Organisatie | Breda |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Bestuurlijke boete overlast openbare ruimte Breda 2020 |
Citeertitel | Verordening Bestuurlijke boete overlast openbare ruimte Breda 2020 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 154b van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-12-2021 | artikel 1, 2, bijlage 1, 2 | 23-12-2021 | 1708260 | ||
02-03-2021 | 31-12-2021 | nieuwe regeling | 17-12-2020 | 822860 |
Overtreding door een natuurlijk persoon of rechtspersoon van het bij of krachtens de volgende artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening bepaalde kan worden beboet met een bestuurlijke boete:
Artikel 1:3 tweede lid, artikel 2:4A eerste lid, artikel 2:5 eerste lid, artikel 2:6 eerste lid, artikel 2:7 eerste lid, artikel 2:11 eerste lid, artikel 2:17 eerste lid, artikel 2:23, artikel 2:24, artikel 2:27:B tweede en derde lid, artikel 2:31 eerste lid, artikel 2:37, artikel 2:38, artikel 2:50 eerste en tweede lid, artikel 2:57 eerste lid sub a en b, artikel 2:57 tweede lid, artikel 2:61, artikel 2:62 eerste lid sub a t/m d, artikel 2:63 eerste, tweede en derde lid, artikel 2:64 derde lid, artikel 2:64 vierde lid sub a en b, artikel 2:65 eerste lid, artikel 2:70a eerst en tweede lid, artikel 2:77 eerste en tweede lid, artikel 3:7 eerste lid, artikel 4:2 eerste lid, artikel 4:2a eerste lid, artikel 4:4 eerste lid sub a en b, artikel 4:10 eerste lid, artikel 4:16 eerste lid sub a en b, artikel 4:16 tweede lid, artikel 4:17 tweede lid, artikel 5:2 eerste lid sub a en b, artikel 5:3 eerste lid, artikel 5:4, artikel 5:5 eerste lid, artikel 5:6 eerste lid sub a en b, artikel 5:7 eerste lid, artikel 5:9 eerste lid, artikel 5:10 eerste lid, artikel 5:11 eerste lid sub a en b, artikel 5:11 tweede lid sub a en b, artikel 5:13 eerste lid, artikel 5:15 eerste lid sub a en b, artikel 5:17 eerste lid, artikel 5:20 eerste en tweede lid, artikel 5:21 eerste en tweede lid, artikel 5:23, artikel 5:28 eerste lid, artikel 5:29 eerste lid.
Overtreding dor een natuurlijk persoon of rechtspersoon van het bij of krachtens de volgende artikelen van de Afvalstoffenverordening bepaalde kan worden beboet met een bestuurlijke boete:
Artikel 3 eerste lid, artikel 8 eerste lid, artikel 9 eerste lid, artikel 10 eerste en tweede lid, artikel 12, artikel 13 tweede lid, artikel 14 eerste lid, artikel 15 eerste, derde en vierde lid, artikel 16 eerste lid, artikel 17 eerste lid, artikel 18.
Bij overtreding door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon van een voorschrift als genoemd in artikel 1 van deze verordening, is de hoogte van de bestuurlijke boete gelijk aan het bedrag dat in de bijlage is vermeld bij het betreffende voorschrift. Hierbij geldt dat de hoogte van de bestuurlijke boete voor een rechtspersoon de hoogte is van de bestuurlijke boete voor een natuurlijk persoon vermenigvuldigd met factor vijf, tenzij er sprake is van overtreding van een voorschrift zoals hieronder in dit artikel genoemd, die niet door de rechtspersoon zelf of een medewerker van deze rechtspersoon begaan is. De boetehoogte voor een boete voortkomend uit een dergelijke overtreding is gelijk aan deze voor een natuurlijk persoon.
De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen bij overlastfeiten is geregeld in de Gemeentewet (artikel 154b e.v.) en de daarop gebaseerde Algemene maatregel van bestuur (het besluit Bestuurlijke boete overlast in de openbare ruimte, hierna het Besluit Bboor). De Gemeentewet geeft gemeenten een zelfstandige bevoegdheid om tegen veel voorkomende en lichte overlast gevende overtredingen op te treden met een bestuurlijke boete. Daarnaast kan de bestuurlijke boete worden opgelegd ten aanzien van voorschriften die zijn opgenomen in een gemeentelijke afvalstoffenverordening. Uitgangspunt van de regeling is dat de bestuurlijke boete geldt voor overtreding van alle voorschriften uit gemeentelijke verordeningen die kunnen leiden tot overlast in de openbare ruimte en die tevens bij verordening strafbaar zijn gesteld. Dergelijke voorschriften zijn met name opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening. Ook de Drank- en Horecaverordening, Afvalstoffenverordening en Buitenruimteverordening Binnenstad bevatten voorschriften waarvan de overtreding kan leiden tot overlast voor het publiek.
Om een bestuurlijke boete te kunnen opleggen, moeten deze voorschriften bij verordening worden aangewezen. In deze Verordening is bepaald voor overtreding van welke voorschriften uit de hiervoor genoemde verordeningen een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen, sluit niet uit dat daarnaast of in plaats daarvan, een bestuursrechtelijke herstelsanctie wordt opgelegd, zoals een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang. Ook een herstelsanctie als de (tijdelijke) intrekking van een vergunning, kan gepaard gaan met het opleggen van een bestuurlijke boete. Voor zover nodig wordt in beleid nader uitgewerkt in welke gevallen naast de herstelsanctie ook een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
De mogelijkheden om een bestuurlijke boete voor overlastfeiten in te voeren zijn op een aantal manieren begrensd door de landelijke wetgever. Zo is een klein aantal feiten opgenomen in een zogenaamde negatieve lijst (artikel 2 Besluit Bboor). Ten aanzien van de feiten die zijn genoemd in de negatieve lijst, kan de gemeenteraad niet bepalen dat daarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Het gaat hierbij om voorschriften waarvan de overtreding gepaard kan gaan met geweld, zoals voorschriften met betrekking tot het hinderlijk gebruik van alcohol of het gebruik van harddrugs. Ook voorschriften met een gevaarzettend karakter (zoals voorschriften met betrekking tot samenscholingen, ongeregeldheden of vechten), of die evident raken aan ernstiger strafbare feiten (zoals voorschriften met betrekking tot de handel in drugs, heling, het meevoeren van roof-tassen, steekwapens, inbrekerswerktuig en voorschriften met betrekking tot de exploitatie van prostitutie), zijn uitgezonderd van de bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. In het onderhavige voorstel is daarom een aantal APV artikelen buiten beschouwing gelaten, zoals artikel 2:1 (samenscholing, ongeregeldheden en straatintimidatie), artikel 2:52 (bezit van inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal) en artikel 2:70 (drugsoverlast op straat). Voor deze feiten is uitsluitend stafrechtelijke handhaving mogelijk. Ook voorschriften met betrekking tot het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie zijn niet in deze verordening opgenomen. De handhaving van deze voorschriften vindt voornamelijk middels herstelsancties (bij overtreding van vergunningvoorschriften), als strafrechtelijk plaats (bij constateringen van mensenhandel).
Ook overtreding van de Afvalstoffenverordening valt onder het regime van de bestuurlijke boete. Hiervoor geldt een zogenaamde positieve lijst (artikel 3 Besluit Bboor). Alleen voor de feiten die op deze positieve lijst zijn opgenomen kan een bestuurlijke boete worden ingevoerd. Het gaat hierbij om voorschriften die betrekking hebben op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke- en bedrijfsafvalstoffen en om voorschriften met betrekking tot het achterlaten van straatafval en zwerfafval. Vrijwel alle voorschriften uit de gemeentelijke Afvalstoffenverordening vallen onder deze positieve lijst en zijn opgenomen in deze verordening, zodat bij overtreding daarvan een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.
De verschillende boetecategorieën en de hoogte van de bestuurlijke boete is ten aanzien van een groot aantal overtredingen in (de bijlage bij) het Besluit Bboor vastgelegd. Voor zover ten aanzien van een voorschrift de boetecategorie en de hoogte van de boete niet uit het Besluit Bboor volgt, kan de gemeenteraad de boetehoogte zelf bij verordening vaststellen. Daarbij gelden echter wel de in de Gemeentewet vastgelegde maxima. De bestuurlijke boete kan voor een natuurlijke persoon (per gedraging) niet hoger zijn dan € 410,- (eerste categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht) en voor rechtspersonen niet hoger zijn dan € 2250,- (vastgelegd in artikel 154b, zesde lid, van de Gemeentewet). Vanwege de overzichtelijkheid zijn alle beboetbare feiten en de boetehoogte ten aanzien van natuurlijke personen in een afzonderlijke bijlage bij de verordening opgenomen. In deze bijlage zijn dus zowel de feiten waaruit de boetehoogte volgt uit de bijlage bij het besluit Bboor, als de feiten waarvan de boetehoogte is bepaald door de gemeenteraad, opgenomen. Bij overtredingen door rechtspersonen wordt het boetebedrag voor een natuurlijke persoon vermenigvuldigd met de factor vijf.
Uit het wettelijke regime ten aanzien van de bestuurlijke boete voor overlast in de openbare ruimte volgt dat de overtreding van een voorschrift dat ziet op gedragingen die leiden tot overlast in de openbare ruimte, bestuurlijk kunnen worden beboet. Voorwaarde daarvoor is dat de betreffende bepaling tevens strafbaar is gesteld bij krachtens artikel 154 Gemeentewet en niet voorkomt op de negatieve lijst, als bedoeld in artikel 2 van het Besluit Bboor. In het eerste tot en met derde lid van artikel 1 zijn de voorschriften uit respectievelijk de Algemene Plaatselijke Verordening, de Drank- en Horecaverordening en de Buitenruimteverordening aangewezen, waarvan de overtreding kan leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete. In het vierde lid is bepaald ten aanzien van welke voorschriften uit de Afvalstoffenverordening een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Daarbij is rekening gehouden met de positieve lijst uit artikel 3 van het Besluit Bboor.
Het Besluit Bboor bepaalt de verschillende boetecategorieën en de hoogte van de bestuurlijke boete. Voor zover de hoogte van de bestuurlijke boete niet uit het Besluit Bboor volgt, stelt de gemeenteraad deze bij verordening vast. De bestuurlijke boete kan niet hoger zijn dan het bedrag van de geldboete van de eerste categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De hoogte van de boete die maximaal per gedraging kan worden opgelegd is opgenomen in een afzonderlijke bijlage die onderdeel uitmaakt van deze verordening. Voor het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete voor feiten die niet in het Besluit Bboor zijn opgenomen, is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wel in het Besluit Bboor genoemde (categorieën van) voorschriften. De in bijlage genoemde boetehoogten gelden voor natuurlijke personen, die ten tijde van de overtreding 16 jaar of ouder waren. Voor personen die ten tijde van de overtreding nog niet de leeftijd van 16 jaar hadden bereikt, geldt dat het in de bijlage opgenomen boetebedrag wordt gehalveerd. Aan personen die ten tijde van de overtreding nog geen 12 jaar oud waren, kan geen bestuurlijke boete worden opgelegd. Een en ander volgt uit artikel 154b, zevende lid, Gemeentewet. Uit artikel 154b Gemeentewet volgt dat de boetebedragen die gelden voor een natuurlijk persoon kunnen worden verhoogd als de overtreding wordt begaan door een rechtspersoon. In artikel 2 is bepaald dat indien de overtreding wordt begaan door een rechtspersoon, het boetebedrag als genoemd in de bijlage, wordt vermenigvuldigd met de factor vijf. De reden hiervoor is dat rechtspersonen door het begaan van een overtreding veelal een bepaald economisch voordeel zullen behalen. Dit rechtvaardigt dat aan hen een hogere boete wordt opgelegd. In artikel 2 van de verordening is een uitzondering opgenomen op deze bepaling. Deze uitzondering komt voort uit het feit dat de overtreding niet door de rechtspersoon zelf of een medewerker van de rechtspersoon begaan wordt. Een voorbeeld hiervan is een overtreding begaan met een deelscooter. De kentekenhouder hiervan is een rechtspersoon en zal de boete ontvangen, echter wordt de overtreding begaan door een gebruiker welke los staat van de rechtspersoon.
Op de inwerkingtreding van verordeningen is de regeling van artikel 142 van de Gemeentewet van toepassing. Deze luidt dat alle verordeningen in werking treden op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen. In artikel 3 is als tijdstip voor inwerkingtreding bepaald de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.
Bijlage 2 Boetebedragen overlastfeiten openbare ruimte