 Concretisering van de kwantitatieve afspraken
De opvangorganisaties die voorschoolse educatie aanbieden, geven de gegevens één keer per jaar door aan de gemeente. Dit wordt gedaan bij de jaarlijkse verantwoording van subsidieafrekening. De opvangorganisaties ontvangen hiervoor een format.
Dit format is gericht op de hoeveelheid kinderen die VVE hebben gevolgd en hoe lang.
Tevens wordt in de werkgroep VVE minimaal twee keer per jaar de ontwikkelingsgroei besproken en gemonitord.
De subsidie Peuteropvang en VVE wordt vanaf het jaar 2021 samengevoegd tot 1 subsidie. Dit betekent dat er voor drie zaken subsidie aangevraagd kan worden, te weten:
Voor de gemeente Midden-Delfland zijn er in totaal 24 VVE-plekken met en zonder KOT beschikbaar. De verdeling hiervan is:
We gaan uit van de huidige verdeling van VVE-plekken per locatie, zoals hierboven aangegeven. Afhankelijk van demografische ontwikkelingen, en/of ontwikkelingen in de verdeling van aanmeldingen over de verschillende dorpen, kunnen er op termijn wijzigingen in de verdeling van plekken optreden in de aangegeven VVE-plekken per locatie. De totaliteit van 24 VVE-plekken in Midden-Delfland is echter een structureel gegeven
De werkgroep VVE dient hier rekening mee te houden, samenhangend met de frequentie waarop een overzicht van indicaties en plaatsingen beschikbaar is.
De subsidievoorwaarden zijn opgenomen in de Subsidieregeling Kwaliteit Peuteropvang en Voor- en Vroegschoolse Educatie 2021. Op deze subsidieregeling geldt een subsidieplafond op basis van de inkomsten Rijksmiddelen onderwijsachterstandenbeleid. De verdeling van het budget ziet er op basis van voorgaande jaren als volgt uit:
1.14.1 Overlegstructuur VVE-werkgroep
Er zijn verschillende werkvormen in gemeente Midden-Delfland die te maken hebben met de praktijk. Onderstaand schema (opgesteld in Dos 26-09-2019) geeft daar een overzicht van:
De werkwijze van de VVE-werkgroep is als volgt:
De volgende partijen sluiten aan:
De VVE-werkgroep komt minimaal twee keer per jaar bij elkaar. De gemeente initieert dit overleg.
Ieder heeft een verantwoordelijkheid om de eigen achterban te informeren, zorgen/problemen op de juiste plek ter tafel te brengen en voor wederzijdse terugkoppeling zorg te dragen:
De agenda wordt met elkaar vastgesteld. In de werkgroep VVE worden specifieke afspraken gemaakt en vastgelegd in notulen.
In onderstaand stappenplan JGZ wordt de gemaakte afspraken binnen de werkgroep VVE weergegeven. Dit stappenplan is in 2019 opgesteld door de werkgroep en wordt uitgevoerd door JGZ. Aangezien het stappenplan een afspraak is van de werkgroep, wordt de uitvoering hiervan ook in de werkgroep VVE gemonitord.
Bij het verkrijgen van toestemming verstrekt de JGZ de verwijzing van het betreffende kind aan de VVE-voorziening4 .
De ouder/verzorger spreekt weinig met het kind tijdens allerlei activiteiten in het dagelijks leven (hij/zij benoemt bijvoorbeeld niet wat hij/zij doet, ziet of hoort). De ouder/verzorger leest het kind weinig voor uit lees- of kijkboek. De ouder/verzorger doet weinig (woord)spelletjes met het kind. Dit kan afhankelijk zijn per achtergrond. De JGZ kan bij twijfel de opvang bevragen.
Denk aan (duurzame) armoede, achterstandswijk, isolement (gezin/kind), alcohol- of drugsgebruik, onvoldoende opvoedingscompetentie ouder(s), één ouder gezin, medische omstandigheden of (chronische) ziekte, psychiatrische of psychologische problematiek, relatie/gezinsproblematiek. Deze criteria zijn op zichzelf staand niet altijd reden tot verwijzing en er wordt dan ook door de professional gecontroleerd op een combinatie van factoren. Als het de enige factor is moet er wel iets mee gedaan worden. Contact tussen JGZ en maatschappelijk team is dus erg belangrijk!