Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent de Klimaatnota 2021-2025

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent de Klimaatnota 2021-2025
CiteertitelKlimaatnota 2021-2025
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-02-2021nieuwe regeling

11-02-2021

gmb-2021-56261

Zaaknr.: Z/20/073593/RAAD/20/02825

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent de Klimaatnota 2021-2025

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

 

gelet op het bepaalde in artikel 108 van de Gemeentewet

 

 

 

B E S L U I T :

 

 

De Klimaatnota 2021-2025 vast te stellen

 

1. Waarom klimaatbe-leid?

1.1. Klimaatverandering

Klimaatverandering wordt voor het overgrote deel veroorzaakt door de mens. De voornaam-ste oorzaken zijn de sterk toegenomen uitstoot van CO2 door het gebruik van fossiele brand-stoffen en door ontbossing waardoor minder CO2 wordt opgenomen.

 

Het klimaat verandert voortdurend. De huidige snelheid van klimaatverandering staat in schril contrast tot het verleden. Deze hoge snelheid van opwarming van de aarde leidt tot klimaat-verandering die effecten heeft op onze leefom-geving en samenleving.

1.2. Effecten klimaatverande-ring

De gevolgen van de opwarming van de aarde zijn reeds zichtbaar. Wereldwijd gaat het bij-voorbeeld om gletsjers die zich terugtrekken, afnemende ijsoppervlakten rondom de polen, zeespiegelstijging en weersextremen zoals hittegolven, droogte en overstromingen.

 

In Nederland heeft klimaatverandering geleid tot hogere temperaturen, meer (extreme) neerslag en stijgende zeespiegel. In Nederland is de temperatuur sinds 1900 bijna tweemaal zo hard gestegen (1,8 °C) als het wereldgemid-delde. De jaarlijkse hoeveelheid neerslag is tussen 1910 en 2015 met 27% toegenomen. Ook nam de intensiteit van zware buien die voor wateroverlast zorgen met ruim 20% toe, evenals de frequentie en intensiteit van hagel. Tegelijkertijd komt droogte nu iets vaker voor dan vroeger. Veranderingen van wind en stor-men vallen vooralsnog binnen de natuurlijke variabiliteit. Klimaatverandering laat zich in Nederland vooral voelen door extreem weer, zoals hittegolven en forse regen- en hagelbui-en, die vaker voorkomen en tot meer schade leiden dan voorheen.

Bij een stijgende temperatuur worden deze effecten en daarmee verbonden risico’s voor de veiligheid, volksgezondheid, voedselvoorzie-ning en de fysieke leefomgeving steeds groter.

1.3. De uitdaging

Zonder klimaatbeleid zet de temperatuurstij-ging zich onverminderd voort met bijbehorende effecten als gevolg.

Op diverse schaalniveaus is klimaatbeleid vastgesteld. Er is reeds veel werk verzet om te komen tot het verminderen van CO2-uitstoot, maar er zijn nog grote inspanningen nodig om de gestelde (reductie)doelen te halen.

 

Klimaatverandering is een mondiaal fenomeen en het tegengaan ervan vraagt om een mondi-ale inzet. Deze klimaatnota beschrijft het be-leid waarmee onze gemeente invulling wil geven aan de gestelde doelen. Daarbij gaat het om maatregelen voor energiebesparing, ruimte bieden aan projecten voor de opwekking van hernieuwbare energie (energietransitie). Maar ook op welke manier we willen inspelen op de effecten van klimaatverandering die wij in onze gemeente ondervinden (klimaatadaptatie) en de wijze waarop we woningen en gebouwen aardgasvrij krijgen om een directe bijdrage te leveren aan het verminderen van CO2-uitstoot (warmtetransitie).

 

Uiteindelijk is het al een gegeven dat klimaat-verandering zich steeds vaker manifesteert en we zullen moeten leven met de wetenschap dat we ons moeten wapenen tegen de onge-wenste en niet te voorspellen gevolgen.

 

Het gemeentelijk beleid kan niet los worden gezien van het (internationale) beleid van ho-gere overheden. Het volgende hoofdstuk be-schrijft dan ook de beleidscontext waarbinnen onze inzet plaatsvindt.

2. Het kader voor nieuw beleid

 

Europees, nationaal, provinciaal en regionaal beleid vormen het kader voor het klimaatbe-leid van onze gemeente.

2.1. Internationaal/Europees beleid

Mondiaal

De Overeenkomst van Parijs trad op 4 novem-ber 2016 in werking. Inmiddels hebben 185 landen deze overeenkomst geratificeerd. De overeenkomst is een internationaal juridisch bindend verdrag en bevat drie doelen:

  • beperken van de mondiale temperatuur-stijging tot ruim onder de 2°C, met als stre-ven de opwarming te beperken tot 1,5°C, ten opzichte van het pre-industriële tijd-perk;

  • versterken van de weerbaarheid en het verkleinen van de kwetsbaarheid voor de gevolgen van klimaatverandering;

  • financiële stromen in lijn brengen met deze twee doelen.

 

Alle landen verplichten zich tot het opstellen van hun nationaal bepaalde bijdrage met daar-in doelen en maatregelen om hun broeikasgas-uitstoot te beperken (mitigatie) die hun hoogst mogelijke ambitie weerspiegelen en rapporta-ge over de voortgang hierop. Ook committeren landen zich aan verdere actie op het gebied van het aanpassen van de fysieke leefomge-ving aan klimaatverandering (adaptatie).

 

Europees

De afspraken in de Overeenkomst van Parijs zijn leidend bij de Europese aanpak van kli-maatverandering. De Europese Commissie wil dat de EU een voortrekkersrol speelt bij de uitvoering van dat akkoord en de inspanningen om de CO2-uitstoot terug te dringen. Daarbij zijn in 2019 extra Europese klimaatdoelen op-gesteld. De Europese Commissie presenteerde een Green Deal en de EU-landen spraken af dat de EU in 2050 klimaatneutraal moet zijn.

In december 2020 zijn de doelstellingen op-nieuw aangescherpt. De doelstellingen voor de periode tot 2030 zijn nu als volgt:

  • een vermindering van de CO2-uitstoot met ten minste 55% ten opzichte van de uit-stoot in 1990;

  • het aandeel hernieuwbare energie in de EU moet ten minste 32% bedragen;

  • een streefcijfer voor de verbetering van energie-efficiëntie met ten minste 32,5%;

  • een verplichting tot energiebesparing van 0,8% per jaar. Lidstaten mogen zelf bepa-len hoe ze de reductie willen bereiken.

2.2. Nationaal beleid

Nederland heeft zich ook verbonden aan de Overeenkomst van Parijs. Nederland zet in op klimaatneutraliteit in 2050 en een verhoging van de Europese bijdrage van 40% reductie in 2030 naar 55% reductie in 2030.

 

Het nationale klimaatbeleid is vastgelegd in de Klimaatwet, het Klimaatplan en het Klimaatakkoord. In de Klimaatwet zijn de volgende doelen opgenomen:

  • 49% minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990. Om dit doel te halen, hebben de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties een Klimaatakkoord gesloten. Er staan ook afspraken in die partijen onderling hebben gemaakt.

  • 95% minder CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990.

De Klimaatwet schrijft ook voor dat een Klimaatplan moet worden opgesteld. Het eerste Klimaatplan geldt voor de periode 2021-2030 en geeft de hoofdlijnen van het beleid waarmee de doelstellingen uit de Klimaatwet worden bereikt.

2.3. Provinciaal beleid

De provinciale doelstellingen ten aanzien van het ruimtelijk beleid zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsvisie, de Omgevingsverordening (december 2018) en het Gelders Energie Akkoord.

 

De doelstelling voor 2030 is om 55% minder CO2 uit te stoten ten opzichte van 1990. In 2050 wil de provincie klimaatneutraal zijn. Het Gelders Klimaatplan beschrijft hoe de doelstelling voor 2030 moet worden gehaald. Onder andere met het netwerk van het Gelders Energieakkoord. In dit netwerk werken bijna 250 Gelderse organisaties samen om een bijdrage te leveren aan de doelstellingen.

2.4. Regionaal beleid

Een van de afspraken uit het Klimaatakkoord is dat 30 energieregio’s onderzoeken waar en hoe het best duurzame elektriciteit op land (wind en zon) kan worden opgewekt. Maar ook welke warmtebronnen kunnen worden gebruikt om wijken en gebouwen een alternatief te bieden voor het gebruik van aardgas.

 

Het doel is om ten minste 35 TWh1 aan hernieuwbare energie op land te realiseren.

De uitwerking van deze doelstelling wordt uitgevoerd in de regionale energiestrategieën (RES). De RES is een instrument om te komen tot keuzes voor de opwekking van duurzame elektriciteit, de warmtetransitie in de gebouwde omgeving en de daarvoor benodigde opslag en energie-infrastructuur.

 

Regio Rivierenland (samenwerking van acht gemeenten in Rivierenland) heeft een concept-RES opgesteld. Het bod in de concept RES FruitDelta Rivierenland bedraagt 0,632 TWh bestaande uit grootschalige zon (172 hectare) en wind (42 turbines) op basis van bestaande en geplande projecten. In de concept-RES is tevens de ambitie uitgesproken naar minimaal een verdubbeling van het concept-bod in het RES-bod in 2021.

 

Inmiddels hebben alle gemeenteraden inge-stemd met de concept-RES. Op 29 mei 2020 is de concept-RES aangeboden bij het Nationaal Programma RES.

De concept-RES is een tussenstation in de rou-te naar een RES 1.0 die uiterlijk op 1 juli 2021 door alle gemeenteraden, provinciale staten en het algemeen bestuur van het waterschap moet worden vastgesteld.

2.5. Gemeentelijk beleid

Gemeente Neder-Betuwe heeft in het verle-den al ambitieuze klimaatdoelstellingen vast-gelegd. Allereerst in de Duurzaamheidsvisie 2016-2020 en later in de Klimaatnota 2018-2023.

 

In de Klimaatnota 2018-2023 zijn beleidsdoel-stellingen vastgelegd omtrent energiebespa-ring, energietransitie en klimaatadaptatie. Maar ook over de betrokkenheid van bewoners en bedrijven.

 

Voor wat betreft energiebesparing is het doel om in 2050 een besparing van 50% te realise-ren. Dit is verder concreet gemaakt naar een streven om jaarlijks 1,5% te besparen.

 

Voor de opwekking van hernieuwbare energie zijn onderstaande doelen geformuleerd voor het aandeel hernieuwbare energie in de totale behoefte.

 

jaar

doel

hernieuwbareenergie

2020

16%

224 TJ

0,062 TWh

2023

20%

280 TJ

0,078 TWh

2030

50%

700 TJ

0,194 TWh

 

De Klimaatnota is medio 2020 geëvalueerd. Uit deze evaluatie zijn vijf aanbevelingen naar voren gekomen. Deze aanbevelingen zijn meegenomen in deze Klimaatnota.

2.6. Alle doelen op een rij

Uit de beschrijving blijkt dat er door de verschillende hogere overheden doelen zijn gesteld voor de CO2-reductie. In onderstaand schema is een overzicht gegeven van deze doelen.

 

2020

2023

2030

2050

Europa

20%

 

55%

80%

Rijk

 

 

49%

95%

Provincie

 

 

55%

100%

 

Uit het overzicht komt naar voren dat op nationaal en provinciaal niveau in 2050 geen sprake meer is van CO2-uitstoot en alle energieverbruik duurzaam moet worden opgewekt.

3. Energiebesparing

 

Het verminderen van CO2-uitstoot begint met maatregelen om te komen tot energiebesparing.

3.1. Doel

In de eerdere klimaatnota hebben we opgenomen dat we er naar streven we om in 2050 een besparing van 50% te realiseren in het energieverbruik van woningen. Dit hebben we verder concreet gemaakt om jaarlijks 1,5% te besparen.

3.2. Stand van zaken

Energiebesparing gemeentelijke gebouwen en openbare ruimte

We werken al enige jaren aan energiebesparing door concrete maatregelen te nemen aan gemeentelijke gebouwen (gemeentehuis, brandweerkazernes, gemeentewerf, sporthallen en gymzalen) en openbare verlichting.

 

We beschikken niet over gegevens om een uitgebreide monitoring van alle resultaten te laten zien. Het blijkt dat de gemeente het energieverbruik van de organisatie heeft terug gedrongen van 28 TJ (in 2010) naar 16 TJ (in 2018) per jaar2 . We verwachten dat we nog meer gaan besparen. Conclusie is dat we op koers liggen met onze doelstelling.

Inmiddels is een kwart van de openbare verlichting vervangen door LEDverlichting. Voor het overige deel is door de gemeenteraad een plan vastgesteld.

 

Energiebesparing woningen

Het huidig elektriciteit- en gasverbruik in onze gemeente is over de afgelopen jaren gezien redelijk stabiel. We zien een lichte daling in elektriciteitsgebruik in woningen. Tot 2018 zien we een daling van ongeveer 1% per jaar. De doelstelling van 1,5% halen we nog niet. Het effect van 2019 en 2020 is nog niet zichtbaar in de cijfers. En omdat we in 2018 zijn begonnen kunnen we over 2019 en 2020 nog geen conclusies trekken. Nieuwe woningen dragen hieraan ook bij doordat deze bijna energieneutraal dienen te zijn.

Gelet op de groei van het aantal inwoners de afgelopen jaren, halen we onze doelstelling per woning mogelijk wel.

 

Energiebesparing bedrijven

Vanuit onze Klimaatnota zetten wij in op het bij elkaar brengen van bedrijven, zodat ze van elkaar kunnen leren en elkaar inspireren.

De aantrekkende economie blijkt een groot effect te hebben op het energieverbruik door bedrijven. We zien een trendmatige ontwikkeling die de verkeerde kant opgaat. Er wordt steeds meer elektriciteit verbruikt. Het overgrote deel van bedrijven is wel bezig met energie en circulariteit, maar we zien dit nog niet terug in de cijfers. Wat er aan energiebesparende maatregelen wordt uitgevoerd weegt niet op tegen de toenemende energiebehoefte.

3.3. Hoe bereiken we het doel?

Energiebesparing gemeentelijke gebouwen en openbare ruimte

Bij het beheer van gemeentelijke accommodaties kijken we altijd in lijn met de duurzaamheidsvisie naar duurzame oplossingen. Zo kijken we bij vervanging van warmteafgifte- of klimaatsystemen naar mogelijkheden om deze installaties af te koppelen van gas, de CO2 uitstoot te verlagen alsmede het toepassen van LED verlichting of plaatsen van zonnepanelen om de investeringen voor gunstig energieverbruik snel terug te verdienen.

In 2020 zijn nagenoeg alle hoge gebouwen met grote dakoppervlaktes voorzien van zonnepanelen. De komende jaren krijgt dit verdere aandacht voor andere gemeentelijke gebouwen. Een in 2020 afgeronde pilot van de plaatsing van warmtepompen in sporthal De Leede en gymzaal Echteld gaf onvoldoende aanknopingspunten om warmteopwekking met warmtepompen in alle overige binnensportgebouwen verder uit te rollen. In 2021/2022 verkennen we andere duurzame oplossingen voor warmteopwekking, in combinatie met het vinden van geïntegreerde koeloplossingen om steeds warmere voorjaren en zomers het hoofd te kunnen bieden.

Bij het opstellen van het nieuwe beheerplan 2022 kijken we specifiek naar het gebruik van duurzame materialen en toepassingen. Dit doen we door middel van een marktverkenning.

 

Het versneld verduurzamen en het onderhoud van de openbare verlichting is in 2016 projectmatig aanbesteed. In dit project zijn alle armaturen, op basis van de gemiddelde leeftijd van 20 jaar of ouder, in een straat vervangen. Binnen dit project zijn circa 1.560 armaturen vervangen. (25 % van het areaal.) Dit leidde tot 17 % energiebesparing.

 

In 2019 stelde de gemeenteraad de Keuzenotitie Verduurzaming Openbare Verlichtingswerken 2020-2027 vast.

Over de periode van 2020 tot en met 2027 vervangen we de overige 75 % van de conventionele armaturen door dimbare LED-verlichting. Dit moet direct tot 48 % energiebesparing leiden. Verder kunnen slimme toepassingen (zoals dimmen) tot 40 % minder energieverbruik leiden.

 

Woningen

Ten behoeve van energiebesparing van de totale woningvoorraad zetten we in op een aantal instrumenten.

  • Regeling Reductie Energiegebruik Woningen

Hiermee kunnen we eigenaar-bewoners stimuleren energie te besparen in hun woning. De vergoeding kan worden besteed aan het aanbieden van eenvoudige energiebesparende maatregelen die de gebruiker van de woning zelf aan kan brengen, het inregelen van verwarmings- of ventilatiesystemen het geven van advies specifiek voor de woning van een eigenaar-bewoner of een huurder.

 

  • Duurzaamheidsleningen

Wij vinden het van belang dat elke woning kan worden verduurzaamd. Al jaren kan men daar-voor terecht bij de gemeente voor een duur-zaamheidslening. In 2019 is deze regeling ge-wijzigd naar een Toekomstbestendig Wonen lening (samen met SVn). Inwoners kunnen de besteding zo breder toepassen; zoals voor leef-tijd-gerelateerd aanpassen van een woning en asbestsanering.

De gemeente stelt € 500.000,- aan budget beschikbaar, de provincie Gelderland verdub-belt dit budget; samen één miljoen.

 

  • Collectieve inkoopregeling

We continueren het organiseren van een collectieve inkoop van zonnepanelen en isolatiemateriaal voor de inwoners en bedrijven van Neder-Betuwe. Dit maakt het voor een deel van de inwoners toegankelijker om over te gaan tot plaatsing van een zonnepanelen en/of toepassing van isolatiemateriaal.

 

  • Energieloket regionaal/lokaal

Het energieloket is in december 2020 gestart. Via dit energieloket kunnen inwoners van de gemeente onafhankelijk advies krijgen over energiezuinig wonen. Het advies kan bijvoorbeeld betrekking hebben op energiebesparende maatregelen, financiering en subsidies en hulp bij het beoordelen van offertes.

 

  • Prestatieafspraken woningcorporatie

We hebben prestatieafspraken met Stichting Thius. Onderdeel van deze prestatieafspraken is om te komen tot verdere verduurzaming van hun woningbezit.

In dit kader voert Thius een programma uit voor het treffen van isolerende maatregelen om haar woningbezit energiezuiniger te maken. De doelstelling is dat in 2021 het woningbezit (exclusief woningen op verkooplijst) gemiddeld een groen label /energielabel B heeft.

 

In onze gemeente zijn van de circa 2450 huurwoningen nu 270 woningen voorzien van zonnepanelen. Dit is combinatie van nieuwbouw en bestaande bouw. Dit komt neer op 10,3% van de totale aanwezige huurwoningen van Thius binnen onze gemeente. Dit aandeel is in lijn met het landelijke gemiddelde.

 

Thius bevordert tevens dat de betrokken aannemer ook eigenaar bewoners in de betreffende bouwblokken, de mogelijkheid biedt om tegen kostprijs deel te nemen.

Daar waar Thius woningbezit heeft denkt zij mee vanuit haar eigen rol en verantwoordelijkheid met ons over de inrichting van een klimaat adaptieve omgeving.

Wij betrekken Thius actief bij de uitvoering van onze duurzaamheidvisie en –beleid.

Daar waar samenwerking of afstemming van projecten mogelijk of nodig is bespreken de partijen dit met elkaar.

 

Bedrijven en organisaties

In 2018 zijn we via de Omgevingsdienst Rivierenland gestart met energiecontroles en adviesgesprekken. Dit beleid gaan we continueren.

Hetzelfde geldt voor de vouchersregeling van de provincie die we als gemeente uitvoeren. Hiermee kunnen ondernemers een subsidie krijgen voor een haalbaarheidsonderzoek naar energiebesparende activiteiten of voor opwekken van energie.

4. Energietransitie

 

 

Om de doelen ten aanzien van het terugdringen van de CO2-uitstoot te bereiken zetten we nadrukkelijk in op het opwekken van hernieuwbare energie.

4.1. Huidig energieverbruik

Het huidige energieverbruik in onze gemeente ligt op 1.930 Terajoule (TJ) per jaar. Dit is exclusief het verbruik vanuit mobiliteit. Om uiteindelijk energieneutraal te worden, willen we ook de energie die betrekking heeft op de mobiliteit binnen de gemeente betrekken in de opgave (zie paragraaf 7.3 voor een nadere toelichting op het compenseren van de lokale mobiliteit). Dit lokale energieverbruik bedraagt 534 TJ. Daarmee komt het totale jaarlijkse energieverbruik op 2.464 TJ.

4.2. Doelen

Ten aanzien van de opwekking van hernieuwbare energie hebben we een aantal doelen geformuleerd om uiteindelijk in 2050 energie-neutraal te zijn. Daarmee bedoelen we dat de volledige energiebehoefte in onze gemeente wordt geleverd door hernieuwbare energie. Om dit te bereiken hadden we reeds tussendoelen opgesteld.

 

Gelet op de looptijd van deze klimaatnota (2021-2025) willen we voor het jaar 2025 als nieuw tussendoel 40% hernieuwbare energie opnemen. Op deze manier kunnen we de opgave die binnen de looptijd van deze nota ligt goed in beeld brengen. Voor het jaar 2030 willen we aansluiten bij het beleid van hogere overheden (onder andere het Gelders Energie-akkoord) en het tussendoel stellen op 55%.

 

De doelen en de opgave die betrekking hebben op de looptijd van deze nota zijn in onderstaande tabel weergegeven.

 

jaar

doel

energie

2025

40%

986 TJ

2030

55%

1.355 TJ

 

4.3. Bestaande ontwikkelingen

Huidig aandeel hernieuwbare energie

Sinds 2018 wekken wij jaarlijks al 434 TJ aan hernieuwbare energie op. Deze bestaat uit hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte en hernieuwbare energie voor vervoer.

 

Zonneparken

Op basis van een tender hebben we in 2019 een vijftal voorstellen van particuliere initia-tiefnemers geselecteerd om uit te werken tot concrete plannen.

 

Van deze vijf voorstellen zijn twee grondgebonden zonneparken geheel ontwikkeld. Beide parken beschikken over een omgevingsvergunning en worden in de nabije toekomst gerealiseerd. Ze beslaan een oppervlakte van netto 15,5 hectare aan zonnepanelen. De jaarlijkse energieopbrengst bedraagt circa 87 TJ.

 

Van de overige drie is één voorstel nog in ontwikkeling. Omdat dit een lopend initiatief is wordt het voorstel beoordeeld op basis van het beleid uit de Klimaatnota 2018-2023. Van een ander voorstel is duidelijk dat deze niet wordt gerealiseerd. Het laatste voorstel is door de initiatiefnemer teruggenomen in verband met maatschappelijke weerstand.

 

Windpark

In de huidige klimaatnota hebben we ook ingezet op de realisatie van een windpark tussen Dodewaard en Andelst/Zetten om te kunnen voldoen aan de doelstelling voor het jaar 2023. Dit project voeren we samen uit met de gemeente Overbetuwe. Wij streven er naar dat in 2022 alle noodzakelijke toestemmingen zijn verkregen en het park in 2023 in productie kan. Daarmee komt het aandeel aan hernieuwbare energie voor onze gemeente op circa 175 TJ.

 

Stand van zaken

Op dit moment wekken wij jaarlijks al 434 TJ3 aan hernieuwbare energie op. Als we de capaciteit van de twee zonneparken die we planologisch hebben mogelijk gemaakt in de afgelopen periode voegen bij de bestaande hoeveelheid aan hernieuwbare energie komt het totaal op 521 TJ. Indien het windpark ook wordt gerealiseerd komt daar 175 TJ bij en bedraagt het totaal circa 696 TJ.

4.4. Hoe bereiken we de doelen voor 2025?

Soorten hernieuwbare energie

Er zijn verschillende vormen van hernieuwbare energie. De vormen die het meest worden gebruikt zijn zonne-energie, windenergie, waterkracht, biomassa en aardwarmte.

Van deze verschillende vormen zijn zonne-energie en windenergie nog steeds de meest kansrijke en meest gebruikte.

 

Wij verwachten dat zonne- en windenergie ook de komende jaren de meest gebruikte vormen blijven in onze gemeente. Er zijn geen aanwijzingen dat de andere vormen van hernieuwbare energie binnen afzienbare tijd leiden tot een substantieel aandeel.

 

Het op grote schaal verbranden van biomassa als warmtebron sluiten wij uit als bron voor hernieuwbare energie. Het vergisten van mest (biogas), wat al sinds jaar en dag gebeurt in de agrarische sector vinden we wel wenselijk.

 

We blijven de ontwikkelingen ten aanzien van waterkracht en aardwarmte op de voet volgen.

 

Ondanks dat bij kernenergie geen CO2 vrijkomt, laten we dit in de klimaatnota buiten beschouwing omdat niet de gemeente, maar het Rijk hierin bevoegd gezag is. De splijtstof (zoals Uranium of Thorium) wordt verbruikt en daarmee is dit per definitie geen hernieuwbare energiebron.

 

Opgave

Het doel voor het jaar 2025 is om 986 TJ aan hernieuwbare energie op te wekken. De hierboven genoemde projecten en de daarbij geprognosticeerde hoeveelheden aan hernieuwede energie die we jaarlijks gaan opwekken bedraagt 696 TJ. Dit betekent dat de concrete opgave zo’n 290 TJ bedraagt.

 

Uitbreiding zoekgebieden

In de eerdere klimaatnota is ingezet op maximaal 20 hectare voor zonneparken en is één gebied aangewezen voor windenergie. Daarmee bieden we onvoldoende ruimte om onze doelstelling voor 2025 te realiseren. Daarom wijzen we nieuwe zoekgebieden aan (zie figuur 1 op bladzijde 10 en bijlage 1). De nieuwe zoekgebieden aan de westzijde van onze gemeente, bieden naar verwachting voldoende ruimte om de bovengenoemde opgave te realiseren.

4.5. Ruimtelijke criteria

De realisatie van zonne- en windparken heeft ruimtelijke en milieuhygiënische consequenties. Inpassing van dergelijke parken vraagt een goede afweging. Om die reden zijn voor zowel zonneparken als voor windparken ruimtelijke criteria opgesteld.

 

4.5.1 Algemeen

De inpassing van zonne- en windparken langs de A15/Betuweroute zien wij als kansrijk om-dat deze infrastructuur zelf vaak al als ‘een inbreuk op het landschap’ wordt gezien. Er wonen en recreëren relatief weinig mensen rondom de A15/Betuweroute, waardoor er voor dergelijke locaties vaak meer draagvlak is. Ook sluit de technische uitstraling van zonne- en windparken aan op het technische karakter van de weg. Om deze reden vinden we dat energieparken sowieso binnen een zone van 600 meter uit het midden van de Betuweroute moeten worden gerealiseerd.

 

Daarnaast streven we naar parken met een combinatie van zon en wind. Immers als het hard waait, schijnt de zon meestal niet. En als er veel zonkracht is, gaat de wind vaak liggen. Op deze manier worden pieken en dalen in de productie opgevangen en wordt optimaal ge-bruikgemaakt van de bestaande netinfrastruc-tuur (‘cable pooling’) en de momenteel schaar-se netwerkcapaciteit.

 

Tot slot moeten we rekening houden met de beschikbare netwerkcapaciteit en de afstand tot de bestaande onderstations. Beide onder-delen zijn van belang voor de haalbaarheid van energieparken.

 

4.5.2 Windparken

Bij de ruimtelijke beoordeling en afweging van deze optie gelden de volgende overwegingen:

  • Windparken zijn in principe toegestaan binnen de zoekgebieden zoals aangegeven op de kaart ‘zoekgebieden zon- en wind-energie’.

 

4.5.3 Zonneparken

Bij de ruimtelijke beoordeling en afweging van deze optie gelden de volgende overwegingen:

  • Zonneparken op land zijn uitsluitend toegestaan bij de bestaande of toekomstig te plaatsen windturbine projecten zoals aangegeven op de kaart ‘zoekgebieden zon- en windenergie’. Solitaire zonneparken op land worden uitgesloten.

  • Bij zonneparken op land dient sprake te zijn van dubbelgebruik van de grond. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld gewasbescherming voor de teelt van zacht fruit, een combinatie met bestaande kunstwerken zoals geluidschermen en/of een beeldende vorm van het

  • park met recreatieve en toeristische meerwaarde.

  • De oppervlakte van zonneparken op land dient te passen binnen de schaal van het landschap. Tevens dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing.

  • Zon op water is in principe overal toegestaan, met dien verstande dat:

    • °

      ten hoogste 50% van de wateroppervlakte mag worden bedekt met zonnepanelen;

    • °

      de panelen zo plat mogelijk op het water liggen;

    • °

      ecologische meerwaarde wordt gerealiseerd.

 

Figuur 1: zoekgebieden zon- en windenergie op land

 

4.6. Participatie

Belangrijke voorwaarde bij de realisatie van zonne- en windenergieprojecten is de betrok-kenheid van inwoners en bedrijven.

Daarbij gaat het zowel om procesparticipatie als om financiële participatie.

Vanuit de sector is voor zonneparken de Ge-dragscode Zon op Land opgesteld (november 2019). Voor windparken is de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land (oktober 2020) van toepassing.

Initiatiefnemers die lid zijn van Holland Solar en/of de Nederlandse WindEnergie Associatie hebben zich geconformeerd aan deze gedrags-codes.

Wij onderschrijven beide gedragscodes. Wij vragen aan alle initiatiefnemers die binnen onze gemeente werken aan de opgave om te komen tot hernieuwbare energie de van toe-passing zijnde gedragscode te onderschrijven.

Beide gedragscodes bieden een kader voor proces- en financiële participatie.

 

4.6.1 Procesparticipatie

Inhoud

Voor de ontwikkeling van een zonne- of windpark is een zorgvuldig proces van groot belang. Dit betekent dat voordat we starten met de planvorming een participatieplan moet worden opgesteld door de initiatiefnemer(s). Het participatieplan heeft tot doel om afspraken over het proces vast te leggen. Uitgangspunt is dat alle belanghebbenden op gelijkwaardige wijze meewerken aan het opstellen hiervan. De omgeving dient te worden betrokken in het hele proces van het project (ontwikkeling, bouw en exploitatie) door de dialoog aan te gaan. Het participatieplan dient concreet te beschrijven hoe de procesparticipatie vorm krijgt.

Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat hij zich inspant om gedurende het gehele proces om alle belanghebbenden adequaat te informeren en draagvlak te creëren of te vergroten en de afspraken in het participatieplan na te komen.

Om helder te hebben voor, en op, wie de participatie van toepassing is, is in bijlage 2 een aantal belangrijke begrippen gedefinieerd.

 

Toetsing

Wij zullen de wijze waarop de procesparticipatie is uitgevoerd meewegen in het uiteindelijke besluit om planologische medewerking te verlenen.

 

4.6.2 Financiële participatie

Lokaal eigendom

We streven er naar dat inwoners en bedrijven voor minimaal 50% eigenaar moeten kunnen worden van een zonne- of windpark. Doel van dit streven is het bevorderen van acceptatie en bewustwording van de noodzaak te komen tot hernieuwbare energie.

 

Wij blijven ons inzetten om te komen tot één (of meerdere) energiecorporatie(s). Dit doen wij door inwoners op te roepen een dergelijke corporatie te vormen, het geven van advies en het ter beschikking stellen van ons netwerk.

 

 

Vergoedingen

Wij vinden het belangrijk dat zonne- en windenergieprojecten mogelijkheden bieden voor bovenwettelijke financiële vergoedingen. Als indicatie van de financiële ruimte voor deze vergoedingen wordt een richtbedrag van 0,40 tot 0,50 euro/MWh aangehouden.

 

Er zijn inmiddels verschillende vormen van financiële participatie ontwikkeld. Deze kan bestaan uit het instellen van een gebiedsfonds en/of een omwonendenregeling. Beide vormen worden betaald uit bovengenoemde vergoeding.

 

  • Omgevingsfonds

Met een omgevingsfonds kunnen omwonenden die niet in staat zijn zelf te investeren, ook meeprofiteren. Besluitvorming over de besteding van het omgevingsfonds gebeurt door de omgeving. Voor het beheer van een dergelijk collectief fonds wordt een onafhankelijk bestuur benoemd met in ieder geval een vertegenwoordiging van de omwonenden. Het onafhankelijk bestuur zorgt ervoor dat de middelen uit het fonds ten goede komen aan de nabije omgeving van het project.

De middelen zijn bedoeld om een positieve bijdrage leveren aan de leefbaarheid in een gebied. Vaak is een fonds gericht op een specifiek doel, zoals economische of ecologische ontwikkeling, recreatie, duurzaamheid of energiebesparing.

 

Het omgevingsfonds wordt door de initiatiefnemer met een voor het project redelijk bedrag gevuld. Voor windparken geldt dat de hoogte van de bedragen uit de gedragscode als richtlijn wordt gehanteerd. Voor zonneparken zijn geen bedragen opgenomen in de gedragscode.

 

  • Omwonendenregeling

Een omwonendenregeling is een lokale regeling gericht op omwonenden in een bepaalde straal rondom de windturbines. Het kan gaan om het aanbieden van een bijdrage aan het verduurzamen van de woning (zoals woningisolatie), groene stroom met korting, gratis zonnepanelen of een andere (directe) financiële vergoeding.

4.7. Regionale afstemming

In de Regionale energiestrategie (RES) wordt aan gemeenten gevraagd om mogelijkheden om hernieuwbare energie op te wekken in te brengen voor een RES-bod. In zogenaamde ruimteateliers is per gemeente gezocht naar locaties voor zonne- en windparken. De opgenomen criteria in deze klimaatnota sluiten aan bij de uitkomsten van de ruimteateliers in Ne-der-Betuwe. De uitkomsten van zoekgebieden voor hernieuwbare energie in aantal Tera Jou-les, zoals opgenomen in deze nota, worden 1 op 1 ingebracht in het RES bod 1.0.

Hiermee wordt optimaal invulling gegeven aan het democratische proces.

 

De RES 1.0 wordt in het voorjaar van 2021 ter besluitvorming voorgelegd aan de gemeenteraad. De RES 1.0 wordt uiterlijk op 1 juli 2021 ingediend bij het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie.

5. Klimaatadaptatie

 

 

Ondanks de maatregelen om CO2 uitstoot te beperken, zullen we te maken krijgen met verdere klimaatverandering. Deze klimaatverandering uit zich in steeds extremere weersomstandigheden. De effecten hiervan nemen in de toekomst alleen maar toe.

Klimaatadaptatie heeft betrekking op de manier waarop we ons zo goed mogelijk voorbereiden op deze klimaatveranderingen.

5.1. Vraagstuk

We onderscheiden vier effecten van klimaatverandering: wateroverlast, droogte, hitte en het risico op overstromingen. Rivierenland is gevoelig tot zeer gevoelig is voor al deze klimaateffecten. De combinatie van hoog water, kwel en woongebieden vlak achter de dijk maakt het Rivierengebied extra kwetsbaar voor klimaatveranderingen. Op basis van uitgevoerde regionale stresstesten in de regionale klimaateffectatlas en de risicodialogen, concluderen wij dat Rivierenland gevoelig tot zeer gevoelig is voor alle klimaateffecten.

5.2. Impact op omgeving

De effecten van deze weersveranderingen zijn divers en kunnen leiden tot grote ruimtelijke, economische, maatschappelijke en ecologische gevolgen. Daarbij valt te denken aan:

  • hittestress bij mensen door extreem weer: meer zieken, meer ziekenhuisopnamen, meer sterfgevallen en verminderde arbeidsprestatie/toename van arbeidsverzuim;

  • uitval van kwetsbare en vitale functies door extreem weer: energie, telecom, IT-voorzieningen en hoofdinfrastructuur;

  • oogstschade en andere schade in land- en tuinbouw door extreem weer: verminderde gewasopbrengsten, beschadiging van productiemiddelen;

  • gezondheids- en arbeidsverlies en kosten door een mogelijke toename van infecties en allergieën zoals hooikoorts of andere luchtwegenklachten;

  • verminderde veiligheid tegen overstromingen;

  • schade aan huizen en eigendommen door extreme neerslag;

  • verschuiving van klimaatzones waardoor een deel van de flora en fauna onvoldoende kan meebewegen met het verschuivende klimaat.

5.3. Beleid

Het beleid is enerzijds gericht op het nemen van maatregelen waar wij als gemeente zelf invloed op hebben. Daarbij gaat het zowel om het voorkomen als het beheersen van de effecten van klimaatverandering.

Anderzijds gaat het om het leveren van een bijdrage aan het opstellen van regionaal beleid voor effecten van klimaatverandering die we beter op regionaal kunnen aanpakken.

 

Wateroverlast

Vooruitlopend op de regionale samenwerking hebben we eind 2018 een stresstest uitgevoerd. Hierin hebben we alle voor extreme neerslag gevoelige locaties in kaart gebracht. Alle gebieden zijn voorzien van preventieve maatregelen voor de korte, middellange en langere termijn. Deze zijn geborgd in het gemeentelijk rioleringsplan.

 

Hitte en verdroging

We hebben naast de stresstest adaptatie wateroverlast ook kaarten laten maken van de gebieden die kwetsbaar zijn voor extreme hitte. De kaarten geven inzicht in waar als eerste bij langdurige hitte problemen ontstaan. Bij de herinrichting van de openbare ruimte of inpassing van nieuwe ontwikkelingen zijn deze kaarten nuttig om in het ontwerp rekening te houden met extra groen en zorgen voor doorstroming van koele lucht om hitte eilanden te voorkomen. Met name scholen, verzorgingstehuizen en bedrijfsterreinen met veel verharding vallen in de risicocategorie.

 

Risico op overstromingen

Wij hebben hierin geen leidende rol. Het Rijk en het Waterschap Rivierenland gaan, ondanks dat de kans op dijkdoorbraken bij hoog water klein is, door met dijkverbeteringen en versterkingen. Het doel is dat onze dijken voorbereid zijn op de toekomstige effecten van klimaatverandering.

 

Klimaatadaptieve menukaart

In 2020 hebben we een menukaart ontwikkeld om het vraagstuk omtrent klimaatadaptatie in een vroegtijdig stadium te betrekken bij het ontwerp van gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte. Dit voorbeeldenregister is zowel toepasbaar bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen als bij verbouw van gebouwen en herinrichting van openbare ruimte. Met ingang van dit jaar maakt het integraal deel uit van het geactualiseerde handboek openbare ruimte. De menukaart wordt straks ook gekoppeld aan het Integraal Beheerplan Openbare Ruimte welke in de loop van 2021 ter vaststelling wordt voorgelegd.

Het voorbeeldenregister combineert in vooraf geselecteerde beelden de gemeentelijke visie op het gebied van uitstraling, duurzame inrichting, biodiversiteit en klimaatadaptatie.

Wij willen deze menukaart als leidraad hanteren bij alle (her)ontwikkelingen in onze leefomgeving.

5.4. Regionale afstemming

Gemeenten, waterschap en stakeholders hebben een Regionale (klimaat) Adaptatie Strategie (RAS) opgesteld. Deze RAS voor het Rivierengebied richt zich meer op gemeenteoverschrijdende maatregelen en verwoordt de regionale ambities en opgaven van klimaat-adaptatie.

In de RAS zijn de risico’s, opgaven en ambities rondom klimaatadaptatie in de regio in kaart gebracht. Op basis hiervan wordt de komende periode een regionale uitvoeringsagenda opgesteld. De RAS, inclusief de uitvoeringsagenda, wordt naar verwachting begin 2021 ter vaststelling voorgelegd aan alle betrokken gemeenteraden en het algemeen bestuur van waterschap Rivierenland.

6. Warmtetransitie

 

Vrijwel alle woningen en gebouwen in onze gemeente worden verwarmd door aardgas. Deze vorm van verwarming draagt bij aan de uitstoot van broeikasgassen. Dit betekent dat een proces op gang moet komen waarbij verwarming door aardgas wordt vervangen door duurzame vormen van energie.

6.1. Aanleiding

In het nationale klimaatakkoord staat dat 25% van de woningen in 2030 van het aardgas af moet zijn. In 2050 moeten alle woningen en alle gebouwen volledig aardgasvrij zijn.

Het Klimaatakkoord stelt verder dat gemeenten een belangrijke regisserende rol krijgen in deze transitie en dat zij samen met het Rijk, netbeheerders, provincies, waterschappen en andere partijen tot een programmatische aanpak moeten komen om invulling te geven aan de noodzakelijke warmtetransitie.

Bovendien staat in het nationale Klimaatakkoord dat elke gemeente in 2021 een Transitievisie Warmte moet hebben opgesteld.

6.2. Verkenning

Het stoppen met aardgas is een omvangrijke en complexe opgave die om een verandering achter vrijwel elke voordeur vraagt. De opgave ligt voor het overgrote deel bij de bestaande bebouwing, want circa 80 tot 90% van alle woningen en gebouwen die er nu zijn, zal er ook in 2050 nog zijn.

 

Er zijn veel alternatieven naast aardgas om gebouwen te voorzien van warmte. Elk alternatief heeft zijn eigen kenmerken met verschillende voor- en nadelen. Er is geen algemeen toepasbare ‘warmteoplossing’ als alternatief voor aardgas, maatwerk is gewenst.

De verschillende alternatieven kunnen worden onderverdeeld in drie hoofdthema’s:

  • collectieve warmte;

  • individuele warmte en

  • hernieuwbaar gas.

6.3. Beleid

Wij stellen dit jaar een Transitievisie Warmte op en leggen deze in het laatste kwartaal van 2021 ter besluitvorming voor.

 

In de visie gaan we in op de verschillende alternatieven voor aardgas, de wijze waarop wij aan onze regisseursrol invulling willen geven alsook een visie en aanpak op de participatie met inwoners. Tot slot maken we een afwegingskader om te kunnen bepalen welke warmteoplossing het meest geschikt is voor de verschillende (deel)gebieden in onze gemeente en met welke wijken wordt aangevangen vóór 2030.

 

Wij werken de vastgestelde visie vervolgens in 2022 uit in uitvoeringsplannen op wijk- en buurtniveau. Deze uitvoeringsplannen geven invulling aan de concrete afspraken die wij maken met betrokken bewoners, woningcorporatie en overige stakeholders.

6.4. Regionale afstemming

Naast de energietransitie is in regionaal verband ook onderzocht welke (rest)warmtebronnen te gebruiken zijn zodat wijken en gebouwen van het aardgas af kunnen. In het kader van de Regionale Energie Strategie (RES) Rivierenland wordt ook een Regionale Structuur Warmte (RSW) opgesteld die beschrijft hoe de beschikbare warmtebronnen en de potentiële warmtevraag in de regio te koppelen zijn en wat dit betekent voor de warmte-infrastructuur.

De RSW geeft inzicht in welke nieuwe duurzame, betaalbare en toekomstbestendige grotere warmtebronnen er zijn. Het gaat om warmtebronnen die relevant zijn voor meerdere gemeenten: de bovengemeentelijke warmtebronnen. Gemeenten kunnen die meenemen in hun visie op warmte. De RES maakt geen keuze welk type warmte-infrastructuur wáár wordt toegepast, dat is de verantwoordelijkheid van gemeenten.

 

Een aantal Gelderse gemeenten, de Provincie en Alliander voeren een haalbaarheidsonderzoek uit naar een Gelders Warmte Infra bedrijf (GWIB). Het Gelders Warmte Infra Bedrijf moet helpen om de overschakeling van aardgas op duurzame warmte te versnellen. Het warmte-infrabedrijf kan de transport- en distributienetten voor stadsverwarming aanleggen en beheren. Voor de productie en levering van warmte werken wij samen met (private) partijen.

7. Mobiliteit

 

Veel vormen van mobiliteit dragen bij aan CO2-uitstoot. Door het stimuleren van milieuvriendelijke alternatieven willen we de CO2-uitstoot verminderen. Zo willen we het elektrisch rijden ondersteunen met een goede laadinfrastructuur.

7.1. Neder-Betuwe Verkeer- en vervoerplan

In 2018 heeft de gemeenteraad het Neder-Betuwe Verkeer- en vervoerplan (NBVVP) vastgesteld. In het NBVVP is het deelplan ‘mobiliteit (duurzaam) op maat’ opgenomen. In dit deelplan staan de thema’s openbaar vervoer en duurzame mobiliteit centraal.

 

De maatregelen zijn gericht op het stimuleren van:

  • het gebruik van deelauto’s;

  • het gebruik van elektrische personenauto’s (eventueel voorzien van waterstof als energiedrager);

  • het gebruik van e-bikes; de e-bike is voor korte(re) afstanden een prima alternatief voor autoverplaatsingen.

  • het gebruik van de (elektrische) fiets.

 

Bovengenoemde maatregelen ondersteunen het klimaatbeleid.

7.2. Regionale mobiliteitsagenda

In de Regio Rivierenland is een Mobiliteits-agenda opgesteld. Deze Mobiliteitsagenda geeft op regionaal niveau de hoofdlijnen van de acht mobiliteitsopgaven weer die gemeenten in gezamenlijkheid hebben uitgewerkt in het Uitvoeringsplan Mobiliteit.

In het Uitvoeringsplan Mobiliteit 2019-2022 zijn de acht opgaven uitgewerkt in acties. Hiermee zet de regio in op robuuste, duurzame en slimme oplossingen.

De acht opgaven zijn samen te vatten als:

  • Een robuust verkeersnetwerk dat zowel het verkeer van buiten als van binnen de regio goed en veilig laat doorstromen. Dit betreft zowel het (hoofd)wegennetwerk als een robuust fietsnetwerk.

  • De verplaatsingen die gemaakt worden zijn zo duurzaam mogelijk. De regio zet in op duurzaam mobiliteitsgedrag, met schone alternatieven voor alle modaliteiten, waarin de fiets en het openbaar vervoer een belangrijke rol spelen.

  • Gevoed door technische ontwikkelingen ontstaan nieuwe producten en diensten. Slimme mobiliteit biedt kansen om infrastructuur en transportsystemen beter te benutten.

7.3. Compensatie lokale mobiliteit

We hebben de ambitie dat in 2050 de volledige energiebehoefte in onze gemeente wordt geleverd door hernieuwbare energie.

De energie die noodzakelijk is voor de mobiliteit maakt deel uit van. We zijn echter van mening dat het daarbij niet gaat om het verkeer dat zich beweegt over de snelweg A15, de provinciale wegen N233, N320 en N323 alsmede de vaarwegen Waal en Rijn. Dat betreft immers verkeer dat grotendeels geen relatie heeft met inwoners of bedrijven in onze gemeente. Bovendien hebben we geen invloed op de verkeersstromen van deze (vaar)wegen en kunnen daarvoor geen beleidsmaatregelen nemen.

 

Het aantal voertuigkilometers op de lokale wegen is berekend op basis van een verkeersmodel en vervolgens omgerekend naar energieverbruik. Dit energieverbruik bedraagt 534 TJ.

7.4. Gelders-Overijsselse Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (GO-RAL)

Nationale Agenda laadinfrastructuur (NAL)

Het aantal elektrische voertuigen neemt toe in Nederland. In het regeer- en klimaatakkoord is afgesproken dat alle nieuwe auto’s vanaf 2030 elektrisch zijn. Daardoor komt er een flinke toename in de laadbehoefte van elektrische personenauto's, elektrische bussen, bestelauto’s, vrachtwagens en binnenvaartschepen. Om te zorgen voor voldoende laadpalen, werken partijen samen onder de naam Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL). In de NAL hebben de sector, netbeheerders, IPO, VNG en het Rijk afspraken gemaakt om de uitrol van laadinfrastructuur te versnellen. Gemeenten spelen daarin een belangrijke rol. Zo is afgesproken dat gemeenten een integrale visie laadinfrastructuur en plaatsingsbeleid vaststellen. Om gemeenten te helpen bij de uitvoering van de NAL is afgesproken dat er NAL-samenwerkingsregio’s worden gevormd.

 

Gelders-Overijsselse Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (GO-RAL)

De Gelders-Overijsselse Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (GO-RAL) ondersteunt gemeenten om aan de slag te gaan met de afspraken uit de NAL, zoals met het opstellen van een integrale laadvisie.

 

Kopgroep

Als gemeente staan wij in de startblokken om aan de slag te gaan met een gemeentelijke visie op laadinfrastructuur en nemen deel aan de kopgroep.

Wij ontwikkelen en testen de aanpak voor de integrale visie laadinfrastructuur en het plaat-singsbeleid, samen met een aantal andere gemeenten, de laadconsulenten, het Nationaal Kennisplatform Laadinfrastructuur (NKL), Stich-ting ElaadNL en de netbeheerders.

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 februari 2021

de griffier,

E. van der Neut

de voorzitter,

A.J. Kottelenberg

Bijlage 1: kaart zoekgebieden zon- en windenergie op land

 

Bijlage 2: begrippenkader participatie

 

Omgeving

De fysieke omgeving van een windproject, dan wel de ‘omgevingsbelangen’ c.q. de belanghebben-den rondom een specifiek windproject. De precieze omvang van de omgeving is moeilijk vast te stel-len, maar voor omwonenden wordt als vuistregel uitgegaan van de door de Raad van State gehan-teerde norm van tien maal de tiphoogte. Voor natuurbelangen kan de impact op soorten verder reiken.

 

Omgevingsplan

Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er één omgevingsplan.

 

Omwonende

Diegene die in zijn woon- en leefomgeving een gevolg ondervindt van de komst van het windpark. Voor omwonenden wordt als vuistregel uitgegaan van de door de Raad van State gehanteerde norm van tien maal de tiphoogte

 

Belanghebbende

Diegene die in de omgeving van een (potentieel) windproject woont en/of organisaties die in de omgeving van een (potentieel) windproject een ander rechtstreeks aantoonbaar belang hebben.

 

Acceptatie

Er is sprake van acceptatie als de belanghebbenden in de omgeving van het windproject op relatief korte termijn na realisatie geen grote verstorende beleving ervaren van het windproject en tevreden zijn over het gevoerde proces en de gemaakte afspraken waaronder financiële participatie. Dit be-tekent niet dat belanghebbenden positief over het windproject hoeven te zijn. Vanwege de com-plexiteit van lokale initiatieven en (de emoties van) betrokken belanghebbenden is een generieke ondergrens van acceptatie niet vast te stellen.

 

Initiatiefnemer

Een partij (of samenwerking van partijen) die het initiatief heeft genomen – al dan niet op uitnodi-ging van het bevoegd gezag – om een windproject te ontwikkelen.

 

Participatie

Het betrekken van en op basis van gelijkwaardigheid in overleg gaan met belanghebbenden over de locatiekeuze, ontwikkeling, bouw en exploitatie van een windproject. Financiële participatie Investe-ren in en/of voordeel ervaren van de opbrengsten van een initiatief of project.

 

Participatieplan

Het plan waarin voor de verschillende projectfasen (locatiekeuze, ontwikkeling, bouw en exploitatie) wordt vastgelegd wie op welke wijze belanghebbend is en op welke wijze deze verschillende partij-en worden betrokken bij het project. De volgende partijen moeten hierbij in ieder geval vertegen-woordigd worden:

  • Omwonenden plangebied

  • Grondeigenaren plangebied

  • Ondernemers/bedrijven directe omgeving plangebied

  • Natuur- en milieuorganisaties

  • Initiatiefnemers

  • Gemeenten

  • Wijkbewoners grenzend aan plangebied

  • Inwoners gemeenten

 

Bovenwettelijk

Alle maatregelen/ bijdragen etc. die niet volgen uit wettelijke bepalingen, maar overeen zijn geko-men tussen initiatiefnemers en overheden en/of de omgeving. De ervaring van de waarde van deze maatregelen kan verschillen. Achterliggende idee is dat deze maatregelen worden genomen om participatie en acceptatie te bevorderen.


1

terawattuur: in de klimaatnota gebruiken we verder Joule als eenheid voor energie; 1 Wh = 3600 J

2

bron: klimaatmonitor

3

bron: klimaatmonitor