Organisatie | Noordwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Noordwijk houdende regels omtrent financiën (Financiële verordening Noordwijk 2021) |
Citeertitel | Financiële verordening Noordwijk 2021 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Deze regeling vervangt de Financiële verordening Noordwijk 2019.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-02-2021 | nieuwe regeling | 16-02-2021 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2. – Planning- & Controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college van burgemeester en wethouders de raad ter kennisname een planning (spoorboekje) aan met daarin de data voor de aanbieding / vaststelling van de perspectiefnota, de begroting met investeringsplan en meerjarenbegroting, de tussentijdse rapportages en de jaarstukken.
Artikel 4. – Programma indeling
De raad stelt bij aanvang van de nieuwe raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd. De inhoud van de verplichte paragrafen bevat minimaal de onderdelen zoals genoemd in het BBV.
Artikel 6. – Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Bij de begrotingsbehandeling biedt het college de raad tevens het investeringsplan voor de komende vier jaar aan, met het voorstel om met dit plan in te stemmen. Voor elk voornemen wordt op een later tijdstip een afzonderlijk voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet aan de raad aangeboden.
Voor de in het investeringsplan opgenomen investeringsvoornemens van het eerstvolgende begrotingsjaar wordt bij vaststelling van de begroting een voorstel gedaan om deze investeringskredieten tegelijk met de vaststelling van de begroting beschikbaar te stellen met uitzondering van politiek gevoelige investeringen.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000,- informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van de gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 12. – Voorzieningen voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen betreffende belastingen, rechten en heffingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historisch percentage van oninbaarheid, rekening houdend met eventuele noodzakelijke correcties op grond van inschattingen ten aanzien van de oninbaarheid.
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen , reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoording over de besteding toegerekend aan de activiteiten.
Het percentage van de renteomslag voor de toerekening van de rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van het renteschema zoals wordt uiteengezet in de notitie rente 2017 van de commissie BBV.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 15. – Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 19. – Weerstandsvermogen en Risicobeheersing
Het college stelt in de nota risicomanagement en weerstandsvermogen de kaders vast: de aanpak om de risico’s in beeld te brengen, de mogelijke consequenties te beoordelen en te bepalen hoe de risico’s worden beheerst. Het weerstandsvermogen vormt het vangnet om de financiële gevolgen van risico’s op te kunnen vangen voor zover deze op basis van risicomanagement niet zijn afgedekt.
In de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting wordt, naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven. In de paragraaf bedrijfsvoering van de jaarstukken wordt gerapporteerd over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering alsmede over nieuwe ontwikkelingen.
Artikel 21. – Onderhoud kapitaalgoederen
Het college draagt zorg voor het up-to-date houden van de onderhoudsplannen (riolering, gebouwen, wegen ed.). Een beheerplan mag maar maximaal 5 jaar oud zijn ten opzichte van het verslaggevingsjaar (Voor het verslaggevingsjaar 2021 is een beheerplan dus niet ouder dan het jaar 2016. Van deze 5 jaar kan alleen gemotiveerd afgeweken worden).
Artikel 26. – Interne controle
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd.
Artikel 27. – Intrekken oude verordening
De “Financiële verordening Noordwijk 2019” vastgesteld bij raadsbesluit 2 januari 2019, wordt ingetrokken per 1 januari 2021, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Toelichtingen op de financiële verordening 2021
In deze verordening worden zaken niet zodanig strak en vast geregeld dat de minste afwijking kan zijn om het (financieel) rechtmatig handelen ter discussie te stellen bij de jaarrekeningcontrole. Uitwerkingszaken worden waar nodig in afzonderlijke regelingen vastgelegd.
Artikel 2.Planning- & controlcyclus
Door aan het begin van het begrotingsjaar een P&C planning vast te stellen, hoeft in deze financiële verordening niet in afzonderlijke artikelen te worden gewerkt met data.
De beleidskaders die de raad vaststelt, worden voorzien van een financiële prognose, die vervolgens wordt gebruikt in de voorbereiding voor de komende meerjarenbegroting.
Het belang van de beheerplannen wordt geaccentueerd. De financiële vertaling van de hierin opgenomen onderhoudsplannen zijn basis voor de onderhoudsramingen in de begroting. Indien ramingen in de begroting afwijken van deze beheerplannen is een toelichting noodzakelijk.
De raad stelt de indeling van de programma’s vast, en doet dat aan het begin van elke nieuwe raadsperiode. Deze bepaling ziet er op toe dat niet elk jaar nieuwe indelingen worden gebruikt, waarmee de vergelijkbaarheid van de opeenvolgende begrotingen wordt bemoeilijkt.
Het college wijst de producten aan elk van de programma’s toe.
Artikel 5.Inrichting begroting en jaarrekening
Het autorisatieniveau voor de begroting ligt op programmaniveau (zie art. 6). Daarom wordt per programma inzicht gegeven in de geraamde baten en lasten, door die te vermelden bij elk van de programma’s.
In het BBV staat de verplichting om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen. Dat is hier uitgewerkt, en uitgebreid naar de jaarrekening.
Artikel 6.Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen
Het autorisatieniveau waarop de gemeenteraad het college van burgemeester en wethouders machtigt om voor een bepaald jaar verplichtingen aan te gaan en uitgaven te doen voor een bepaald doel is een programma. Een programma bestaat uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie. Gesignaleerde of geconstateerde budgetafwijkingen leiden tot besluiten tot wijziging van de begroting, in elk geval voor zover daarmee het totaalbudget van lasten of baten van een programma wordt overschreden. Voorstellen daartoe worden ingediend bij de behandeling van de Voorjaarsnota (minimaal een indicatie van de invloed op de begrotingsbudgetten) en de Najaarsnota.
Artikel 7.Tussentijdse rapportages
In de Voorjaarsnota en de Najaarsnota informeert het college de gemeenteraad over de uitvoering van het beleid, zoals dat in de programmabegroting is beschreven. Zo nodig worden voorstellen gedaan voor actualisering van budgetten. Daarnaast zal er voor grootschalige niet cyclische investeringsprojecten boven de € 5 miljoen eens per kwartaal aan het college worden gerapporteerd.
Een uitwerking wordt gegeven van art. 169 gemeentewet, dat het college verplicht om vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken. Het gaat hier om rechtshandelingen met een financieel gevolg.
De jaarstukken zijn het sluitstuk van de begrotingscyclus: het college legt verantwoording af aan de gemeenteraad over de uitvoering van de begroting. De gemeenteraad bepaalt de kaders voor de accountantscontrole in het controleprotocol. De vaststelling van het normenkader voor de accountantscontrole is een bevoegdheid van het college. De gemeenteraad wordt hierover wel geïnformeerd door het college.
Voor gemeentes is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijke aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar de gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet erg is.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individuele EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken. In het artikel is opgenomen dat het college de raad informeert bij een overschrijding van het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11.Investerings- en afschrijvingsbeleid
De regels voor waardering en afschrijving van activa legt het college in een afzonderlijke nota vast. Daarin worden onder meer de afschrijvingspercentages voor materiële vaste activa met economisch nut bepaald. De afschrijvingsmethodiek en –termijnen van een actief met economisch nut moet zijn afgestemd op de economische levensduur. Ook het beleid ten aanzien van activeren van activa met meerjarig maatschappelijk nut.
Artikel 12.Voorzieningen voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De ‘overige’ openstaande vorderingen (d.w.z. anders dan gemeentelijke belastingen en heffingen) worden individueel op oninbaarheid beoordeeld. Omdat individuele beoordeling van de openstaande aanslagen en heffingen te bewerkelijk is, wordt die in de vorm van een bulkbeoordeling gemaakt. Rekening wordt gehouden met de invloed van de economische omstandigheden van het moment waarop de omvang van de voorziening wordt bepaald.
Artikel 13.Reserves en voorzieningen
De gemeenteraad heeft het budgetrecht, ook ten aanzien van de reserves en voorzieningen. De raad bepaalt welke omvang de reserves moeten hebben om risico’s te kunnen opvangen, en welke reserves voor specifieke bestemmingen worden gecreëerd, hoe die worden gevormd en aangewend. De bepaling in deze verordening dat het college het beleid voor reserves (en voorzieningen) in een afzonderlijke nota aan de raad voorlegt, benadrukt het belang van reserves voor de financiële positie van de gemeente.
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs.
Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 moeten de overheadkosten apart worden verantwoord. Ze worden bij de gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
Het eerste lid van artikel 14 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.
Het tweede lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen.
Het derde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke uitkeringen en subsidies, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding aan specifieke uitkeringen en subsidies worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-)kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-) kostenplaatsen te boeken
Het vierde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend. Dit afzonderen kan door voor deze kosten aparte (hulp-) kostenplaatsen aan te maken en de kosten voortaan op deze (hulp-)kostenplaatsen te boeken.
Het vijfde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt zoals de afvalstoffenheffing, en voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van goederen, werken en diensten die door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden geleverd. Er wordt voor de toerekening van de overheadkosten bepaalt, dat deze plaatsvindt op basis van een percentage welke wordt berekend met de volgende formule: totale kosten overhead (taakveld 004) / totale omzet begroting exclusief reserves.
Het zesde lid geeft de definitie van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadskosten aan de grondexploitaties. Op basis van de toegerekende uren aan de grondexploitaties wordt 68% aan overhead in rekening gebracht. Met dit percentage wordt de berekening van de overhead aan de grondexploitaties gecontinueerd in vergelijking met vorige jaren.
Het zevende lid van artikel 14 geeft de berekeningswijze van de omslagrente voor het toerekenen van de rente aan de kostprijs voor de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van activa. Het percentage van de omslagrente wordt afgeleid van de bij de begroting geraamde rentekosten over het vreemd vermogen als percentage van het aangetrokken vreemd vermogen voor de financiering en het in het achtste en negende lid bepaalde rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen.
Het achtste lid verwijst naar de nota reserves en voorzieningen.
Het negende lid van artikel 14 bepaalt tenslotte, dat in de kostprijs van vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties geen rente over de inzet van reserves en voorzieningen wordt meegenomen. Die rente wordt door de rijksbelastingdienst niet als kosten geaccepteerd.
Grondexploitaties vallen bij de meeste gemeenten ook onder de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten, maar dit hoeft altijd het geval te zijn. Voor de methodiek van het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties (bijlage 3) van de Commissie BBV.
Artikel 15.Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met ander ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in dat tenminste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikel 16.Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
De bevoegdheid van de gemeenteraad voor het vaststellen van tarieven voor belastingen, heffingen en leges kan niet worden gedelegeerd. De vaststelling van de prijs voor een gemeentelijke dienst, levering of werk vergt een (privaatrechtelijk) besluit onder de bevoegdheid van het college. Maar, als bij de vaststelling van die prijzen een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, geeft de raad het college kaders mee voor het afwijken van marktconforme prijzen. De kaders voor het grondbeleid en de uitwerking daarvan worden in een afzonderlijke nota door de gemeenteraad vastgesteld.
Artikel 17.Financieringsfunctie
Het beleid en de organisatie van de treasury (de financieringsfunctie) krijgt vanuit art. 212 Gemeentewet speciale aandacht in de financiële verordening door te stellen dat de kaders en richtlijnen hierover worden uitgewerkt in het treasurystatuut.
Het college stelt het treasurystatuut vast in plaats van de raad. Voor de wijziging is gekozen, omdat de financieringsfunctie grotendeels een uitvoeringsaangelegenheid is. Het treasurystatuut is een uitwerking van de Wet financiering decentrale overheden. Voorheen was in de Gemeentewet opgenomen dat het treasurystatuut door de gemeenteraad moest worden vastgesteld. Ten gevolge van de wet Dualisering gemeentebestuur is de Gemeentewet aangepast en is de voorgeschreven vaststelling door de gemeenteraad uit artikel 212 verdwenen. De raad geeft via de financiële verordening aan wat minimaal in het statuut dient te worden behandeld. Daarnaast is het statuut een levend document dat als gevolg van omstandigheden mogelijk vaker moet worden aangepast. Door vaststelling door het college kan dit sneller.
Doel van de nota Lokale Heffingen is, naast het verstrekken van een overzicht en stand van zaken van het totaal aan gemeentelijke heffingen, het formaliseren van de gemeentelijke beleidslijn. Het vormt de basis voor de gemeentelijke belastingheffing voor de komende periode.
Artikel 19.Weerstandsvermogen en risicobeheersing
De nota risicomanagement en weerstandsvermogen geeft de kaders aan die bij de risicobeheersing worden toegepast. Wanneer de beschikbare weerstandscapaciteit ontoereikend dreigt te zijn, doet het college een voorstel om de omvang van deze middelen voor afdekking van risico’s te verhogen.
Geen verdere toelichting nodig
Artikel 21.Onderhoud Kapitaalgoederen
Geen verdere toelichting nodig
De nota Verbonden Partijen biedt een leidraad voor zowel de ambtelijke organisatie als het gemeentebestuur bij het opzetten en monitoren van een samenwerkingsverband. De nota bevat kaders en richtlijnen voor het beleid verbonden partijen.
In een Nota Grondbeleid legt de gemeente vast op welke wijze zij haar grondbeleidsinstrumentarium inzet. Zij kan bijvoorbeeld in een actieve rol zelf grond aankopen, zelf bouw-en woonrijp maken en via gronduitgifte haar doelen realiseren, of zij kan samenwerking zoeken met andere partijen, of in een meer faciliterende rol haar doelen verwezenlijken. Actief grondbeleid rust meer op privaatrechtelijke wetgeving en faciliterend grondbeleid rust meer op publiekrechtelijk wetgeving. Het feit dat de overheid tegelijk “speler” is en “regulator”, en daarmee een dubbele pet kan hebben vraagt om transparantie van beleid.
In zijn algemeenheid bepaalt dit artikel hoe de gemeentelijke administratie is ingericht, welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd, en aan welke eisen deze gegevens moeten voldoen.
Artikel 25.Financiële organisatie
In dit artikel wordt onder meer gedoeld op het “Organisatiebesluit”.
Dat wordt vastgesteld bij een besluit van het college. Daarin kan tevens de financiële organisatie geschetst en vastgelegd worden.
Het is belangrijk om –voorafgaand aan de accountantscontrole op de jaarstukken– als organisatie zelf na te gaan of de cijfers in de administratie een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen. Kortom: de (verbijzonderde) Interne Controle moet op orde zijn.
Artikel 27/28.Intrekken oude verordening
De verordening is van toepassing op alle stukken van het begrotingsjaar 2021 en volgende. De jaarstukken van 2020 moeten nog voldoen aan de bepalingen van de ‘Financiële verordening 2019 die wordt ingetrokken.
Documenten die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2021 e.v., en die vóór de vaststelling van deze verordening zijn opgemaakt, worden geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening.