Organisatie | Culemborg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg houdende regels omtrent het toetsingskader van uitritten |
Citeertitel | Toetsingskader uitritten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2021 | nieuwe regeling | 08-02-2021 | 2021-1.04 |
Een uitweg, ook wel uitrit, oprit of inrit genoemd, is een aansluiting van een perceel op de openbare weg. Om verwarring te voorkomen, gebruiken we in deze nota het woord ‘uitrit’. In deze nota worden alleen uitvoeringsvoorschriften voor uitritten naar bestemmingen (bijvoorbeeld woningen of bedrijven) behandeld.
In de gemeente Culemborg is het verboden zonder toestemming een uitrit te maken of te veranderen. Voor de verplaatsing, verandering van iedere uitrit moet u een vergunning aanvragen. Het geldt dus niet alleen voor uitritten in de stad, maar ook voor uitritten buiten de bebouwde kom. Ook na invoering van de Omgevingswet blijft dit zo.
Als u een uitrit wilt, dan vraagt u hiervoor een vergunning aan via het omgevingsloket. Het aanvragen van een vergunning kost geld. Het is dan ook prettig dat u vooraf weet op welke punten de gemeente uw aanvraag toetst. Zo kunt u zelf inschatten of een aanvraag kans maakt, zonder meteen kosten te moeten betalen.
Bij de beoordeling of u wel/geen recht heeft op een vergunning, maakt de gemeente een afweging tussen de voor- en nadelen van een uitrit op de aangevraagde locatie. Er wordt naar uw belang, maar ook naar het algemeen belang gekeken. In deze nota zijn de toetsingscriteria en uitvoeringsvoorschriften vastgelegd.
Met betrekking tot het aanleggen, verplaatsen of wijzigen van een inrit is diverse wet- en regelgeving van belang. Hieronder wordt kort op deze wet- en regelgeving ingegaan. Aankomende jaren wordt hier ook de Omgevingswet aan toegevoegd.
In de Wabo is in artikel 2.2. lid 1 sub e het volgende opgenomen:
“Voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen, geldt een zodanige bepaling als een verbod om een project voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.”
Op grond van artikel 14 van de Wegenwet moet de eigenaar van een weg, het uitwegen, hierop in beginsel gedogen. Ten einde van de bruikbaarheid van de weg te waarborgen is het toegestaan een vergunning te eisen en via voorschriften de wijze waarop wordt aangesloten te regelen. Deze regeling is opgenomen in de APV, artikel 2.12 “maken en/of veranderen van een uitweg” En vormt daarmee de wettelijke taak voor dit uitrittenbeleid.
Artikel 2:12 Maken en/of veranderen van een uitweg
Aanvragen worden altijd getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. In sommige bestemmingsplannen zijn voorwaarden opgenomen voor uitritten.
Door anderen in het verleden verworven rechten op het maken/hebben van een (vergelijkbare) uitrit in de directe omgeving, kunnen niet leiden tot een andere conclusie dan die op grond van de in deze beleidsregels omschreven criteria is getrokken. De gemeente heeft te allen tijde het recht de aanvraag te weigeren, ook als er sprake lijkt van een precedent.
In de uitzonderlijke gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien, of wanneer strikte toepassing van deze beleidsregels leiden tot een bijzondere hardheid die niet door dringende redenen gerechtvaardigd wordt, kan door het college van burgemeester en wethouders ontheffing verleend worden van bepalingen uit deze beleidsregels.
Zoals in artikel 14 van de Wegenwet staat geschreven, moet de eigenaar van de weg, de aanleg van een uitrit in principe toestaan. Maar niet op elke locatie is een uitrit gewenst. Daarom mag de gemeente een vergunning eisen en voorschriften stellen aan de aanleg van een uitrit.
Voor iedere aanleg, verplaatsing of verandering van een uitrit een vergunning moet worden aangevraagd bij de gemeente of een door de gemeente aanwezen instantie.
Iedere uitrit-aanvraag wordt getoetst aan de volgende doelen:
Omdat deze doelen op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd, vindt u hieronder nog een nadere uitleg per doel.
3.1 Bruikbaarheid en verkeersveiligheid van de weg
De bruikbaarheid van de weg mag nooit worden aangetast. Een vergunningaanvraag die niet aan de bruikbaarheid en verkeersveiligheid voldoet wordt geweigerd.
Dit is het geval indien de uitrit:
3.2 Openbare parkeergelegenheid
Openbare parkeergelegenheid gaat boven het belang van parkeren van een individu op eigen terrein.
Een uitrit wordt geweigerd wanneer deze één of meerdere openbare parkeerplaatsen doorkruist of raakt, waardoor de parkeerplaats niet meer gebruikt kan worden voor het plaatsen van een voertuig.
Een vergunningaanvraag wordt geweigerd wanneer de aan te leggen uitrit de waterhuishouding verstoort. Dit is het geval indien:
Openbaar groen is belangrijk voor de leefbaarheid, gezondheid en het klimaat. Een vergunning voor een uitrit wordt geweigerd als:
3.5 Bescherming van het uiterlijk van de omgeving
Een vergunning voor een uitrit van een woning wordt geweigerd indien:
Aansluitend aan de uitrit op eigen terrein onvoldoende ruimte is om te parkeren, instappen en uitstappen. De minimale ruimte hiervoor bedraagt 6,00 meter lang en 3,50 meter breed, bestaande uit de omvang van een parkeerplaats (5,00 meter lang en 2,50 breed) en een in-uitstapstrook van 1m over de lengte van één zijde van de parkeerplaats. Deze strook is mede bedoeld voor het bereiken van de woning
Voor een uitrit naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een enkele particuliere uitrit.
Een vergunning voor een uitrit van een bedrijf wordt geweigerd indien:
De aanvraag betrekking heeft op meerdere uitritten;
Bij bedrijven met een kavelbreedte van het perceel van minder dan 32,00 meter wordt maximaal 1 uitrit toegestaan. Twee uitritten, welke samen een maximale breedte van 8,00 meter hebben wordt toegestaan, indien dit voor de bedrijfsvoering noodzakelijk is. Er moet dan minimaal 8,00 meter tussen beide uitritten aanwezig zijn en de kavelbreedte van het perceel bedraagt tenminste 16,00 meter. Tevens moet, in het geval van de aanwezigheid van een watergang, de afstand tussen twee duikers minimaal 8,00 meter bedragen.
Er geldt dat buiten de bedrijventerreinen alleen uitritten voor bedrijven worden aangelegd als de vestiging van het bedrijf is toegestaan binnen het vigerende bestemmingsplan.
Bij uitritten buiten bedrijventerreinen wordt een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde aan-huis gebonden beroepen en de overige bedrijven. Voor aan-huis gebonden beroepen gelden dezelfde regels als voor een woning.
Bij het verlenen van de uitritvergunning hanteert de gemeente een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen uitritten buiten de bebouwde kom en binnen de bebouwde kom, onderverdeeld naar particulier, nieuwbouw en bedrijfsmatig.
Voor uitritten binnen de bebouwde kom gelden specifieke uitgangspunten, onderverdeeld in bestaande locaties en nieuwbouwlocaties.
De exacte plaats van de nieuw aan te leggen uitrit is vastgelegd in de vergunning. De uitrit wordt in principe volgens tekening van de vergunning aangelegd. Eventueel noodzakelijke afwijkingen in het werk worden in overleg met de gemeente Culemborg bepaald;
Onderstaande eisen gelden uitsluitend voor gemeentelijke wegen buiten de bebouwde kom. Bij wegen van andere wegbeheerders zoals bijvoorbeeld de Provincie Gelderland, wordt verwezen naar de door de betreffende wegbeheerder gestelde eisen.
Voor uitritten buiten de bebouwde kom dan wel uitritten naar landbouwpercelen, geldt dat de aanvrager, na het verkrijgen van een vergunning de uitrit zelf mag (laten) aanleggen voor eigen rekening. Hier zijn onderstaande voorwaarden aan verbonden:
De eigenaar moet na aanleg zijn volledige uitrit tot aan de ontsluitende weg goed beheren, inclusief het constructief onderhoud van eventueel aangelegde voorzieningen ten behoeve van de uitrit, inclusief (een) eventuele duiker(s). En zorg dragen voor een goed gebruik van de uitrit en schade zoveel mogelijk voorkomen;
Wanneer de uitrit over een sloot of watergang gaat, moet ook een dam met duiker dan wel een brug worden aangelegd. Hiervoor moet een watervergunning aangevraagd worden of een melding gedaan moet worden bij het waterschap op basis van de Keur. In die gevallen dat de gemeente eigenaar/aangelande is van de sloot of watergang, kunnen aanvullende eisen van toepassing zijn.
Minimaal één week voordat gestart wordt met de werkzaamheden, moet een melding gedaan worden bij de wegbeheerder. Dan moet ook een afspraak worden gemaakt over het toezicht op de werkzaamheden.