Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
West Betuwe

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de zon als teeltondersteunende voorziening en grondgebonden zon

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWest Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de zon als teeltondersteunende voorziening en grondgebonden zon
CiteertitelBeleidskader Zon
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage 1 kaart

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-2021nieuwe regeling

30-09-2020

gmb-2021-57710

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent de zon als teeltondersteunende voorziening en grondgebonden zon

 

Beleidskader ‘Zon als teeltondersteunende voorziening’ West Betuwe

 

Inleiding teeltondersteunende voorzieningen.

 

Waarom worden TOV’s gebruikt:

  • 1.

    Verlengen groeiseizoen;

  • 2.

    Verhoging van de opbrengst;

  • 3.

    Optimaal toepassen van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen;

  • 4.

    Verbetering arbeidsomstandigheden;

  • 5.

    Bescherming tegen weersinvloeden (regen, hagel, zon), waardoor de kans op schade en daardoor laagwaardig product wordt verminderd/voorkomen.

Welke verschijningsvormen van TOV zijn er:

  • 1.

    Hoogte: <1,50 m is laag;

  • 2.

    Open of dicht: enkel als overkapping, of ook de voor-, achter- en zijwanden dicht (bijna een kas-idee);

  • 3.

    Tijdelijkheid: permanent of tijdelijk. Dit heeft dan niet betrekking op de stellage, maar het afdekmateriaal (vaak plastic of netten/doek);

  • 4.

    Materiaal: plastic, gaasdoek of hagelnet, licht doorlatende zonnepanelen.

Bij welke gewassen worden TOV’s toegepast:

  • 1.

    Steenfruit (kersen, pruimen): nu vaak semi-permanent. Gewenste hoogte: 2,5-3,5 m.

  • 2.

    Zachtfruit (bessen, frambozen, bramen): gewenste hoogte 2,5-3,5 m.

  • 3.

    Aardbeien: gewenste hoogte: 2,5-3,5 m.

  • 4.

    Hardfruit: gewenste hoogte: 6 m.

Doelen van het beleidskader

Samen met het Beleidskader grondgebonden zon West Betuwe bepaalt dit Beleidskader Zon als teeltondersteunende voorziening de opgave voor de opwek van duurzame energie met zon in deze raadsperiode. Het toestaan van deze vorm van duurzame opwek is een duidelijke wens van de meerderheid van de raad. Ook hier wordt gewerkt met aanwijsbeleid.

 

Aanwijsbeleid

De gemeenteraad heeft uitgesproken dat zij licht doorlatende zonnepanelen boven fruit, ondanks dat deze op gronden met een agrarische bestemming liggen, als teeltondersteunende voorziening (TOV) wel wil toestaan. Nu worden op veel plekken, met verschillende materialen en boven veel soorten fruit (hard fruit, steenfruit en zacht fruit) teeltondersteunende voorzieningen (tijdelijk) toegepast. Maar omdat van het effect van zon boven (zacht) fruit op de teelt zelf, maar ook op het landschap nog weinig bekend is, wordt deze raadsperiode een beperkt aantal initiatieven toegestaan. Er zijn nu 2 initiatiefnemers die op 4 locaties in de gemeente deze TOV willen toepassen. Deze 4 locaties worden dan ook als gebied aangewezen waar deze vorm van TOV is toegestaan als pilot.

De gebieden voor zon als teeltondersteunende voorziening die worden aangewezen staan op de kaart die hoort bij het beleidskader grondgebonden zon.

 

Randvoorwaarden

Uiteraard gelden, net als bij de grondgebonden zonneparken, dezelfde voorwaarden;

Initiatieven zullen als eerste getoetst worden op een aantal aspecten die standaard verplicht zijn:

  • »

    50 % eigenaarsschap van de omgeving vanaf de ontwikkelfase (dus risicodragend);

  • »

    Aantonen van haalbaarheid van de business case;

  • »

    Wet Bibob: aandacht voor de herkomst van de investeerder, waarbij Nederlands investeerders voorrang krijgen.

  • »

    Altijd goed ingepast in het landschap.

  • »

    Altijd in combinatie met meervoudig ruimtegebruik om te voorkomen dat na verloop van tijd (om wat voor reden dan ook) de teelt onder de zonnepanelen wordt verwijderd en alleen de ‘teelt’ondersteunende voorziening over blijft.

  • »

    Een goede landschappelijk inpassing.

Andere zaken legt de gemeente op als randvoorwaarde aan elk initiatief. Dat zijn:

  • »

    De initiatiefnemer onderschrijft de ‘Gedragscode zon op land’ van de branche-organisatie Holland Solar en anderen (november 2019), en voldoet daar in zijn initiatief ook aan;

  • »

    Het initiatief betaalt een bijdrage van minimaal € 0,50/opgewekte MWh aan een Omgevingsfonds;

  • »

    Het zonnepark dient na afloop van de productieperiode volledig opgeruimd te worden en de bodem hersteld (denk aan fundering, opstallen, leidingwerk e.d.), inclusief financiële garantie daarvoor.

Landschap en ecologie.

Het project kan een (visueel) negatief effect hebben op het landschap, maar dit effect kan verzacht worden door bij de inpassing rekening te houden met de beleefbaarheid en karakteristiek van het landschap en van eventuele monumentale of karakteristieke bebouwing, c.q. maatregelen te nemen om deze elementen te versterken. Dit wordt beschreven in een verplicht landschappelijk inpassingsplan. Daarin wordt óók aangegeven welke onderdelen gehandhaafd zouden moeten blijven indien de zonnepanelen na verloop van tijd worden opgeruimd.

Het project kan ook een negatief ecologisch effect hebben, waaronder ook meegerekend het effect op de bodem (licht, water, verdichting), maar kan ook een ecologische meerwaarde hebben ten opzichte van de bestaande situatie. De aanwezige natuurwaarden en de te verwachten ecologische effecten worden beschreven in een natuuronderzoek (verplicht; de diepgravendheid van dit onderzoek mag locatie-afhankelijk variëren). Als uit dit onderzoek blijkt dat er negatieve ecologische effecten op kunnen treden, dan moeten deze negatieve effecten worden gecompenseerd. Dat hoeft niet per definitie op de locatie zelf, maar wel binnen de grenzen van West Betuwe.

Voor zover natuurlijke elementen worden geïntegreerd of toegevoegd, kunnen deze worden opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan.

 

Vergunningprocedure.

Over het algemeen zijn teeltondersteunende voorzieningen nu in bestemmingsplannen opgenomen als een tijdelijke voorziening met een beperkte hoogte (vaak max. 2 m.). Bij het gebruik van licht doorlatende zonnepanelen is er uiteraard geen sprake van tijdelijkheid en wordt de constructie ook hoger. Om dit planologisch wel mogelijk te maken, zijn er verschillende routes mogelijk.

Met dit beleidskader met door de gemeenteraad aangewezen gebieden en vastgestelde (verplichte) criteria, denkt het College dat de verdere procedure vereenvoudigd en versneld kan worden.

Hiervoor is het wel nodig dat de raad instemt met een projectafwijkingsbesluit voor deze initiatieven. Een projectafwijkingsbesluit heeft als bijkomend principieel voordeel dat het perceel zijn bestemming behoudt en na beëindiging (en opruiming) van het initiatief weer voor het oorspronkelijke gebruik beschikbaar komt. Zo wordt het permanent volbouwen van open ruimte voorkomen.

Het college vraagt de gemeenteraad tevens het mandaat voor de projectafwijkingsbesluiten over te dragen aan het College, door het afgeven een Verklaring van geen bedenkingen (VvgB). Daarbij zou als voorwaarde gesteld kunnen worden dat er voor het specifieke project geen significante zienswijzen zijn ingediend.

 

Gebiedsfonds en participatie.

Van elk gerealiseerd initiatief wordt een verplichte bijdrage gevraagd van minimaal € 0,50/MWh aan een Gebiedsfonds. Doel en werkwijze van dit fonds moet worden uitgewerkt, maar het ligt voor de hand om hierbij aansluiting te zoeken bij het Gebiedsfonds voor de windparken Deil en Avri.

In een (verplicht) participatieplan wordt beschreven hoe gewerkt is en/of nog gaat worden aan draagvlak/acceptatie en betrokkenheid van direct omwonenden en andere belanghebbenden, bijvoorbeeld bij ontwerp en inrichting van het zonnepark. Ook wordt beschreven hoe, indien relevant vanwege nabijheid of netinpassing, afstemming met andere initiatiefnemers voor zon of wind plaatsvindt.

 

Drinkwater- en grondwaterbeschermingsgebieden.

Vanwege de mogelijke uitspoeling van metalen is er door sommigen voor gepleit deze gebieden uit te sluiten voor zonneparken. Er is echter geen aanleiding om te veronderstellen, dat deze verontreiniging in een zonnepark groter zou zijn dan verontreiniging die bijvoorbeeld optreedt in de gangbare landbouw. Daarom worden hier geen extra eisen gesteld.

 

Evaluatie beleidskader.

Nog in de huidige raadsperiode zullen de effecten en ervaringen van deze vorm van duurzame opwek geëvalueerd worden, zodat een mogelijk volgend beleidskader aangepast kan worden voor de verdere opgave in de volgende raadsperiode.

 

In de aanwijsgebieden liggen de volgende initiatieven:

  • 1.

    Zachtfruit, ca. 3,6 ha, maximale hoogte afhankelijk van de oriëntatie van de rijen 2,8-3,06 m;

  • 2.

    Zachtfruit, op 2 locaties. Respectievelijk 2,5 en 3.1 ha. Maximale hoogte nog niet bekend, maar de verwachting is dezelfde hoogte als 1.

Beiden niet aan een dijk, of zicht vanaf een dijk.

 

V.b. Installatie boven zachtfruit (frambozen). Maximale hoogte ca. 3 m.

 

 

Beleidskader grondgebonden Zon West Betuwe

 

De gemeente West Betuwe staat voor een grote opgave: transitie naar energieneutraliteit. Opwekking van duurzame energie met behulp van de zon zal daaraan een bijdrage moeten leveren. Naast het zoveel mogelijk benutten van geschikte dakoppervlakken, zal ook de aanleg van een aantal hectares zonneparken noodzakelijk zijn. De afgelopen periode zijn vele verzoeken ingediend voor de aanleg van grondgebonden zonneparken, maar ook 4 zonneparken als teeltondersteunende voorziening en 1 op water. Om deze verzoeken te kunnen beoordelen, ontbrak het aan een beleidskader. Doel van dit beleid is een kader te creëren voor de beoordeling van de ingediende initiatieven voor realisatie van grondgebonden zonneparken. De reeds ingediende verzoeken, met eventuele aanpassingen, kunnen worden getoetst aan dit beleidskader.

 

Het Beleidskader grondgebonden Zon geldt voor deze raadsperiode. Dat biedt de gelegenheid het beleid goed te evalueren en voor een volgende periode nieuwe doelen te stellen, onderweg naar de voor 2030 te bepalen opgave van West Betuwe. Deze opgave heeft ook een relatie met het regionale RES bod 1.0, dat voor 1 juni 2021 bij het Rijk moet worden ingediend en met de ambitie van West Betuwe om in 2030 het doel uit het Gelders Energieakkoord te halen van 55 % CO2 reductie.

 

Doelen van het beleidskader

Zonneparken kunnen een forse impact hebben op haar omgeving. Daarom geeft dit beleidskader randvoorwaarden waarbinnen grondgebonden zonneparken kunnen worden aangelegd. Deze randvoorwaarden zijn verdeeld in voorwaarden waar alle zonneparken aan moeten voldoen maar ook objectieve en toetsbare criteria genoemd. Daarbij stuurt het beleidskader o.a. op het (zoveel mogelijk) ontzien van mooie landschappen, natuur, landbouwgrond en dorpsranden en op zo goed mogelijke participatie van de omgeving.

 

Aanwijsbeleid

 

Deze raadsperiode wordt er in West Betuwe gewerkt met het aanwijzen van gebieden waar de ontwikkeling van grondgebonden zonneparken is toegestaan.

 

Deze aanwijsgebieden zijn weergegeven op bijgaande kaart behorende bij dit beleidskader. Het betreft gronden die in het bestemmingsplan niet bestemd zijn als agrarisch (met of zonder natuur en/of landschapswaarde). We hebben het dan over de gebieden langs de hoofdinfrastructuur A2, A15 en BR (Rijkswaterstaat en Prorail). Maar ook over de zogenaamde pauzegronden. Dit zijn gronden die bestemd zijn voor bijvoorbeeld industrieterrein (Hondsgemet Noord en Kerkewaard) of sport (heel concreet :The Dutch), maar waar de voorziene bestemming, door omstandigheden, niet binnen een termijn van minimaal 15 jaar gerealiseerd gaan worden. Verder wordt deze raadsperiode zon als teeltondersteunende voorziening gepilot. Dit wordt verder uitgewerkt in het beleidskader zon als teeltondersteunende voorziening.

 

Zon op dak e.d. buiten het beleidskader.

Zonnepanelen op daken zijn géén onderdeel zijn van dit beleidskader. Dit geldt ook voor meer innovatieve vormen, zoals zonnefolies en zonnepanelen geïntegreerd in gevels van gebouwen of in glas van bijv. daglichtkassen: met lenzen in het glazen dak wordt zonlicht geconcentreerd om warmte te leveren. Ook zonnepanelen in of op infrastructuur vallen buiten het beleidskader. Denk daarbij aan overdekte parkeerterreinen met zonnedaken, zonnepanelen in of op geluidschermen en aan (meer innovatief) opwek door zon verwerkt in het wegdek.

 

Deze locaties zijn benoemd in trede 1 van de zonneladder. De gemeente West Betuwe zet uiteraard wel verschillende instrumenten in om zoveel mogelijk zonnepanelen op deze locaties te bevorderen. In principe wordt daar altijd medewerking aan verleend, al is ook dan wel toetsing nodig. Denk aan welstand (monumenten, beschermde stads- of dorpsgezichten), draagkracht van dakconstructies, brandveiligheid, schaduw door bomen (uitgangspunt is dat dat géén reden mag zijn om zonder meer bomen te kappen), ‘concurrentie’ met andere nuttige functies (denk aan groene daken) en eventuele landschappelijke effecten, bijv. bij overkapping met zonnepanelen van een parkeerterrein in een natuurgebied.

 

Kleine zonnevelden buiten het beleidskader.

Ook zonnevelden kleiner dan 1 hectare, bijvoorbeeld op eigen erf en aangrenzend aan woonhuis of boerderij, vallen buiten dit beleidskader. Zo is het concept van de energieleverende boerderij, met panelen op de daken en aangrenzende velden, eenvoudig in bereik. Ook bij deze kleine velden is wel toetsing nodig, denk aan een situatie waarin heel veel kleine veldjes samen tot een onwenselijk beeld in het landschap zouden kunnen leiden.

Altijd verplicht

 

Initiatieven zullen als eerste getoetst worden op een aantal aspecten die standaard verplicht zijn:

  • »

    50 % eigenaarsschap van de omgeving vanaf de ontwikkelfase (dus risicodragend);

  • »

    Aantonen van haalbaarheid van de business case;

  • »

    Wet Bibob: aandacht voor de herkomst van de investeerder, waarbij Nederlands investeerders voorrang krijgen.

  • »

    Niet op gronden met een agrarische bestemming volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan tenzij als teeltondersteunende voorziening conform het beleidskader Teeltondersteunende voorzieningen West Betuwe.

  • »

    Altijd goed ingepast in het landschap.

Andere zaken legt de gemeente op als randvoorwaarde aan elk initiatief. Dat zijn:

  • »

    De initiatiefnemer onderschrijft de ‘Gedragscode zon op land’ van de branche-organisatie Holland Solar en anderen (november 2019), en voldoet daar in zijn initiatief ook aan;

  • »

    Het initiatief betaalt een bijdrage van minimaal € 0,50/opgewekte MWh aan een Omgevingsfonds;

  • »

    Het zonnepark dient na afloop van de productieperiode volledig opgeruimd te worden en de bodem hersteld (denk aan fundering, opstallen, leidingwerk e.d.), inclusief financiële garantie daarvoor.

Landschap, cultuurhistorie en ecologie.

Het project kan een (visueel) negatief effect hebben op het landschap, maar dit effect kan verzacht worden door bij de inpassing rekening te houden met de beleefbaarheid en karakteristiek van het landschap en van eventuele monumentale of karakteristieke bebouwing, c.q. maatregelen te nemen om deze elementen te versterken. Dit wordt beschreven in een verplicht landschappelijk inpassingsplan. Daarin wordt óók aangegeven welke onderdelen gehandhaafd zouden moeten blijven indien de zonnepanelen na verloop van tijd worden opgeruimd.

De Nieuwe Hollandse Waterlinie staat op de nominatie als Unesco Werelderfgoed. Daarmee is niet gezegd dat zon in de NHW niet mag, maar dat dit zorgvuldig moet worden beoordeeld. Projecten in die NHW zullen dan ook altijd getoetst moeten worden door de Provincie en door de monumentencommissie.

Het project kan ook een negatief ecologisch effect hebben, waaronder ook meegerekend het effect op de bodem (licht, water, verdichting), maar kan ook een ecologische meerwaarde hebben ten opzichte van de bestaande situatie. De aanwezige natuurwaarden en de te verwachten ecologische effecten worden beschreven in een natuuronderzoek (verplicht; de diepgravendheid van dit onderzoek mag locatie-afhankelijk variëren). Als uit dit onderzoek blijkt dat er negatieve ecologische effecten op kunnen treden, dan moeten deze negatieve effecten worden gecompenseerd. Dat hoeft niet per definitie op de locatie zelf, maar wel binnen de grenzen van West Betuwe.

Voor zover natuurlijke elementen worden geïntegreerd of toegevoegd, kunnen deze worden opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan.

 

Vergunningprocedure.

In het algemeen zijn in bestaande bestemmingsplannen geen mogelijkheden opgenomen om grondgebonden zonneparken te realiseren. Om dat wel mogelijk te maken, zijn er verschillende planologische routes mogelijk.

Met dit beleidskader met door de gemeenteraad aangewezen gebieden en vastgestelde (verplichte) criteria, denkt het College dat de verdere procedure vereenvoudigd en versneld kan worden.

Hiervoor is het wel nodig dat de raad instemt met een projectafwijkingsbesluit voor deze initiatieven. Een projectafwijkingsbesluit heeft als bijkomend principieel voordeel dat het perceel zijn bestemming behoudt en na beëindiging (en opruiming) van het initiatief weer voor het oorspronkelijke gebruik beschikbaar komt. Zo wordt het permanent volbouwen van open ruimte voorkomen.

Het college vraagt de gemeenteraad tevens het mandaat voor de projectafwijkingsbesluiten over te dragen aan het College, door het afgeven een Verklaring van geen bedenkingen (VvgB). Daarbij zou als voorwaarde gesteld kunnen worden dat er voor het specifieke project geen significante zienswijzen zijn ingediend.

 

Gebiedsfonds en participatie.

Van elk gerealiseerd initiatief wordt een verplichte bijdrage gevraagd van minimaal € 0,50/MWh aan een Gebiedsfonds. Doel en werkwijze van dit fonds moet worden uitgewerkt, maar het ligt voor de hand om hierbij aansluiting te zoeken bij het Gebiedsfonds voor de windparken Deil en Avri.

In een (verplicht) participatieplan wordt beschreven hoe gewerkt is en/of nog gaat worden aan draagvlak/acceptatie en betrokkenheid van direct omwonenden en andere belanghebbenden, bijvoorbeeld bij ontwerp en inrichting van het zonnepark. Ook wordt beschreven hoe, indien relevant vanwege nabijheid of netinpassing, afstemming met andere initiatiefnemers voor zon of wind plaatsvindt.

 

Drinkwater- en grondwaterbeschermingsgebieden.

Vanwege de mogelijke uitspoeling van metalen is er door sommigen voor gepleit deze gebieden uit te sluiten voor zonneparken. Er is echter geen aanleiding om te veronderstellen, dat deze verontreiniging in een zonnepark groter zou zijn dan verontreiniging die bijvoorbeeld optreedt in de gangbare landbouw. Daarom worden hier geen extra eisen gesteld.

 

Evaluatie beleidskader.

Nog in de huidige raadsperiode zal het beleidskader geëvalueerd worden, zodat een mogelijk volgend beleidskader aangepast kan worden voor de verdere opgave in de volgende raadsperiode.

Vastgesteld tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van West Betuwe van 30 september 2020.

De griffier,

De voorzitter,

Toelichting beleidskaders Zon West Betuwe

Waarom dit beleidskader?

Op 26 maart 2019 stelde het College van B&W de “Startnotitie voor het opstellen van een ‘beleidskader (grootschalige) zonneparken gemeente West Betuwe” vast (kortweg: Beleidskader Zon). In deze startnotitie werden de volgende doelen benoemd:

  • »

    bepalen van de opgave voor zonne-energie, ook in verhouding tot andere vraagstukken die te maken hebben met de energietransitie, zoals de aanleg van windparken;

  • »

    ruimtelijke en landschappelijke randvoorwaarden geven waarbinnen zonneparken kunnen worden aangelegd;

  • »

    aandacht voor behoud van het land- en tuinbouwareaal, waarbij enerzijds zal worden gezocht naar andere typen grondgebonden locaties, en anderzijds wordt bekeken hoe meervoudig grondgebruik een oplossing kan bieden;

  • »

    maatschappelijke betrokkenheid bij het opstellen van het beleid en op projectniveau (‘eigenaarschap’).

Beleidskader grondgebonden Zon

  • »

    Waarom is het beleid in de nu gekozen vorm gegoten?

Naar aanleiding van de oordeelsvormende vergadering van 16 juni 2020 is gekozen voor een beleid gebaseerd op het aanwijzen van gebieden. Daarbij zijn de gebieden geselecteerd die volgens het bestemmingsplan (op www.ruimtelijkeplannen.nl) niet de bestemming agrarisch hebben:

  • 1.

    Langs hoofdinfrastructuur (A2, A15 en BR).

  • 2.

    Pauzegronden. Hieronder wordt verstaan gronden met een niet agrarische bestemming, maar waar de geplande ontwikkeling om een of andere reden voorlopig niet tot realisatie komt. Bij voorlopig moet dan wel gedacht worden aan minimaal 15 jaar (gelijk aan de SDE++ subsidie periode) om een ontwikkeling rendabel te maken en kapitaalvernietiging te voorkomen.

  • 3.

    Dubbelgebruik van zon als teeltondersteunende voorziening. Dit begrip TOV is in een Beleidskader teeltondersteunende voorzieningen nader geduid. Gezien het geringe aantal reeds gerealiseerde plekken in Nederland met deze variant, is er voor gekozen om voor deze raadsperiode te kiezen voor een aantal pilots. Van de huidige bekende initiatieven zijn er 2 (op 3 verschillende locaties) als TOV boven zacht fruit. Deze 2 initiatieven worden in deze raadsperiode toegestaan om daarmee ervaring op te doen voor een volgende raadsperiode.

     

  • »

    50% Lokaal eigendom.

50% lokaal eigendom wordt verplicht gesteld voor élk project. Bij een deel van de reeds bekende initiatiefnemers, die soms al veel investeringen hebben gedaan, stuit dit op bezwaren. Zij zijn wel bereid om samen te werken met een energiecoöperatie, maar mede-eigendom veronderstelt ook risicovol mee ontwikkelen vanaf het begin, en daar kan geen sprake meer van zijn. In het beleidskader hebben we dit probleem opgelost door 50% lokaal eigendom wel verplicht te stellen, maar onder het thema ‘participatie’ punten toe te kennen aan de wijze waarop dit wordt vormgegeven.

 

  • »

    Geen beoordelingscommissie (meer).

Omdat in dit beleidskader in de nieuwe opzet werkt met aanwijsgebieden is het kraakhelder waar de raad wel of geen grondgebonden zonneparken wenst. Daarnaast bestaat het beleidskader uit een aantal verplichte onderdelen die getoetst worden door de behandelaar van het betreffende verzoek. Omdat de onderliggende bestemmingen van de aangewezen gebieden het niet toelaten om daar grondgebonden zon te realiseren, dient er door elk initiatief een ruimtelijke procedure gevolgd te worden. Bij een ruimtelijke procedure zijn er allerlei bijlagen die bij zo’n verzoek moeten worden aangeleverd; een landschappelijk inpassingsplan, onderzoeken naar natuur, geluid, externe veiligheid, bodem, archeologie en cultuur, etc. Deze onderzoeken worden op de gebruikelijke manier getoetst (vaak door de Omgevingdienst Rivierenland).

Bijlage 1