Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van maatschappelijke en culturele instellingen zonder winstoogmerk (Tijdelijke subsidieregeling COVID-19 gemeente Zutphen 2020) |
Citeertitel | Tijdelijke subsidieregeling COVID-19 gemeente Zutphen 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
N.v.t.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2021 | 15-03-2020 | 31-12-2021 | Nieuwe regeling | 09-02-2021 | 181332 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,
gelet op artikel 3, eerste en tweede lid en artikel 5, eerste lid van de Algemene subsidieverordening gemeente Zutphen 2019;
Regeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over het subsidiëren van maatschappelijke en culturele instellingen zonder winstoogmerk (Tijdelijke subsidieregeling COVID-19 gemeente Zutphen 2020)
Artikel 2 Reikwijdte subsidieregeling
Op grond van deze regeling wordt uitsluitend eenmalige subsidie verstrekt aan maatschappelijke en/ of culturele instellingen zonder winstoogmerk, die zijn gericht op het uitvoeren van activiteiten in het kader van welzijnswerk, cultuur en/ of sport in het jaar 2020 én die aantoonbaar financiële schade in het jaar 2020 hebben geleden als rechtstreeks gevolg van COVID-19.
Artikel 4 Algemene subsidiecriteria
Artikel 8 Bij aanvraag in te dienen gegevens
In afwijking van het bepaalde in artikel 6, tweede lid van de Algemene subsidieverordening, legt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie over:
Onverminderd het bepaalde in de Awb en de artikelen 10 en 11 van de Algemene subsidieverordening, weigert het college de subsidie in ieder geval, als:
Het college kan één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het subsidiëren van maatschappelijke en culturele instellingen zonder winstoogmerk vanwege de gevolgen van COVID-19, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Aldus besloten op 9 februari 2021.
Het college van burgemeester en wethouders,
De burgemeester, de secretaris,
Deze subsidieregeling is in het leven geroepen om de financiële schade die maatschappelijke en culturele instellingen in het jaar 2020 lijden zoveel als mogelijk te compenseren; deze regeling ziet daarmee niet op het jaar 2021. Als dat nodig is, dan wordt daarvoor een andere regeling in het leven geroepen, vergelijkbaar met deze subsidieregeling. Voor deze systematiek is gekozen om goed in beeld te houden wat betrekking heeft op het jaar 2020 en wat in een eventueel volgend jaar. In het jaar 2021 kan de situatie immers drastisch veranderen.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit artikel worden de in deze regeling gehanteerde begrippen omschreven.
Artikel 2 Reikwijdte subsidieregeling
Op grond van deze regeling gaat het uitsluitend om een eenmalige subsidie, die wordt verstrekt
Zoals gezegd, voor het jaar 2021 kan een eigen subsidieregeling in het leven worden geroepen.
In dit artikel wordt omschreven welke kosten subsidiabel zijn. Belangrijk is dat deze kosten of een eventueel exploitatietekort op het jaar 2020 zien.
Onder d.: hierbij is het uiteraard zo dat dit niet geldt voor kosten van aanpassingen in een gebouw die vallen onder de reguliere vereisten van het Bouwbesluit. Het is daarmee uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de beschikbare geldmiddelen op basis van deze subsidieregeling worden ingezet voor zaken die toch al geregeld hadden moeten zijn.
Artikel 4 Algemene subsidiecriteria
De algemene criteria, zoals deze zowel voor de maatschappelijke als de culturele instellingen gelden, zijn vermeld in dit artikel. In de artikelen 5 en 6 zijn aanvullend criteria opgenomen voor maatschappelijke respectievelijk culturele instellingen.
Uiteraard blijven ook de subsidiecriteria en bepalingen als vermeld in de Algemene subsidieverordening van toepassing op de aanvraag, de aanvragers en de te verstrekken subsidie.
Derde lid: De inkomsten van de maatschappelijke instellingen (zoals jeugd, jongeren en vrijwilligersorganisaties) bestaan over het algemeen uit contributie, deelnemers- of toegangsbijdragen, verhuur van de accommodatie, horeca omzet, inkomsten uit subsidies en acties om geld te verdienen/ in te zamelen. Veel van deze inkomsten zijn als direct gevolg van COVID-19 weggevallen, zoals daar te denken valt aan: het wegvallen van huurinkomsten van gebouwen, geen aanwezigheid van leden en/ of bezoekers, het wegvallen van de horeca omzet en het verder niet uit kunnen voeren van acties ten behoeve van financiën.
Veel maatschappelijke instellingen (zoals jeugd, jongeren en vrijwilligersorganisaties) maar ook culturele instellingen hebben de beschikking over een eigen gebouw of terrein, al dan niet gehuurd. De vaste kosten voor deze accommodaties lopen in veel gevallen gewoon door, zoals; huur, afschrijving, verzekeringen, gemeentelijke belasting en onderhoud. Het kan ook zo zijn dat er extra kosten gemaakt zijn om aan de extra eisen te voldoen die de COVID-19 richtlijnen met zich mee brengen.
De instellingen moeten op deze gebieden zoveel als mogelijk gecompenseerd worden, voor zover de instellingen geen aanspraak kunnen maken op regelingen van rijksoverheid, provincie en/ of koepelorganisaties. Daarnaast moeten de instellingen natuurlijk wel maatregelen hebben genomen (vierde lid).
Artikel 5 Aanvullende subsidiecriteria maatschappelijke instellingen
Onder rijks(subsidie)regelingen worden onder meer verstaan de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Maar dus ook andere door de rijksoverheid, provincie en/ of koepelorganisatie vast te stellen regelingen, waar de aanvrager een beroep op kan doen. Eventuele drempels die hierin zijn opgenomen worden hierbij in acht genomen.
Artikel 6 Aanvullende subsidiecriteria culturele instellingen
Uiteraard geldt hierbij dat de aanvrager ook op het moment dat COVID-19 zijn intrede deed, levensvatbaar oftewel “gezond” was. Van belang hierbij is echter dat de aanvrager zijn bedrijfsvoering en activiteiten heeft afgestemd op de gevolgen van COVID-19 die onmiskenbaar optreden en daarmee zijn eigen levensvatbaarheid aantoont en beïnvloedt. Het heeft namelijk geen zin om een niet levensvatbare culturele instelling kunstmatig in leven te houden. Te meer niet, als deze instelling zich niet heeft aangepast aan en naar de post COVID-19 periode.
Artikel 7 Aanvraag om subsidie, indieningstermijn
De aanvraagtermijn is relatief lang, tot en met 1 juli 2021, omdat instellingen daarmee de gelegenheid wordt geboden om een goed onderbouwde aanvraag in te dienen. Uiteraard hoeft men niet tot de datum van 1 juli 2021 te wachten. Hoe eerder de aanvraag immers wordt ingediend, hoe beter het is, ook voor de instelling zelf die qua te ontvangen subsidiebedrag hiervan immers in grote mate afhankelijk is of kan zijn/ worden.
Artikel 8 Bij aanvraag in te dienen gegevens
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Er mag van uit worden gegaan dat instellingen deze gegevens kunnen overleggen.
Artikel 9 Afhandeling aanvragen, beslistermijn, subsidieplafond
De leden 1 tot en met 3 behoeven geen nadere toelichting. Het vierde lid betreft een zogeheten kan-bepaling. Echter, omdat de rijksoverheid beperkt geldmiddelen hiervoor aan de gemeente heeft verstrekt, kan het college een subsidieplafond vaststellen.
In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen, zoals die gelden naast de weigeringsronden, zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening.
Bij het bepaalde onder sub a. wordt ter toelichting opgemerkt dat alle compensatieregelingen, anders dan de compensatieregeling die de gemeente zelf via de Algemene Uitkering ontvangt, een voorliggende voorziening zijn. Daarom moet ook duidelijk uit de aanvraag blijken dat een organisatie geen aanspraak kan maken op deze regelingen óf dat de voorliggende voorziening te beperkt is om de financiële schade, ontstaan als rechtstreeks gevolg van COVID-19, te compenseren.
Op grond van dit artikel kan het college één of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing daarvan, gelet op het belang van het subsidiëren van maatschappelijke en culturele instellingen zonder winstoogmerk vanwege de gevolgen van COVID-19, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Dit kan echter alleen in die gevallen die niet zijn voorzien ten tijde van het vaststellen van de regeling. Wordt een geval onder de hardheidsclausule gebracht, dan heeft dit tot gevolg dat de regeling op dit punt moet worden aangepast. Het geval is immers voorzienbaar geworden.
Artikel 12 Tijdelijkheid regeling
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting, anders dan dat de regeling inhoudelijk ziet op het jaar 2020. De periode van de tijdelijkheid van deze regeling vloeit echter voort uit de aanvang van de maatregelen op grond van COVID-19, medio maart 2020. De gevolgen zullen daarmee pas vanaf 1 april 2020 echt merkbaar zijn geweest, vanwege het na-ijleffect. Verder is de datum van 31 december 2021 gekozen, vanwege de afhandeling van de aanvragen om subsidie. Deze zullen naar verwachting uiterlijk op 31 december 2021 zijn afgerond.