Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Besluit van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland houdende regels omtrent de water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht (Stimuleringsregeling water- en bodem- kwaliteit landbouw Utrecht)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rivierenland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBesluit van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland houdende regels omtrent de water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht (Stimuleringsregeling water- en bodem- kwaliteit landbouw Utrecht)
CiteertitelStimuleringsregeling water- en bodem- kwaliteit landbouw Utrecht
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Stimuleringsregeling water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht van 27 november 2020.

Deze stimuleringsregeling eindigt van rechtswege op 30 juni 2021.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet
  2. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. https://decentrale.regelgeving.overheid.nl/cvdr/xhtmloutput/Historie/Waterschap%20Rivierenland/272588/CVDR272588_1.html
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-02-2021nieuwe regeling

19-02-2021

wsb-2021-2307

2021005359

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland houdende regels omtrent de water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht (Stimuleringsregeling water- en bodem- kwaliteit landbouw Utrecht)

Het Algemeen Bestuur van Waterschap Rivierenland

 

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden d.d. 19 januari 2021

 

gelet op het advies van de commissie(s) d.d. 25 januari 2021

 

gelet op de desbetreffende bepalingen van de Waterschapswet en het algemeen reglement voor Waterschap Rivierenland;

 

besluit:

 

De Stimuleringsregeling water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht van 27 november 2020 in te trekken en vervolgens bijgevoegde Stimuleringsregeling water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht vast te stellen.

 

aldus besloten in de vergadering d.d. 19 februari 2021

 

het Algemeen Bestuur voornoemd,

 

de secretaris-directeur,

ir. Z.C. Vonk

 

de dijkgraaf,

prof. dr. J.C. Verdaas

 

 

Stimuleringsregeling water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht

 

Het Algemeen Bestuur van Waterschap Rivierenland,

 

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden d.d. 19 januari 2021;

 

Gelet op:

  • -

    artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet;

  • -

    titel 4.2 van de Algemene wet Bestuursrecht

  • -

    artikel 1.3 en artikel 1.4 van de Algemene subsidieverordening Waterschap Rivierenland;

  • -

    het Waterbeheersplan van Waterschap Rivierenland;

  • -

    het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW);

  • -

    de maatregelenlijst van het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en Veehouderij (BOOT);

  • -

    artikel 14 van Verordening (EU) nr. 702/2014, waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en bosbouwsector en in plattelandsgebieden van de Commissie van 25 juni 2014 op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, zoals gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie van 1 juli 2014, L193/1 (de Landbouwvrijstellingsverordening).

Overwegende

  • -

    dat Waterschap Rivierenland streeft naar een betere waterkwaliteit in het landelijk gebied;

  • -

    dat daarbij de inzet van de agrariërs van groot belang is;

  • -

    dat Waterschap Rivierenland de inzet van bovenwettelijke maatregelen door agrariërs wil stimuleren, waaronder het financieren van DAW (Deltaplan Agrarisch Waterbeheer) investeringsmaatregelen van de maatregelenlijst van het Bestuurlijk Overleg Open Teelten (te noemen BOOT-lijst);

  • -

    dat het van belang is dat geen ongeoorloofde staatssteun verleend wordt; zodat de subsidieverlening daarom plaatsvindt binnen de mogelijkheden van de Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening EU-nummer 702/2014, PBEU L 193/1 van 1 juli 2014).

Besluit:

 

vast te stellen de Stimuleringsregeling water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van het waterschap;

  • 2.

    Dagelijks bestuur: het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland;Awb:

  • 3.

    Algemene wet bestuursrecht;

  • 4.

    Subsidieverordening: Algemene subsidieverordening Waterschap Rivierenland;

  • 5.

    Agrariër: natuurlijk persoon of rechtspersoon die een teelt uitoefent in de landbouw;

  • 6.

    Landbouw: ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking en de afzet van landbouwproducten; hieronder vallen uitsluitend de volgende agrarische teelten: akkerbouw, fruitteelt, boomteelt, glastuinbouw, overige tuinbouwgewassen en grasland (veeteelt);

  • 7.

    BOOT lijst: lijst met maatregelen die kunnen worden getroffen om de waterkwaliteit, waterkwantiteit of bodemkwaliteit te verbeteren zoals vastgesteld in het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en Veehouderij op 7 juni 2017: http://agrarischwaterbeheer.nl/document/boot-lijst-maatregelen-agrarisch-waterbeheer;

  • 8.

    Landbouwvrijstellingsverordening (LVV): verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het “Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie” met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 193 van 1.7.2014);

  • 9.

    Niet-productieve maatregel: een maatregel die geen aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • 10.

    Productieve maatregel: een maatregel die een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van de onderneming van de agrariër tot gevolg heeft;

  • 11.

    Samenwerkingsverband: een groep van tenminste twee agrariërs, grondgebruikers en/of grondeigenaren in de sector landbouw en/of loonwerkers mits zij aan te merken zijn als kleine, middelgrote of micro-ondernemingen als bedoeld in artikel 2 van bijlage 1 bij de Landbouwvrijstellingsverordening, die gebiedsgericht maatregelen nemen die bijdragen aan het doel van deze regeling;

  • 12.

    Vertegenwoordiger: één van de deelnemers van het samenwerkingsverband die in het kader van deze subsidieregeling de subsidieaanvraag namens het samenwerkingsverband indient en afhandelt;

  • 13.

    Provincie Utrecht: het op kaart aangegeven gebied in bijlage 3 bij deze verordening;

  • 14.

    Waterschap: Waterschap Rivierenland.

Artikel 2 Doel

De doelstelling van de stimuleringsregeling is om agrariërs te stimuleren om bovenwettelijke maatregelen te treffen welke een positief effect hebben op de kwaliteit van water en bodem.

Het subsidieprogramma draagt ook bij aan kennisvermeerdering en bewustwording bij boeren over waterbeheer.

Artikel 3 Doelgroep subsidieregeling

Om voor subsidie in aanmerking te komen moet de maatregel uitgevoerd worden op percelen die zijn gelegen in de provincie Utrecht, waarbij de subsidie voor maatregelen onder artikel 4 uitsluitend kan worden aangevraagd door:

  • 1.
    • a.

      Agrariërs of;

    • b.

      Eigenaren van gronden met bestemming landbouw of;

    • c.

      Grondgebruikers met bestemming landbouw of;

    • d.

      Samenwerkingsverbanden.

  • 2.

    De aanvrager moet een kleine, middelgrote of micro-onderneming zijn, die voldoet aan de criteria voor kleine, middelgrote of micro-ondernemingen vermeld in bijlage I van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor de volgende bovenwettelijke activiteiten: productieve en niet-productieve investeringen in het landelijk gebied die betrekking hebben op landbouw-, water-, bodem en klimaatdoelen, die voorkomen op de BOOT-lijst in het kader van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW):

  • a.

    Niet-productieve maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit bestaan uit:

    • I.

      Inrichting zuiveringssystemen drainagewater/uitstroom greppels (bijvoorbeeld met ijzerzand) (maatregel B32 en B41 BOOT-lijst);

    • II.

      Maatregelen ter voorkoming van erfafspoeling (maatregel B42 t/m B47 BOOT-lijst)

    • III.

      Plaatsen mobiele drinkbak om vertrapping slootkanten en uitspoeling van nutriënten te voorkomen (maatregel B22 BOOT-lijst);

    • IV.

      Aanleg natuurvriendelijke oever en/of waterbergingsoever of helofytenfilter (maatregel B37, B38, B39 BOOT-lijst);

  • b.

    Productieve maatregelen ten behoeve van waterkwaliteit bestaan uit:

    • I.

      Investeringen in precisiebemesting (maatregel B16 BOOT-lijst);

    • II.

      Investeringen in mechanische en/of niet chemische onkruidbestrijding (maatregel B23 BOOT-lijst);

    • III.

      Investeringen in selectieve en/of gerichte spuitapparatuur en in spuittechnieken die drift verdergaand reduceren, zoals wingsprayer of luchtondersteuning, dan wettelijk verplicht (maatregel B24 en B25 BOOT-lijst);

    • IV.

      Investeringen die de verdichting van de bodem voorkomen, zoals aanleg van vaste rijpaden op het perceel of de aanschaf van GPS/materieel; (maatregel B48 BOOT lijst);

    • V.

      Bedrijf beschikt over een mestopslagcapaciteit van tenminste 9 maanden (maatregel B 20 BOOT-lijst);

    • VI.

      Investeringen in beslissingsondersteunende systemen (BOS) op basis van bodemonderzoek aangevuld met beschikbare meetresultaten, niet zijnde BOS voor waterbesparing (maatregel A9 BOOT-lijst);

    • VII.

      Uitvoeren bodemscan en andere investeringen ten behoeve van ‘verbeterde goede landbouwpraktijk’ (maatregelen Categorie C BOOT-lijst).

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor subsidie wordt ingediend met een aanvraagformulier. Dit formulier is te vinden op de website van het waterschap.

  • 2.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend vóórdat met het project wordt gestart.

  • 3.

    Aanvragen kunnen worden ingediend tot en met 30 juni 2021.

  • 4.

    De aanvraag wordt ingediend door de individuele aanvrager dan wel ingeval sprake is van een samenwerkingsverband door de vertegenwoordiger van dit samenwerkingsverband;

  • 5.

    Een subsidieaanvraag bevat:

    • a.

      een agrarisch waterplan waarin tenminste is opgenomen:

      • I.

        een beschrijving van de aanleiding van het project/ de wateropgave in het gebied;

      • II.

        een beschrijving van de doelstelling(en) en ligging van het project;

      • III.

        een beschrijving van de activiteiten die benodigd zijn om het project uit te voeren;

      • IV.

        deelnemer(s) aan het plan;

      • V.

        het verwachte resultaat(en) van het project;

      • VI.

        de verwachte realisatietermijn van het project;

      • VII.

        een beschrijving hoe u het resultaat gaat borgen.

    • b.

      een financieel overzicht waarin tenminste is opgenomen;

      • I.

        een begroting van de activiteiten zoals beschreven in het agrarisch waterplan;

      • II.

        een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

      • III

        een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 6.

    Voordat een besluit tot vaststelling kan worden genomen, dient(en) de aanvrager(s) een eindverslag van het project in waarin de uitgevoerde maatregel is beschreven met bijvoeging van één of meerdere foto’s van het project.

  • 7.

    Indien een aanvraag onvolledig is ingediend, geeft het waterschap de aanvrager de gelegenheid de aanvraag binnen een nader te bepalen termijn aan te vullen. De dag waarop de aanvulling is ontvangen geldt dan als indieningsdatum van de subsidieaanvraag.

Artikel 6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1.

    De maatregel(en) voldoet aan de doelstelling van deze regeling, genoemd in artikel 2.

  • 2.

    De subsidiabele kosten voor uitvoering van de maatregel(en) dienen redelijk te zijn.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In aanvulling op de weigeringsgronden genoemd in artikel 4:35 Awb kan subsidie worden geweigerd indien:

  • 1.

    De aanvrager een onderneming in moeilijkheden betreft, zoals bedoeld in artikel 2, lid 14 Landbouwvrijstellingsverordening;

  • 2.

    Voor dezelfde activiteiten op grond van enige regeling reeds subsidie is verstrekt tot de op grond van de in de Landbouwvrijstellingsverordening toegestane maximale steunintensiteit;

  • 3.

    De maatregelen niet grotendeels ten goede komen aan de landbouwsector in het Utrechtse deel van het beheergebied van het waterschap;

  • 4.

    De maatregelen niet voldoen aan de toetsingscriteria vermeld in artikel 6.

  • 5.

    Door de verstrekking van de subsidie het in artikel 12 genoemde plafond wordt overschreden;

  • 6.

    De uitvoering van een project is gestart vóór indiening van de volledige aanvraag;

  • 7.

    Werkzaamheden in het project niet zijn toegestaan op grond van wet- en regelgeving of beleid;

  • 8.

    Het project behoort tot de reguliere projecten of werkzaamheden van de aanvrager;

  • 9.

    De aanvrager in het kader van de subsidieaanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens zal leiden tot een onjuiste beslissing op de aanvraag;

  • 10.

    Tegen de onderneming van de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • 11.

    De subsidieverstrekking anderszins in strijd zou zijn met de Landbouwvrijstellingsverordening.

  • 12.

    Een aanvraag voor subsidie na 30 juni 2021 is ingediend.

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De hoogte van het subsidiepercentage bedraagt voor niet-productieve maatregelen, zoals genoemd in artikel 4, sub a, 75% van de kosten voor realisatie van fysieke maatregelen: de werken en de materialen.

  • 2.

    De hoogte van het subsidiepercentage bedraagt voor productieve maatregelen, zoals genoemd in artikel 4, sub b, 40% van de kosten voor realisatie van fysieke maatregelen: de werken en de materialen.

  • 3.

    Het subsidiebedrag per maatregel bedraagt voor:

    • I.

      niet-productieve en productieve maatregelen gericht op verbetering van de kwaliteit van water en bodem, genoemd in artikel 4a en 4b, maximaal € 5.000, -- per maatregel.

    • II.

      de niet-productieve maatregel ‘aanschaf van een veegmachine’ geldt, naast het subsidiepercentage van 75% van de kosten, tevens een maximum subsidiebedrag van € 2.250, -- per aanschaf. Voor de niet-productieve maatregel ‘aanschaf van een mobiele drinkbak’ geldt, naast het subsidiepercentage van 75% van de kosten, tevens een maximum subsidiebedrag van € 2.100, -- per aanschaf en met een maximum aanschaf van twee per bedrijf.

    • III.

      De subsidiebedragen per maatregel mogen gestapeld worden voor maatregelen tot een maximaal bedrag van € 10.000,-- per bedrijf.

  • 4.

    Het subsidiebedrag wordt uitgekeerd exclusief BTW, tenzij deze bewijsbaar niet terugvorderbaar is door de subsidieontvanger.

Artikel 9 Subsidieverlening en –vaststelling

  • 1.

    De subsidieaanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld, overeenkomstig artikel 1.5, tweede lid van de Subsidieverordening.

  • 2.

    Indien het aangevraagde subsidiebedrag niet hoger is dan € 5.000,-- vindt subsidieverlening en -vaststelling plaats door middel van één beschikking.

  • 3.

    Indien het subsidiebedrag hoger is dan € 5.000,-- wordt, overeenkomstig artikel 4:29 Awb, eerst een besluit tot subsidieverlening genomen. Na afronding van het project of uit te voeren maatregel(en) zal vervolgens een besluit tot subsidievaststelling plaatsvinden, conform artikel 4:46 Awb.

  • 4.

    De subsidie voor activiteiten onder artikel 4 a en 4 b kan zowel worden verstrekt aan individuele bedrijven als aan samenwerkingsverbanden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur stelt het subsidiebedrag in beginselvast in overeenstemming met de beschikking tot subsidieverlening. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in de beschikking tot subsidieverlening, wordt op de subsidieaanvraag afwijzend besloten of kan conform artikel 4:46 Awb de subsidie lager worden vastgesteld of in het uiterste geval worden ingetrokken.

  • 6.

    De uitbetaling van het subsidiebedrag zal na het besluit tot subsidieverlening en -vaststelling per subsidieontvanger plaatsvinden op basis van werkelijke kosten, behalve voor maatregelen waarvoor vaste vergoedingen zijn opgenomen.

Artikel 10 Intrekking en wijzigen subsidie

Voor het intrekken en wijzigen van de subsidie gelden de bepalingen uit de Awb en hoofdstuk 4 van de Subsidieverordening.

Artikel 11 Verplichtingen subsidieontvanger

  • 1.

    De maatregel dient uiterlijk 1 oktober 2021 te zijn uitgevoerd en afgerond.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient de opgedane ervaringen en kennis met uitvoering van de maatregel(en) op verzoek van het waterschap te delen, binnen de grenzen van het redelijke.

  • 3.

    De uitgevoerde maatregel, waarvoor subsidie is verstrekt, dient minimaal 5 jaar in stand te worden gehouden.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger de maatregel, waarvoor subsidie is verstrekt, binnen 5 jaar na subsidievaststelling vervreemdt of wordt verplaatst naar een locatie buiten het Utrechts grondgebied van het waterschap, dient hij het waterschap hiervan op de hoogte te stellen.

Artikel 12 Subsidieplafond

Het dagelijks bestuur stelt voor de uitvoering van deze regeling een subsidieplafond vast van €100.000, -- voor de periode tot en met 30 juni 2021.

Artikel 13 Melding onvoorziene omstandigheden

De subsidieontvanger doet melding aan het waterschap, zodra aannemelijk is dat het project, waarvoor de subsidie is verstrekt, niet of niet geheel zal worden uitgevoerd, of dat niet of niet geheel aan de verplichtingen kan worden voldaan die zijn opgelegd bij de subsidieverstrekking.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan van deze regeling afwijken indien toepassing in een individueel geval leidt tot onevenredige onbillijkheid.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Waterschapsblad waarin deze regeling wordt geplaatst;

  • 2.

    Deze stimuleringsregeling eindigt van rechtswege op 30 juni 2021;

  • 3.

    Deze regeling kan worden aangehaald als Stimuleringsregeling water- en bodem- kwaliteit landbouw Utrecht.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 19 februari 2021

Secretaris-directeur,

ir. Z.C. Vonk

dijkgraaf

Prof. dr. J.C. Verdaas

Toelichting Stimuleringsregeling water- en bodemkwaliteit landbouw Utrecht

Algemene Toelichting

 

Aanleiding

 

Deze regeling is in samenwerking met de provincie Utrecht tot stand gekomen. Waterschap Rivierenland wil vorm gaan geven aan een regionaal programma in het taakgebied van het waterschap, dat is gelegen in de provincie Utrecht met de volgende aanleidingen:

 

Waterschap Rivierenland streeft het verbeteren van de waterkwaliteit na in het landelijk gebied en dit kan niet zonder inzet van de agrariërs. Het waterschap wil de bovenwettelijke inzet van agrariërs stimuleren op verschillende wijze, waaronder het financieren van DAW investeringsmaatregelen.

 

Strategie

 

Gebiedsgerichte aanpak. Stimuleren en investeren in waterpartnerschap: regionale samenwerking waterschap-agrariërs, waarbij het initiatief bij agrariërs ligt om met voorstellen (binnen kaders) te komen en het waterschap aangeeft waar welke wateropgaven in het gebied liggen en verder maatregelen faciliteren. De uitvoering wordt overgelaten aan agrariërs in het gebied.

 

Proces en investeringen. Er wordt ingezet op een koppeling van procesondersteuning (en kennisoverdracht) met concrete fysieke investeringen op bedrijfsniveau met effect op gebiedsniveau. Het uitsluitend inzetten op bijdragen aan investeringen óf alleen inzetten op kennis/bewustwording lijkt het waterschap niet effectief en sluit niet aan bij de drive en cultuur van boeren op dit moment.

‘Keep it simple’: een eenduidige en eenvoudige programma /aanpak met zo min mogelijk bureaucratie en overhead voor alle indieners en partners binnen wat wettelijk kan. Dat vraagt om vertrouwen.

Inhoudelijke afbakening: Dit programma richt zich vooral op investeringen. Kennisdelen en communicatie zijn hierbij zeer belangrijk voor een duurzame toepassing en gebruik van de investering en goede landbouwpraktijk.

 

De werkwijze, het agrarisch waterplan en de watermakelaar

 

Een of meerdere agrariërs in een gebied leggen een voorstel voor gebiedsgerichte fysieke maatregelen voor aan het waterschap. Ze geven daarin aan wie betrokken zijn (deelnemers), waar welke maatregelen getroffen kunnen worden (kaart, aantal ha’s/ meters in welk beheergebied, aantal maatregelen) met welk verwacht effect en wat de investeringskosten zijn. Kortom concreet en controleerbaar.

 

Er wordt gewerkt met een watermakelaar. De belangrijkste taken zijn om agrariërs en tuinders in het gebied te informeren over de regeling, te werven voor de regeling, vragen te beantwoorden, agrariërs te begeleiden bij het indienen van aanvragen en om een eerste toets van aanvragen uit te voeren. Uiteraard stelt het waterschap kennis en advies beschikbaar over het watersysteem en opgaven, op initiatief van een watermakelaar namens een agrariër of een groep van agrariërs.

 

Staatssteun

 

Voorafgaand aan de vaststelling van de subsidieregeling is onderzocht of de subsidieverlening past binnen de Europese regels omtrent staatssteun. Op grond van dit onderzoek is geconcludeerd dat subsidieverlening is toegestaan, mits daarbij voldaan wordt aan de Landbouwvrijstellingsverordening (Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Europese Commissie van 25 juni 2014) en dat deze subsidieregeling binnen de mogelijkheden van de Landbouwvrijstellingsverordening valt.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Voor zover nodig is hierna per artikel van de subsidieregeling een toelichting opgenomen.

 

Artikel 3 Doelgroep subsidieregeling

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische bedrijven, werkzaam in de primaire landbouwproductie. Deze bedrijven kunnen zich in allerlei vormen voordoen, zoals eenmanszaken, vennootschappen onder firma en besloten vennootschappen. Aangezien de subsidie alleen kan worden verleend, wanneer dit past binnen de kaders van de Landbouwvrijstellingsverordening, moeten de aanvragers ook kunnen worden aangemerkt als kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in artikel 2 van bijlage 1 bij de Landbouwvrijstellingsverordening. Dit artikel luidt als volgt:

 

“Artikel 2 Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen.

 

  • 1.

    Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo's”) behoren ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt.

     

  • 2.

    Binnen de categorie kmo's is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt.

     

  • 3.

    Binnen de categorie kmo’s is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.”

 

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel staan de subsidiabele maatregelen vermeld, waarvoor in het kader van deze subsidieregeling subsidie kan worden verstrekt. Deze maatregelen komen van de zogenaamde BOOT-lijst die door het Bestuurlijk Overleg Open Teelten en veehouderij (BOOT) is vastgesteld.

 

Artikel 5 Subsidieaanvraag

De beoogde datum van inwerkingtreding van deze subsidieregeling is, gelet op termijn van kennisgeving bij de Europese Commissie, 1 maart 2020 of zoveel later als nodig is om de kennisgevingsprocedure te doorlopen. De regeling geldt tot en met 30 juni 2021. Subsidieaanvragen kunnen gedurende deze periode bij het waterschap worden ingediend. Het voor de aanvraag benodigde aanvraagformulier is te vinden op de website van Waterschap Rivierenland, https://www.waterschaprivierenland.nl/subsidies.

Aanvragen worden behandeld op volgorde van ontvangst. Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag compleet is ingediend, met alle bijbehorende gegevens en bescheiden. Worden meerdere aanvragen op een dag ingediend en zou de verlening van subsidies voor deze aanvragen leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, dan wordt de volgorde van afhandeling door middel van loting bepaald. Dit om te voorkomen dat het subsidieplafond wordt overschreden.

 

Artikel 7 Weigeringsgronden

De in dit artikel opgenomen weigeringsgronden zijn gebaseerd op de Landbouwvrijstellingsverordening. Op grond van deze regeling mag geen steun worden verleend:

  • -

    aan een onderneming in moeilijkheden;

     

  • -

    wanneer de maximaal toegestane steun al is verleend;

     

  • -

    wanneer met het uitvoeren van de maatregel is gestart voordat de subsidie is aangevraagd. Nadat de aanvraag is ingediend, mag met de uitvoering worden gestart. De aanvrager loopt dan wel het risico dat de subsidie toch niet (geheel) wordt verleend;

     

  • -

    wanneer op een ander punt niet aan de vereisten van de Landbouwvrijstellingsverordening is voldaan.

 

Activiteiten worden één keer gesubsidieerd. Wordt een maatregel door dezelfde aanvrager meerdere malen maar op verschillende locaties uitgevoerd, dan is sprake van verschillende activiteiten en kunnen meerdere subsidies worden verstrekt. Wordt voor eenzelfde maatregel op dezelfde locatie, subsidie aangevraagd door verschillende aanvragers, dan wordt de eerste aanvraag in behandeling genomen en worden de nadien ingediende afgewezen.

 

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

Op grond van de Landbouwvrijstellingsverordening geldt dat de steun maximaal 40% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten mag bedragen, tenzij de steun voor niet-productieve investeringen als bedoeld in artikel 14, derde lid, onder d van de Landbouwvrijstellingsverordening betreft. In dat geval mag de steun binnen deze regeling maximaal100% van de investering bedragen met inachtneming van het voor die maatregel geldende maximum. Op grond van deze subsidieregeling geldt echter een maximumpercentage van 75%.

Naast het maximumpercentage van 75% geldt voor de maatregelen ‘aanschaf veegmachine’ en ‘mobiele drinkbakken’ ook een maximumbedrag. Het voor de beide maatregelen opgenomen vaste bedrag is overgenomen uit de vergelijkbare subsidieregeling van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR), waarvan deze regeling een afgeleide is. Bij de uitvoering van de regeling heeft HDSR voor deze twee maatregelen een hoge diversiteit in de aanschafkosten ondervonden. Geconstateerd is dat in veel gevallen een goedkopere versie van deze maatregelen voldoende is om het waterkwaliteitsdoel te bereiken. Daarom heeft HDSR voor deze maatregelen een reëel maximumbedrag bepaald. Waterschap Rivierenland heeft de betreffende maximumbedragen in deze regeling overgenomen. Wanneer een agrariër graag een duurdere veegmachine/drinkbak wil aanschaffen is dit nog steeds mogelijk, maar zijn de extra kosten voor de agrariër. Op deze wijze blijft extra geld beschikbaar en zijn meer agrariër te bereiken. Hoe meer agrariërs bereikt kunnen worden hoe meer waterkwaliteitsbewustwording kan worden verspreid.

 

Artikel 9 Subsidieverlening en –vaststelling

Uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat na afronding van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie wordt ingediend. Op dat moment legt de subsidieontvanger rekening en verantwoording af: er wordt aangetoond dat de gesubsidieerde maatregelen zijn uitgevoerd en wat deze hebben gekost. Op basis van de aanvraag tot vaststelling, wordt het subsidiebedrag berekend waar de ontvanger uiteindelijk recht op heeft. Is slechts een deel van de maatregelen uitgevoerd, dan wordt de subsidie op een lager bedrag vastgesteld. Zijn voorschotten uitbetaald voor een bedrag dat hoger is dan het bedrag waarop de subsidie is vastgesteld, dan vordert het dagelijks bestuur het teveel betaalde terug.

 

Het subsidiebedrag is afhankelijk van de werkelijke kosten van de maatregelen waarvoor subsidie is verleend. Dit kan ertoe leiden dat een subsidie (voor een maatregel) op nul of een lager bedrag wordt vastgesteld. Het betekent ook dat kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie, niet in aanmerking worden genomen (artikel 4:46, derde lid, Awb).

 

Een subsidie kan nooit hoger worden vastgesteld. Wanneer de subsidie niet een vast bedrag per maatregel bedraagt, maar een percentage van de subsidiabele kosten, wordt in de verleningsbeschikking het maximumbedrag vermeld waarop de subsidie kan worden vastgesteld.

 

Artikel 15 Inwerkingtreding

Ten gevolge van Europese wetgeving rondom staatssteun – de Landbouwvrijstellingsverordening - is het nodig deze subsidieregeling kennis te geven bij de Europese Commissie. De subsidieregeling kan pas in werking treden 10 werkdagen na deze kennisgeving. Hierdoor kan de subsidieregeling ook pas worden opengesteld na deze periode van 10 dagen. De Europese Commissie controleert of de verordening in overeenstemming is met de Europese staatssteunregels. Zo niet dan kan de subsidieregeling niet in werking treden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 maart 2021 of zoveel later als nodig is om de kennisgevingsprocedure volledig te doorlopen. Eerst na het doorlopen van de kennisgevingsprocedure wordt de regeling bekendgemaakt in het Waterschapsblad, waarna de regeling ook daadwerkelijk in werking treedt.

Bijlage 3 Provincie Utrecht